Brief regering : Geannoteerde agenda Eurogroep 3 mei 2022
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1839
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2022
Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de extra digitale Eurogroep in inclusieve
samenstelling van 3 mei a.s. Ik ben voornemens deel te nemen aan deze vergadering.
Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Geannoteerde agenda Eurogroep (inclusieve samenstelling) 3 mei
Bankenunie
Document: n.v.t.
Aard bespreking: gedachtewisseling ten behoeve van overeenstemming over een werkplan
Besluitvormingsprocedure: consensus
Toelichting:
Op de Eurotop van december 2021 is herbevestigd dat het voltooien van de bankenunie
een belangrijk doel is voor de EU. Daarom is de Eurogroep gevraagd om tot overeenstemming
te komen over een werkplan voor verdere stappen op de bankenunie. De voorzitter van
de Eurogroep zal naar verwachting de komende Eurogroep gebruiken om een voorstel te
presenteren. De voorzitter heeft aangegeven te streven naar een akkoord op dit werkplan
in de zomer.
Het werkplan voor de bankenunie dient richting te geven aan de vervolgstappen op de
vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees depositogarantiestelsel
(EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken (CMDI), omgang met
grensoverschrijdende banken (home-host) en de aanpak van de risico’s van staatsobligaties
op bankbalansen (RTSE)1. Zoals in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep van 14 maart jl. aangegeven, is
het voorstel van de Eurogroepvoorzitter om voortgang op de werkstromen op te knippen
in twee fases.2In de eerste fase wordt een kleine stap gezet op alle vier de werkstromen. Hierna
zou een controlemoment volgen, waarop in de Eurogroep op basis van unanimiteit wordt
besloten of kan worden overgegaan tot een tweede fase met meer ambitieuze stappen
richting de voltooiing van de bankenunie.
De verwachting is dat de Eurogroepvoorzitter zal voorstellen om in de eerste fase
een gezamenlijk Europees depositoverzekeringsfonds op te zetten naast de nationale
depositogarantiefondsen (DGS-fondsen). Banken in de bankenunie zorgen voor de vulling
van dit fonds, waarbij het gecombineerde doelvermogen van het nationale en Europese
fonds gezamenlijk gelijk zal blijven aan het huidige doelvermogen van de nationale
DGS-fondsen, waardoor de lasten voor banken niet toe zullen nemen. Het Europese fonds
kan onder voorwaarden leningen verstrekken aan nationale fondsen wanneer deze uitgeput
dreigen te raken. Deze leningen moeten terugbetaald worden door de banken in de lidstaat
die een beroep doet op deze lening. De bijdrages aan het Europese fonds zullen risico-gebaseerd
zijn.
Om de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen te verminderen, is de verwachting
dat de voorzitter zal voorstellen om in de eerste fase de transparantie van deze risico’s
te vergroten door verplichtingen op te leggen aan banken en toezichthouders om dit
openbaar te maken. Ook wordt eraan gedacht dit bijvoorbeeld onderdeel te laten zijn
van reguliere stresstesten. Deze transparantie moet de marktdiscipline vergroten,
waardoor het voor banken minder aantrekkelijk wordt om grote concentraties aan (eigen)
staatsobligaties op de balans aan te houden. Daarnaast wordt naar verwachting voorgesteld
om de risico’s die gepaard gaan met hoge concentraties aan staatsobligaties een grotere
rol te geven binnen de reguliere toezichtcyclus, het Supervisory Review and Evaluation Process, en dit ook wettelijk te verankeren.
Naar verwachting zal de Eurogroepvoorzitter ook voorstellen om het raamwerk voor falende
banken verder te versterken en te harmoniseren. Om te zorgen dat de afwikkeling van
falende banken in de bankenunie wordt verbeterd en consistenter wordt toegepast, zal
naar verwachting worden voorgesteld om de publiekbelangtoets (Public Interest Assessement; PIA) aan te passen, de voorwaarden voor het gebruik van DGS-middelen verder te harmoniseren
en de staatssteunregels te herzien
Als laatste wordt er in de eerste fase gewerkt aan een betere toepassing van liquiditeitsontheffingen
bij grensoverschrijdend opererende banken(groepen).
Na implementatie van de eerste fase in alle lidstaten volgt een politiek controlemoment,
waarbij lidstaten op basis van unanimiteit moeten besluiten om over te gaan tot een
tweede fase. Dit betekent dat er altijd een politieke weging plaats zal vinden voordat
er overgegaan wordt tot de tweede fase. In die tweede fase zullen dan meer ambitieuze
stappen worden gezet. De verwachting is dat de Eurogroepvoorzitter voor zal stellen
dat in die tweede fase geleidelijk een bepaalde mate van verliesdeling wordt geïntroduceerd
voor het Europese depositoverzekeringsfonds, waarbij leningen aan een DGS worden terugbetaald
door banken in de hele bankenunie, in plaats van enkel de banken in de desbetreffende
lidstaat. De verwachting is dat de voorzitter ook zal voorstellen aanvullende maatregelen
te nemen om concentratie van staatsobligaties verder aan banden te leggen.
Nederland is voorstander van voortgang op de bankenunie. Voortgang op de bankenunie
kan bijdragen aan het vergroten van de financiële stabiliteit, het doorbreken van
de negatieve wisselwerking tussen de financiële situatie van banken en overheden (bank-sovereign nexus) en belastingbetalers en spaarders nog beter beschermen. Aan voortgang op de bankenunie
zijn voor Nederland wel voorwaarden verbonden. Zo moeten risico’s op bankbalansen
verkleind worden om verdere stappen te kunnen nemen op risicodeling. Specifiek moeten
de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen worden verminderd en banken op gezondheid
getoetst worden (Asset Quality Review, AQR). Ook is de inzet van Nederland erop gericht om inconsistenties in de toepassing
van de verschillende raamwerken voor falende banken weg te halen, onder andere zodat
de lastendelingsregels consistent worden toegepast.
Om voortgang te bewerkstelligen, ziet Nederland voordeel in de «twee-fase benadering»
die de Eurogroepvoorzitter voor ogen heeft. Hierbij zal Nederland toezien dat de stappen
die genomen worden in lijn met de Nederlandse inzet zijn. Stappen die worden gezet
dienen proportioneel te zijn, met een goede balans tussen risicodeling en risicoreductie.
Daarnaast is het belangrijk dat er aantoonbaar voortgang is geboekt richting de beoogde
doelen in de eerste fase, bijvoorbeeld in de beperking van de risico’s van de blootstelling
aan staatsobligaties, alvorens er op basis van politieke consensus kan worden besloten
om naar de tweede fase te gaan. Nederland zal zich constructief blijven opstellen
en tegelijkertijd vasthouden aan de punten die voor Nederland van belang zijn. Door
de uiteenlopende posities van lidstaten zal het niet eenvoudig zijn om een compromis
te bereiken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.