Brief regering : Reactie op de vraag van het lid Ellian, gesteld tijdens het plenair debat van 6 april 2022, over toezicht bij het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening
35 733 Regels met betrekking tot de private buitengerechtelijke incassodienstverlening en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de cumulatieregeling voor buitengerechtelijke incassokosten (Wet kwaliteit incassodienstverlening)
Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2022
Op 6 april jl. vond de plenaire behandeling van het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening
                  (Kamerstuk 35 733) in uw Kamer plaats (Handelingen II 2021/22, nr. 69, debat over de Wet kwaliteit
                  incassodienstverlening). Tijdens de behandeling zijn door de aanwezige leden onder
                  andere vragen gesteld over de inrichting van het toezicht bij dit wetsvoorstel en
                  in hoeverre dit toezicht daarmee effectief is ingericht. In het bijzonder is de vraag
                  door het Kamerlid Ellian (VVD) gesteld hoe in dit wetsvoorstel is gewaarborgd dat
                  een schuldenaar ergens terecht kan met een klacht over een incassodienstverlener.
                  Ik heb uw Kamer toegezegd om hier schriftelijk op terug te komen.
               
Tevens heb ik in dit debat aan het lid Ellian toegezegd om uw Kamer nader schriftelijk
                  te informeren over de voor schuldeisers op grond van de eisen van redelijkheid en
                  billijkheid geldende eisen bij inning van een vordering.
               
Dat doe ik met deze brief.
Juist vanwege het belang om schuldenaren in den brede te beschermen wordt met dit
                  wetsvoorstel verplichte kwaliteitseisen gesteld aan de verrichters en aanbieders van
                  buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Waar de incassodienstverlening momenteel
                  een niet gereguleerde branche is, wordt met dit wetsvoorstel een eerste stap in deze
                  wettelijke regulering gemaakt.
               
Wel blijft relevant dat in de branche zich gedragingen kunnen voordoen die zowel onder
                  dit wetsvoorstel vallen, als onder bestaande regels die voortvloeien uit de Wet handhaving
                  consumentenbescherming (hierna: whc) (zoals een oneerlijke handelspraktijk) of de
                  Wet op het financieel toezicht (hierna: wft). Hetgeen onder die regelgeving is ingeregeld
                  voor consumenten blijft ook na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel bestaan.
               
Klachten over een incassodienstverlener
Klachten over incassodienstverleners die onder dit wetsvoorstel vallen door een schuldenaar
                  zien vaak op de wijze van bejegening of het onvoldoende inzicht geven in de hoogte
                  of specificatie van de vordering. Dit soort klachten behoren in eerste instantie door
                  de verrichter of aanbieder van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zelf opgelost
                  te worden. Daarom wordt in artikel 13 van het voorstel het hebben van een klachtenregeling
                  verplicht gesteld. Daarnaast moeten incassodienstverleners zich aansluiten bij een
                  geschillenregeling en de klager verwijzen naar de procedure voor het bij die geschillencommissie
                  aanhangig maken van een geschil.
               
Als de incassodienstverlener onvoldoende adequaat op de klacht reageert, kan de schuldenaar
                  hiervan melding maken bij de toezichthouder. Hiertoe wordt een meldpunt ingesteld.
                  Het doel van dit meldpunt is echter gelegen in signalering aan de toezichthouder om
                  bij meerdere klachten eventueel te kunnen optreden tegen een incassodienstverlener
                  en is niet bedoeld om individuele klachten van schuldenaren af te handelen. Zoals
                  eerder aangegeven kunnen klachten van schuldenaren raakvlakken hebben met regelgeving
                  uit zowel de specifieke eisen van dit wetsvoorstel als de generieke consumentenwetgeving
                  van de Whc en Wft, daartoe kent de wet een bepaling die informatie-uitwisseling tussen
                  de toezichthouders faciliteert. Welk loket het meest aangewezen is voor het ontvangen
                  van deze meldingen wordt met betrokken partijen nog nader uitgewerkt. Dit met als
                  doel dat een schuldenaar voor de melding van zijn klacht niet van het kastje naar
                  de muur wordt gestuurd.
               
De verwachting is dat met deze inrichting van het wetsvoorstel de geconstateerde misstanden
                  worden weggenomen. Wel wil ik, mede gelet op het belang van de schuldenaren waar uw
                  leden terecht op wijzen, toezeggen dat ik dit vraagstuk expliciet zal betrekken bij
                  de invoeringstoets die bij dit wetsvoorstel zal worden uitgevoerd. Als blijkt dat
                  een jaar na inwerkingtreding van de registratieverplichting van het wetsvoorstel de
                  genomen maatregelen onvoldoende bescherming bieden aan de schuldenaar, zal ik met
                  voorstellen komen om die bescherming verder te verbeteren.
               
Werking redelijkheid en billijkheid
Het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening ziet niet op schuldeisers die zelf
                  hun vordering incasseren (zie artikel 2).
               
Bij deze schuldeisers zal, anders dan bij incassodienstverleners, in de meeste gevallen
                  sprake zijn van een contractuele relatie (een overeenkomst) met de schuldenaar. Dit
                  betekent dat de bijzondere bepaling inzake redelijkheid en billijkheid tussen contractspartijen
                  van artikel 6:248 BW van toepassing is. Ingevolge het eerste lid van deze bepaling
                  heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen,
                  maar ook die welke voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid. Uit
                  deze aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid kunnen extra verplichtingen
                  voor de schuldeiser voortvloeien naast de tussen hen gemaakte afspraken. Daarnaast
                  dient een schuldeiser zich ook op grond van artikel 6:2 BW jegens een schuldenaar
                  te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
               
Op basis van deze eisen van redelijkheid en billijkheid mag van schuldeisers verwacht
                  worden dat zij voldoen aan de eisen van een zorgvuldige incasso. Dit is nu ook reeds
                  het geval. In het wetsvoorstel kwaliteit incassodienstverlening zijn de kwaliteitseisen
                  die aan een zorgvuldige incasso worden gesteld nader uitgewerkt (zie artikel 13).
                  Zo is onder meer opgenomen dat inzicht moet worden gegeven in de opbouw van de vordering
                  en dat gezorgd moet worden voor een afdoende informatievoorzienig jegens de schuldenaar.
                  Met deze uitwerking worden voor de schuldeiser de eisen van redelijkheid en billijkheid
                  op het punt van een zorgvuldige incasso nader ingevuld.
               
Tot slot benadruk ik graag dat ik de nadere uitwerking van de kwaliteitseisen in de
                  algemene maatregel van bestuur, zoals ik ook tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel
                  heb toegezegd, deze maand nog aan uw Kamer zal doen toekomen.
               
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Indieners
- 
              
                  Indiener
 F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
