Brief regering : Informatie over de vogelgriepsituatie
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 259
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer over recente ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie
in Nederland en Europese lidstaten.
Situatie Europa
In veel landen in Europa zijn vogelgriepbesmettingen vastgesteld, bij pluimveelocaties
en bij wilde vogels. Vooral in Frankrijk zijn er veel uitbraken gerapporteerd, ruim
1.100, veel bij gehouden eenden in het zuidwesten van Frankrijk en in de Loirestreek.
In Italië zijn ongeveer 317 bedrijven getroffen. Hongarije, Polen en Duitsland hebben
meer dan 100 besmette bedrijven gemeld. Nederland volgt met 53 besmette locaties.
Zoals aangegeven in de brief van 5 april betreffende het «Schriftelijk Overleg Landbouw-
en Visserijraad van 7 april» (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1410) heeft het Frans voorzitterschap de vogelgriepsituatie op de agenda gezet van de
Landbouw- en visserijraad. Ik heb regelmatig contact met collega’s uit andere lidstaten
over de situatie in Europa en ook op andere niveaus is in de Europese Unie geregeld
overleg over de ontwikkelingen.
Situatie Nederland
Het totaal aantal locaties met een besmetting met vogelgriep serotype H5N1, sinds
oktober vorig jaar is 54. Vorige week waren er twee besmettingen, in Lunteren en in
Barneveld. Op 19 en 20 april zijn daar nog drie uitbraken bij gekomen, één in Voorthuizen,
en twee in Lunteren. Op 21 april bleek ook een vermeerderingsbedrijf met eenden, eveneens
in Lunteren, besmet te zijn geraakt. Dat betekent dat er voor het eerst sinds de grote
AI-uitbraak in 2003 meerdere uitbraken zijn in de Gelderse Vallei. Daarnaast zijn
nog op enkele locaties met minder dan 50 vogels besmettingen geweest. In totaal zijn
sinds oktober vorig jaar rondom 44 locaties (met meer dan 50 vogels) beperkingszones
ingesteld. Het aantal besmette commerciële houderijen is 41.
In totaal zijn nu op besmette locaties ruim 1.8 miljoen dieren op besmette pluimveehouderijen
geruimd. Het aantal preventief geruimde dieren is tot nu toe ruim 350.0001.
Preventief ruimen
Tot nu toe is er geen eenduidige route van besmetting gevonden. In het gebied in de
Gelderse Vallei waar nu de uitbraken zijn is de dichtheid van pluimveebedrijven zodanig
hoog dat de kans bestaat dat zonder preventief ruimen de verspreiding niet effectief
gestopt wordt. Daarom heb ik besloten om bij de uitbraken in Barneveld en bij de besmette
locaties in Lunteren pluimveebedrijven in de 1 kilometer zone rondom de besmette bedrijven
preventief te ruimen. Rondom Voorthuizen liggen geen pluimveebedrijven in de 1 km-zone.
Aanvullend worden de bedrijven in de 3 km-zones van de uitbraken in deze regio intensief
door de Gezondheidsdienst voor Dieren gemonitord, door het dagelijks registreren van
productiecijfers en water- en voerinname van de dieren. Op deze wijze wordt een eventuele
besmetting naar verwachting nog sneller opgepikt.
De aantallen pluimvee op de preventief te ruimen bedrijven rond Lunteren worden bekend
zodra de NVWA de bedrijven heeft geruimd.
Tracering
De eerdere besmettingen op de pluimveebedrijven zijn vrijwel alle het gevolg van separate
virusintroducties vanuit wilde vogels in de omgeving geweest. Voor de recente uitbraken
in de Gelderse Vallei is dit mogelijk anders, gezien het grote aantal pluimveebedrijven
in deze regio, het relatief korte tijdsbestek waarbinnen deze besmettingen plaatsvinden
en het afnemend aantal besmette wilde vogels. Het lijkt hier daarom aannemelijker
dat het virus zich tussen bedrijven verspreid heeft. Het traceringsonderzoek op de
bedrijven heeft geen volledig beeld van de besmettingsroute van de bedrijven opgeleverd.
Behalve bij de twee bedrijven in Lunteren van 19 april, die van dezelfde eigenaar
zijn, is er geen directe relatie gevonden tussen de recente besmettingen in dit gebied.
Ik heb de Deskundigengroep Dierziekten op 19 april gevraagd de situatie in de Gelderse
Vallei te duiden en gevraagd of er naast alle bestaande maatregelen nog extra maatregelen
mogelijk zijn om verdere verspreiding te beperken. Op 20 april hebben zij de situatie
besproken; een samenvatting van hun bevindingen staat verderop in deze brief. Het
aanvullend laboratoriumonderzoek naar de RNA-sequenties van de virusisolaten van de
uitbraken loopt; deze informatie kan bijdragen aan het ophelderen van routes van verspreiding.
Deskundigengroep dierziekten
Beoordeling 12 april
Geregeld vraag ik de deskundigengroep dierziekten om een risicobeoordeling te doen
van de HPAI-situatie in Nederland. Vanwege het verloop tot vorige week, dat er op
leek te duiden dat het aantal besmettingen bij wilde vogels en gehouden pluimvee afnam,
heb ik de deskundigengroep dierziekten vorige week om een nieuwe risicobeoordeling
gevraagd. De deskundigen achten het risico nog onverminderd hoog en schatten de kans
dat een Nederlands pluimveebedrijf de komende weken met HPAI wordt besmet hoog in.
Het verslag voeg ik bij deze brief.
Samenvatting bijeenkomst 20 april
Naar aanleiding van de besmettingen in Voorthuizen en Lunteren van 19 en 20 april
heb ik de deskundigengroep gevraagd of zij kunnen aangeven via welke routes het virus
in deze regio verspreidt. Zij zijn op 20 april bijeen geweest. Zij geven aan dat gezien
de locatie van deze bedrijven in een pluimveedichte omgeving, het tijdsinterval tussen
de uitbraken en contacten tussen een aantal van de bedrijven, tussenbedrijfstransmissie
een waarschijnlijke route is voor tenminste een aantal van de infecties. Snelle melding
en snelle ruiming is van groot belang bij het indammen van de infecties. Dat geldt
ook voor preventief te ruimen bedrijven. Ook wijzen ze op het belang van monitoring
van kengetallen en alertheid op vroege signalen.
Daarnaast geven ze aan dat de huidige situatie vraagt om uiterste alertheid en inspanning
van alle pluimveehouders en erfbetreders om verdere verspreiding te voorkomen. Volgens
hen moeten alle niet-noodzakelijke contacten/bezoeken op een pluimveebedrijf en in
de bedrijfsgebouwen worden vermeden. Indien bezoek op het bedrijf noodzakelijk is,
is goede hygiëne belangrijk om transmissie te voorkomen. Het is van het grootste belang
dat de pluimveehouder zelf toeziet op het tot een minimum beperken van contacten,
evenals op het strikt naleven van de hygiënemaatregelen. De verslagen van de deskundigen
worden altijd op de website gepubliceerd2; het verslag van de bijeenkomst op 20 april wordt daar zo snel mogelijk op gezet.
Aanvullende maatregelen
Enige tijd geleden zijn er signalen geweest dat bij de ruimingen door de NVWA veel
stof vrijkomt wat mogelijk leidt tot spreiding van virus naar omliggende bedrijven.
De NVWA besteedt aandacht aan het terugdringen van stofvorming bij de ruiming, bijvoorbeeld
door het met water besproeien van de karkassen tijdens het laden en waar mogelijk
laden van karkassen in de stallen. Analyses door onderzoekers tot nu toe hebben geen
aanwijzing opgeleverd dat door of tijdens de ruimingen het virus is verspreid naar
buurtbedrijven. De NVWA werkt verder aan verbeteringen van het proces van ruiming.
Ik heb als aanvullende maatregel een vervoersverbod voor risicovogels in regio 7 en
regio 103 ingesteld. Risicovogels mogen in die regio’s niet vervoerd worden met uitzondering
van vervoer naar de slacht en het vervoer van eendagskuikens, beiden onder strikte
voorwaarden.
Er is geen vervoer van dieren toegestaan in gebieden rondom uitbraken. Vervoer van
besmette dieren is daarom geen bron van verspreiding geweest. Daarom moeten aanvullende
maatregelen zich richten op indirecte contacten. Het hanteren en naleven van strikte
hygiënemaatregelen door de pluimveehouders en medewerkers zelf is en blijft de belangrijkste
maatregel om het virus buiten de stal te houden.
Er zijn al heel veel maatregelen van kracht. Aanvullend op die maatregelen ga ik,
mede op basis van het advies van de deskundigen, het zogenoemde bezoekersverbod in
regio’s 7 en 10 (de gebieden waar de Gelderse Vallei invalt) aanscherpen. Dat zal
inhouden dat, naast het reeds bestaande strikte bezoekersverbod voor de dierverblijfplaatsen,
het verbod voor het hele bedrijf strikter wordt. Het bezoekverbod geldt ook voor het
erf en andere gebouwen die worden gebruikt ten behoeve van de normale bedrijfsvoering,
zoals voorportalen, ruimtes waar eieren worden verzameld en opgeslagen, en andere
opslagruimtes voor bijvoorbeeld materialen, strooisel of voer. Uitzonderingen die
noodzakelijk zijn vanuit oogpunt van onder andere dierenwelzijn en diergezondheid
blijven mogelijk en ook mogen eieren nog worden opgehaald. Het woonhuis valt niet
onder het verbod. Ook zal ik in de communicatie met sectoren hun wijzen op hun rol
en verantwoordelijkheid in de preventie van vogelgriepbesmettingen. Ik roep alle betrokkenen
daarbij op om zich, conform het advies van de deskundigen, maximaal in te spannen
om verspreiding van het virus te voorkomen door strikte naleving van alle hygiëneregels
en adviezen.
Vaccinatie
Bij de Landbouw en Visserijraad (LVR)-vergadering op 7 april is vaccinatie door het
Frans voorzitterschap geagendeerd. D66 heeft bij het vragenuur over zoönosen op 19 april
jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 74, Vragenuur) gevraagd hoe het met het draagvlak
voor preventieve vaccinatie in de EU is gesteld. Lidstaten staan meer en meer open
voor preventieve vaccinatie als aanvullende maatregel. Veel lidstaten benadrukken
wel dat de belangrijkste maatregel om vogelgriep tegen te gaan een goede bedrijfshygiëne
is. Ook benadrukken lidstaten dat het van belang is om oog te hebben voor de mogelijke
gevolgen van vaccinatie voor de handel met derde landen.
Vaccinatie kan een veelbelovende aanvullende maatregel zijn, maar voor we kunnen bekijken
hoe we vaccinatie kunnen inzetten is het belangrijk eerst te weten of vaccins verspreiding
van virus tegengaan; subklinische verspreiding van virus, waardoor spreiding ongemerkt
kan verlopen, is een onwenselijke situatie.
In Nederland wordt een proef gepland om de effectiviteit van enkele recente vaccins
te bepalen, onder gecontroleerde omstandigheden. Hierbij wordt vooral gekeken naar
het vermogen van vaccins om spreiding van HPAI virus in een gevaccineerd koppel tegen
te gaan. Het moment dat de proef kan starten hangt onder andere af van het moment
van goedkeuring door de Centrale Commissie Dierproeven en de beschikbaarheid van faciliteiten.
De proef start naar verwachting in juli. De mogelijkheden om vaccins te onderzoeken
onder veldomstandigheden worden momenteel ook verkend. Ik werk daarin nauw samen met
onderzoekers en sectoren. Zodra ik meer informatie heb over de vaccinatieproeven,
in Nederland of in andere Lidstaten, zal ik uw Kamer informeren. Ik zie geen ruimte
om processen te versnellen, zoals ik uw Kamer eerder heb laten weten.
Ik heb ook geregeld contact met de Europese Commissie en andere lidstaten om te kijken
hoe we van elkaars ervaringen kunnen leren en om zaken rondom vaccinatie op elkaar
af te stemmen. Door Nederland, Frankrijk en Hongarije worden proeven gepland om vaccins
te testen op effectiviteit.
De Europese Commissie werkt met de lidstaten aan het opstellen van een gedelegeerde
verordening waarin voorwaarden voor vaccinatie en monitoring worden opgenomen. Deze
verordening wordt op korte termijn voor publieke consultatie openbaar gemaakt.
Wilde dieren
Er worden nog steeds wilde vogels gevonden die besmet blijken met HPAI type H5N1.
Er zijn recent veel vogels gevonden in Zeeland en ook nog in Groningen. De vondsten
worden bijgehouden op de website van de NVWA4.
Onderzoekers bij WBVR hebben tot nu toe HPAI H5N1 aangetoond in 11 vossen, 3 bunzingen,
1 das en 1 otter. Alle informatie hierover wordt gedeeld met het RIVM om een risicobeoordeling
te geven voor de volksgezondheid. Tot nu toe is er geen reden geweest voor het RIVM
het risico anders in te schatten dan tot nu toe en waarover de Kamer is geïnformeerd.
Op korte termijn verwachten mijn collega van VWS en ik een advies van het Deskundigenberaad
zoönosen. Dit advies zullen wij, met een kabinetsreactie, aan uw Kamer toesturen.
Tenslotte
Pluimveehouders zijn zich bewust van de risico’s en spannen zich in om de besmetting
van hun pluimvee te voorkomen. Desondanks worden bedrijven getroffen. De impact van
uitbraken en de maatregelen is groot voor houders van besmette bedrijven, voor houders
van bedrijven in de directe nabijheid, en andere delen van Nederland en voor hun gezinnen.
Het ruimen van bedrijven is ingrijpend, en de vele maatregelen die van toepassing
zijn in de beperkingszones maken het moeilijk en ingewikkeld om de bedrijfsvoering
voort te zetten. Ook de lange duur van de beperkende maatregelen en het voortdurend
omgaan met onzekerheid over de vogelgriepsituatie en ook de continue dreiging is een
belasting voor alle betrokkenen. Daarnaast moeten we ook niet vergeten dat het welzijn
van dieren die ziek worden ernstig wordt aangetast en dat veel dieren worden geruimd.
Ik wil ook vermelden dat de NVWA zich maximaal inzet om het ruimen van bedrijven zo
snel en goed mogelijk uit te voeren. Dat vraagt een enorme inspanning van alle medewerkers.
Ook vormen de bijkomende maatregelen en de handhaving daarop een zware belasting voor
medewerkers van de NVWA, al maanden achtereen. Divers getroffen pluimveehouders, wier
bedrijven zijn geruimd, hebben mij laten weten dat de medewerkers van de NVWA zeer
zorgvuldig te werk gaan bij de ruimingen en dat ze veel oog hebben voor de impact
die het heeft op de pluimveehouder en zijn gezin. De ruimingen verlopen in goede samenwerking
tussen de houders en de NVWA.
Ik heb op basis van de risicobeoordeling van de deskundigen en de zorgelijke ontwikkelingen
in de Gelderse Vallei besloten extra maatregelen te nemen in de twee regio’s. Ik onderken
daarbij de nijpende situatie van pluimveehouders, maar het is van groot belang dat
we besmettingen voorkómen, waarbij ik verwacht dat iedereen hierin zijn of haar verantwoordelijkheid
neemt.
Strikte naleving van alle hygiëneregels en adviezen door iedereen die op de bedrijven
werkt en komt is en blijft van het grootste belang.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit