Brief regering : Bijsturing Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs): tweede voortgangsrapportage (funderend onderwijs)
35 925 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022
Nr. 164
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2022
Op de scholen waar ik de afgelopen maanden ben geweest, heb ik gezien dat leerlingen,
leraren en schoolleiders hard aan het werk zijn gegaan met de uitvoering van het Nationaal
Programma Onderwijs (NP Onderwijs) en het inhalen van de door corona veroorzaakte
leervertragingen. Dit is ook het beeld dat uit de tweede voortgangsrapportage naar
voren komt. Wat moet het moeilijk en demotiverend zijn geweest voor iedereen toen
het aantal besmettingen eind vorig jaar weer opliep en schoolsluiting en lesuitval
door ziekte en quarantaine weer aan de orde van de dag waren. De veerkracht die de
sector keer op keer laat zien, verdient een groot compliment.
Dat neemt niet weg dat het grote belang dat leerlingen hebben bij een effectieve inzet
van deze middelen, ons verplicht om steeds kritisch te kijken naar wat beter kan binnen
het NP Onderwijs. In februari van dit jaar heb ik u per brief geïnformeerd over een
koersverlegging in het NP Onderwijs voor het funderend onderwijs op drie punten: een
verlengde looptijd, een aanpassing van de verdeling van middelen en een betere aansluiting
op de plannen uit het coalitieakkoord.1 In deze brief zet ik een aantal vervolgstappen voor het NP Onderwijs voor het funderend
onderwijs. Later dit voorjaar volgt voor het middelbaar beroepsonderwijs en hoger
onderwijs een separate brief en voortgangsrapportage.
Uw Kamer en ook de Algemene Rekenkamer hebben eerder kritische kanttekeningen geplaatst
bij de doelmatige besteding van de NP Onderwijsmiddelen en het zicht daarop. Ik deel
deze analyse en zie dit ook als motivatie om het NP Onderwijs gaandeweg verder te
verbeteren. Daarnaast raakt de Rekenkamer ook aan een meer fundamenteel debat over
inzicht in hoe onderwijsgeld besteed wordt en welke resultaten ermee worden bereikt.
Het is essentieel dat onderwijsgelden tot merkbaar resultaat leiden bij leerlingen
en leraren. Bij de uitwerking van het coalitieakkoord zetten we dit nog meer centraal
dan afgelopen jaren gebeurd is.
Voor het NP Onderwijs geldt dat er in crisistijd een ambitieus programma is gerealiseerd
dat een noodzakelijke impuls heeft gegeven aan het onderwijs. Scholen verdienen het
vertrouwen dat zij vanuit hun professionaliteit het beste kiezen voor hun leerlingen
en de voortgangsrapportage bij deze brief bevestigt dat ook. Tegelijk zijn we het
ook aan leerlingen en leraren verplicht om keer op keer te kijken wat we nog meer
aan het NP Onderwijs kunnen verbeteren en dat wil ik onder meer doen door de doelen
van het programma te verbinden aan de doelen uit het coalitieakkoord. Deze eenduidigheid
vind ik belangrijk voor een heldere opdracht aan scholen en hiermee sluiten deze tijdelijke
middelen ook aan op structurele maatregelen, bijvoorbeeld die in het kader van het
masterplan basisvaardigheden. In het eerste deel van deze brief ga ik hier verder
op in.
De monitoringsresultaten uit de tweede voortgangsrapportage zijn ook een goede gelegenheid
om op enkele punten het instrumentarium van het programma te versterken en zo scholen
nog beter te helpen bij de uitvoering van het programma. Het gaat om de menukaart
met bewezen effectieve interventies, de arbeidsmarkttoelage, de inhuur van externen
en medezeggenschap. In het tweede deel van de brief licht ik dit toe. Tenslotte wordt
in een bijlage2 bij deze brief een overzicht gegeven van de doelen en indicatoren van het NP Onderwijs;
in een andere bijlage3 wordt ingegaan op de invulling die is gegeven aan een aantal moties.
Met deze verdere versterking van het instrumentarium, naast de in februari aangekondigde
verlenging van de looptijd van het programma en verdeling van de middelen, heb ik
er vertrouwen in dat scholen – ook in de resterende drie schooljaren van het NP Onderwijs
– met volle aandacht kunnen werken aan herstel en het verbeteren van de kwaliteit.
1. Doelen: verduidelijken en verbinden aan het coalitieakkoord
Leerlingen hebben tijdens de coronaperiode soms minder geleerd dan normaalgesproken
het geval is. De schoolsluitingen, hybride onderwijs, maar ook het ontbreken van de
mogelijkheid om vrienden te zien en te sporten hebben hun sporen nagelaten. De maatschappelijke
doelstelling van het NP Onderwijs is in het licht van dit gegeven steeds gericht geweest
op het herstel van coronagerelateerde vertragingen, herstel van kansenongelijkheid
en een duurzaam effect op de onderwijskwaliteit. Deze basiselementen in de doelen
bleven onveranderd en vormen nog steeds de kern van het NP Onderwijs. In de eerste
maanden van het programma zijn deze doelen, ook in overleg met de sectoren, gemeenten
en andere departementen steeds specifieker geformuleerd. Dat leidde in de Kamerbrief
over monitoring van 7 juli jl. tot deze drie doelen:
1. Herstel van de corona-gerelateerde vertraging in de leergroei en ontwikkeling van
leerlingen (cognitief, sociaal-emotioneel, welbevinden);
2. Herstel van de corona-gerelateerde toename van kansenongelijkheid;
3. Steviger basis voor goed onderwijs (duurzaam leereffect).4
In bijlage 25 is samengevat wat eerder aan uw Kamer is gemeld over de doelen en indicatoren van
het NP Onderwijs.
Dit lijken mij nog steeds relevante doelen voor het programma. Wel ben ik het met
uw Kamer eens dat deze doelen vragen om uitwerking in duidelijke indicatoren en monitoringsinstrumenten.
In een bijlage bij deze Kamerbrief heb ik de algemene doelen van het NP Onderwijs
verder expliciet uitgewerkt naar indicatoren en naar bronnen voor de monitoring.
In de uitwerking van de doelen en indicatoren voor het NP Onderwijs bij deze brief
(bijlage 1) verbind ik deze doelen aan de doelen uit de coalitieakkoord. Want ik wil
niet alleen verduidelijken en uitwerken wat er al was, ik wil ook verbinden door in
de uitwerking van de doelen een brug te slaan naar de ambities uit het coalitieakkoord.
Aan de hand van het coalitieakkoord breng ik focus aan binnen het NP Onderwijs. Zo
zorg ik voor een consistent meerjarig beleid dat niet stopt na de formele looptijd
van het NP Onderwijs en daarmee zorg ik ook voor financiële continuïteit. Dat zorgt
voor een herkenbare en eenduidige koers voor scholen. In aansluiting op het coalitieakkoord
zijn kwaliteit, kansengelijkheid en middelen naar de klas de leidende principes voor
het programma.
Kwaliteit, kansengelijkheid en middelen naar de klas: de leidende principes
In het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) staan de doelen kwaliteit en kansengelijkheid in het onderwijs centraal. Daarbij
worden scholen meer in positie gebracht door middelen zoveel mogelijk naar de klas
te laten gaan, door onder andere de zeggenschap van schoolleiders en leraren – naast
de inspraak van ouders en leerlingen – te versterken. Zo investeert het kabinet om
bijvoorbeeld de basis op orde te brengen in het onderwijs, zodat ieder kind goed leert
lezen, schrijven, rekenen en de kans krijgt om het beste uit zichzelf te halen. In
de aanpak hiervan staan de focus op effectieve methodes en het zorgdragen dat middelen
daadwerkelijk landen in de klas, centraal. Ik zie het Nationaal Programma Onderwijs
als één van de belangrijke instrumenten om de basis in het onderwijs weer op orde
te krijgen. Kinderen moeten snel weer beter leren rekenen, schrijven en lezen. Het
wegwerken van vertragingen in het kader van corona is in wezen niet anders dan werken
aan kwaliteit en kansengelijkheid.
De verbinding van de doelen van het NP Onderwijs aan deze drie leidende principes
uit het coalitieakkoord wordt in het overzicht van doelen en indicatoren, dat als
bijlage bij deze brief zit, op hoofdlijnen geschetst. De verbinding met het coalitieakkoord
zit ook in het «hoe» (instrumentarium). De lessen uit het programma en de ervaring
met de menukaart en de kenniscommunity worden benut voor de structurele aanpak.
Kwaliteit: de basis op orde
De middelen uit het NP Onderwijs hebben als doel om leerlingen zo snel mogelijk, met
hulp en ondersteuning, weer op niveau te brengen. De coronacrisis kwam echter bovenop
een al eerder dalende trend van de onderwijsresultaten. Daarom is het van belang om
de inzet die scholen plegen om hun leerlingen na corona weer perspectief te geven
enerzijds en de versterking van de onderwijskwaliteit in het kader van het coalitieakkoord
anderzijds nadrukkelijker met elkaar te verbinden. Ik verwacht van scholen dat ze
leerlingen die dat nodig hebben extra hulp bieden en dat ze zorgen voor een goede
doorstroom binnen de school en naar het vervolgonderwijs, maar ook dat ze met de inzet
van de NP Onderwijsmiddelen keuzes maken die duurzaam bijdragen aan goed onderwijs
in taal en rekenen-wiskunde. Dat betekent dat alle scholen goed toegerust moeten zijn
om het NP Onderwijs uit te voeren. Het programma biedt daarom op veel verschillende
manieren ondersteuning aan scholen. De menukaart zorgt ervoor dat scholen effectieve
aanpakken gebruiken. In de Kenniscommunity wordt samen met sectororganisaties en Nationaal
Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) kennis over wat werkt actief met leraren en schoolleiders
gedeeld en worden scholen ondersteund om onderling ervaringen uit te wisselen. Op
de website nponderwijs.nl zijn handreikingen voor de schoolscan en het formuleren
van een effectief schoolprogramma veel gebruikt. Ook worden op de website praktijkverhalen
gedeeld van hoe scholen aan het NP Onderwijs werken. Scholen en gemeenten met vragen
kunnen terecht bij de NP Onderwijs helpdesk en scholen die dat nodig hebben, kunnen
ook gebruik maken van intensieve expertbegeleiding vanuit het NP Onderwijs. Met de
monitoring bewaak ik op stelselniveau of het alle scholen in voldoende mate lukt om
uitvoering te geven aan het NP Onderwijs en neem ik naar aanleiding daarvan zo nodig
aanvullende maatregelen. Met de inspectie, PO-Raad en VO-raad wil ik bespreken hoe
we alle scholen bereiken met de expertondersteuning en andere ondersteuning. De inspectie
heeft vanuit haar regulier toezicht op de onderwijskwaliteit zicht op besturen en
scholen.
Ook in het coalitieakkoord staat de ambitie om de onderwijskwaliteit in het algemeen
en de basisvaardigheden in het bijzonder te verbeteren. Het welbevinden van leerlingen,
hun sociaal-emotionele ontwikkeling en de beheersing van executieve vaardigheden blijven
een belangrijk aandachtspunt. Onderzoek laat zien dat leerlingen op deze vlakken een
klap hebben gehad. Ik hoor op veel scholen dat het moeite kost om leerlingen na de
onrustige coronaperiode weer in de «leerstand» te krijgen en dat ze daarvoor extra
stappen moeten zetten. Niet voor niets zijn de meest gekozen interventies van de menukaart
van het NP Onderwijs, de interventies op het gebied van welbevinden. Het welbevinden
en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen zijn een belangrijke voorwaarde
voor goede leerprestaties.6 Inzet op dit vlak draagt daarmee ook bij aan het herstel van de leerprestaties op
de basisvaardigheden.
Het is dus goed dat scholen extra aandacht hebben voor mentaal welbevinden, maar niet
alle problematiek kan door het onderwijs opgelost worden en dat verwacht ik dan ook
niet van scholen. Daarom werken de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en
ik ook samen met de Staatssecretaris van VWS. Ook hij is bezig met de aanpak van mentaal
welbevinden. Zo heeft de Staatssecretaris van VWS op 11 maart jl. gesproken met het
jongerenpanel mentale gezondheid en spreekt hij de komende tijd met meer jongeren,
experts, gemeenten en collega-bewindspersonen over een passende aanpak. De Staatssecretaris
streeft ernaar uw Kamer voor de zomer te informeren over de aanpak van mentale gezondheid
van jongeren/jongvolwassenen, werkenden en personen in kwetsbare situaties.
Kansengelijkheid: gelijke kansen voor ieder kind
De middelen van het NP Onderwijs moeten terechtkomen bij de leerlingen die dit het
hardste nodig hebben en die om wat voor reden dan ook het meeste last hebben gehad
om hun schoolwerk goed bij te houden. Daarmee kan het NP Onderwijs een belangrijke
bijdrage leveren aan het herstel van de kansengelijkheid, aangezien uit de eerste
voortgangsrapportage al bleek dat door corona de bestaande verschillen zijn vergroot.7 Voor leerlingen die toch al een minder goede startpositie hadden, geldt dat de impact
van corona vaak groter was. Zij hebben een grotere inhaalslag te maken. Om hieraan
recht te doen heb ik de verdeling voor de middelen voor schooljaar 2022/2023 dan ook
aangepast. Zoals ik in mijn brief van 25 februari schreef, is mijn intentie dat er
voor het vervolg van het programma 22% van het totaal van de middelen gericht wordt
ingezet afhankelijk van de achterstandsscore van een school.8 In schooljaar 2021–2022 was dit 12% van de middelen van de scholen. Met de arbeidsmarkttoelage
worden de meest kwetsbare scholen bovendien gesteund bij het behoud en aantrekken
van personeel; met de toelage wordt het voor leraren financieel aantrekkelijker gemaakt
om op deze scholen te werken.
Middelen landen in de klas: versterking zeggenschap
Leraren en schoolleiders zijn de onderwijsprofessionals en weten het beste wat hun
leerlingen nodig hebben. Daarom hechten we in het coalitieakkoord aan de versterking
van de zeggenschap van leraren en de positie van schoolleiders en zorgen we dat de
middelen zo dicht mogelijk bij de klas terechtkomen. In de aanpak van het NP Onderwijs
is dit zichtbaar doordat schoolteams de schoolprogramma’s opstellen, op basis van
de schoolscan waarin de behoeften en problemen van leerlingen in kaart zijn gebracht.
Want wie in de school weet beter dan de leraar wat een leerling nodig heeft? Naast
leraren en schoolleiders hebben ook ouders en leerlingen een rol. Door de instemming
van de medezeggenschapsraad is geborgd dat ouders en in het vo ook leerlingen actief
betrokken zijn bij de besluitvorming over deze plannen en dat zij deze steunen. Dat
betekent dat schoolleiders en medezeggenschapsraden precies moeten weten hoeveel geld
bedoeld is voor de leerlingen van hun school en dat medezeggenschapsraden moeten instemmen
met de plannen. Zo zijn zij in staat om ervoor te zorgen dat de middelen goed worden
besteed en zoveel mogelijk terechtkomen in de klas en bij de leerling.
2. Versterken instrumentarium van het NP Onderwijs
In bijgaande voortgangsrapportage9 worden de belangrijkste resultaten gedeeld van de onderzoeken die recentelijk zijn
afgerond. Zo is er nieuwe data beschikbaar op het vlak van doorstroom en uitstroom
van leerlingen en over het welbevinden van leerlingen. De uitvoering van het NP Onderwijs
door scholen en gemeenten is onderzocht met breed vragenlijstonderzoek onder schoolleiders,
bestuurders, onderwijspersoneel en gemeentes. Het onderzoek werd in de eerste twee
maanden van dit jaar uitgevoerd, de periode dat de continuïteit van het onderwijs
op veel scholen werd verstoord door corona. Desondanks kon de vragenlijst rekenen
op een hoge respons.10 De resultaten van de monitoring geven aanleiding tot een aantal vervolgacties en
aanscherpingen. Voor ik daarop inga, schets ik kort een paar opvallende uitkomsten
uit het onderzoek.
Algemeen beeld uitvoering NP Onderwijs
Ondanks de uitdagingen van de afgelopen periode, zegt meer dan de helft van de schoolleiders
dat het goed lukt om de plannen voor het NP Onderwijs uit te voeren. Het merendeel
van de interventies is dan ook in uitvoering. Slechts een klein deel van de schoolleiders,
7% in het po, 2% in het vo en 10% in het (v)so, zegt dat de uitvoering niet goed van
de grond komt. Personeelstekort wordt door deze schoolleiders als belangrijkste knelpunt
genoemd.
Ongeveer de helft van de schoolleiders zegt dat het (zeer) veel moeite heeft gekost
personeel te vinden voor de uitvoering van de interventies. Dat geldt nog vaker voor
scholen met een relatief hoge achterstandsscore en scholen in het (voortgezet) speciaal
onderwijs. Van de schoolleiders op deze scholen antwoordt ruim 60% dat het moeilijk
was om personeel te vinden. De meest recente arbeidsmarktcijfers laten gelukkig een
versterkte positieve trend zien. Met name in het po was op 1 oktober sprake van een
grote toename van het onderwijspersoneel en uitbreiding van contracten. Het gaat in
totaal om zo’n 4.500 extra voltijds betrekkingen, merendeels onderwijs ondersteunend
personeel.
Het is goed om te zien dat op praktisch alle scholen het schoolteam betrokken is geweest
bij het in beeld brengen van de problemen en het maken van de plannen. De leraren
kennen hun leerlingen het beste en teams doen dit dus ook echt samen. De leraren die
bevraagd zijn, zijn grotendeels positief over hun eigen betrokkenheid bij het programma.
Hoewel de medezeggenschapsraad op bijna alle scholen wordt betrokken, is op ongeveer
één op de acht scholen nog steeds geen sprake van formele instemming. Dat is voor
mij beslist een punt waarop ik actie onderneem.
Voor deze voortgangsrapportage konden we niet beschikken over actuele kwantitatieve
data over de leerprestaties van leerlingen. Een groot deel van de schoolleiders en
leraren vond het begin dit jaar nog te vroeg om al iets te zeggen over de opbrengsten
van de interventies. Wat er in de rapportage is opgenomen over resultaten, heeft betrekking
op de situatie rond de zomer van 2021. Dat is het moment dat ik als nulmeting beschouw,
al realiseer ik me terdege dat de coronapandemie op dat moment nog niet afgelopen
was. In de volgende voortgangsrapportage voor het funderend onderwijs, die verschijnt
in het najaar van 2022, kan ik nieuwe data met u delen over de leerprestaties van
leerlingen. Dan kunnen we mogelijk ook meer zeggen over de effecten van het programma.
Ook gemeenten zijn voortvarend aan de slag gegaan met het NP Onderwijs. De uitvoering
van de maatregelen pakken zij in overleg met scholen op. Zij richten zich veel op
leerlingen met een verminderd welbevinden en psychische problematiek en op bovenschoolse
maatregelen. Voor kleinere gemeentes is een ondersteuningstraject bij het NP Onderwijs
ingericht, waaraan dertig gemeenten deelnemen.
Veel gaat dus goed, maar ik zie ook mogelijkheden om het NP onderwijs op een aantal
punten te versterken.
Werken met de menukaart
Nagenoeg alle scholen hebben de menukaart met bewezen effectieve interventies gebruikt
voor het kiezen van hun aanpak. De menukaart krijgt een zeer positieve waardering
van schoolleiders en wordt door hen als (zeer) behulpzaam aangemerkt. Om dit instrument
nog beter te benutten zorg ik ervoor dat de menukaart in samenspraak met het veld
wordt doorontwikkeld, zal ik er steviger op inzetten dat de menukaart op de juiste
manier wordt ingezet door scholen en zorg ik ervoor dat scholen ook weten wat juist
niet werkt en welke interventies dus bewezen ineffectief zijn.
De menukaart heeft inmiddels een update gehad en de nieuwe versie is sinds 1 april
beschikbaar.11 De Engelse toolkit waarop de menukaart grotendeels is gebaseerd, is aangepast.12 Daarin is bij de interventies bijvoorbeeld meer aandacht voor de bijdrage aan kansengelijkheid.
Deze nieuwe versie is vertaald en verwerkt in de menukaart. Op basis van Nederlands
onderzoek is de menukaart uitgebreid op het thema schrijfonderwijs en de menukaart
wordt op korte termijn nog verder doorontwikkeld op het gebied van onder meer rekenen-wiskunde
en voor het gebruik van effectieve lesmethoden, waarmee scholen kunnen werken aan
het versterken van de basisvaardigheden. Ik stuur u op korte termijn een Kamerbrief
over het masterplan basisvaardigheden. Daarin wordt uiteengezet welke maatregelen
verder op dat vlak worden genomen.
Wetenschappers, leraren en schoolleiders hebben de afgelopen periode themapagina’s
samengesteld over de interventies op de menukaart, die op de website Onderwijskennis.nl
te vinden zijn. De themapagina’s worden komende tijd nog aangevuld, onder meer voor
de toepassing van de interventies voor specifieke doelgroepen en onderwijssoorten,
zoals (v)so, pro en praktijkgericht vmbo. Op de themapagina’s is informatie uit internationaal
en Nederlands onderzoek op een toegankelijke wijze gebundeld en op een voor Nederlandse
leraren en schoolleiders relevante manier gepresenteerd, zodat zij nog effectiever
met de interventies op de menukaart aan de slag kunnen. Deze toevoegingen zijn een
verbetering ten opzichte van de eerste versie van de menukaart en dragen bij aan een
structurele kwaliteitsverbetering.
Bij het kiezen van de interventies hebben scholen – zo blijkt uit de voortgangsrapportage
– naast dat ze hebben gekeken naar effectiviteit en de situatie van de leerling, vooral
rekening gehouden met de schoolcontext. Lerarenteams en schoolleiders hebben daarmee
een professionele afweging gemaakt over wat leerlingen nodig hebben en welke interventies
voor hen goed uitvoerbaar zijn. We weten uit onderzoek dat dit belangrijke succesfactoren
zijn om een evidence based aanpak ook te laten slagen in de praktijk.13 Er zijn echter ook signalen dat sommige scholen activiteiten onder de menukaart scharen
die er niet onder passen. Dat is niet de bedoeling en ik heb daar zorgen bij. De middelen
zijn met een specifiek doel aan de scholen uitgekeerd en de besteding daarvan moet
eraan bijdragen dat leerlingen zo snel mogelijk weer op niveau zijn. Ik zal daarom
onderzoeken of dit gaat om incidenten of niet en wat de beweegredenen van scholen
zijn. Daarnaast laat ik dit jaar vijftien case studies doen, waarin ook wordt gekeken
hoe scholen de menukaart toepassen in de praktijk en de uitvoering geven aan de interventies.
Misschien is het voldoende om richting scholen duidelijker te communiceren en hen
bij de toepassing van de menukaart beter te ondersteunen. De activiteiten die vanuit
de Kenniscommunity worden georganiseerd, kunnen hier een bijdrage aan leveren. Strikt
genomen kan ik niet ingrijpen of gelden terughalen, maar ik wil in overleg met sectororganisaties
en de inspectie wel bekijken wat er op dit punt mogelijk en wenselijk is. Dit gesprek
is ook relevant met het oog op voorgenomen investeringen uit het coalitieakkoord.
Tenslotte is het van belang dat scholen weten welke interventies bewezen niet-effectief
zijn. De interventies uit de EEF «teaching and learning toolkit» zonder impact op
de leerwinst en interventies met een negatieve impact zijn niet opgenomen in de menukaart,
zodat scholen hiervoor niet kunnen kiezen. Op Onderwijskennis zijn de niet-effectieve
interventies per 1 april wel te vinden, zodat scholen ook weten waarom ze niet moeten
kiezen voor een bepaalde aanpak. Over de veranderingen in de menukaart en de ontwikkelingen
op Onderwijskennis.nl wordt de komende tijd uitgebreid gecommuniceerd via onder meer
de NP Onderwijsnieuwsbrief, nieuwsbrieven van sectororganisaties, een webinar en een
online campagne. We willen scholen daarmee stimuleren ook voor volgend schooljaar
weer verstandige keuzes te maken op basis van actuele wetenschappelijke inzichten
en passend bij de schoolcontext.
Arbeidsmarkttoelage structureel maken
Binnen het NP Onderwijs is het al mogelijk om het personeel op 15% van de scholen
met de relatief hoogste achterstandsscores ruimer te belonen met de arbeidsmarkttoelage.
De tevredenheid over de regeling uit het NP Onderwijs loopt uiteen. Leraren die de
toelage ontvangen zeggen dat de arbeidsmarktoelage met name een positief effect heeft
op de overweging om in het onderwijs te blijven werken en hun werktevredenheid. Een
kwart heeft het zelfs over een groot of een zeer groot effect. Bestuurders zijn verdeeld
over de arbeidsmarkttoelage. Zij zijn het meest ontevreden over de tijdelijkheid van
de toelage en de selectie van de vestigingen die in aanmerking komen. Schoolleiders
van scholen die recht hebben op de arbeidsmarkttoelage zijn hierover juist weer juist
een stuk positiever en vinden het een goede zaak dat de toelage alleen bedoeld is
voor de 15% scholen met de hoogste gemiddelde achterstandsscore per leerling. Ten
slotte is er kritiek op het gebruik van de cumi-indicator voor het speciaal basisonderwijs
en het (voortgezet) speciaal onderwijs.14 CPB doet specifiek kwantitatief onderzoek naar het effect van de toelage, de resultaten
hiervan zijn beschikbaar eind 2024.
Het coalitieakkoord bevat het voornemen om de toelage structureel te maken. Dit zou
direct tegemoetkomen aan de kritiek dat een tijdelijke toelage weinig effect zal hebben
op het behoud en aantrekken van personeel. Over de voortzetting van de arbeidsmarkttoelage
wil ik afspraken maken met sociale partners om lessen te kunnen trekken uit de opgedane
ervaringen met de toelage. Ook bekijk ik verschillende alternatieven voor de cumi-regeling.
Hierover heeft mijn voorganger u op 2 november jl. geïnformeerd.15 Ondertussen mogen schoolbesturen bij de werving van personeel voor de 15% scholen
wat mij betreft deze terechte extra beloning veel vaker gaan noemen. Nu zegt slechts
26% van de besturen van plan te zijn om de toelage te noemen bij de werving. In hoeverre
besturen de toelage noemen in vacatures zal ik periodiek peilen. De toelage is uiteraard
geen oplossing voor het lerarentekort in het algemeen. Gezien de resultaten van het
implementatieonderzoek en ander onderzoek naar de arbeidsmarkt is het personeelstekort
in het (v)so daarin een aandachtspunt.
Inhuur externen
Uw Kamer heeft eerder zorgen geuit over de mogelijke toename van de inzet van externen
in het onderwijs door de financiële impuls van het NP Onderwijs. Ik deel de zorg waar
het gaat over grootschalige inzet van commerciële bureaus. Zeker wanneer externen
de taken van scholen overnemen. Het is echt aan de school en het team om hun leerlingen
de basis bij te brengen. Uitbesteden van deze taken is niet alleen duur, maar kennis
verdwijnt ook weer met het vertrek van de externe partij. De implementatiemonitor16 laat gelukkig zien dat de inhuur van externen met NP Onderwijsmiddelen te overzien
is en dat de meeste scholen externen gericht inzetten.17 Externe partijen worden ingezet voor de training van docenten, voor advies over specifieke
inhoud, en in het vo voor huiswerkbegeleiding. Het primaire proces op scholen blijft
meestal in handen van leraren en schoolleiders. Dit vind ik echt essentieel. Dat neemt
niet weg dat dit een onderwerp is dat ik met de monitoring nauwgezet zal blijven volgen.
Het speelt ook breder. Zoals ik heb aangegeven in mijn reactie op het advies «Publiek
karakter voorop» van de Onderwijsraad, wil ik een actieve rol spelen in de bescherming
van het publieke karakter van het onderwijs en moeten leraren en schoolleiders professionele
zeggenschap hebben over het onderwijs.18 In die reactie heb ik ook aangegeven dat een beperkte inzet van externe partijen
met specifieke expertise van meerwaarde kan zijn voor scholen. Dat neemt niet weg
dat we scholen willen ondersteunen in het maken van de juiste keuzes op dit vlak en
we zijn met de sector in gesprek over kaders en randvoorwaarden hiervoor. De uitkomst
van het gesprek moet leiden tot heldere richtlijnen en afspraken, vastgelegd in een
gedragscode, convenant of wet. Ook heb ik aangekondigd om in gesprek te willen met
de branche van onderwijsadvies en van huiswerkbegeleiding en bijles over mogelijkheden
voor (uitbreiding van) een keurmerk voor deze sector.
Ouderbetrokkenheid en medezeggenschap
Een ander punt waar bijsturing op nodig is, is de betrokkenheid van ouders en de instemming
van de medezeggenschapsraden op de schoolprogramma’s van scholen. Het partnerschap
tussen schoolleiders, leraren en ouders is belangrijk voor het succes van dit programma.
Ouders konden door de strenge coronaregels lange tijd de school niet in en minder
goed actief betrokken worden bij de school. Nu de looptijd van het programma is verlengd
en scholen in meer rust de plannen voor het NP Onderwijs kunnen gaan bijstellen is
het goed daarover actief met ouders in gesprek te gaan.
Uit het implementatieonderzoek blijkt dat op zo’n 95% van de scholen de medezeggenschapsraad
wel is betrokken, maar dat heeft nog niet op al die scholen geresulteerd in instemming.
Op ongeveer 86% van de scholen in het po, 91% van de scholen in het vo en 84% van
de scholen in (v)so heeft de medezeggenschapsraad ook ingestemd met de plannen. Dit
is niet acceptabel, want elke school had dit moeten doen. Ik zal nagaan waarom er
nog niet op alle scholen sprake is van instemming. De PO-Raad en VO-raad vraag ik
met klem om scholen hierop aan te spreken, zodat alle scholen de bijgestelde schoolprogramma’s
dit jaar alsnog ter instemming voorleggen aan de medezeggenschapsraad. Ook zal ik
hen vragen aandacht te besteden aan het belang van brede ouderbetrokkenheid. Om de
leraren, ouders en leerlingen meer bewust te maken te maken van hun rol en positie,
ga ik alle medezeggenschapsraden spoedig een brief sturen en komen er nieuwe webinars
gericht op medezeggenschapsraden. Volgend schooljaar moet op elke school sprake zijn
van instemming door de medezeggenschapsraad. Zowel met het monitoringsonderzoek als
met de verantwoording ga ik na of dit doel wordt behaald.
Tot slot
De inzet van leraren, schoolleiders en gemeenten in het kader van het NP Onderwijs,
geeft mij vertrouwen in een succesvolle uitvoering van het programma. Met de koppeling
van de doelen van het NP Onderwijs aan de ambities uit het coalitieakkoord en de aanscherpingen
zoals in deze brief omschreven, verwacht ik dat er ook een meer structureel effect
uitgaat van het NP Onderwijs. Dat effect, gecombineerd met de andere maatregelen uit
het coalitieakkoord, moeten uiteindelijk zorgen voor een kwaliteitsimpuls in de klas
en een vergroting van de kansengelijkheid.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma
Indieners
-
Indiener
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs