Brief regering : Evaluatierapport 'Actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag'
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 607
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag 9 mei 2022
Met deze brief bied ik de evaluatie voor het ZonMw actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag aan uw Kamer aan1. De afgelopen jaren zijn via het actieprogramma ongeveer 800 lokale en regionale
veelal domeinoverstijgende initiatieven (mede) mogelijk gemaakt. Initiatieven die
de zorg en ondersteuning van mensen in zeer kwetsbare posities versterkt hebben, samenwerking
aangejaagd hebben en overlast voorkomen of beperkt hebben. Toch zijn we er nog niet.
Er is een beweging in gang gezet, maar nu is het zaak om gemeenten en regio’s in staat
te stellen om door te pakken, zo laat de evaluatie zien. Hierbij moet de focus vooral
liggen op het faciliteren van lerende netwerken dichtbij mensen die verward of onbegrepen
gedragen vertonen. Hieronder schets ik de aanleiding voor en opbrengsten van het actieprogramma
en ga ik in op de lessen die we hieruit kunnen leren en de wijze waarop die meegenomen
zijn in het (vervolg) actieprogramma Grip op onbegrip.
Achtergrond en opbrengsten van het actieprogramma
In 2016 was er – als gevolg van het stijgend aantal E33 meldingen en een aantal ernstige
incidenten – maatschappelijk en politiek veel aandacht voor de problemen rondom «verwarde
personen». Dit heeft ertoe geleid dat het Ministerie van VWS het voortouw heeft genomen
om te komen tot het actieprogramma Lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag. Hiermee wilde het Ministerie van VWS – samen met de ministeries van Justitie en
Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties – gemeenten en regio’s in staat
stellen om te komen tot een goed werkende aanpak voor personen met verward gedrag.
Hiertoe is tussen 2016 en 2021 in totaal ruim 79 miljoen euro geïnvesteerd vanuit
de rijksoverheid in initiatieven, zoals gezegd zijn hiermee de afgelopen 5 jaar ruim
800 praktijkprojecten gefinancierd.
In het actieprogramma lag de focus op de realisatie van een integrale en persoonsgerichte
aanpak voor mensen met verward gedrag, waarbij de leefwereld van de persoon in kwestie
centraal staat. Uit de centrale evaluatie van de Erasmus School of Health Policy &
Management (ESHPM)2 en de procesevaluatie van ZonMw blijkt dat het actieprogramma het mogelijk heeft
gemaakt voor partijen in de regio om tijd en geld vrij te maken om lokale en regionale
domeinoverstijgende samenwerkingsverbanden op te zetten en te versterken. Er zijn
subsidiemogelijkheden ontwikkeld die snel konden worden georganiseerd en direct aansloten
bij de vragen vanuit de praktijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de experimenten met
het vervoeren van personen met verward gedrag of het verder uitrollen van de wijk-GGD’er
als succesvolle initiatieven. Ook was er binnen de subsidieverstrekking veel aandacht
voor verduurzaming en borging van trajecten. Een belangrijk deel van de trajecten
heeft een vaste plek gekregen in het aanbod van zorg en ondersteuning voor mensen
met onbegrepen gedrag.
De resultaten van de trajecten en initiatieven binnen het actieprogramma hebben in
de dagelijkse praktijk van cliënten en professionals geleid tot een werkwijze waarbij
de cliënten meer centraal staan, zo concludeert de ESHPM. ESHPM geeft verder aan dat
de aanpak van onbegrepen gedrag een is waarin verschillende complexe problemen samenkomen,
wat het een taai maatschappelijk probleem maakt. ESHPM doet in haar rapport een aantal
meer algemene aanbevelingen die recht doen aan de complexiteit en taaiheid van het
vraagstuk. Zo beveelt ESHPM onder andere aan om aandacht te blijven geven aan structurele
domein- en niveau-overstijgende samenwerkingsverbanden om een brede samenhangende
aanpak te realiseren en zo complexe sociale problematiek hanteerbaar te maken, en
om een bescheiden vorm van besturen en adaptief leiderschap te hanteren om zo betrokkenen
speelruimte te kunnen bieden.
ZonMw geeft aan dat het programma ook heeft geleid tot zorg die meer op herstel gericht
is, met meer aandacht voor de-escalatie en meer focus op ondersteuning in het dagelijks
leven van mensen. Tevens vormden de opbrengsten input voor (door)ontwikkeling van
beleid, bijvoorbeeld voor de nieuwe Wet ambulancevoorzieningen en de invoering van
de triagewijzer acute ggz. Ook heeft het actieprogramma geleid tot gerichte adviezen,
bijvoorbeeld op het gebied van betrokkenheid en passende financiering van ervaringsdeskundigheid
en de doorontwikkeling van het beroep van ervaringsdeskundige.
Inmiddels zijn er met dank aan het actieprogramma lokaal bijna overal bouwstenen gelegd
voor een werkende aanpak voor personen met onbegrepen gedrag en is er een meer gedeeld
beeld ontstaan van de uitdagingen en oplossingsrichtingen. Zowel de ESHPM als ZonMw
constateren dat de bewustwording dat het een gezamenlijke opgave betreft, is gegroeid
en steeds vaker de norm is. De aanpak voor personen met verward gedrag is daarmee
een fundament geworden waarop de bredere ondersteuningsstructuur kan worden gebouwd.
Voorbeeld van impact in de regio: Flevoland
Flevoland is een voorbeeld van een regio waar door middel van het actieprogramma een
sterke basis werd gecreëerd waarop nu wordt voortgebouwd. In Flevoland is door middel
van verschillende ZonMw-subsidies een beter aanbod van zorg en ondersteuning voor
mensen met onbegrepen gedrag gerealiseerd. Door een stimuleringssubsidie kon de regio
in 2017 starten met het opstellen van een breed gedragen uitvoeringsplan Regionale
aanpak verward gedrag. In 7 deelprojecten is vervolgens ingezet op de uitvoering van
een integrale aanpak voor de acute fase én de niet-acute fase. Dit heeft onder andere
geleid tot een convenant gegevensdeling en de verbreding van het Meldpunt Openbare
Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) met onbegrepen gedrag. Ook is in de regio Flevoland
een wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de politie-registratie E-33 met als doel
om beter inzicht te krijgen in de aard en omvang van de problematiek van mensen met
onbegrepen gedrag. Dit is het eerste onderzoek in Nederland waarin een omvangrijke
dataset vanuit het veiligheids-, zorg- en sociaal domein op persoonsniveau is gekoppeld
en onderzocht. Zo zijn in Flevoland belangrijke stappen gezet rondom de zorg en ondersteuning
van mensen met onbegrepen gedrag.
In het nieuwe actieprogramma Grip op Onbegrip bouwt Flevoland hierop voort door het
inrichten van een kenniswerkplaats onbegrepen gedrag, waar verdere verbinding met
onderzoek en onderwijs wordt gelegd, en het versterken van de samenwerking tussen
het zorg- en veiligheidsdomein.
Vervolg op het actieprogramma: Grip op onbegrip
Inmiddels is het (vervolg)actieprogramma Grip op onbegrip van start gegaan3. Dit vervolgprogramma kent een looptijd van 4 jaar en een programmabudget van ruim
50 miljoen euro. In dit programma wordt voortgebouwd op de lessen van het afgelopen
actieprogramma en evaluatie en aanbevelingen van de ESHPM. Dit vervolg-actieprogramma
legt daarbij de focus op lokale en regionale netwerken en biedt ruimte om goede praktijken
breder uit te rollen en te vertalen naar de eigen context en situatie. Hierbij ondersteunen
we gemeenten en regio’s door lerende netwerken in te richten, waarin professionals
gezamenlijk kunnen leren door te doen. Inhoudelijk kent het actieprogramma een viertal
lijnen:
1. Zorg en ondersteuning
Deze pijler is gericht op de brede doelgroep van mensen die verward gedrag (kunnen
gaan) vertonen, maar niet per se een risico voor zichzelf of hun omgeving vormen.
Er is aandacht voor de uitdagingen die cliënten en professionals op regionaal en lokaal
niveau tegenkomen rondom de opbouw en integratie van het sociaal domein en bij het
vormgeven van zorg en ondersteuning hierbinnen. Een voorbeeld van een project onder
deze pijler is het breed uitdragen van het concept van de wijk-GGD‘er, zodat gemeenten
voor welke dit een meerwaarde vormt met dit concept aan de slag kunnen.
2. Zorg en veiligheid
Deze pijler gaat over de doelgroep met (zeer complexe) problematiek waarbij de verbinding
tussen het veiligheids-, zorg- en sociaal domein centraal staat. Dit is in lijn met
de toezegging uit het coalitieakkoord, waarin is toegezegd dat de samenwerking tussen
de ggz en politie verbeterd zal worden. De ministeries van VWS en JenV willen daarbij
actiegericht knelpunten oplossen voor deze complexe doelgroep. Er wordt ingezet op
aansluiting van de Ketenveldnorm binnen het zorg- en veiligheidsdomein, bijvoorbeeld
door verbinding met de bestaande plannen van de Zorg- en Veiligheidshuizen te versterken.
Ook wordt werk gemaakt van betere samenwerking tussen zorg en politie door gezamenlijk
op te trekken bij meldingen van (ernstig) verward en gevaarlijk gedrag, zoals aan
uw Kamer is toegezegd.
3. Kennis en inzicht
Deze pijler is gericht op het krijgen van beter inzicht in het ontstaan van de problematiek
omtrent verward gedrag, de aard en omvang hiervan en effectieve werkwijzen voor landelijk
en regionaal duurzaam beleid. Er zal gewerkt worden aan sturingsinformatie op lokaal,
regionaal en landelijk niveau. Deze «feitenbasis» voor professionals binnen het zorg
en veiligheidsdomein brengt de knelpunten qua zorg en ondersteuning aan het licht
en biedt inzicht in de behoefte van mensen.
4. Professionalisering
Deze pijler richt zich op het beter toerusten van professionals die werkzaam zijn
in de zorg en het sociaal domein, en die hulp en ondersteuning bieden aan mensen die
verward gedrag (kunnen gaan) vertonen. Zo worden leernetwerken opgezet waar onderwijs
en praktijk samen komen om studenten en professionals te ondersteunen bij het ontwikkelen
van generieke vaardigheden, zoals signaleren en domeinoverstijgend samenwerken en
hoe hierover goede afspraken te maken binnen de keten. Ook wordt binnen deze pijler
ingezet op het professionaliseren van ervaringsdeskundigheid.
Tot slot
Op basis van de hierboven omschreven pijlers geef ik de komende jaren lokaal en regionaal
een vervolg aan het uitwerken en verstevigen van de werkende aanpak voor mensen met
onbegrepen gedrag. Dat is een uitdagende opgave, omdat het een taai en complex maatschappelijk
probleem betreft waarvoor geen eenvoudige oplossingen zijn. Daarbij krijgen we steeds
scherper in beeld wat werkt en wat niet. Door aan te sluiten bij de lessen uit het
voorgaande actieprogramma, door lokale en regionale initiatieven te faciliteren en
te verbinden en door aan te sluiten bij de leefwereld van mensen die zorg en ondersteuning
krijgen, kan samen met gemeenten en regio’s verder worden gebouwd aan een (nog) succesvolle(re)
aanpak.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport