Brief regering : Geannoteerde agenda voor de inzet tijdens de IMF voorjaarsvergadering op 20 en 21 april
26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee
Nr. 263 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2022
Hierbij stuur ik u de geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden
tijdens de IMF voorjaarsvergadering van het International Monetary and Financial Committee
(IMFC) op 20 en 21 april.
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag
Geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 20 en 21 april 2022.
1. Algemene inleiding
In verband met de aanhoudende epidemiologische situatie als gevolg van COVID-19 zal
de Voorjaarsvergadering 2022 van het IMF en de Wereldbank in Washington D.C. in hybride
format worden gehouden. Op 20 en 21 april vindt ter gelegenheid van de Voorjaarsvergadering
van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) plaats. De Ministers van Financiën van Nederland en België nemen deel aan
het IMFC op een jaarlijks roterende basis. Dit jaar vertegenwoordigt Nederland de
kiesgroep in het IMFC. Het IMFC is het politieke adviesorgaan van het IMF, waaraan
Ministers van Financiën en centralebankpresidenten deelnemen. Naar verwachting vormt
de Russische invasie van Oekraïne en het effect daarvan op de mondiale financieel-economische
situatie een belangrijk onderwerp van discussie. Op de agenda staan daarnaast de oprichting
van de Resilience and Sustainability Trust, de externe financieringsbehoefte van lage-inkomenslanden en schuldhoudbaarheid.
De DG-conclusies gelden als inzet van het Koninkrijk tijdens de IMF/WB Voorjaarsvergadering.
2. Mondiale financieel-economische situatie
Het mondiale economische beeld is substantieel gewijzigd na de laatste IMF-ramingen
daterend van januari dit jaar.1 Ten tijde van die raming waren de twee grote mondiale risico’s die het IMF identificeerde
het verdere verloop van de COVID-19 pandemie en de oplopende inflatie. De recente
invasie van Rusland in Oekraïne en de in reactie daarop ingestelde sancties zullen
de mondiale vooruitzichten beïnvloeden. De exacte impact daarvan op de mondiale economie
is nog met onzekerheid omgeven.
De directe economische effecten van de crisis zijn de hogere energie- en grondstofprijzen,
en de toegenomen onzekerheid bij huishoudens en producenten en op de financiële markten.
Deze zullen de mondiale groei drukken. Vooral in grondstof-importerende landen, waaronder
veel ontwikkelde economieën, maar ook landen als India en Turkije, zullen de hogere
grondstofprijzen en voedselprijzen bijdragen aan hogere inflatie. Dit heeft een neerwaarts
effect op koopkracht, met implicaties voor de economische groei. Aan de andere kant
ervaren grondstoffen-producerende landen een positieve ruilvoetschok, wat bijdraagt
aan hogere groei in de betreffende landen. De toegenomen onzekerheid en volatiliteit
op financiële markten kan de investeringen drukken en de externe financieringskosten
voor met name opkomende economieën opstuwen. Ook huishoudens en producenten worden
mogelijk terughoudend met hun bestedingen vanwege verhoogde economische onzekerheid.
Daarnaast wordt de handel met Rusland en Oekraïne bemoeilijkt door de oorlogssituatie.
Dit treft vooral landen in de regio die meer economisch en financieel verweven zijn.
Verder blijft een heropleving van de pandemie een belangrijk risico voor de mondiale
economische groei. Het IMF noemt specifiek de relatie tussen de vaccinatiegraad en
economische groei. Terwijl bij landen met de laagste vaccinatiegraad de groei in januari
naar beneden is bijgesteld, lieten landen met de hoogste vaccinatiegraad de grootste
opwaartse bijstelling zien. Het IMF benadrukt daarom het belang van internationale
samenwerking om mondiaal snellere en meer gelijke toegang tot vaccins te bevorderen.2 De laatste ontwikkelingen rondom de verspreiding van de huidige Omikron-variant en
beroep op ziekenhuiscapaciteit stemmen positief voor de nabije toekomst. Echter, een
les van de COVID-crisis is dat de pandemie vooralsnog een forse bron van onzekerheid
blijft. Het verhogen van de mondiale vaccinatiegraad blijft daarom een cruciale stap
op de weg uit de COVID-crisis.
De ontwikkeling van de inflatie vormt eveneens een nadrukkelijk risico voor het economische
herstel, zeker na de inval van Rusland in Oekraïne. De inflatie is sinds afgelopen
zomer mondiaal sterk opgelopen. De hoge inflatie houdt daarmee langer aan dan eerder
voorzien, mede door de toegenomen vraag naar goederen, aanhoudende verstoringen in
mondiale waardeketens en hoge energieprijzen. Daar komt nu een forse additionele stijging
van grondstofprijzen bovenop. Wel zijn er eerste tekenen dat de krapte in waardeketens
wat begint af te nemen. In een scenario waarin de hoge inflatie langer voortduurt,
is het aannemelijk dat dit ook in toenemende mate invloed heeft op de verwachtingen
van huishoudens en bedrijven en daaruit voortvloeiende loon- en prijsontwikkelingen.
Voor dit laatste zijn ondanks arbeidsmarktkrapte echter nog geen duidelijke aanwijzingen.
Gezien de prijsontwikkelingen hebben centrale banken in een aantal ontwikkelde economieën
aankoopprogramma’s stopgezet en de beleidsrente verhoogd. Centrale banken hebben namelijk
het mandaat om prijsstabiliteit te handhaven. Dit is tegelijkertijd ook de beste bijdrage
die centrale banken kunnen leveren aan financiële stabiliteit. De Bank of England heeft de rente in december voor het eerst sinds 2018 verhoogd. In de VS, waar de
inflatie in januari 7,5% bedroeg, heeft de Federal Reserve (Fed) besloten haar aankoopprogramma
versneld te beëindigen. De Fed zal de rente waarschijnlijk in maart dit jaar voor
het eerst verhogen. De ECB heeft besloten om eind maart dit jaar te stoppen met haar
pandemie opkoopprogramma.
Hogere rentes in de VS en andere ontwikkelde economieën leiden mogelijk tot kapitaaluitstroom
uit opkomende economieën, waardoor de valuta's van opkomende markten onder neerwaartse
druk komen te staan en de inflatie in die landen toeneemt. In veel opkomende economieën
hebben centrale banken in 2021 reeds besloten of aangekondigd om monetair te verkrappen.
Een oplopende reële rente gaat gepaard met toenemende zorgen omtrent schuldhoudbaarheid.
Overheden in met name ontwikkelde economieën hebben de coronaschok weten te dempen
met de inzet van ruime steunmaatregelen. Dit heeft geleid tot een forse toename van
de publieke schuld in ontwikkelde economieën tot wel 124% bbp in 2020, een stijging
van 19 procentpunt t.o.v. 2019. Ook opkomende economieën en lage-inkomenslanden hebben
de schuldquote sterk zien stijgen, mede door een sterke daling van het bbp in 2020.
Een stijging van de rente leidt tot een toename van financieringskosten. Gezien deze
kwetsbaarheden is het van belang dat landen geloofwaardige begrotingsraamwerken hanteren
met doelstellingen voor de middellange termijn. Een transparant pad voor het herstel
van begrotingsbuffers kan bijdragen aan het vertrouwen van financiële markten en daarmee
aan de schuldhoudbaarheid. Het is daarnaast belangrijk om overheidssteun tijdig uit
te faseren, afhankelijk van de ontwikkeling van de pandemie. Met name in ontwikkelde
economieën met krappe arbeidsmarkten kan langdurige overheidssteun leiden tot oververhitting
van de economie en daarmee verder bijdragen aan inflatie. Tegelijkertijd kan de druk
voor verdere overheidssteun de komende tijd juist toenemen door de economische gevolgen
van het conflict in Oekraïne.
Vooruitkijkend kunnen structurele hervormingen bijdragen aan de duurzame groei van
de economie en het economisch potentieel. Zo kunnen efficiëntere insolventieraamwerken
en een goed gekapitaliseerde bankensector ervoor zorgen dat levensvatbare bedrijven
snel worden geherstructureerd en insolvente bedrijven worden afgewikkeld. Dit kan
bijdragen aan een efficiënte inzet van productiefactoren. Daarnaast kan actief arbeidsmarktbeleid
bijdragen aan het faciliteren van herallocatie van sectoren die na de pandemie in
omvang zijn afgenomen naar groeisectoren. Betere herallocatie naar groeisectoren,
zoals de digitale economie, draagt bij aan hogere arbeidsproductiviteit. Steunmaatregelen
dienen dan ook geleidelijk te worden afgebouwd terwijl in landen met aanhoudende beperkingen
gebruik kan worden gemaakt van gerichte steun om zo herallocatie niet in de weg te
zitten. Adequaat mededingingsbeleid kan er tevens voor zorgen dat de door COVID-19
versterkte digitaliseringstrend niet gepaard gaan met te grote marktconcentratie en
er voldoende mogelijkheden blijven voor nieuwe markttoetreders.
Ten slotte is het belangrijk dat landen lange-termijn uitdagingen adresseren. Het
beperken van de CO2-uitstoot om de mondiale temperatuurstijging af te remmen is een belangrijke mondiale
uitdaging. Landen doen er goed aan om de investeringen die zij doen om het economische
herstel te ondersteunen, op klimaatdoeleinden te richten. Daarnaast is een adequate
beprijzing van de externe effecten van emissies noodzakelijk om de mondiale uitstoot
te beperken. De invasie van Oekraïne laat zien dat de klimaattransitie ook geopolitieke
risico’s kan verminderen.
3. Het IMF
Het IMF heeft landen tijdens de urgente fase van de COVID-19-crisis gesteund met noodfinanciering.
In aanvulling op noodfinanciering hebben meerdere landen in de herstelfase een aanvullend
beroep op het IMF gedaan via reguliere programma’s met beleidsconditionaliteit. Op
dit moment is circa USD 240 mld. van de totale leencapaciteit ingezet. Het IMF verwacht
voor de nabije toekomst een hoger dan gemiddelde vraag naar IMF financiering van zowel
de groep lage inkomenslanden als van midden-inkomenslanden om het herstel van de crisis
en structurele uitdagingen te financieren. Actuele onderwerpen binnen het IMF zijn
het doorlenen van SDR’s, de oprichting van een Resilience and Sustainability Trust,
de 16e quotaherziening, de betrokkenheid van het IMF bij de ontwikkelingen in Oekraïne,
de onderhandelingen over een nieuw programma in Argentinië, en de mondiale schuldenproblematiek.
Doorlenen SDR’s
Naast de financiële (nood)steun heeft het IMF in augustus jl. besloten tot een generieke
allocatie van speciale trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR’s) ter waarde van USD 650 mld.3 Het doel van deze allocatie is het creëren van liquiditeit om zo het mondiale financiële
vangnet te versterken. De verdeling van de gealloceerde SDR’s volgt de quota-aandelen
van de leden van het IMF. Dit betekent dat opkomende economieën en lage-inkomenslanden
gezamenlijk USD 275 mld. hebben ontvangen. Om te zorgen dat de gealloceerde SDR’s
in grotere mate terechtkomen bij de meest kwetsbare landen is de laatste maanden verkend
hoe ontwikkelde economieën met sterke financiële fundamenten SDR’s kunnen doorlenen.
In G20-verband is eerder opgeroepen tot een gezamenlijke ambitie om op vrijwillige
basis USD 100 mld. door te lenen, waarvan inmiddels ca. USD 60 mld. is toegezegd.4
Een eerste mogelijkheid is het doorlenen van SDR’s aan de Poverty Reduction and Growth Trust. Via dit fonds verstrekt het IMF leningen aan lage-inkomenslanden op concessionele
termen. PRGT-programma’s worden gefinancierd uit leningen van donoren via het leningenaccount,
terwijl de rentesubsidie gefinancierd wordt door middel van giften van donoren (en
het investeringsrendement daarop) via het zogenaamde subsidieaccount. Nederland heeft
tijdens de G20 top in Rome oktober jl. aangekondigd open te staan voor het verstrekken
van een lening aan de PRGT (leningenaccount) in verhouding tot het Nederlandse quota-aandeel,
namelijk van SDR 300 mln., onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring5. Deze bijdrage is in aanvulling op een bijdrage van SDR 500 mln. aan het leningenaccount
in 20206 en een bijdrage van EUR 28,5 miljoen aan het subsidieaccount7.
Een tweede mogelijkheid om SDR’s door te lenen is de nog op te richten Resilience and Sustainability Trust (RST). Uit dit fonds zouden zowel kwetsbare lage- als middeninkomenslanden langetermijnfinanciering
kunnen krijgen ten behoeve van duurzame versterking van de economie. Dit kan de weerbaarheid
tegen schokken, zoals klimaatverandering en pandemieën, versterken en eventuele toekomstige
betalingsbalansproblemen voorkomen. Om in aanmerking te komen dienen landen een sterk
beleidspakket met hervormingen uit te voeren en parallel een regulier IMF-programma
hebben. Er zal nauw worden samengewerkt met onder andere de Wereldbank om de conditionaliteit
vorm te geven. Verder blijft schuldhoudbaarheid, net als bij reguliere IMF-programma’s,
een belangrijke criterium om dergelijke financiering te krijgen. De leningen uit de
RST kennen een fors langere looptijd dan reguliere IMF-programma’s. Om kredietrisico’s
te minimaliseren zullen een aantal mitigerende factoren onderdeel worden van de RST.
Zo zal de nieuwe Trust een de facto preferred creditor status kennen, waardoor terugbetalingen voorrang krijgen boven andere private en publieke
crediteuren. Daarnaast zal een reservebuffer worden opgebouwd, waarmee achterstallige
betalingen kunnen worden opgevangen. Het IMF voorziet een initiële omvang van ca.
USD 50 mld. De G20 heeft zich in februari 2022 uitgesproken voor snelle oprichting
van de RST, namelijk tijdens de Voorjaarsvergadering8. Daarna zullen toezeggingen voor financiering kunnen worden gedaan. Het IMF schat
in dat de RST bij voldoende financiering in het najaar van 2022 operationeel kan zijn.
Nederland steunt de oprichting van de RST, om zo economieën duurzaam te versterken.
Bij de oprichting van de RST vindt Nederland het belangrijk dat een RST-gefinancierd
programma gekoppeld is aan een regulier IMF-programma, het risicoraamwerk adequate
crediteurenbescherming biedt (om de zogenaamde reserve-activa status van claims op
het RST te borgen), en de doelen van een nieuw fonds binnen het mandaat van het IMF
vallen. Nederland ziet met name toegevoegde waarde van een nieuw fonds bij het adresseren
van problemen van klimaatverandering. Klimaatverandering vormt een grensoverschrijdend
en groeiend risico voor de (mondiale) financieel-economische stabiliteit en economische
groei. Vanuit het mandaat, het mondiale lidmaatschap en de interne expertise heeft
het IMF een uitgelezen rol om landen te helpen bij de economische en financiële gevolgen
van klimaatverandering. Nederland staat open voor een bijdrage aan de RST, maar wacht
nadere informatie over de definitieve vormgeving van de RST af voordat een besluit
wordt genomen over een bijdrage.
SDR’s worden door De Nederlandsche Bank doorgeleend onder garantstelling van het Ministerie
van Financiën. De Kamer zal om akkoord worden gevraagd over de definitieve omvang
van de bijdrage aan het leningenaccount van de PRGT via de eerste suppletoire begroting
2022. Hierbij zal ook een toetsingskader risicoregelingen worden gedeeld met de Kamer.
Pas na goedkeuring van de Kamer met de eerste suppletoire begroting 2022 zal de bijdrage
aan het leningenaccount van de PRGT worden geëffectueerd. De Kamer zal eveneens om
akkoord worden gevraagd voor een eventuele bijdrage aan de RST.
Quota
Het IMFC heeft aangegeven dat het streven is om besluitvorming over de 16e quotaherziening uiterlijk in december 2023 af te ronden. Het IMF doet dit jaar aanvullende
technische analyses over de toereikendheid van de omvang van het fonds en over de
formule die bepalend is voor de toewijzing van quota. Veel IMF-bewindvoerders hebben
de wens uitgesproken om in 2023 tot een politiek akkoord te komen.
Oekraïne
De invasie door Rusland heeft ten aanzien van Oekraïne geleid tot risico-aversie en
het terugtrekken van kapitaal uit het land, waardoor de toegang tot financiële markten
voor Oekraïne ernstig is bemoeilijkt. Het conflict leidt daarnaast tot het oplopen
van het begrotingstekort. Daarom heeft de Oekraïense overheid dringend behoefte aan
financiële steun. Financiële steun voor Oekraïne helpt om verdere destabilisatie te
voorkomen. Het IMF heeft op 9 maart jl. noodliquiditeit voor Oekraïne goedgekeurd
ter waarde van USD 1,4 mld. (EUR 1,2 mld.).9 Het lopende Stand-by Arrangement is geannuleerd en de Oekraïense autoriteiten hebben
aangegeven aan een vervolgprogramma te willen werken om de economie te verstevigen
wanneer dit weer mogelijk is. Daarnaast heeft de Europese Commissie via macro-financiële
bijstand EUR 1,2 mld. bijgedragen aan Oekraïne. Ook heeft een aantal landen, waaronder
de Verenigde Staten en Canada, aangegeven Oekraïne financieel te ondersteunen via
leningen of garanties.
Hoewel het waarborgen van de veiligheid van de Oekraïense bevolking en het de-escaleren
van het conflict de hoogste prioriteit heeft, is het ook van groot belang dat Oekraïne
macro-economisch niet verder destabiliseert en dat het land in deze tijden voldoende
middelen tot haar beschikking heeft. Nederland steunt de bijdrage die de EU en andere
instellingen kunnen leveren aan Oekraïne. Nederland heeft zelf een garantie afgegeven
van EUR 100 miljoen voor de cofinanciering van de begrotingssteun door de Wereldbank
aan Oekraïne. De uitzonderlijke omstandigheden vragen om een snelle reactie.
Onderhandelingen IMF programma Argentinië
De Argentijnse economie is kwetsbaar en daardoor hard geraakt door de COVID-19 pandemie.
In 2020 kromp de economie met 9,9 procent en nam de schuldquote toe met ruim 14 procentpunt.
De inflatie in Argentinië is al jaren zeer hoog (42% in 2020) en dit wordt mede veroorzaakt
door de grote mate van monetaire financiering. Ondanks een spoedig economisch herstel
van de schok van de pandemie leeft zo’n 40% van de bevolking van Argentinië in armoede.
Argentinië en het IMF hebben de afgelopen tijd onderhandeld over de contouren van
een nieuw IMF-programma. Het vorige programma uit 2018 is off-track geraakt in 2019,
na het aantreden van de regering Fernandez. Op dat moment was USD 44 mld. uitgekeerd.
In 2020 stelde het IMF vervolgens vast dat de Argentijnse publieke schuld onhoudbaar
was en vond een herstructurering van private claims plaats. Sindsdien zijn er gesprekken
gaande tussen de Argentijnse autoriteiten en het IMF over een nieuw programma, welke
nodig is om de economie duurzaam te stabiliseren en om te kunnen voldoen aan de verplichtingen
aan het Fonds die voortkomen uit het vorige programma uit 2018.
Op 25 maart 2022 is het voorgestelde programma, een Extended Fund Facility arrangement
van 30 maanden met financiële steun van omgerekend USD 45 mld., door de Executive
Board van het IMF goedgekeurd10. Het programma werd even daarvoor, op 17 maart, goedgekeurd door de Argentijnse Senaat
waarmee het politieke eigenaarschap van het programma is gewaarborgd. Het programma
beoogt een duurzaam einde te maken aan de huidige monetaire financiering en het groeivermogen
van de Argentijnse economie te vergroten om Argentinië op een pad van macro-economische
stabiliteit en groei te brengen.
Schuldenproblematiek
De economische schok van COVID-19 alsmede uitdagingen in de herstelfase van de pandemie
zullen naar verwachting de publieke schuldhoudbaarheid van veel lage inkomenslanden
en kwetsbare opkomende economieën verslechteren, mogelijk leidend tot een onhoudbare
schuldensituatie in een aantal landen.
Een stijging van rentes in ontwikkelde economieën kan tot een verkrapping van mondiale
financieringscondities leiden. Daarnaast is een aantal internationale maatregelen
om liquiditeit en schuldverlichting te verschaffen in de crisisfase recent afgelopen.
Eind 2021 kwam er een einde aan het Debt Service Suspension Initiative (DSSI) en de schuldverlichting onder de Catastrophe Containment and Relief Trust11. Het DSSI was een regeling van de Club van Parijs en de G20 voor uitstel van schuldendienstbetaling
op officiële bilaterale leningen van lage inkomenslanden. Tussen mei 2020 en december
2021 is er onder het DSSI in totaal USD 12,9 mld. aan schuldendienst uitgesteld. Deze
liquiditeit is door multilaterale ontwikkelingsbanken aangevuld met nieuwe financiering,
waaronder USD 26 mld. aan IMF financiering aan landen die voor het DSSI in aanmerking
kwamen. Het DSSI heeft cruciale begrotingsruimte verschaft aan landen die hard werden
geraakt door de pandemie, al is het Nederland van mening dat het initiatief door een
gebrek aan deelname van private crediteuren minder effectief is geweest dan gehoopt.
Met een mogelijke verkrapping van de mondiale financieringscondities en hoge (her)financieringsbehoefte
van veel lage inkomenslanden en ontwikkelende economieën in de periode 2022–25 kan
het een uitdaging vormen voor deze landen om zich de komende jaren tegen acceptabele
kosten te financieren. Ook kan economic scarring, waarbij landen structurele economische schade ondervinden van de pandemie, leiden
tot langere periodes van lagere groei. Dit kan het in toenemende mate moeilijk maken
voor landen om de schuldenlast te dragen.
Daarom is het van groot belang dat structurele oplossingen ingezet worden om schuldenproblematiek
snel en effectief te adresseren. Voor landen met onhoudbare schuld kan een aanvraag
voor een regulier IMF programma uitkomst bieden. Wanneer een land financiering zoekt
bij het IMF, maakt het IMF samen met de Wereldbank een schuldhoudbaarheidsanalyse.
Een houdbare schuld is een voorwaarde voor een IMF-programma. In het geval van een
onhoudbare schuld zal het IMF een advies uitbrengen over de omvang van de benodigde
schuldherstructurering om weer op een houdbaar pad te komen. Deze analyse vormt een
belangrijk fundament voor onderhandelingen over een herstructurering (bijvoorbeeld
met de Club van Parijs) en zorgt ervoor dat landen hun schuld in voldoende mate herstructureren.
Dit is nodig om te voorkomen dat landen herhaaldelijk in schuldproblemen komen en
een pad van duurzame groei kunnen hervatten.
Voor lage-inkomenslanden die in aanmerking komen voor het DSSI is in november 2020
het Common Framework for Debt Treatments Beyond the DSSI opgericht als raamwerk voor efficiënte en gecoördineerde herstructurering van officiële
bilaterale schulden. Via het Common Framework werken zowel crediteuren verenigd in de Club van Parijs (CvP) en overige crediteuren
uit de G20 (bijvoorbeeld China) samen. Het Common Framework hanteert – net als de Club van Parijs – het Comparability of Treatment (CoT) principe, wat betekent dat crediteuren die geen onderdeel zijn van het Common Framework (publiek en privaat) ten minste een vergelijkbare mate van schuldverlichting verschaffen.
Tot nu toe zijn drie casussen onder behandeling van het Common Framework: Tsjaad, Ethiopië en Zambia. Voor elk van de drie landen geldt om uiteenlopende redenen
dat de implementatie van de schuldenbehandeling minder efficiënt verloopt dan gehoopt.
Het IMF heeft daarom recentelijk verschillende keren opgeroepen tot het verbeteren
van CF implementatie12. Het Koninkrijk zet in op gebruik van het Common Framework als raamwerk voor duurzame oplossingen ten opzichte van de schuldenproblematiek. Het
Koninkrijk steunt daarom deze oproep tot betere implementatie en acht het van groot
belang dat de implementatie van het Common Framework efficiënter verloopt, onder andere
door korte doorlooptijden van schuldbehandeling (bijvoorbeeld door het instellen van
strikte tijdslijnen) en vroege betrokkenheid van het lenende land en private crediteuren.
Het Koninkrijk ziet een belangrijke rol weggelegd voor het IMF als technisch adviseur
aan landen die hun schuld herstructureren onder het Common Framework en als verlener van capaciteitsopbouw op het vlak van schuldenmanagement.
Tot slot blijft voor Nederland het verbeteren van schuldentransparantie een belangrijke
prioriteit. Via zowel beleidsadvies als leenvoorwaarden draagt het IMF bij aan het
vergroten van de transparantie van publieke schuldverplichtingen, het verbeteren van
de capaciteit in schuldenbeheer en verantwoord leenbeleid. Dit jaar wordt onder andere
een rapport van het IMF verwacht met voorstellen over het vergroten van schuldentransparantie.
Transparantie over alle publieke schuldinstrumenten, inclusief garanties, en door
zowel crediteuren, debiteuren als internationale financiële instellingen is van groot
belang. Daarom vraagt Nederland doorlopend aandacht voor het toenemende gebruik van
complexe schuldenstructuren, zoals het gebruik van onderpand en impliciete verplichtingen
op de overheidsbalans, en de problematiek die deze structuren kunnen veroorzaken voor
lenende landen en in schuldherstructureringen. Het IMF zal dit jaar werken aan het
identificeren van best practices en potentiële richtlijnen voor het gebruik van onderpand in schuldfinanciering aan
overheden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.