Brief regering : Berichten over (voorgenomen) sluitingen en financiële positie van ggz-aanbieders
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 608
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 mei 2022
De geestelijke gezondheidszorg (ggz) in Nederland is van een hoog niveau, tegelijkertijd
hebben we de afgelopen tijd ook gezien dat onze centrale doelstellingen om ook deze
zorg toegankelijk en betaalbaar te houden onder druk staan. Zorgbrede vraagstukken
zoals een toegenomen vraag naar zorg gecombineerd met krapte op de arbeidsmarkt en
de gevolgen van COVID-19 zijn ook in de geestelijke gezondheidszorg goed voelbaar.
Naast de ggz-specifieke uitdagingen, zoals de toegankelijkheid van specialistische
zorg, kent de ggz ook een breed scala aan onderliggende maatschappelijke afhankelijkheden.
Deze zijn van invloed op de vraag naar geestelijke gezondheidszorg en het bevorderen
van het geestelijk herstel én vaak ook het maatschappelijk herstel van mensen met
een psychische aandoening.
Deze uitdagingen en afhankelijkheden vragen om een brede transitie, niet alleen in
de ggz, maar over domeinen heen. Hier zet het kabinet op verschillende manieren op
in, onder andere met het Integraal Zorgakkoord (IZA) en de Aanpak mentale gezondheid.
Ook heb ik u toegezegd om uw Kamer voor de zomer te informeren over de Toekomstagenda
ggz.
De recente berichtgeving over veranderingen in het behandelaanbod en (voorgenomen)
sluitingen van (vestigingen van) zorgaanbieders met een specialistisch zorgaanbod
roepen begrijpelijkerwijs vragen op over de continuïteit van zorg voor patiënten en
de mogelijke invloed op de toegankelijkheid van zorg. De berichtgeving van de Nederlandse
ggz (dNggz) stelt daarbij dat verschillende oorzaken optellen en steeds zwaarder drukken
op de financiële gezondheid van ggz-instellingen. dNggz noemt personeelstekorten,
steeds kleinere marges door oplopende kosten, onder meer door inhuur van personeel,
overmatige en toenemende administratieve lasten en ingewikkelde versnipperde financiering.
Daarnaast spreekt dNggz over de effecten van hoog ziekteverzuim in de eerste maanden
van 2022 en de effecten van de invoering van de nieuwe ggz-bekostiging, het zorgprestatiemodel.
Dit zijn zaken waarover in het kader van de contractering voor 2022 – die deels nog
loopt – afspraken (kunnen) worden gemaakt. In deze brief ga ik in op deze onderwerpen.
Vanuit uw Kamer zijn over de berichtgeving ook schriftelijke vragen gesteld. Deze
worden separaat beantwoord.
Tot slot heeft uw Kamer op 31 maart 2022 vragen gesteld in het kader van een schriftelijk
overleg wachttijden, waarin u aandacht vraagt voor diverse aspecten van de wachttijdenaanpak
en aanverwante thema’s, bijvoorbeeld in relatie tot arbeidsmarktvraagstukken en administratieve
lastendruk. Mijn reactie hierop ontvangt u ook uiterlijk 9 mei, conform het verzoek
van uw Kamer.
Berichtgeving over (voorgenomen) sluitingen en veranderingen in behandelaanbod
Er is onrust ontstaan over een aantal (voornemens tot) sluiting(en) van en aanpassingen
in behandelaanbod in een relatief korte tijd. Ik begrijp deze onrust en ik betreur
deze. Ik vind het van belang dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars in nauw contact
staan met elkaar als behandelaanbod wijzigt en ik vind het met name van belang dat
een patiënt tijdig geïnformeerd wordt over wijzigingen en waar nodig elders terecht
kan voor zijn of haar behandeling. Wijzigingen in behandelaanbod vragen om zorgvuldige
communicatie richting cliënten, medewerkers en andere betrokkenen.
Ik wil daarom eerst stilstaan bij de verantwoordelijkheidsverdeling zoals die er is
wanneer de continuïteit van zorg in het geding is. In dit soort situaties geldt het
continuïteitsbeleid (dat ook aan de Tweede Kamer is gemeld1), waarbij in de eerste plaats de zorgaanbieders en zorgverzekeraars de verantwoordelijkheid
hebben om de problemen die mogelijk leiden tot discontinuïteit van zorg op te lossen.
De zorgverzekeraar heeft hierbij een zorgplicht in de richting van de verzekerden
om te zorgen voor goede en passende zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houden daarbij toezicht op de situatie vanuit
het oogpunt van deze zorgplicht en de kwaliteit van zorg. Het is daarbij van belang
dat in geval van een sluiting van een vestiging dit gecontroleerd verloopt zodat onrust
onder patiënten zoveel mogelijk voorkomen wordt. In de genoemde casuïstiek is onrust
onder patiënten helaas niet in alle gevallen voorkomen en dat betreur ik. Specifiek
heb ik het hier dan over (het voornemen tot):
– sluiting van vestigingen van PsyQ en i-psy in Amsterdam. PsyQ levert behandelingen
voor veelvoorkomende aandoeningen, zoals ADHD, angststoornissen, trauma, depressie
en persoonlijkheidsstoornissen; i-psy levert interculturele psychiatrie aan patiënten
met uiteenlopende psychische aandoeningen. PsyQ en i-psy zijn onderdeel van ggz-aanbieder
Parnassia;
– aanpassing van het behandelaanbod voor persoonlijkheidsstoornissen van ggz-aanbieder
Pro Persona in Lunteren; het voornemen is hier om in te zetten op ambulante behandeling
in plaats van klinische opname;
– aanpassing in het klinische behandelaanbod voor personen met ernstige psychosomatische
klachten van ggz-aanbieder Altrecht. Het gaat hierbij om de combinatie van afbouw
van klinische bedden gecombineerd met een uitbreiding van deeltijd-behandelplekken
voor deze doelgroep;
– sluiting van de Kliniek Intensieve Behandeling (KIB) van ggz-aanbieder Inforsa in
Amsterdam, de KIB biedt zorg aan mensen die elders vastlopen in hun behandeling.
Naar aanleiding van deze berichtgeving heb ik mij hierover door zowel de NZa als de
IGJ laten informeren – die vanuit hun wettelijke taken contact hebben met de verzekeraars
en zorgaanbieders – en heeft het Ministerie van VWS zelf met de betrokken instellingen
contact gehad om beter inzicht te verkrijgen in hun overwegingen. Op basis hiervan
kan ik u op hoofdlijnen het volgende berichten. Op dit moment gaat het in bovengenoemde
casussen om (voorgenomen) sluitingen en/of aanpassingen van het behandelaanbod waarbij
de gesprekken tussen de betrokken zorgverzekeraars en aanbieders nog niet zijn afgerond.
Daarbij liggen aan deze wijzigingen in het behandelaanbod verschillende factoren ten
grondslag. Deze factoren variëren. Het gaat om financiële en bedrijfsmatige overwegingen,
behandelinhoudelijke overwegingen, en een gebrek aan personeel waardoor de veiligheid
en kwaliteit van de behandeling onvoldoende geborgd kan worden. Het beeld is tevens
dat er vaak een samenspel van factoren is dat tot een (voornemen van) sluiting leidt.
Omdat deze aanpassingen van behandelaanbod in korte tijd plaatsvinden heb ik de NZa
gevraagd om de casuïstiek nader te bezien en mij over eventuele gemeenschappelijke
onderliggende factoren te informeren. Ik wil namelijk scherp in beeld hebben of dit
incidenten zijn of dat hier sprake is van een breder onderliggend probleem dat vraagt
om een aanpassing van beleid. De NZa zal mij hierover voor de zomer informeren.
Financiële gezondheid en contractering GGZ
Zorgvuldige contractering
In het licht van berichtgeving over de (mogelijke) financiële uitdagingen die er liggen
voor de ggz2 wil ik allereerst stilstaan bij de contractering en de gesprekken die daarover tussen
zorgaanbieders en zorgverzekeraars plaatsvinden. Waar sprake is van acute problemen
bij ggz-instellingen, kan binnen de contractering gezocht worden naar oplossingen,
maar ook als er geen directe sluiting aan de orde is, maar een ggz-aanbieder wel in
financieel zwaar weer verkeert, is de jaarlijkse contractering het eerst aangewezen
instrument om afspraken te maken over wat er moet gebeuren. Partijen hebben daarnaast
altijd de mogelijkheid om (indien nodig) aanvullende financiële afspraken te maken,
ook als contracten al gesloten zijn. In zijn algemeenheid is het aan zorgverzekeraars
om – uit oogpunt van hun zorgplicht – in de contracten zodanige financiële afspraken
te maken met de ggz dat de continuïteit van zorg geborgd kan worden, wat overigens
niet hetzelfde is als de continuïteit van elke individuele zorgaanbieder. Daarbij
is het van belang dat er ten behoeve van de contractering een goede informatie-uitwisseling
plaatsvindt tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar.
Eerder is aan uw Kamer toegezegd dat er voor de ggz een apart sluitingsprotocol opgesteld
zou worden.3 De IGJ ontwikkelt in het kader van sluitingen nu een Leidraad continuïteit voor de
zorgaanbieders, welke door de IGJ deze maand nog gepubliceerd zal worden. In deze
leidraad maakt de IGJ duidelijk wat zij verwacht van zorgaanbieders in situaties waarin
er (mogelijk) risico’s ontstaan voor de continuïteit van zorg aan patiënten en cliënten.
De NZa heeft in oktober 2020 voor de verzekeraars handvatten opgesteld om invulling
te geven aan hun zorgplicht, zodat verzekerden tijdige, bereikbare en kwalitatief
goede zorg krijgen. Deze leidraad en handvatten maken onder meer helder wat van partijen
verwacht mag worden als zij hun zorgaanbod wijzigen. Ik zal de komende tijd in gesprek
gaan met partijen (o.a. patiënten, zorgaanbieders en verzekeraars) welke behoefte
er nog is, aanvullend op de leidraad en de handvatten.
Ziekteverzuim en «no shows»
Het gesprek tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar over de financiële situatie van
de instellingen is ook van belang omdat het ziekteverzuim in de zorg nog altijd hoog
is. De NZa signaleert in haar «Monitor toegankelijkheid van zorg» van 31 maart en
28 april jl. onder andere dat de uitval van personeel in de eerste maanden van 2022
hoger is dan in de jaren daarvoor. Het beeld van de NZa sluit daarmee aan op de signalen
van dNggz over het ziekteverzuim. dNggz geeft aan dat er hierdoor – en doordat over
de eerste maanden van 2022 ook sprake zou zijn van een ongebruikelijk hoge «no show»
van patiënten – minder zorg gedeclareerd kan worden. Het is nog onzeker hoe het ziekteverzuim
en de door dNggz genoemde no show van patiënten zich in de rest van het jaar ontwikkelen.
Het is belangrijk dat zorgaanbieders de zorgverzekeraars hierover van goede informatie
voorzien en dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars waar nodig in overleg treden met
elkaar.
Het zorgprestatiemodel
Per 1 januari van dit jaar is een nieuwe bekostiging ingevoerd in de ggz, het zorgprestatiemodel.
Deze nieuwe ggz-bekostiging geeft betere handvatten om in de contractering een passende
vergoeding voor de geleverde zorg af te spreken dan de oude bekostiging. Zowel voor
zware als lichtere zorg. De oude bekostiging voor de ggz, en de contractafspraken
die daarbij werden gemaakt, werkten vaak onderfinanciering van zwaardere zorg en overfinanciering
van lichtere zorg in de hand. Vorig jaar hebben partijen bestuurlijk afgesproken gezamenlijk
verantwoordelijkheid te nemen voor een financieel verantwoorde, zorgvuldige en macroneutrale
overgang naar het zorgprestatiemodel. ZN en dNggz spreken elkaar daar maandelijks
over in een bestuurlijk overleg met de NZa als toehoorder. Om zorgaanbieders en zorgverzekeraars
te ondersteunen bij het maken van financiële transitie-afspraken, heeft de NZa voor
de jaren 2022 en 2023 een transitieprestatie met een vrij tarief geïntroduceerd.
In een brief over financiële prikkels in de ggz die vorig jaar naar de Tweede Kamer
is gestuurd4 staat dat in de contractering mogelijk niet meteen volledig, maar naar verwachting
wel in toenemende mate gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die de nieuwe
bekostiging biedt om tot betere afspraken te komen over de vergoeding van ggz. Het
is aan zorgverzekeraars en zorgaanbieders om nu tot goede afspraken te komen en steeds
meer en beter gebruik te maken van de handvatten die het zorgprestatiemodel daarvoor
aanreikt.
Contractering 2022
Voor wat betreft de contractering over 2022 geldt dat deze nog niet is afgerond. Hoewel
begin april 2022 in circa 70% van de gevallen contracten waren afgesloten of op hoofdlijnen
overeenstemming was bereikt tussen ggz-instelling en zorgverzekeraar, was een substantieel
deel van de ggz-instellingen begin april nog in onderhandeling, waaronder instellingen
met een groot behandelvolume.
Voor zover de onderhandelingen nog lopen kunnen de signalen over mogelijke financiële
vraagstukken daarin door partijen worden betrokken.
Toekomstbestendige arbeidsmarkt
De krapte op de arbeidsmarkt is een grote uitdaging voor de zorg, zeker ook voor de
ggz. De vraag naar zorg neemt met de vergrijzing toe, terwijl we niet over steeds
meer zorgverleners kunnen beschikken. Op dit moment werkt in Nederland ongeveer één
op de zes werknemers in de zorg. Het is niet realistisch dat de zorg een steeds groter
beroep doet op de arbeidsmarkt. Daar zit een grens aan. Naast zorg en welzijn zijn
er ook tekorten in bijvoorbeeld het onderwijs, de ICT, de bouw en bij de politie.
Duidelijk is dat als we niets doen, de tekorten op de arbeidsmarkt in de zorg – evenals
in andere sectoren – de komende jaren alleen maar groter zullen worden. Dat vraagt
om een brede aanpak die inzet op een echte transformatie. Ik zal u hierover voor de
zomer in mijn brief over het arbeidsmarktbeleid informeren. Centraal in deze brief
staan het optimaal benutten van de mogelijkheden van technologische, sociale -en proces
innovatie, het stimuleren van goed werkgeverschap en het richten van de energie op
het behoud van goed opgeleid zorgpersoneel en het vergroten van het werkplezier. De
geschetste lijnen voor aanpak van de toenemende arbeidsmarkttekorten bieden juist
ook mogelijkheden voor de ggz en nemen we ook mee in het Integraal Zorgakkoord. Deze
aanpak hangt samen met de bredere opgave om ervoor te zorgen dat zorggebruikers ook
in 2030 en 2040 kunnen rekenen op kwalitatief goede en toegankelijke zorg. Deze brede
opgave is door de WRR beschreven in het rapport «Kiezen voor houdbare zorg». Over
dit rapport en de manier waarop het kabinet uitvoering gaat geven aan deze opgave
zal uw Kamer voor de zomer separaat worden geïnformeerd.
Specifiek voor de ggz wil ik verder opmerken dat om te zorgen dat er voldoende en
goed geschoold personeel beschikbaar komt, het advies van het Capaciteitsorgaan leidend
is. In dit advies wordt aangegeven hoeveel opleidingsplaatsen er benodigd zijn, opdat
er in de toekomst voldoende medewerkers in de ggz beschikbaar zijn.
Voor de kwaliteit en continuïteit van zorg nu en in de toekomst is het daarnaast van
belang dat de ggz voor alle medewerkers een aantrekkelijke branche is en blijft om
in te werken. Helaas constateer ik dat er een uitstroom van werken in loondienst naar
zzp-schap is ontstaan. Werkenden in de ggz kiezen er steeds vaker voor zich als zzp’er
in te laten huren door een instelling, wat leidt tot een toename van de personeelskosten.
Daarnaast kan de toenemende inzet van zelfstandigen leiden tot ongelijkheid in verdiensten,
verantwoordelijkheden en gevoelde vrijheden tussen medewerkers in loondienst en zelfstandigen.
De krappe arbeidsmarkt stelt een deel van de flexwerkers immers ook in staat om gunstige
afspraken te maken over werktijden en takenpakket.
Het kabinet wil voorkomen dat de toenemende krapte op de arbeidsmarkt tot de verkeerde
flexibilisering leidt, met onhoudbare situaties binnen zorgorganisaties en hogere
kosten. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 16 december5 is het Ministerie van VWS daarom in januari van dit jaar in samenwerking met de Nederlandse
ggz en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie een traject gestart, gericht op
het maken van gezamenlijke werkafspraken over de organisatie van zorg voor alle werkenden
in de ggz. Het streven is om vóór het zomerreces van 2022 gedragen oplossingsrichtingen
en afspraken uitgewerkt te hebben.
Minder administratieve lasten
Administratieve lastenverlichting is nodig om medewerkers in de zorg optimaal zorg
te laten verlenen. Het draagt bij aan meer plezier in het werk en levert tijdswinst
op. En uiteindelijk ook betere zorg. Immers, hoe minder tijd besteed hoeft te worden
aan administratieve handelingen, hoe meer tijd zorgprofessionals overhouden voor de
daadwerkelijke zorgverlening aan de patiënt. Ook in de ggz wordt gewerkt aan verlichting
van de administratieve lasten. Twee voorbeelden hiervan zijn de implementatie van
het zorgprestatiemodel en de reparatiewetgeving die is doorgevoerd in het licht van
de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
De implementatie van het zorgprestatiemodel betekent bijvoorbeeld dat de complexe
minutenregistratie met bijbehorende activiteitenregistratie, die kenmerkend is voor
de oude bekostiging, het DBC-systeem, is losgelaten. In het zorgprestatiemodel hoeven
de meeste zorgverleners alleen nog consulten vast te leggen en veel minder of helemaal
geen «indirecte tijd» meer te registreren. Met «indirecte tijd» bedoel ik tijd die
aan de behandeling van de patiënt wordt besteed, zonder dat sprake is van direct patiëntcontact,
zoals tijd besteed aan het bijwerken van het patiëntendossier, het reflecteren op
de behandeling of het voeren van multidisciplinair overleg. Hiermee is voortgebouwd
op een aantal succesvolle experimenten in de ggz. Specifiek denk ik hierbij aan het
experiment van zorginstelling Arkin en verzekeraar Zilveren Kruis in het kader van
het programma «(Ont)Regel de zorg» (Kamerstuk 29 515, nr. 441).
Met twee reparatiewetten6 is de uitvoering van de Wvggz en de Wet zorg en dwang (Wzd) op een aantal punten
verbeterd. Zo wordt één van de procedures in de Wvggz vereenvoudigd door het schrappen
van de extra medische verklaring voordat een crisismaatregel of verlenging daarvan
kan worden beëindigd. Daarmee wordt het makkelijker om de verplichte zorg te beëindigen,
zoals de wet ook wil (dwang als uiterst middel). In de Wzd is onder andere een hardheidsclausule
toegevoegd die de rechter de mogelijkheid geeft de Wzd toe te passen als dat beter
past bij de zorgbehoefte van iemand met een psychische stoornis. Zoals ik ook heb
aangegeven in de beantwoording van uw vragen over de eerste fase van de wetsevaluatie7 vind ik het belangrijk om de verdere doorontwikkeling van de Wvggz heel nadrukkelijk
vanuit de uitvoering te bekijken. Ik ben ervan overtuigd dat een beter uitvoerbare
wet leidt tot betere zorg en daarmee tot een betere positie voor de patiënt als meer
inzet kan worden gepleegd om het doel van de wet – het terugdringen van dwang – te
bereiken.
Zo blijf ik mij de komende jaren inzetten voor een afname van administratieve lasten
en voor een betere uitvoerbaarheid van wetten en regels. Naast de evaluatie en verdere
ontwikkeling van de Wvggz is het verminderen van regeldruk en administratieve lasten
ook één van de onderwerpen in het Integraal Zorgakkoord. Binnen het programma [Ont]regel
de Zorg werken we binnen de sector ggz langs de volgende lijnen aan de aanpak van
regeldruk en het verminderen van administratieve lasten:
1) Beleid dat werkt in de praktijk: vermindering van regeldruk als gevolg van wet- en
regelgeving en beleid van VWS;
2) Landelijke thema’s, waaronder de harmonisering van inkoop- en verantwoordingseisen
in de Zvw;
3) De lokale aanpak: ondersteunen en faciliteren van zorgaanbieders die zelf aan de slag
willen met het verminderen van regeldruk in hun organisatie;
4) Een loketfunctie voor casuïstiek, knelpunten en andere signalen.
De vervolgplannen van het programma Ontregel de Zorg zullen vóór de zomer worden gepresenteerd.
Samenwerking
De ggz werkt in verschillende zorgstelsels – de Jeugdwet, de Wet Maatschappelijke
Ondersteuning, de Zorgverzekeringswet en de Wet Langdurige Zorg – en het Justitiële
Domein. Dat betekent dat ggz-instellingen die zorg leveren in al deze domeinen te
maken hebben met verschillende financiers. Bovendien werken ggz-instellingen met veel
partners samen om goede zorg voor de cliënt te borgen: gemeenten, huisartsen, ziekenhuizen
enzovoorts.
Het kabinet wil zich inspannen om de integrale samenwerking tussen domeinen te versterken
en wil hierover afspraken maken met partijen in het kader van het af te sluiten Integraal
Zorgakkoord. De samenwerking is nodig om de brede hulpvraag goed te kennen – zowel
op niveau van het individu, als op het niveau van de wijk en de regio – om vervolgens
passende zorg te kunnen bieden.
Om mensen beter en sneller te kunnen doorgeleiden naar passende zorg en ondersteuning
moet sneller duidelijk zijn wat de (zorg)behoefte is. Daarmee wordt ook onnodige zorg
voorkomen. Samenwerking tussen het sociaal domein, de huisartsenzorg en de ggz-keten
is dan ook van groot belang. Binnen deze keten heeft de praktijkondersteuner ggz van
de huisarts een belangrijke rol. Ik ben voornemens afspraken te maken over het versterken
van de samenwerking in deze keten in het nog af te sluiten Integraal Zorgakkoord.
Hierbij zal het onder meer gaan over het organiseren van laagdrempelige beschikbaarheid
van ggz-expertise in zowel de huisartsenpraktijk als het sociaal domein.
Regionale samenwerking zorgt ervoor dat er een goed overzicht is van de benodigde
en beschikbare zorg in de regio en patiënten de juiste zorg op de juiste plek kunnen
krijgen. De komende jaren willen we ervoor zorgen dat regionale samenwerking een vanzelfsprekendheid
wordt in elke regio. Regio’s kunnen de regionale samenwerking invullen door middel
van het opstellen van een regiobeeld, regiovisie en regioaanpak. Dit stelt partijen
in staat om gefundeerde keuzes te maken over het regionale zorglandschap. Inzet is
een toekomstbestendig integraal aanbod en passende zorg over de domeinen heen.
Om te zorgen dat de regiobeelden en plannen daadwerkelijk tot stand komen, integraal
en van voldoende kwaliteit zijn, zorg ik met de NZa voor aanvullende minimumeisen
over de inhoud en opzet van de regiobeelden. Ik zal samen met de NZa, het Zorginstituut
en het RIVM, de regio’s beter ondersteunen in de totstandkoming van domeinoverstijgende
samenwerkingsverbanden. Met kennis, door het aanpassen van kaders waar nodig en het
opschalen van goede initiatieven, onder andere ook op het gebied van data. Samenwerken
in de regio zal daarmee minder vrijblijvend worden. In het verlengde hiervan zal er
ook aandacht zijn voor de manier waarop middelen vanuit verschillende domeinen bij
elkaar kunnen worden gelegd, zodat domeinoverstijgende samenwerking echt van de grond
komt. Het gaat mij erom dat er beter gebruik gemaakt wordt van bestaande mogelijkheden,
hierbij zet ik in op kennisdeling, begeleiding en versterking van organisatiekracht
in de regio.
De consultatiefunctie ggz is een vorm van domeinoverstijgende samenwerking. Doordat
professionals uit zowel het sociale domein als het ggz domein elkaar onderling bevragen
en adviseren, wordt getracht cliënten de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding
te bieden. Het Zorginstituut heeft eerder al geconcludeerd dat (in sommige situaties)
de consultatiefunctie ggz ten laste van de Zvw gebracht kan worden. Voortbouwend op
deze conclusie heb ik medio februari bestuurlijk overleg met partijen gevoerd. Dit
heeft geleid tot een richtinggevend besluit, namelijk om toe te werken naar een aparte
declarabele prestatie voor de consultatiefunctie per 2024, een prestatie met een vrij
tarief, waarmee zorgverzekeraars en zorgaanbieders worden ondersteund bij het maken
van afspraken hierover.
In de komende maanden worden de randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn in gezamenlijkheid
uitgewerkt, waarbij ook een belangrijke rol voor partijen zelf is weggelegd. Bij een
adequate uitwerking wordt het voornemen om een aparte declarabele prestatie met een
vrij tarief voor de consultatiefunctie in te voeren, in het voorjaar van 2023 bij
uw Kamer voorgehangen.
In het bestuurlijk overleg constateerde de NZa dat er wat de NZa betreft geen juridische
belemmeringen zijn om in de contractering voor 2023 afspraken te maken over de consultatiefunctie
(op basis van de bestaande bekostiging), maar dat dit in de uitvoering wel suboptimaal
is. Voor dit en komend jaar heb ik partijen daarom opgeroepen om te kijken wat er
– in lijn met de uitspraak van de NZa – binnen de bestaande mogelijkheden gedaan kan
worden om de doorontwikkeling van de consultatiefunctie vooruitlopend op de aparte
bekostiging per 2024 nu al een impuls te geven.
Integraal Zorgakkoord en Toekomstagenda ggz
De combinatie van een toenemende zorgvraag en schaarste op de arbeidsmarkt maakt het
noodzakelijk dat we de zorg slimmer organiseren om ervoor te zorgen dat iedereen in
Nederland goede zorg kan krijgen als dat nodig is. Dit vraagt om een transitie naar
passende zorg. Ook in de ggz. Het is de bedoeling om het Integraal Zorgakkoord Zvw,
dat in het coalitieakkoord is opgenomen, te richten op deze maatschappelijke opgave.
Met dit akkoord voor de komende vier jaar wordt de langetermijntransitie naar passende
zorg versneld in gang gezet voor alle Zvw-domeinen. Dit akkoord geeft ook de financiële
kaders voor de Zvw-domeinen voor de periode 2023–2026. Ik heb hiervoor in deze brief
al een aantal thema’s toegelicht die terug zullen komen in het akkoord (domeinoverstijgende
samenwerking, regionale samenwerking, administratieve lastenverlichting, arbeidsmarkt).
We zullen uw Kamer in een separate brief informeren over de contouren van, en het
proces rondom, het Integraal Zorgakkoord.
Specifiek voor de ggz werk ik aan de Toekomstagenda ggz.
Thema’s die in de agenda aan de orde komen zijn samenwerking binnen en tussen regio’s
om het aanbod van zorg beter te spreiden en instroom te beperken, inzet op betere
(multidisciplinaire) triage en het versterken van de organiseerbaarheid van de ggz
(o.a. het bevorderen van de contractering en avond-, nacht en weekenddiensten). Ook
wil ik meer focus op kwaliteit en doelmatigheid van zorg, het bevorderen van het werkplezier
en inzetten op innovatie en het lerend vermogen van de sector. Er wordt parallel gewerkt
aan het Integraal Zorgakkoord en aan de Toekomstagenda ggz. Het is mijn inzet afspraken
over de genoemde thema’s waar mogelijk vast te leggen in het Integraal Zorgakkoord.
Daarnaast wordt in de Aanpak mentale gezondheid ingezet op preventie; de Staatssecretaris
van VWS zal u binnenkort hierover nader informeren.
Ten slotte
Deze kabinetsperiode staat in het teken van de versnelling van de transitie naar passende
zorg zodat iedereen die zorg nodig heeft deze kan ontvangen, nu en in de toekomst.
Dit geldt ook voor de ggz. De recente aankondigingen van sluitingen en aanpassingen
in het zorgaanbod kennen een combinatie van verschillende achterliggende factoren
en onderstrepen de noodzaak van de transitie evenals het goede overleg tussen zorgaanbieders
en zorgverzekeraars om de continuïteit van zorg te kunnen borgen, nu en in de toekomst.
Tevens vraag ik de NZa om de casuïstiek nader te bezien en mij over eventuele gemeenschappelijke
onderliggende factoren te informeren.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Indieners
-
Indiener
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport