Brief regering : Uitkomsten onderzoek slachtsnelheid en voortgang verbeteren slachtsysteem
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1237
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2022
In slachthuizen komen diverse publieke belangen samen, waarbij mijn aandacht vooral
gericht is op dierenwelzijn en voedselveiligheid. Om beide belangen goed te borgen
is er strikte (Europese) regelgeving. Het slachtproces, vanaf het aanvoeren van de
dieren totdat ze dood zijn, brengt specifieke risico’s voor het dierenwelzijn met
zich mee. Het is een precair proces dat met de nodige zorg uitgevoerd dient te worden
om welzijnsaantasting te voorkomen.
Het is de primaire verantwoordelijkheid van iedere slachthuisexploitant om de regelgeving
na te leven en de eigen bedrijfsprocessen zodanig in te richten dat dierenwelzijn
en voedselveiligheid worden geborgd. De overheid legt die verantwoordelijkheid vast
door middel van regelgeving, houdt toezicht op de naleving van de regels en handhaaft
bij overtredingen. Maar ook met regelgeving, toezicht en handhaving zal nooit volledig
kunnen worden voorkomen dat er onregelmatigheden zijn of zelfs misstanden plaatsvinden.
Uiteraard is de inzet van de overheid er wel op gericht om misstanden waar mogelijk
te voorkomen en bij geconstateerde misstanden in te grijpen en de verantwoordelijke
slachthuizen aan te pakken.
Helaas zien we nog te vaak dat dierenwelzijn in de praktijk niet voldoende wordt geborgd.
Soms worden we geconfronteerd met afschuwelijke beelden van misstanden waarbij het
dierenwelzijn ernstig geschaad wordt. Dergelijke beelden leiden terecht maatschappelijk
en ook in uw Kamer tot ophef. Ik vind het onbegrijpelijk dat dergelijke situaties
nog steeds voorkomen, na alle maatschappelijke aandacht van de afgelopen jaren. Ook
al betreft het vaak een hele kleine fractie van de grote aantallen dieren die in Nederland
worden geslacht, elk geval waarbij het welzijn van dieren wordt aangetast is er één
te veel. Bedrijven zullen naar mijn mening echt extra stappen moeten zetten op dit
vlak.
Onder het vorige kabinet is al veel inzet gepleegd om te werken aan verbetering van
borging van het dierenwelzijn tijdens het slachtproces. De basis om deze verbeteringen
door te voeren is gelegen in de wetgeving ten aanzien van dierenwelzijn. Ten aanzien
van die wetgeving is relevant dat de Europese regelgeving voor dierenwelzijn herzien
wordt. Dit is een brede herziening waarbij ook regelgeving die ziet op dierenwelzijn
in het slachthuis aangepast zal worden. Ik zet me ervoor in om daar waar kansen liggen
die regelgeving te verbeteren, dat ook voor elkaar te krijgen. Mijn ambtsvoorganger
heeft uw Kamer op 27 augustus jl. reeds geïnformeerd over de eerste stappen in dit
traject (Kamerstuk 21 501–32, nr. 1335) en ik zal uw Kamer blijven informeren over de vervolgstappen.
Voor het verbeteren van uitvoering en toezicht van de regelgeving voor slachthuizen
is reeds veel in gang gezet. Uw Kamer is ook regelmatig geïnformeerd over de versterking
van het toezicht in de vleesketen, laatstelijk met een brief aan uw Kamer van 12 november
2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 135). Ten opzichte van de stand van zaken destijds is relevant, dat het Kabinet plannen
heeft ter versterking van de positie van de NVWA. Deze plannen zien op de hele NVWA
en zijn daarbij ook relevant voor de taken van de NVWA op het slachthuis. Hiervoor
verwijs ik u naar mijn planningsbrief van 10 februari jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 97).
Onder de noemer van het «programma verbeteren slachtsysteem» zijn diverse acties in
gang gezet waarover ik in deze brief de stand van zaken weergeef. Ik zie dat er in
deze sector partijen zijn, die door middel van innovatieve oplossingen zich inspannen
om ook op de langere termijn te komen tot een slachtsysteem waarin voedselveiligheid
en dierenwelzijn optimaal geborgd zijn. Een voorbeeld is de ontwikkeling en toepassing
van »slim» cameratoezicht waar ik later in deze brief dieper op inga. Naast de sporen
van wetgeving, toezicht en handhaving wil ik zulke innovatieve ontwikkelingen in de
sector zelf benutten voor een betere borging van dierenwelzijn en voedselveiligheid.
Ik wil daarom inzetten op een breed gedragen integrale beleidsaanpak ten aanzien van
de slachthuizen waarin ook innovaties vanuit de sector een prominente plek krijgen.
In de rest van deze brief ga ik in op de stand van zaken van uitvoering van diverse
moties en toezeggingen op het gebied van slachthuizen en relevante actuele ontwikkelingen.
Ten eerste ga ik in op de uitkomsten van het onderzoek naar «de invloed van de slachtsnelheid
op risico’s voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en de mogelijkheid voor adequaat
toezicht», dat tevens als bijlage bij deze brief is bijgevoegd (I)1. Vervolgens zal ik ingaan op het onderwerp cameratoezicht (II), de mobiele dodingsunit
(MDU, III) en tot slot de stand van zaken van een aantal acties uit het programma
verbeteren slachtsysteem (IV) waarvoor de risico-inventarisatie voedselveiligheid
als bijlage bij deze brief is bijgevoegd2.
I. Slachtsnelheid
Mede naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk
33 835, nr. 156) en de gewijzigde van het lid Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 1118) heeft mijn ambtsvoorganger de juridische mogelijkheden verkend om de slachtsnelheid
in slachthuizen per direct omlaag te brengen. Daaruit bleek dat er geen juridische
grond bestaat de slachtsnelheid per direct structureel te verlagen (Kamerstuk 28 286, nrs. 1131 en 1169). Vervolgens heeft mijn Ministerie opdracht gegeven tot een onderzoek naar de invloed
van slachtsnelheid op risicofactoren voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en de mogelijkheid
voor adequaat toezicht». In afwachting van de uitkomsten van het onderzoek en totdat
een nieuw kader ten aanzien van de beoordeling van de verhoging van de slachtsnelheid
is vastgesteld, heeft mijn ambtsvoorganger op 21 juli 2021 de IG van de NVWA een aanwijzing
gegeven om met onmiddellijke ingang lopende en nieuwe aanvragen van bedrijven tot
verhoging van de slachtsnelheid af te wijzen (Kamerstuk 28 286, nr. 1201).
Opzet onderzoek
Het onderzoek richtte zich op de beantwoording van de volgende vragen: 1) wat zijn
de risicofactoren voor dierenwelzijn en voedselveiligheid, 2) wat is de invloed van
slachtsnelheid op deze risicofactoren, 3) wordt controle en toezicht op deze risicofactoren
voor dierenwelzijn en voedselveiligheid beïnvloed door verhoging van de slachtsnelheid.
Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van Wageningen Livestock Research in
samenwerking met Utrecht Universiteit en het bedrijf VHP Human Performance met respectievelijk
expertise op de gebieden dierenwelzijn, voedselveiligheid en het beoordelen van fysieke
en mentale belasting van werknemers. Een onafhankelijke wetenschappelijke begeleidingsgroep
heeft het onderzoek begeleid. Onderzocht is hoe een praktijktoets, als onderdeel van
het onderzoek, vorm kon krijgen. Deze praktijktoets zou de theoretische desk-studie
aanvullen en illustreren met concrete situaties in een aantal Nederlandse slachthuizen.
De wetenschappelijke begeleidingsgroep van Wageningen UR adviseerde daarentegen om
in het kader van dit onderzoek met deze onderzoeksvragen géén beperkte praktijktoets
uit te voeren, omdat ieder slachthuis zijn unieke lay-out en werkwijzen kent en de
uitkomsten van een dergelijke praktijktoets onmogelijk representatief kunnen zijn
voor alle slachthuizen. Deze praktijktoets is daarom niet uitgevoerd.
Ik respecteer het advies van de wetenschappelijke begeleidingsgroep, maar heb zelf
nog steeds de behoefte om een concreet beeld te krijgen van de risicofactoren in praktijksituaties
en de maatregelen en aanpassingen die in de praktijk genomen kunnen en moeten worden
om de risico’s te mitigeren, zeker gezien de conclusies en aanbevelingen die ik hieronder
kort aanstip.
Conclusies en aanbevelingen
Het rapport toont aan dat bij een hogere slachtsnelheid de risico’s voor dierenwelzijn,
voedselveiligheid en de kwaliteit van keuren kunnen toenemen, maar deze risico’s niet
per definitie consequenties voor het slachtproces hebben. De risico’s kunnen namelijk
worden ondervangen door specifieke maatregelen te nemen zoals een goede planning van
de aanvoer van dieren en het aanpassen van de lay-out van uitlaadbordes, wachtruimte,
drijfgangen en technische installaties en keurbordessen. Ook spelen opleiding en inzet
van voldoende personeel en voldoende toezicht een belangrijke rol in het verlagen
van de consequenties van risicofactoren. Voor meer gedetailleerde uitkomsten verwijs
ik uw Kamer naar het rapport.
Onderzoekers bevelen aan om, wanneer een bedrijf de slachtsnelheid wil verhogen, dit
slachthuis te beoordelen aan de hand van een toetsingskader op alle risico’s die kunnen
ontstaan op het gebied van dierenwelzijn, voedselveiligheid en het keurproces. Ook
wordt aanbevolen om dit toetsingskader in samenspraak met belangenpartijen op te stellen.
Indien een bedrijf laat zien dat aan de eisen van een toetsingskader kan worden voldaan
op al deze aspecten is verhoging van de slachtsnelheid niet per definitie bezwaarlijk.
Beleidsreactie
Uit het rapport blijkt dat het niet zinvol of mogelijk is om in generieke zin een
snelheidsverlaging af te dwingen, omdat de procesbeheersing bij een bepaalde slachtsnelheid
sterk afhangt van de situatie op en inrichting van dat specifieke slachthuis. Dit
bevestigt het dilemma van mijn voorganger na de aangenomen moties die de regering
verzoeken per direct slachthuizen op te dragen de slachtsnelheid structureel te verlagen.
Los van het ontbreken van een juridische grond hiervoor, is het niet mogelijk om deze
maatregel generiek voor alle slachthuizen te onderbouwen, zo blijkt ook uit dit rapport.
Het komt erop neer dat uitsluitend op basis van concrete situaties in een bepaald
slachthuis, waarbij het slachthuis de in het rapport genoemde risico’s niet afdoende
weet te borgen, de slachtsnelheid een middel kan zijn om de risico’s afdoende te beheersen.
Ik heb de uitkomsten van het rapport tot me genomen en hecht eraan om dit heel zorgvuldig
aan te pakken. Ik wil niet zomaar de aanwijzing aan de IG NVWA, om aanvragen voor
verhoging van slachtsnelheden af te wijzen, weer intrekken en zet nu eerst twee vervolgstappen.
Ten eerste laat ik alsnog een onafhankelijke praktijktoets uitvoeren bij een beperkt
aantal pluimvee- en roodvlees slachthuizen. Zoals ik eerder aangaf, kan ik hiermee
een concreet beeld krijgen van de risicofactoren in praktijksituaties. Dit vervolgonderzoek
laat ik bij voorkeur uitvoeren door de opstellers van dit rapport. Inmiddels zijn
de eerste gesprekken gevoerd om dit in gang te zetten. Ten tweede zal ik gehoor geven
aan de aanbeveling van de onderzoekers om tot een gedragen nieuw toetsingskader te
komen.
Tijdens dit vervolgonderzoek en totdat de nieuwe beleidslijn gereed is, blijft de
aanwijzing aan de IG NVWA staan. Ik realiseer me dat het blijven bestaan van de aanwijzing
gevolgen voor verschillende slachterijen kan hebben. De borging van het dierenwelzijn
tijdens het slachtproces heeft echter mijn grootste prioriteit en dit traject dient
met de uiterste zorgvuldigheid te worden uitgevoerd. Ik informeer uw Kamer zodra ik
meer duidelijkheid heb over de tijdslijn van mijn vervolgstappen. Ik zet in op de
zomer van dit jaar, de daadwerkelijke planning is nog afhankelijk van de start en
duur van het praktijkonderzoek.
Met betrekking tot bestaande slachtsnelheden in de Nederlandse slachthuizen blijft
onverkort gelden dat de NVWA een verlaging van de slachtsnelheid als corrigerende
maatregel op kan leggen indien hier aanleiding toe is. Een dergelijke verplichte verlaging
van de slachtsnelheid blijft van kracht totdat de situatie hersteld is en het proces
weer volledig beheerst wordt.
II. Cameratoezicht
De NVWA heeft in september 2021 in haar evaluatie «cameratoezicht slachthuizen dierenwelzijn»
aangegeven dat een wettelijke basis het cameratoezicht effectiever en efficiënter
kan maken. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheidsverdeling zoals die in de relevante
regelgeving is verwoord: het is de verantwoordelijkheid van slachthuizen om het dierenwelzijn
te borgen, de NVWA ziet er op toe. Uw Kamer is reeds geïnformeerd over het voornemen
om wetgeving voor cameratoezicht voor te bereiden (Kamerstuk 28 286, nr. 1217). De uitwerking van dit wetsvoorstel is in volle gang.
Mijn insteek is om een wetsvoorstel voor te bereiden waarin een algemene wettelijke
verplichting wordt opgenomen dat slachthuizen en verzamelcentra camera’s aanwezig
hebben waarbij onder andere ook eisen aan de camera’s en plaatsing gesteld worden.
In datzelfde wetsvoorstel zal ik ook voorstellen te voorzien in de bevoegdheid van
de regering om regels te stellen over het toepassen van zogeheten «slim cameratoezicht».
Omdat op verzamelcentra nog geen ervaring is met het gebruik van camera’s, laat ik,
parallel met het opstellen van de regelgeving, ruimte voor een vrijwillige pilot op
verzamelcentra, zodat ervaringen uit de praktijk direct meegenomen kunnen worden bij
het opstellen van die regelgeving. Ik hoop dat de sector hier gebruik van maakt.
Over zogenaamd «slim» cameratoezicht – Artificial Intelligence (AI)-ondersteund cameratoezicht
– merk ik het volgende op. Het gaat hier om een relatief nieuwe vorm van cameratoezicht.
De indruk tot nu toe is dat deze ontwikkelingen veelbelovend zijn en potentie hebben
om een bijdrage te leveren aan betere borging van het dierenwelzijn tijdens het slachtproces.
Tegelijkertijd betreft «slim» cameratoezicht een domein dat nog volop in ontwikkeling
is. Daarom wil ik voorstellen in het wetsvoorstel te voorzien in de bevoegdheid van
de regering om regels op te kunnen stellen, maar zal het nog geen verplichting zijn.
Ik laat eerst ruimte voor experimenten met dergelijk cameratoezicht. Het is de bedoeling
dat de NVWA en de slachthuizen VanDrie en Vion en eventueel andere partijen dit jaar
een pilot starten op het gebied van cameratoezicht en het gebruik van AI. De eerste
afspraken zijn hiervoor reeds gemaakt en het gesprek hoe dit wordt uitgevoerd is opgestart.
Uit de pilot wil ik lering trekken hoe deze systemen het borgen van het dierenwelzijn
en het toezicht daarop door de NVWA kan versterken, waarbij de verantwoordelijkheid
voor de borging van dierenwelzijn en het naleven van regels bij de sector blijft.
Het toezicht van de NVWA, zoals dit in de EU-regels staat voorgeschreven, blijft gedurende
de pilot uiteraard bestaan.
Omdat «slim» cameratoezicht een relatief nieuw onderwerp is, neemt de beleidsvorming
daarover meer tijd in beslag dan voorzien. Dat heeft gevolgen voor de inhoud van het
wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Het eerdere genoemde streven voor indiening
van een wetsvoorstel bij uw Kamer in het najaar van 2022, is daarmee te ambitieus
gebleken. Ik streef nu naar indiening van het wetsvoorstel in het voorjaar van 2023.
Het wetsvoorstel zal voorzien in regels over het gebruik van beelden door de NVWA
bij het toezicht op de naleving en er daar zal in de memorie van toelichting aandacht
aan worden besteed. Dit mede naar aanleiding van de aangehouden motie Vestering/Beckerman
die ertoe oproept dat camerabeelden uit slachthuizen eigendom worden van de overheid
en te allen tijde kunnen worden beoordeeld door een onafhankelijke toezichthouder
(Kamerstuk 28 286, nr. 1203). Eigendom van de camerabeelden is daarbij niet nodig, toegang ertoe wel. Goed toezicht
bestaat immers uit het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling
of zaak al dan niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen
van een oordeel daarover en eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. De NVWA
heeft in de slachthuizen met cameratoezicht toegang tot de beelden. Op basis van camerabeelden
worden interventies uitgevoerd. Zoals aangegeven in haar evaluatie van cameratoezicht
dierenwelzijn slachthuizen, wil de NVWA wel rond relevante momenten de beelden beschikbaar
hebben. Ook bij incidenten of bij vermoeden van overtredingen, kunnen de beelden bij
het toezicht betrokken worden.
III. Mobiele Dodingsunit (MDU)
Door de MDU is het mogelijk om dieren die niet transportwaardig zijn, maar nog wel
geslacht kunnen worden alsnog te kunnen slachten door ze in de MDU te doden. Nadere
eisen aan het exploiteren van een MDU zijn opgenomen in de gedelegeerde verordening,
waarmee verordening (EG) nr. 853/2004 betreffende hygiënevoorschriften voor levensmiddelen
van dierlijke oorsprong gewijzigd is. Deze wijziging is op 6 september van kracht
geworden. Het betreft onder andere eisen die gesteld worden aan het toezicht door
de NVWA, de erkenning van het slachthuis, en de borging van de risico’s op het gebied
van diergezondheid, dierenwelzijn en voedselveiligheid.
Per 1 januari 2022 is, conform eerdere toezegging, capaciteit bij de NVWA beschikbaar
voor de keuringswerkzaamheden ten behoeve van de inzet van minimaal 1 MDU (Kamerstuk
28 286, nr. 1217). De NVWA verdeelt de toegezegde capaciteit daarbij evenredig over de slachthuizen
die aan alle gestelde voorwaarden voldoen en aan wie een verlening wordt verleend.
Vier slachthuizen hebben zich aangemeld en zijn half februari door de NVWA nogmaals
geïnformeerd over de eisen vanuit de gedelegeerde verordening, omdat geen van allen
nog volledig voldeden aan alle gestelde voorwaarden. Zowel de slachthuizen die zich
gemeld hebben, als de brancheorganisaties, geven aan dat ze in de huidige voorwaarden
meerdere punten zien die van invloed zijn op de «business case» voor het exploiteren
van een MDU. Dit betreft een aantal eisen uit de Europese regels voor de inzet van
een MDU. Daarnaast geven de aanvragers aan dat de beschikbare NVWA capaciteit en de
retributie tarieven een negatief effect hebben op de «business case».
Ik hecht er waarde aan dat de MDU in Nederland ingezet kan gaan worden. Momenteel
loopt het verleningentraject voor de MDU nog en ik ga er vanuit dat de aanvragers
voornemens zijn een MDU te exploiteren. Hiermee zal er praktijkervaring komen met
inzet van de MDU onder de nieuwe Europese voorwaarden. Wanneer daaruit blijkt dat
er in de praktijk grote knelpunten ontstaan die de inzet van de MDU belemmeren, zal
ik daar goed naar kijken. Over de tarieven wil ik meegeven, dat ik de tarieven nu
niet aanpas aangezien nog niet duidelijk is of aangepaste tarieven doorslaggevend
zijn voor een kostendekkende exploitatie van de MDU. De andere knelpunten die voortkomen
uit de Europese voorschriften zijn namelijk ook van invloed op de «business case».
Daarnaast is in het coalitieakkoord opgenomen dat retributies kostendekkend moeten
zijn, hetgeen ook aansluit bij wat al lange tijd kabinetsbeleid is. Omdat de MDU nieuw
is, is er in het huidige tarief stelsel niet specifiek rekening gehouden met dit type
werkzaamheden. Ik zal daarom onderzoeken of de tariefstructuur voor 2023 aanpassing
behoeft om te waarborgen dat kostendekkend en efficiënt toezicht op de MDU gehouden
kan worden.
IV. Stand van zaken «verbeteren van het slachtsysteem»
Onder de noemer van het programma voortgang verbeteren slachtsysteem zijn diverse
acties opgepakt ter verbetering van het slachtsysteem. Het onderzoek naar de slachtsnelheid
was bijvoorbeeld een van de acties. Daarnaast zijn er nog een aantal andere acties
waar ik de stand van zaken hieronder nader toelicht.
Drijfmiddelen
In juli 2021 heeft uw Kamer een motie aangenomen van de leden Vestering (PvdD) en
Beckerman (SP), die -kort gezegd- de regering oproept een verbod in te stellen op
het gebruik in slachthuizen van drijfmiddelen die pijn of veel stress kunnen veroorzaken
bij dieren, zoals elektrische prikkers waarmee stroomschokken worden gegeven (Kamerstuk
28 286, nr. 1202). Tijdens het debat heeft mijn voorganger aangegeven dat het verbieden van het gebruik
van drijfmiddelen die elektrische schokken toedienen niet mogelijk is, omdat dit op
grond van Europese verordeningen is toegestaan. Overeengekomen is dat de motie zo
mocht worden uitgelegd, dat er een dringend en dwingend gesprek met de slachthuizen
zou worden aangegaan over het gebruik van drijfmiddelen.
Met Vee&Logistiek Nederland, de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV), LTO
Nederland, Transport en Logistiek Nederland (TLN), afdeling Saveetra en de Centrale
Organisatie voor de Vleessector (COV) is vervolgens besproken hoe het juist gebruik
van drijfmiddelen en het tot een minimum beperken van het gebruik van apparaten die
elektrische schokken toedienen kan worden bewerkstelligd. Alle partijen onderschrijven
het belang van diervriendelijke methodes voor het opdrijven van dieren en zij zien
ruimte voor verbetering, gebaseerd op onderzoeken en eigen praktijkervaring. De ketenpartijen
benadrukken dat de veiligheid van dier én mens gewaarborgd moet zijn. Veilig werken
is uiteraard een randvoorwaarde. Vee&Logistiek Nederland heeft vakmanschap en het
correct gebruik van drijfmiddelen als thema benoemd voor 2022 en ziet voor zichzelf
een sleutelrol. Hun leden – handelaren en vervoerders- komen immers bij zowel de primaire
bedrijven als bij de slachthuizen. Samen met TLN nemen zij het initiatief om met de
andere ketenpartijen diersoort specifieke voorlichting op te stellen en te verspreiden.
Dit kan vervolgens ook ingezet worden bij de opleidingen voor de getuigschriften voor
chauffeurs en verzorgers van diertransporten. Aanvullend hierop zal de NVWA op haar
website aandacht besteden aan de Europese voorschriften die gelden voor het opdrijven
van dieren.
Aanleiding voor de inzet op drijfmiddelen waren undercoverbeelden, waarop overduidelijke
overtredingen te zien waren ten aanzien van de specifieke vereisten die gelden voor
het gebruik van drijfmiddelen die elektrische schokken geven. Op grond van Europese
verordeningen3 moet het gebruik van apparaten waarmee elektrische schokken worden toegediend namelijk
zoveel mogelijk worden vermeden, waarbij vervolgens specifiek is bepaald dat deze
instrumenten alleen mogen worden gebruikt voor volwassen runderen en volwassen varkens
die weigeren zich te verplaatsen, op voorwaarde dat deze volwassen runderen en volwassen
varkens vóór zich ruimte hebben om zich voort te bewegen. De schokken mogen niet langer
duren dan één seconde, moeten voldoende worden gespreid, mogen uitsluitend worden
toegediend op de spieren van de achterpoten, en mogen niet herhaaldelijk worden toegediend,
wanneer de dieren niet op de schokken regeren. De NVWA houdt hier toezicht op en treedt
op bij overtredingen. Ik vind het goed dat de sector hier zelf haar verantwoordelijkheid
pakt. De stappen die in dit traject worden gezet kunnen voor veel dieren een positief
verschil maken. Ik blijf nauw betrokken bij de voortgang via periodiek overleg totdat
de resultaten zijn behaald.
Risico-inventarisatie voedselveiligheid
In de brief van mijn ambtsvoorganger van oktober 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1131) is uw Kamer toegezegd, dat verder wordt gegaan met het uitwerken van de totale risico-inventarisatie
voor de slachthuizen. Niet alleen vanuit het perspectief van dierenwelzijn, maar ook
vanuit het perspectief van voedselveiligheid en daar als het nodig is maatregelen
aan verbinden. Uw Kamer heeft de risico-inventarisatie voor dierenwelzijn met de brief
van 21 januari 2021 ontvangen (Kamerstuk 28 286 nr. 1169). Hierbij ontvangt u het laatste deel van de risico-inventarisatie voor het onderdeel
voedselveiligheid in Nederlandse slachthuizen (bijlage 2). Uit verschillende onafhankelijk
onderzoeken (o.a. Kamerstuk 33 835, nr. 171 en Kamerstuk 28 286, nr. 1065) is gebleken, dat er verbeteringen mogelijk zijn in het huidige slachtsysteem. Ik
heb de in deze rapporten vermelde risico’s voor voedselveiligheid in de Nederlandse
slachthuizen geïnventariseerd en in één rapport bijeengebracht, wat moet worden gezien
als een tussentijdse verkenning van in diverse publicaties gesignaleerde risico’s.
Het grootse risico dat dit rapport op het gebied van voedselveiligheid naar voren
brengt, is de microbiologische verontreiniging van vlees, dat door hygiënisch slachten
door de slachthuizen beheerst dient te worden. De NVWA heeft hier blijvende aandacht
voor en past dit toe binnen het reguliere toezicht. Daarnaast wordt de toezicht aanpak
ook op dit vlak verder doorontwikkeld. Naast deze tussentijdse verkenning van in diverse
publicaties gesignaleerde risico’s vindt er een periodieke risicobeoordeling van Bureau
Risicobeoordeling en onderzoek (Buro) van de NVWA plaats, gebaseerd op geactualiseerde
keteninformatie. Deze periodieke risicobeoordelingen geven een breder beeld van de
huidige en nieuwe risico’s in de vleesketens. Met deze informatie kan een integrale
afweging worden gemaakt over welke maatregelen moeten worden genomen om eventuele
risico’s te reduceren. De integrale risicobeoordeling roodvleesketen wordt eind van
het jaar verwacht. Naast een risico inventarisatie zijn er regelmatig onderzoeken
naar nieuwe innovatieve technieken voor de vroegtijdige detectie van stoffen in vlees.
Daaruit is recent gebleken, feitelijk als bijvangst van het betreffende onderzoek,
dat er bepaalde medicijnresten gevonden werden in runderen. Op basis hiervan heeft
de NVWA actie ondernomen.
Plannen van aanpak dierenwelzijnsfunctionaris en standaardwerkwijzen
Op mijn verzoek hebben COV en Nepluvi dit voorjaar hun plannen voor de dierenwelzijnsfunctionaris
en de standaardwerkwijzen bij de NVWA ingediend en is hierover overleg tussen hen
geweest. COV en Nepluvi hebben de plannen bij hun leden onder de aandacht gebracht.
De bedrijven zijn bezig met de implementatie ervan. Ondertussen heb ik de NVWA gevraagd
om een werkwijze te ontwikkelen, zodat de NVWA ook kan toezien of bedrijven de rol
van de dierenwelzijns-functionaris en de standaardwerkwijzen geïmplementeerd hebben.
Ik heb met de NVWA afgesproken dat 2022 gebruikt wordt om een vinger aan de pols te
houden, zodat bedrijven ook de tijd krijgen om de implementatie te doen. In 2023 zal
de NVWA het toezicht op de juiste implementatie van de plannen opnemen in het jaarplan.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit