Brief regering : Voortgang transgenderzorg
31 016 Ziekenhuiszorg
Nr. 349 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2022
Met deze brief informeer ik u, mede naar aanleiding van de nieuwe voortgangsbrief
van de kwartiermaker transgenderzorg (die u als bijlage1 bij deze brief aantreft), over de recente ontwikkelingen op het gebied van de zorg
voor transgender personen. Voor ik daartoe over ga, wil ik echter graag eerst het
volgende opmerken.
De transgenderzorg is een relevant dossier waar ik mij sinds mijn aantreden met veel
belangstelling en ook met de nodige zorg in heb verdiept. De lange wachttijden voor
toegang tot deze zorg en het effect hiervan op transgender personen en hun naasten
baren ook mij zorgen. Het is een ingewikkeld vraagstuk waar, vanwege verschillende
factoren zoals de sterke stijging van de zorgvraag en de samenhang met de wachttijden
in de ggz, helaas geen snelle oplossing voor voorhanden is. Mijn voorgangers hebben
de afgelopen jaren – terecht – prioriteit aan dit onderwerp gegeven. Langs meerdere
sporen is gewerkt om de capaciteit van de transgenderzorg uit te breiden en deze zorg
meer toekomstbestendig te maken; in de laatste voortgangsbrief transgenderzorg van
24 november jl. (Kamerstuk 31 016, nr. 346) is dit meersporenbeleid duidelijk uiteengezet. Dit sluit aan bij het Coalitieakkoord
en Regenboogstembusakkoord. Ik ben van plan om de komende tijd langs de ingezette
koers voort te gaan, en uiteraard zal ik blijven kijken welke extra stappen kunnen
worden gezet om de problematiek in de transgenderzorg aan te pakken.
In deze brief zal ik achtereenvolgens aandacht besteden aan:
1. De rol van de huisarts
2. De ontwikkelingen in het zorgaanbod en de wachttijden
3. De opdracht van de kwartiermaker transgenderzorg
4. Vergoedingen voor transgenderzorg
5. Subsidieregeling borstprothesen transvrouwen
1. De rol van de huisarts
In de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch staat dat het, om de wachttijd
te beperken en de zorg dichterbij de transgender persoon te brengen, wenselijk is
om de huisarts een rol te geven bij de hormoontherapie, onder meer bij het uitvoeren
van reguliere controles in de nazorgfase. Daarbij wordt aangegeven dat een voorwaarde
is dat de huisarts daarvoor specifieke nascholing heeft gehad, en dat de huisarts
voor deze follow-up op de hormoonbehandeling overleg met een endocrinoloog zou moeten
hebben.2
In de praktijk nemen huisartsen deze rol nog niet vaak op zich. Vorig jaar heeft uw
Kamer in dit kader de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. aangenomen, waarin
de regering wordt verzocht om samen met de kwartiermaker en de huisartsen te onderzoeken
hoe huisartsen een belangrijkere rol kunnen krijgen bij het geven van hormoontherapie
en bij de nazorg voor transgenderpersonen na een behandeling bij een specialist.3
Mede naar aanleiding hiervan is de kwartiermaker transgenderzorg in gesprek getreden
met verschillende partijen met de vraag hoe deze ontwikkeling gestimuleerd en gefaciliteerd
zou kunnen worden. Bij de vorige voortgangsbrief transgenderzorg (Kamerstuk 31 016, nr. 346) heeft uw Kamer een notitie van de kwartiermaker op dit punt ontvangen, met een aantal
voorstellen richting de stuurgroep transgenderzorg en de Minister van VWS. Mijn ambtsvoorganger
heeft toegezegd met partijen in de stuurgroep de mogelijkheden te verkennen en hier
in de volgende voortgangsbrief transgenderzorg op terug te komen. Deze gesprekken
hebben de afgelopen periode plaatsgevonden. In dit kader merk ik graag het volgende
op.4
Als een deel van de huisartsen (in lijn met de kwaliteitsstandaard) transgenderzorg
zou gaan leveren, zou dit eraan bij kunnen dragen dat deze zorg laagdrempeliger, toegankelijker,
meer persoonsgebonden en meer op maat geleverd zou kunnen worden. De kwartiermaker
heeft van verschillende huisartsen, die dit aanbod zouden willen leveren, de vraag
gekregen om hen hierin te ondersteunen en ook diverse andere zorgaanbieders hebben
aangegeven dat hier behoefte aan is. Ik wil de huisartsen die hier interesse in hebben
daar dan ook graag bij ondersteunen. Daarom heb ik inmiddels een extra opdracht aan
de kwartiermaker transgenderzorg verstrekt voor het organiseren van enkele webinars,5 voor het nascholen van huisartsen op het gebied van de transgenderzorg. De kwartiermaker
hoopt hiermee tenminste honderd huisartsen te bereiken.
De webinars zullen plaatsvinden in 2022 en 2023, en zullen zich richten op de werkzaamheden
die huisartsen volgens de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch uit kunnen
voeren op het gebied van de transgenderzorg. Het doel van de nascholingen is het aantal
huisartsen dat transgenderzorg biedt te vergroten. Het gaat daarbij met name om ondersteuning
bij de hulpvraag en navigeren door het zorglandschap, ondersteuning en begeleiding
tijdens het wachten op zorg, nazorg en follow-upzorg bij een hormoonbehandeling. De
kwartiermaker zal daarbij samenwerken met onder meer huisartsen, endocrinologen, Movisie,
Transvisie en de Rainbow Academy. Ook zullen inhoudelijke expertgroepen van de Landelijke
Huisartsen Vereniging (en eventueel ook het Nederlands Huisartsen Genootschap) meedenken
vanuit hun kennis over het organiseren en faciliteren van nascholingen.
Overigens past de oproep om te onderzoeken hoe huisartsen een belangrijkere rol in
de transgenderzorg kunnen krijgen in een tendens van de toenemende druk op de huisartsenzorg
en de basiszorg in den brede. Gezien de demografische ontwikkelingen en de ingezette
beweging naar de juiste zorg op de juiste plek verwacht ik dat deze druk de komende
jaren alleen maar toe zal nemen. Enerzijds betekent dit dat ook in de basiszorg keuzes
gemaakt moeten worden. Anderzijds is het belangrijk om de basiszorg te versterken.
Een krachtig georganiseerde basiszorg is noodzakelijk om de zorg in de toekomst toegankelijk
en organiseerbaar te houden. Daarom ga ik ook aan de slag met het uitwerken van de
in het coalitieakkoord opgenomen maatregel om de organisatiegraad van de basiszorg
te versterken.
Hierbij doe ik de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. (Kamerstuk 31 765, nr. 593) af.
2. De ontwikkelingen in het zorgaanbod en de wachttijden
In zijn nieuwe voortgangsbrief heeft de kwartiermaker aangegeven hoe het zorgaanbod
en de wachttijden zich de afgelopen periode hebben ontwikkeld.
Endocrinologische zorg
De kwartiermaker geeft aan dat de wachttijd voor endocrinologische zorg bij de UMC’s
is opgelopen tot 8 weken, maar dat deze bij de reguliere ziekenhuizen nog binnen de
Treeknorm van zes weken valt. Het aantal wachtenden voor deze zorg is laag, naar verwachting
gaat het bij de 4 UMC’s die deze zorg bieden samen om 45 wachtenden (waar dubbelingen
in kunnen zitten) en gaat het ook bij de andere ziekenhuizen om een relatief klein
aantal wachtenden. Aangezien het de verwachting is dat de capaciteit van endocrinologische
zorg zal toenemen van 2.516 behandelplaatsen in 2021 naar 3.855 plaatsen in 2022 (+53%),
zijn de vooruitzichten voor de wachttijden voor deze zorg positief.
Chirurgische zorg
De wachttijd voor chirurgische zorg is sterk afhankelijk van het type behandeling
en de aanbieder. In het UMCG en Amsterdam UMC ligt de wachttijd voor bijna alle chirurgische
behandelingen boven de Treeknorm van 6 weken, maar bij het Radboudumc en de zelfstandige
klinieken Gender Clinic, MC Bloemendaal en MK Velzen is de wachttijd voor de chirurgische
behandelingen die daar worden uitgevoerd maximaal 6 weken. Zoals mijn ambtsvoorganger
eind november heeft benadrukt (Kamerstuk 31 016, nr. 346) zullen partijen, met steun van de kwartiermaker, dan ook moeten blijven inzetten
op uitbreiding van dit zorgaanbod en ook zullen zij meer moeten samenwerken in netwerken.
Maar ook zullen de zorgaanbieders met lange wachttijden zich meer moeten inspannen
om mensen die wachten op een operatie waar mogelijk door te verwijzen naar zorgaanbieders
met kortere wachttijden. Dit kan voor mensen die wachten op een operatie een groot
verschil maken.
Psychologische zorg
In juli 2021 waren er 2.536 mensen (jongeren en volwassenen) in behandeling voor psychologische
zorg, op het laatste peilmoment (januari 2022) waren dat er 3.061. Dat is een toename
in de capaciteit van deze zorg van 17% in 6 maanden. Dit is onder meer het gevolg
van de komst van nieuwe aanbieders van psychologische transgenderzorg, en een sterke
toename van de capaciteit bij een aantal bestaande zorgaanbieders.
Tegelijkertijd is echter het aantal aanmeldingen voor psychologische transgenderzorg
(waar onder andere de indicatiestelling voor somatische zorg plaatsvindt) weer toegenomen,
van 6.364 aanmeldingen in juli 2021 tot 7.731 aanmeldingen in januari 2022 (+21%).
Omdat mensen zich op meerdere wachtlijsten kunnen inschrijven (en dit ook doen) is
echter niet bekend om hoeveel unieke wachtenden het gaat en of c.q. in hoeverre het
aantal wachtenden daadwerkelijk toeneemt. Mede daarom heeft het Ministerie van VWS
een opdracht verstrekt aan ZonMw voor het laten uitvoeren van extra onderzoek op het
gebied van transgenderzorg. Het eerste onderzoek richt zich op de daadwerkelijke omvang
van de vraag naar transgenderzorg nu en in de komende jaren; dit onderzoek wordt uitgevoerd
door adviesbureau SiRM. Het tweede onderzoek richt zich op de oorzaken van de sterke
toename van de behandelvragen in de afgelopen jaren; dit onderzoek wordt uitgevoerd
door de Radboud Universiteit Nijmegen. Ik verwacht dat de resultaten van deze onderzoeken
niet alleen meer inzicht geven in het daadwerkelijk aantal wachtenden op transgenderzorg,
maar ook in de ontwikkeling van de toekomstige zorgvraag (zowel in aantallen, als
wat betreft hun behoefte aan zorg). Dit zal zorgaanbieders en zorgverzekeraars kunnen
ondersteunen in het organiseren en inkopen van extra zorg. Het streven is dat deze
onderzoeken eind 2022 worden afgerond.
Ook het onderzoek dat de kwartiermaker samen met Transvisie en enkele onafhankelijke
wetenschappers uitvoert naar de ervaringen en behoeften van transgender personen met
betrekking tot de transgenderzorg zal overigens naar verwachting meer inzicht geven
in de dubbelingen. Ik verwacht u dit onderzoek na de zomer te kunnen toesturen.
Ook de wachttijden zijn de afgelopen periode toegenomen,6 van 96 naar 101 weken. De wachttijden zijn met name toegenomen bij de grotere zorgaanbieders.
Wederom valt op dat de wachttijden bij de ggz-aanbieders gemiddeld fors lager liggen
(29 weken voor volwassenen, 35 weken voor jongeren) dan bij de UMC’s (110 weken voor
volwassenen, 119 weken voor jongeren). Ik wil transgender personen dan ook aanmoedigen
om zich – bijvoorbeeld met hulp van de afdeling Zorgbemiddeling van hun zorgverzekeraar –
voor psychologische zorg tot een ggz-aanbieder te wenden, en ik ga ervan uit dat de
UMC’s dit ook willen stimuleren.
In dit kader is ook van belang dat er momenteel verkennende gesprekken worden gevoerd
tussen (primair) de kwartiermaker transgenderzorg, Transvisie, de zorgaanbieders in
de Alliantie GGZ Genderzorg en Zorgverzekeraars Nederland over de vraag of het mogelijk
is om te komen tot centrale wachtlijstregistratie in combinatie met triage. Het doel
hiervan zou met name zijn om gezamenlijk te kijken hoe mensen die zich aanmelden voor
transgenderzorg op een landelijk uniforme manier zo snel mogelijk naar zorg toe geleid
kunnen worden. Alle partijen zien de potentie van dit idee, maar gezamenlijk moet
worden bekeken of dit ook realiseerbaar is; er wordt momenteel een projectvoorstel
uitgewerkt.
Met een gezamenlijke werkwijze en een centrale aanpak op hoofdlijnen kan het toegankelijkheidsprobleem
sneller worden aangepakt en op een manier die helder, gelijkgericht en doelmatig is.
Gezien de urgentie en het maatschappelijk belang van de wachtlijsten ga ik ervan uit
dat de verschillende partijen hier samen uit gaan komen.
Zorgverleners gaan zelf over de manier waarop zij zorg verlenen, voor zover het medisch
inhoudelijke overwegingen betreft. Het is aan veldpartijen om hier gezamenlijk, in
professionele standaarden en richtlijnen, invulling aan te geven. Ik ben samen met
zorgverzekeraars wel aangesloten bij de gesprekken over dit onderwerp om te bevorderen
dat – mocht dit concept (centrale wachtlijstregistratie in combinatie met triage)
realiseerbaar zijn – er een landelijk geldende werkwijze ontstaat. In dat kader heb
ik ook contact gelegd met het Kennisinstituut van Medisch Specialisten. Het Kennisinstituut
verzorgt in opdracht van ZonMw en met subsidie van het Ministerie van VWS het traject
rondom de evaluatie van de Kwaliteitsstandaard Transgenderzorg Somatisch, in welk
kader het onderwerp «triage» ook op de agenda staat. Met het Kennisinstituut heb ik
afgesproken dat het onderwerp triage in dit evaluatietraject met prioriteit zal worden
opgepakt. Ook heb ik afgesproken dat het Kennisinstituut in overleg treedt met de
partijen die zijn aangesloten bij de evaluatie van de kwaliteitsstandaard enerzijds
en met het initiatief van de kwartiermaker transgenderzorg, Transvisie, de zorgaanbieders
in de Alliantie GGZ Genderzorg en Zorgverzekeraars Nederland anderzijds om te kijken
of het mogelijk is om te komen tot één landelijk geldende werkwijze voor triage met
betrekking tot de transgenderzorg.
Naast meer zicht op het daadwerkelijke aantal wachtenden en het zo mogelijk sneller
toegeleiden van mensen naar de juiste zorgaanbieder, is het uiteraard van belang dat
de capaciteit van de psychologische transgenderzorg blijft toenemen. Uit de brief
van de kwartiermaker blijkt dat het aantal behandelplekken voor psychologische zorg
tussen 2021 en 2022 naar verwachting met 59% zal toenemen (van 3.036 plekken in 2021
naar 4.822 plekken in 2022). Zo is bijvoorbeeld de verwachting dat het aantal behandelplekken
voor jongeren bij het Radboudumc groeit van 150 patiënten in 2021, naar 480 patiënten
in 2022, en dat de capaciteit voor volwassenen toeneemt van 150 patiënten in 2021
naar 350 patiënten in 2022. Ook psychologenpraktijk De Vaart verwacht in 2022 twee
keer zoveel (400) volwassen patiënten te kunnen behandelen dan in 2021 (200), en de
verwachting is dat de capaciteit bij PsyTrans toeneemt van 100 naar 380 volwassen
patiënten. In dit kader is verder van belang dat op 1 januari jl. in de GGZ het kwaliteitsstatuut
ggz van kracht is gegaan. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft mij laten weten
dat dit ruimte biedt aan een aantal nieuwe beroepen om als regiebehandelaar op te
treden en diagnostiek uit te voeren, en daarmee de mogelijke capaciteit voor het leveren
van deze zorg vergroot wordt.
De NZa onderhoudt vanuit haar verantwoordelijkheid op de zorgplicht intensief contact
met de zorgverzekeraars voor wat betreft de transgenderzorg. Hoewel de NZa geen signalen
heeft dat de beschikbare capaciteit voor transgenderzorg niet ingekocht wordt, heeft
zij momenteel een informatieverzoek uitstaan (op basis van artikel 61 Wmg) bij alle
zorgverzekeraars om informatie te verkrijgen over de contractering voor het jaar 2022,
de gehanteerde werkwijze bij de inkoop van (extra) transgenderzorg en in welke mate
bemiddeling van transgender personen succesvol is. Op deze manier verkrijgt de NZa
meer inzicht in het onderhandelingsproces bij contractering en knelpunten die hier
nog mogelijk spelen. Mochten de uitkomsten daar aanleiding toe geven, dan zal de NZa
verdere actie richting zorgverzekeraars ondernemen.
3. De opdracht van de kwartiermaker transgenderzorg
Op 2 november jl. heeft uw Kamer de gewijzigde motie van de leden Simons en Gündoğan
(Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 104) aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 16, item 12). Hierin wordt de regering verzocht in gesprek te gaan met Zorgverzekeraars Nederland
om te bewerkstelligen dat de opdracht aan de kwartiermaker ten minste tot en met 31 december
2022 wordt verlengd en indien nodig over te gaan tot verdere verlenging; en om cliënten
en zorgverleners uit de genderzorg intensiever te betrekken in de uitvoering van de
opdracht aan de kwartiermaker. In de voortgangsbrief van 24 november jl. (Kamerstuk
31 016, nr. 346) heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven dat hij met Zorgverzekeraars Nederland (ZN)
en de kwartiermaker transgenderzorg zou spreken over verlenging van de opdracht tot
31 december 2022. Ook heeft hij aangegeven dat hij van oordeel was dat cliënten en
zorgverleners al zeer intensief werden betrokken bij de opdracht van de kwartiermaker,
maar dat hij ook over het verzoek uit de motie op dit punt met ZN en de kwartiermaker
zou spreken. Hij heeft toegezegd uw Kamer in de volgende brief over transgenderzorg
over het resultaat hiervan te informeren. Hierbij voldoe ik aan deze toezegging.
Ik heb met Zorgverzekeraars Nederland overeenstemming bereikt over het verlengen van
de opdracht aan de kwartiermaker transgenderzorg tot 31 december 2022.
Het verzoek om cliënten en zorgverleners intensiever te betrekken bij de opdracht
van de kwartiermaker zal als volgt worden ingevuld:
• Transvisie wordt in 2022 een aantal keer uitgenodigd om aan te schuiven bij de overleggen
van de stuurgroep transgenderzorg. Dit is het overleg van ZN, zorgverzekeraars en
het Ministerie van VWS (als opdrachtgevers van de kwartiermaker transgenderzorg) met
de kwartiermaker;
• De kwartiermaker neemt deel aan de Alliantie GGZ Genderzorg, waarin Transvisie en
ggz-aanbieders voor transgenderzorg samenwerken;
• De kwartiermaker overlegt tevens enkele malen per jaar met alle aanbieders en organisaties
van transgender personen over lopende ontwikkelingen, knelpunten en wensen;
• Alle zorgaanbieders en cliëntenorganisaties worden uitgenodigd voor het halfjaarlijkse
overleg van de kwartiermaker met de partijen (zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiëntenorganisaties,
wetenschappers, Ministerie van VWS e.a.) in de transgenderzorg;
• De kwartiermaker is in overleg met Transvisie en alle betrokken zorgaanbieders over
hun ideeën om te komen tot een centrale wachtlijstregistratie (zie onder 2); en
• De kwartiermaker organiseert webinars voor alle eerstelijns zorgaanbieder die betrokken
zijn, of willen worden bij de transgenderzorg (zie onder 1).
Overigens spreekt de kwartiermaker momenteel vrijwel dagelijks met aanbieders van
transgenderzorg.
Zoals aangegeven in de brief van 24 november jl. (Kamerstuk 31 016, nr. 346) is de vraag hoe na 2022 verder te gaan met de transgenderzorg, inclusief de vraag
of de opdracht aan de kwartiermaker verder zou moeten worden verlengd, afhankelijk
van aankomende resultaten en de stappen die in 2021 en 2022 zijn c.q. worden gezet,
en van het advies van de kwartiermaker over de periode na 2022. Hierover zal ik in
de loop van 2022 nadere besluiten nemen. Uiteraard is het uitgangspunt daarbij dat
er ook na 2022, met of zonder kwartiermaker, voldoende aandacht blijft voor de toegankelijkheid
en toekomstbestendigheid van de transgenderzorg.
4. Vergoedingen voor transgenderzorg
De kwartiermaker heeft de afgelopen periode verschillende signalen ontvangen van zorgaanbieders
en transgender personen die erop duiden dat verwijzingen of het verkrijgen van machtigingen
voor behandelingen binnen de transgenderzorg niet altijd goed lijken te verlopen.
Van belang is onder meer dat zorgverzekeraars zorgen voor eenduidig beleid voor de
toekenning van vergoedingen c.q. machtigingen voor behandelingen op het gebied van
de transgenderzorg, met name voor aangezichtschirurgie, ontharingsbehandelingen en
vruchtbaarheidsbehandelingen. Ook is van belang dat verwijzingen die vroeger van het
VUmc – destijds het enige gendercentrum – moesten komen, nu ook afkomstig kunnen zijn
van andere zorgaanbieders die samen werken in een erkend (decentraal) netwerk voor
transgenderzorg. En tot slot is het van belang dat zorgverzekeraars duidelijk communiceren
richting transgender personen en zorgaanbieders welke vereisten worden gesteld aan
verwijzingen en machtigingen.
Ik heb hierover met ZN gesproken. ZN heeft hier opnieuw aandacht voor gevraagd bij
haar leden. Ook is afgesproken dat over eventuele casuïstiek die in de toekomst bij
het Ministerie van VWS binnenkomt contact zal worden opgenomen met de betrokken zorgverzekeraar(s),
zodat direct duidelijk is wat er in het specifieke geval nodig is.
5. Subsidieregeling borstprothesen transvrouwen
In de Subsidieregeling borstprothesen transvrouwen (verder: de Subsidieregeling) was
bepaald dat transvrouwen die reeds een borstconstructie hadden laten uitvoeren, niet
in aanmerking kwamen voor subsidieverlening. Deze voorwaarde is per 1 maart jl. geschrapt.
Daardoor wordt het ook voor transvrouwen die eerder een borstconstructie hebben ondergaan
mogelijk om deze subsidie aan te vragen, indien zij een nieuwe borstconstructie willen
ondergaan (nadat zij hun borstprothesen (hebben) laten verwijderen) en niet eerder
subsidie op grond van de Subsidieregeling ontvangen hebben. Meer informatie over deze
Subsidieregeling is te vinden op de website van de Dienst Uitvoering Subsidies aan
Instellingen (DUS-I).7
Tot slot
Zoals ik in mijn inleiding op deze brief heb aangegeven zal ik de komende tijd langs
meerdere sporen blijven werken aan de toegankelijkheid en toekomstbestendigheid van
de transgenderzorg, en zal ik uiteraard blijven kijken welke extra stappen kunnen
worden gezet om de problematiek in de transgenderzorg aan te pakken. In het najaar
ontvangt u van mij de volgende voortgangsbrief transgenderzorg.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport