Brief regering : Beantwoording vragen, gesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 22 november 2021, over Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2022)
32 824 Integratiebeleid
Nr. 360 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2022
In het wetgevingsoverleg integratie en maatschappelijke samenhang van de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 79) zijn vragen gesteld aan toenmalig Staatssecretaris Wiersma over de eindtermen en
het lesmateriaal voor het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM)
van het inburgeringsexamen. De commissie heeft mij verzocht om in een brief aan uw
Kamer in te gaan op de gedane toezeggingen tijdens dit wetgevingsoverleg met betrekking
tot de examentermen en het lesmateriaal voor het inburgeringsexamen, het contact met
de uitgeverijen hierover en de voortgang op de motie van de leden Paternotte en Becker
(Kamerstuk 32 824, nr. 211) over de modernisering van de examenvragen. Middels deze brief doe ik gestand aan
dit verzoek.
Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over een uitspraak
die de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 maart jl. heeft gedaan
en die gevolgen heeft voor de werkzaamheden van Blik op Werk inzake het keurmerk voor
taalscholen.
Aanpassing eindtermen en motie Paternotte/Becker
Eens in de vijf tot tien jaar worden de eindtermen voor het onderdeel KNM herzien
om aansluiting te houden op veranderingen in de maatschappij. De eindtermen omschrijven
op een hoog abstractieniveau wat de inburgeraar na afronding van het examen dient
te kennen en kunnen en hebben een in de basis neutraal karakter. De vorige versie
van de eindtermen zijn gepubliceerd in december 2013 en zijn aan herziening toe. Het
opstellen van de nieuwe eindtermen was onderdeel van de aanbesteding van de nieuwe
inburgeringsexamens. Deze aanbesteding heeft meer tijd gekost dan was voorzien, mede
doordat mijn ministerie prioriteit heeft gegeven aan activiteiten gericht op tijdige
inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.
De aanbesteding is eind vorig jaar afgerond. Voor het onderdeel KNM en opstellen van
de nieuwe eindtermen is de opdracht gegund aan Cito. Op dit moment werkt Cito aan
de formatie van een externe adviescommissie en klankbordgroep voor het ontwikkelen
van de nieuwe eindtermen. Het streven is om in het vierde kwartaal van dit jaar de
nieuwe eindtermen te publiceren.
De publicatie van nieuwe eindtermen is voor uitgeverijen doorgaans een moment om het
lesmateriaal te herzien. Daarom ben ik in overleg met Cito om te bezien op welke manier
geborgd kan worden dat het lesmateriaal in de toekomst, na vaststelling van de nieuwe
eindtermen in het vierde kwartaal, zo goed mogelijk aansluit op die nieuwe eindtermen.
Op basis van de nieuwe eindtermen zal Cito nieuwe examenvragen ontwikkelen en de huidige
examenvragen opnieuw tegen het licht houden. Dit zal in de loop van 2023 worden geïmplementeerd.
Contact met uitgeverij «Welkom in Nederland»
Tijdens het wetgevingsoverleg inburgering en integratie van 22 november is gesproken
over een passage in het boek «Welkom in Nederland», waarin de suggestie wordt gewekt
dat je discriminatie zou kunnen stoppen door een goede collega te zijn. Door Staatssecretaris
Wiersma is toegezegd dat contact zou worden opgenomen met de uitgeverij. Hij heeft
tijdens het wetgevingsoverleg tevens afstand genomen van deze passage en gaf aan dat
deze niet in overeenstemming is met de eindtermen. Ik onderschrijf deze conclusie
van de heer Wiersma.
Het ministerie heeft inmiddels contact gehad met de betreffende uitgeverij. De uitgeverij
geeft aan dat de kern van de tekst, waarin bovengenoemde passage staat, is dat discriminatie
bij wet verboden is. Daarnaast geeft de uitgeverij aan dat de uitgave «Welkom in Nederland»
gebaseerd is op de eindtermen KNM die door het ministerie opgesteld zijn.
Hoewel de uitgave gebaseerd is op deze eindtermen en de uitgeverij daarbij wil aansluiten,
is de uitgeverij zich ervan bewust dat deze passage niet passend is. De uitgeverij
heeft om die reden een vervangende tekst opgenomen op de website waarin de passage
verwijderd is en waarin het feit dat discriminatie bij wet verboden is nog meer benadrukt
wordt. Daarnaast heeft de uitgeverij aangegeven dat deze tekst ook in het boek zal
worden aangepast bij de eerstvolgende bijdruk die later dit jaar zal worden uitgebracht.
Tot slot geeft de uitgeverij aan dat ze het boek volledig wil herzien om zo aan te
sluiten bij de nieuwe eindtermen KNM waar Cito in opdracht van het ministerie aan
werkt.
Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake Blik op Werk
Tot slot maak ik graag van de gelegenheid gebruik uw Kamer te informeren over het
volgende. Op 9 maart jl. heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
uitspraak gedaan in de zaak CIEPA Taal tegen Blik op Werk (BoW). CIEPA is in 2019
een rechtszaak begonnen, omdat Blik op Werk te kennen had gegeven dat CIEPA niet in
aanmerking kwam voor het keurmerk, met als reden dat zij niet aan alle voorwaarden
voldeed voor dit keurmerk. De Afdeling Bestuursrechtspraak merkt in haar uitspraak
op dat er een koppeling bestaat tussen het keurmerk en een lening van de overheid
voor het volgen van een inburgeringscursus. Zonder het keurmerk kan CIEPA geen cursussen
geven aan de groep cursisten die de cursus met een overheidslening betaalt. Blik op
Werk kan dus eenzijdig bepalen of een taalschool wel of niet cursussen kan aanbieden
aan inburgeraars die een lening inzetten voor de bekostiging van taalonderwijs. De
Afdeling Bestuursrechtspraak stelt dat Blik op Werk om die reden naar de aard van
haar bevoegdheden is aan te merken als een bestuursorgaan. Dit betekent dat de besluiten
die Blik op Werk ten aanzien van het keurmerk neemt, besluiten zijn in de zin van
artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Momenteel wordt samen met Blik op Werk onderzocht wat de consequenties zijn voor de
werkzaamheden van Blik op Werk op de korte termijn en voor de regelgeving op grond
waarvan Blik op Werk op dit moment toezicht houdt op de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs.
Tevens wordt gekeken wat de consequenties van deze uitspraak zijn voor het lopende
traject in het kader van de verdere uitwerking van de motie van de leden Van Meenen
en Becker (Kamerstuk 35 483, nr. 45) over publiek toezicht op inburgeringsonderwijs. Ik zal uw Kamer bij de eerstvolgende
uitvoeringsbrief Inburgering (gepland voor juni) nader informeren over de uitkomsten
hiervan.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid