Brief regering : Fiche: Verordening Programma Beveiligde Connectiviteit
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3412
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 3 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening Programma Beveiligde Connectiviteit
Fiche: Mededeling EU-benadering ruimteverkeersbeheer (Kamerstuk 22 112, nr. 3413)
Fiche: Verordeningen besluitvormingsprocedure Europese Unie en Euratom bij instellen
autonome maatregelen onder de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst en het Terugtrekkingsakkoord
EU-VK (Kamerstuk 22 112, nr. 3414)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Verordening Programma Beveiligde Connectiviteit
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma
van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023–2027
b) Datum ontvangst Commissiedocument
15 februari 2022
c) Nr. Commissiedocument
COM(2022)57
d) EUR-Lex
EU-Lex – 52022PC0057 – NL – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
EU-Lex – 52022SC0030 – EN – EUR-Lex (europa.eu) – SWD/2022/30
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
h) Rechtsbasis
Artikel 189(2) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Commissie wil met haar voorstel voor een verordening voor het Secure Connectivity Programme (SCP) een veilig Europees systeem voor satellietverbindingen opzetten. Dit systeem
moet zorgen voor wereldwijde, veilige, flexibele en weerbare satellietcommunicatiediensten
voor de Unie en overheidsinstellingen van lidstaten. Het systeem zal complementair
zijn aan grondgebonden netwerken en zal voorzien in naadloze digitale communicatie
in gebieden waar grondgebonden netwerken afwezig zijn. Dan gaat het bijvoorbeeld om
situaties op zee en in de lucht (vliegverkeer), wanneer een grondgebonden netwerk
is vernietigd (bijvoorbeeld door een natuurramp), en waar lokale netwerken zijn gecompromitteerd
(bijvoorbeeld in crisissituaties of voor diplomatieke diensten). De Commissie noemt
hierbij ook het belang van Europese technologische soevereiniteit en het stimuleren
van de Europese industrie als belangrijke drijfveren. Ten slotte noemt de Commissie
dat het satellietsysteem ook kan voorzien in de behoefte voor breedbanddiensten in
perifere gebieden. De Commissie dicht het systeem een belangrijke rol toe in het Strategisch
Kompas1 bij het leveren van beveiligde communicatiemiddelen voor veiligheids- en defensiegebruikers.
Naast satellietcommunicatie voor publieke gebruikers, beoogt SCP ook dienstverlening
en technologieontwikkeling voor de private markt op het gebied van Internet of Things
(IoT), autonoom rijden, e-health, 5G/6G, logistiek en landbouw. Qua bereik kijkt de
Commissie in eerste instantie naar Europa, maar in tweede instantie ook naar «strategische
gebieden», zoals de Noordpool en Afrika2.
De urgentie van het voorstel komt voort uit drie elementen. Ten eerste, de opkomst
van verschillende (door publieke actoren ondersteunde of gesubsidieerde) niet-EU megaconstellaties3 in de VS, China en Rusland. Daarmee heeft dit programma een duidelijk geopolitiek
oogmerk.
Naast een virtueel veiligheidsschild, moet dit systeem een Europees antwoord zijn
op de dreigende wereldwijde dominantie van commerciële megaconstellaties. Ten tweede
ontstaat er volgens de Commissie een tekort aan beschikbare frequenties die satellieten
gebruiken voor communicatie. Dit is een gevolg van de toename van megaconstellaties.
De Commissie wil gebruik maken van de beschikbare rechten nu dat nog kan. Ten derde
voorziet de huidige capaciteit van European Union Governmental Satellite Communications (GOVSATCOM), in opbouw, de Unie reeds van beperkte satellietcommunicatiediensten
voor de Unie en overheidsinstellingen van lidstaten. De levensduur hiervan is echter
beperkt, wat (mede gegeven de ontwikkeltijd van vervolgsystemen) de noodzaak benadrukt
voor doorontwikkeling en uitbreiding van het systeem.
Om een veilig Europees systeem voor satellietverbindingen te realiseren wil de Commissie
bestaande EU ruimtevaartinitiatieven (waaronder GOVSATCOM, Europees kwantuminternet
EuroQCI, Galileo en Copernicus) uitbreiden en aanvullen. Uiteindelijk beoogt de Commissie
een Europese constellatie met zo’n 1.000 satellieten in verschillende aardbanen, variërend
van lage aardbanen (tot 2.000 km) tot geostationaire baan (36.000 km). Het voorstel
zet op hoofdlijnen uiteen hoe de Commissie dit wil realiseren door middel van een
publiek-privaat partnerschap.
b) Impact assessment Commissie
Het impact assessment heeft geleid tot het formuleren van drie specifieke beleidsdoelen:
1) het zekerstellen van de voorziening van veilige satellietcommunicatie voor evoluerende
publieke behoeften, 2) het verbeteren van de weerbaarheid van lidstaten en EU-operaties,
door middel van gegarandeerde toegang tot veilige satellietcommunicatie, en 3) het
verzekeren dat de communicatiebehoeften van overheden niet kritisch-afhankelijk zijn
van non-EU infrastructuur.
Om het gat in de beveiligde voorziening van overheidsdiensten te dichten, zijn verschillende
beleidsopties overwogen. Een nul-scenario waarbij de EU geen actie onderneemt aanvullend
op het huidige GOVSATCOM. Optie één, waarbij de EU volledig een eigen systeem financiert
en aanschaft. Optie twee, een concessie-model waarbij de EU het systeem financiert
en aanschaft, maar ook private middelen door concessiecontracten kunnen bijdragen.
Of optie drie, een non-EU constellatie waarbij de EU geaccrediteerde diensten inkoopt
bij leveranciers in derde landen (omdat leveranciers binnen de EU momenteel niet over
de benodigde capaciteit beschikken).
Optie één en twee zouden volgens het impact assessment de doelen bereiken. Maar optie
twee scoort hoger met betrekking tot mogelijke economische baten, met een mogelijke
bruto toegevoegde waarde van EUR 17–24 miljard en additioneel EUR 10–19 miljard aan
spill-over effecten voor de EU-economie4. Optie drie is niet acceptabel volgens de Commissie, omdat dit zou leiden tot afhankelijkheid
van derde landen. Op sociaal vlak is de impact een verbetering van de weerbaarheid
van EU-infrastructuur en publieke diensten, met name tijdens noodsituaties en (natuur)rampen,
en dataprivacy. Op milieugebied zullen de productie en lancering van het systeem een
negatieve impact hebben, hoewel het impact assessment beargumenteert dat de productie
van ruimtevaartuigen niet significante uitstoot tot gevolg heeft in vergelijking met
andere industrieën. Verder zal worden voldaan aan internationale normen voor het tegengaan
van ruimtepuin.
De geschatte kosten voor een satellietcommunicatiesysteem met de capaciteit om te
voldoen aan publieke behoefte wordt geraamd op EUR 6 miljard. Onder optie twee worden
de kosten verdeeld tussen EU-budget, bijdragen van lidstaten en investeringen door
de private sector.
De Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board) heeft het impact assessment twee keer beoordeeld en is twee keer met een negatieve
opinie gekomen. Dat was het gevolg van significante tekortkomingen, waaronder 1) het
ontbreken van analytische samenhang tussen probleem, doelen en beleidsopties, 2) het
ontbreken van verklaringen voor de keuze in beleidsopties, en 3) het gebrek aan een
tijdlijn en identificatie van geldbronnen. Ondanks deze negatieve opinie van de Raad
voor regelgevingstoetsing heeft de Commissie besloten om verder te gaan met het voorstel.
In reactie op de tweede negatieve opinie heeft de Commissie een annex aan het impact
assessment toegevoegd met aanvullende verduidelijking en bewijzen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het Nederlandse beleid op het gebied van ruimtevaart wordt iedere drie jaar vastgelegd
in de Nota Ruimtevaart (2019)5. Deze nota beschrijft op hoofdlijnen de prioriteiten van het kabinet, het nationaal
beleid en de inzet binnen het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA), de programma’s
van de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN). Dit jaar zal het kabinet opnieuw
keuzes maken over de omvang en inzet van het ruimtevaartbudget, ook met het oog op
onze inzet tijdens de ESA Ministeriële Conferentie van 22 en 23 november 2022. Onder
voorbehoud van de voortgang van de gesprekken met ESA zal het kabinet de Kamer vóór
de zomer 2022 informeren over de kabinetsvoorstellen op dit thema.
Een rode draad in de Nota Ruimtevaartbeleid 2019 is de bijdrage van ruimtevaart aan
de maatschappelijke uitdagingen in het toenmalige regeerakkoord en de agenda’s van
de EU en de VN. Klimaat, (economische) veiligheid, slimme mobiliteit en duurzame landbouw
zijn slechts vier van deze grote uitdagingen. Het huidige kabinet blijft het Europese
doel van een autonome toegang tot en gebruik van de ruimte ondersteunen en zal afspraken
in ESA-kader hierover nakomen. Als gastheer van ESTEC – het grootste ruimtevaartcentrum
in Europa, gevestigd in Noordwijk – blijft het kabinet investeren in ESA en de wisselwerking
met Nederlandse en Europese kennisinstellingen en bedrijven. Binnen Europa zet het
kabinet zich in voor een gelijk speelveld, zodat de Nederlandse sector (waaronder
mkb en startups) aansluiting kunnen vinden bij Europese ruimtevaartprogramma’s.
Het kabinet steunt en neemt deel aan het Europese ruimtevaartprogramma. Sinds de ruimtevaartverordening
van 20216 bestaat het programma uit de onderdelen Galileo (satellietnavigatie), Copernicus
(aardobservatie), GOVSATCOM (satellietcommunicatie voor publiek gebruik), EGNOS (European
Geostationary Navigation Overlay Service, bedoeld om bestaande satellietnavigatienetwerken
te verbeteren) en Space Situational Awareness (SSA, ruimtebewaking).
Aangezien communicatie(netwerken) in dit voorstel centraal staan, is ook het Nederlandse
beleid daarop hier van belang. Nederland heeft een goede positie op het gebied van
digitale connectiviteit en staat bekend als één van de meest digitaal verbonden landen
van de EU. Deze koppositie vergt echter wel continu onderhoud en aanpassing aan veranderende
omstandigheden. Hoewel Nederland nu reeds beschikt over een veilige en betrouwbare
digitale infrastructuur, zou het programma een positieve bijdrage kunnen leveren aan
de veerkracht hiervan onder bijzondere omstandigheden. Er ontstaat dankzij het programma
een extra infrastructuur die in uitzonderlijke situaties, bij grootschalige uitval
van de grondgebonden netwerken als gevolg van natuurrampen of moedwillig handelen,
als terugval kan fungeren voor Nederland en andere lidstaten om de nationale en internationale
communicatie in stand te houden.
Het door de NAVO en Nederland erkennen van de ruimte als vijfde militair domein (naast
land, zee, lucht en cyber) illustreert het grote belang van het (militaire) gebruik
van de ruimte. De Nederlandse krijgsmacht is in toenemende mate afhankelijk geworden
van de ruimte. Het gaat daarbij met name om het gebruik van satellieten die essentieel
zijn voor de communicatie, positiebepaling, navigatie, observatie en Intelligence, Surveillance and Reconnaissance (ISR) bij het informatie-gestuurd optreden van de strijdkrachten. De relevantie hiervan
is in de Defensievisie 20357 beschreven en zal in de nog uit te brengen Defensienota 2022 en Defensie Ruimte Agenda
nader worden uitgewerkt.
Zoals vastgelegd in de Kamerbrief ruimteveiligheid8 wil Nederland met het ruimteveiligheidsbeleid op verschillende wijzen een toegevoegde
waarde leveren. Een speerpunt hierin is het verbeteren van de weerbaarheid van onze
samenleving door voor Nederland relevante ruimte-infrastructuur te beschermen en een
objectieve space situational awareness te garanderen. Tijdens de informele bijeenkomst van de Europese staatshoofden en
regeringsleiders te Versailles op 10 en 11 maart 2022 werd tegen het licht van de
agressie van Rusland tegen de Oekraïne het voornemen onderschreven om te investeren
in ruimtegebaseerde connectiviteit en synergiën tussen onderzoek en innovatie op civiel,
defensie- en ruimtevaartgebied.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet staat positief tegenover de ontwikkeling van Europese satellietinfrastructuur
voor veilige communicatie. Het initiatief draagt bij aan het waarborgen van wereldwijde,
veilige, flexibele en weerbare satellietcommunicatiediensten voor de Unie en overheidsinstellingen
van lidstaten en zal de afhankelijkheid van derde landen verminderen. Het systeem
zal in eerste instantie worden gebruikt door Europese publieke instanties, zoals het
Europees Grens- en kustwachtagentschap Frontex. Op termijn zullen ook Nederlandse
publieke partijen van deze infrastructuur gebruik kunnen maken. Dit satellietnetwerk
kan een bijdrage leveren aan de veiligheid en kwaliteit van verbindingen en het kan
een rol spelen als fallback-infrastructuur bij een grootschalige uitval van grondgebonden netwerken. Het voorliggende
voorstel wordt dan ook wenselijk geacht. Echter zijn er nog veel onduidelijkheden
over de uitwerking in de praktijk, waaronder de dimensionering, technische en financiële
aspecten.
Voor de onderdelen van dit programma die nog volop in ontwikkeling zijn, zoals het
Europese kwantuminternet (EuroQCI) en optische satellietverbindingen, liggen nieuwe
technologische uitdagingen in het verschiet op terreinen waar het kabinet voor Nederland
industriële en technologische kansen ziet. Deze positieve grondhouding is ook ingebracht
in de onderhandelingen rondom het Strategisch Kompas.
Het Europese belang is duidelijk: Europa moet in het digitale tijdperk kunnen beschikken
over basistechnologie en productiecapaciteit voor veilige en snelle communicatie en
dataverkeer, zowel grondgebonden als in de ruimte. Gegeven de grensoverschrijdende
aard van connectiviteit alsook de omvang van het project kan dit beter door de Unie
worden bereikt dan door individuele lidstaten. Het voorstel voorziet op voorhand in
een eigen constellatie van circa 1.000 satellieten. Dit op voorhand gestelde doel is voor het
kabinet een aandachtspunt. Een modulaire opbouw van het programma zou een minder ingrijpend
alternatief kunnen zijn. Daarbij wordt begonnen met inkoop van diensten bij private
Europese partijen, waarna alsnog kan worden overwogen om eigen Europese capaciteit
op te bouwen. Bovendien kan zo de grootte van de constellatie met voortschrijdend
inzicht worden aangepast om goed aan te sluiten bij de steeds evoluerende behoefte.
Dit scenario is volgens het kabinet echter niet voldoende in overweging genomen en
behoeft nader onderzoek.
Het impact assessment van de Commissie kent volgens het kabinet tekortkomingen, ook
gesignaleerd door de Raad voor regelgevingstoetsing. Het commentaar heeft betrekking
op o.a. analytische coherentie en het gebrek aan uitleg over beleidskeuzes. Hoewel
het kabinet positief is over de ambitie, deelt het de zorgen over de uitleg van de
beleidskeuzes. De annex met aanvullende verduidelijking en bewijzen die door de Commissie
aan het impact assessment is toegevoegd heeft deze zorgen niet weggenomen. Het kabinet
zal daarom nadere toelichting vragen van de Commissie.
Voor de relevante sleuteltechnologieën (zoals kwantumencryptie en kwantuminternet)
ligt een betrokkenheid van de publieke sector bij de ontwikkeling van deze nieuwe
infrastructuur en technologie voor de hand. Echter, bij meer gangbare technologie
voor veilige communicatie en dataverkeer past een meer terughoudende rol van de EU
om marktwerking de ruimte te geven. Bij de verdere uitwerking van het programma zal
het kabinet inzetten op eerlijke concurrentie, handhaving van het staatssteunkader,
een Europese markt voor veilige en snelle communicatie en eerlijke, open en transparante
aanbestedingsprocedures op alle niveaus.
In het voorstel is de hoofdaannemer (prime contractor) verantwoordelijk voor het integreren van het mkb en startups in de uitvoering van
het programma. Deelname van deze partijen is hiermee in de ogen van het kabinet onvoldoende
geborgd. Het kabinet zal zich inzetten voor betere afspraken binnen het programma
over het betrekken van mkb en startups.
In tegenstelling tot het voorstel van de Commissie, ligt een modulaire opbouw van
een Europees satellietnetwerk, in eerste instantie voor publieke gebruikers, volgens
het kabinet voor de hand. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat deze mogelijkheid
verder zal worden onderzocht en overwogen. Op termijn moeten nationale en commerciële
satellietinfrastructuren aan het netwerk kunnen worden toegevoegd, om afhankelijkheid
van één enkele aanbieder te voorkomen en flexibele groeiscenario’s mogelijk te maken.
Om deze reden moet ook integratie met en benutting van bestaande grondgebonden netwerken
mogelijk blijven.
Het voorstel doet vanwege zijn omvang een relatief grote aanslag op bestaande Europese
fondsen, waarbij andere prioriteiten onder druk kunnen komen te staan. Het kabinet
staat bijvoorbeeld terughoudend tegenover benutting van middelen uit bestaande EU-ruimtevaartprogramma’s als Copernicus en Galileo, omdat daarmee de voortgang van deze programma’s
belemmerd kan worden. Hetzelfde geldt voor fondsen als het Digital Europe Programme
(DEP) en de Connecting Europe Facility (CEF). Het kabinet heeft het standpunt dat
de gevolgen van de verschuiving van middelen binnen de Europese fondsen ten behoeve
van dit programma zorgvuldig moeten worden onderzocht en afgewogen, zodanig dat voldoende
geborgd wordt dat hiermee geen andere prioriteiten in het geding komen. Ook merkt
het kabinet op dat inzet van de ongealloceerde marge bedoeld is voor onvoorziene omstandigheden
en het kabinet nog niet overtuigd is van de vermeende noodzaak om de marge voor dit
voorstel in te zetten.
De totale kosten om het SCP operationeel te krijgen bedragen volgens de Commissie
EUR 6 mld. Daarvan komt EUR 2,4 mld. uit de EU-begroting. De overige EUR 3,6 mld.
zou moeten komen van lidstaten en private investeringen, maar hoe is nog onduidelijk.
Ook is niet zeker of en hoeveel de private sector bereid is te investeren. Het kabinet
zal zich inzetten voor meer duidelijkheid hierover.
Voor het kabinet is het van belang dat het Europese Ruimtevaartagentschap ESA fungeert
als technische partner van de Commissie bij de ontwikkeling en realisatie van dit
programma. Het kabinet zal zich inzetten voor een goede positionering van ESA in dit
programma.
Het kabinet steunt dat het programma open staat voor deelname van intergouvernementele
organisaties (IGO), zoals de NAVO, mits er een internationale overeenkomst wordt gesloten
tussen de EU en de IGO in overeenstemming met Artikel 218 VWEU. Het kabinet hecht
aan internationale samenwerking met gelijkgezinde partners en zal er daarom scherp
op zijn dat deelname van IGO’s onder gepaste voorwaarden mogelijk blijft.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Tijdens de informele Raad voor Concurrentievermogen van 16 februari jl. hebben de
EU-lidstaten, inclusief Nederland, algemene politieke steun uitgesproken voor SCP9. De inschatting van het kabinet is dat er geen lidstaten fundamenteel tegen het voorstel
zullen zijn. Hoewel de strategische noodzaak van een dergelijk systeem door veel lidstaten
wordt erkend, is er ook sprake van breed gedragen kritiek. Deze richt zicht vooral
op de vele openstaande vragen rond implementatie. Veelgehoorde kritische geluiden
zijn: 1) het budget van SCP mag niet ten koste gaan van bestaande ruimtevaartprogramma’s,
2) een concessie-model leidt niet tot innovatie (een «open systeem» zou hiervoor beter
geschikt zijn) en 3) een stapsgewijze aanpak, met om te beginnen de inkoop van satellietcapaciteit
via GOVSATCOM en daarna een verder modulaire groei, moet tot de mogelijkheden behoren.
Inhoudelijk is de beeldvorming over SCP wisselend. Een aantal zuidelijke lidstaten
lijken het meest positief. Vanuit Noordwestelijke lidstaten klinken meer kritische
signalen van zowel inhoudelijke als financiële aard. Zodoende staat het kabinet met
een positief-kritische positie niet geïsoleerd.
In het Europees Parlement zullen naar verwachting de Commissie voor Industrie, Onderzoek
en Energie (Committee on Industry, Research and Energy, ITRE) en de Commissie voor Budgetten (BUDG) het onderwerp behandelen. Voor zover
bekend is er nog geen rapporteur aangewezen. Het krachtenveld binnen het Europees
Parlement is vooralsnog onbekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet is positief. Het kabinet kan zich vinden in de keuze voor
de rechtsbasis. De Commissie baseert het voorstel op artikel 189(2) VWEU. Dit artikel
geeft de EU de bevoegdheid de nodige maatregelen vast te stellen voor de verwezenlijking
van de doelstellingen uit artikel 189(1) VWEU, waaronder het uitstippelen van een
Europees ruimtevaartbeleid, deze kunnen de vorm hebben van een Europees ruimtevaartprogramma
(enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten
is uitgesloten). De EU heeft op het terrein van ruimtevaartbeleid een parallelle bevoegdheid.
Dit is vastgelegd in artikel 4 lid 3 VWEU. De uitoefening van die bevoegdheid belet
de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
b) Subsidiariteit
Het oordeel van het kabinet is positief. Het doel van het voorgestelde optreden is
een Europees systeem voor beveiligde satellietcommunicatie op te zetten dat de levering
waarborgt van wereldwijde veilige, flexibele en weerbare satellietcommunicatiediensten.
Het kabinet onderschrijft hiervoor de noodzaak van samenwerking op Europees niveau.
Gezien de mondiale schaal en de aard van connectiviteit kan dit onderwerp niet uitsluitend
op lokaal of regionaal niveau worden geregeld. Verder heeft geen lidstaat op zichzelf
de capaciteiten of middelen om te voldoen aan de totaliteit van evoluerende gebruikersbehoeften
en bijbehorende kosten. De toegevoegde waarde van een Europese oplossing zit in het
voorkomen van duplicatie, betere exploitatie, gezamenlijk vergroten van veiligheid
en weerbaarheid, een groter aanbod van diensten en schaalvoordeel. Optreden op EU-niveau
is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Wel
heeft het kabinet een aandachtspunt. Het programma definieert minimumeisen voor het
opzetten van een Europees systeem voor veilige connectiviteit en de voorziening van
satellietcommunicatie voor publiek gebruik. Het systeem zal zodanig worden ontworpen
dat het complementair is aan bestaande capaciteit van lidstaten, en dat het additionele
capaciteitsbehoeften kan vervullen. Het voorgestelde optreden is daarmee geschikt
om het doel te bereiken. Het voorstel gaat over het algemeen niet verder dan nodig
om het hoofddoel van dit programma te bereiken. Zo introduceert het voorstel geen
beperkingen ten aanzien van de mogelijkheden voor de lidstaten om hun capaciteit voor
connectiviteit en satellietcommunicatie te verzekeren op de wijze die zij verkiezen,
en biedt het zodoende voldoende ruimte voor alternatieve keuzes.
De keuze van de Commissie voor het bouwen van een eigen constellatie van ca. 1.000
satellieten is voor het kabinet een aandachtspunt. Dit gaat volgens het kabinet mogelijk
verder dan noodzakelijk, omdat dit de steeds evoluerende gebruikersbehoefte niet meeweegt.
Starten met een modulaire opbouw van het programma zou een minder ingrijpend alternatief
kunnen zijn. In dat geval wordt begonnen met inkoop van diensten bij private Europese
partijen, waarna alsnog kan worden overwogen om eigen capaciteit op te bouwen. Dit
scenario is volgens het kabinet echter niet voldoende in overweging genomen. Het kabinet
zal zich ervoor inzetten dat deze mogelijkheid verder wordt onderzocht en overwogen.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
De voorziene bijdrage uit de EU-begroting van 2021 tot 2027 bedraagt EUR 2.400 mln.
Hiervan zal EUR 1.600 mln. worden geïmplementeerd onder het nieuwe Secure Connectivity Programme (2023 tot 2027).
Dit programma wordt gefinancierd via herschikking van de middelen uit: het Union Space
Programme (Galileo, EUR 260 mln.), het Neighbourhood, Development and International
Cooperation Instrument (NDICI) «emerging challenges and priorities cushion» (EUR 150
mln.), het European Defence Fund (EDF, EUR 400 mln.), het Digital Europe Programme
(DEP, EUR 440 mln.), de digital strand van de Connecting Europe Facility (CEF, EUR
200 mln.), de ongealloceerde marge onder begrotingscategorie 1 van het Meerjarig Financieel
Kader (MFK) «onderzoek en innovatie» (EUR 50 mln.) en de ongealloceerde marge onder
begrotingscategorie 5 van het MFK «veiligheid en defensie (EUR 100 mln.).
Daarnaast komt er nog EUR 800 mln. uit de budgettering van drie andere programma’s:
Horizon Europe (EUR 430 mln.), Union Space Programme (GOVSATCOM, EUR 220 mln.) en
Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI, EUR 150
mln.).
Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze
moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Het behoeft nadere
analyse wat de consequenties zijn van de voorgestelde aanwending van Europese fondsen
op andere prioriteiten, en de mate waarin dit gewenst is. Daarbij is het kabinet van
mening dat eventuele inzet van middelen vanuit Horizon Europe in nauw overleg met
de lidstaten dient te gebeuren.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
De totale kosten om het Secure Connectivity Programme operationeel te krijgen bedragen volgens de Commissie EUR 6 mld. Dit betreft de kosten
van de infrastructuur. Servicekosten zijn niet van toepassing. Operational expenditure ligt vermoedelijke rond de EUR 170 mln. Een verdere toelichting daarop is niet gegeven.
Naast bovenstaande bijdrage van EUR 2,4 miljard uit de EU-begroting, zou de overige
EUR 3,6 miljard moeten komen van vrijwillige bijdragen van lidstaten en private investeringen.
Zodoende heeft het voorstel geen vastgestelde financiële consequenties voor de rijksoverheid
en/of decentrale overheden. Echter, Nederland kan ervoor kiezen om als lidstaat bij
te dragen aan dit programma. Dit zal waarschijnlijk mogelijk worden via een optioneel
programma dat binnen ESA-kader wordt voorbereid. Binnen de huidige ruimtevaartbegroting
zijn de budgettaire mogelijkheden hiervoor overigens beperkt. In ieder geval zullen
de eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke
departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
De kosten zijn zowel het gevolg van een uitbreiding van bestaand beleid (GOVSATCOM)
als nieuw beleid (Secure Connectivity).
Dit EU-voorstel zal geen directe baten opleveren voor de (Nederlandse) overheidsbegroting.
De mogelijke economische baten van het programma voor de gehele EU schat de Commissie
op EUR 17–24 mld. (bruto toegevoegde waarde) en EUR 10–19 miljard aan spill-over effecten.
c)
Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Mogelijke kosten voor het bedrijfsleven zijn hier niet van toepassing. Dit voorstel
zal niet leiden tot extra tarieven, heffingen, aanpassing of aanscherping van eisen.
Het voorstel leidt niet tot extra administratieve lasten, zoals rapportageverplichtingen
en toezichtlasten, voor bedrijfsleven, burger en/of overheid.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Concrete marktkansen ziet het kabinet vooral op het gebied van kwantumencryptie en
-computing, en voor de technologie achter optische satellietcommunicatie. Het kabinet
voorziet geen negatieve effecten op de concurrentiekracht.
Het initiatief heeft een belangrijk geopolitiek oogmerk. Het belang van investeringen
in ruimtegebaseerde connectiviteit werd op 10 en 11 maart 2022 bevestigd in de Verklaring
van Versailles tegen het licht van de agressie van Rusland tegen de Oekraïne. Naast
een digitaal veiligheidsschild, moet het een Europees antwoord zijn op de dreigende
wereldwijde dominantie van commerciële megaconstellaties. Ook de opkomst van soortgelijke
publieke projecten in Rusland en China spelen een rol. Bovendien wil de Commissie
met dit programma ook «strategische gebieden» bereiken, zoals de Noordpool en Afrika.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor nationale of decentrale regelgeving. Er worden
geen regels of vergunningseisen gesteld die gericht zijn tot burgers of ondernemers
en de Commissie heeft in haar voorstel geen handhavings- en sanctioneringsbepalingen
opgenomen. De lex silencio positivo speelt niet bij dit voorstel.
Het voorstel leidt niet tot een wijziging van de bevoegdheden, verantwoordelijkheden
en/of taken voor de rijksoverheid en decentrale overheden. Tevens zijn er geen interbestuurlijke
afspraken tussen de rijksoverheid en decentrale overheden betreffende samenwerking
nodig.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel voorziet in de toekenning van een bevoegdheid aan de Commissie voor het
vaststellen van gedelegeerde handelingen voor wijziging van de indicatoren in de bijlage
voor de rapportage over de voortgang van het programma en het bereiken van de gestelde
doelstellingen en aanvulling van de verordening met bepalingen over de instelling
van een systeem van monitoring en evaluatie (artikel 38(3)). De keuze voor delegatie
(i.p.v. uitvoering) ligt voor de hand, omdat het gaat om wijzigingen en aanvullingen
van de verordening. Toepassing van een spoedprocedure is daarbij mogelijk. Dit is
wenselijk indien dit om dwingende redenen van urgentie vereist is. Het gaat daarbij
om niet-essentiële onderdelen van regelgeving, waardoor toekenning van deze bevoegdheid
mogelijk is. Toekenning van deze bevoegdheid is ook wenselijk om geen tijdrovende
wetgevingsprocedure voor de verordening te hoeven starten. De bevoegdheid is goed
afgebakend. De toekenning van de bevoegdheid vindt plaats tot 31 december 2028, waarna
gerapporteerd moet worden over de toepassing. De bevoegdheid wordt toegekend in overeenstemming
met de beginselen uit het interinstitutioneel akkoord Beter Wetgeven.
Met artikel 5(3) voorziet het voorstel in een uitvoeringshandeling om maatregelen
vast te stellen die nodig zijn voor de bepaling van de locatie van de publieke infrastructuur
nodig voor de werking van de diensten voorzien in het programma.
Met artikel 7(2) voorziet het voorstel in uitvoeringshandelingen voor het vaststellen
van de operationele vereisten voor overheidsdiensten, in de vorm van technische specificaties
voor usecases die met name verband houden met crisisbeheer, bewaking en beheer van belangrijke
infrastructuur, waaronder diplomatieke communicatienetwerken. Met artikel 7(3) voorziet
het voorstel in uitvoeringshandelingen voor het vaststellen van het dienstenpakket
voor de overheidsdiensten, in de vorm van een lijst diensten en de eigenschappen daarvan,
waaronder geografische dekking, frequentie, bandbreedte, gebruikersapparatuur en beveiligingsaspecten.
Met artikel 8(2,4) voorziet het voorstel in een uitvoeringshandeling voor het vaststellen
van nadere voorschriften voor de verlening van overheidsdiensten, rekening houdend
met artikel 66 van de verordening inzake het ruimtevaartprogramma, de verwachte vraag
voor de verschillende usecases, de dynamische toewijzing van de middelen, de prioritering van de overheidsdiensten
naargelang hoe relevant en kritiek de behoeften van de gebruikers zijn, en in voorkomend
geval de kostenefficiëntie. De toegang tot de overheidsdiensten is gratis voor de
gebruikers daarvan, tenzij in afwijking hiervan de Commissie in naar behoren gemotiveerde
gevallen en bij wijze van uitzondering door middel van uitvoeringshandelingen een
prijsbeleid vaststelt.
De Commissie zal ervoor zorgen dat er voor de bedoelde overheidsinfrastructuur een
risico- en dreigingsanalyse wordt uitgevoerd. Op basis van die analyse stelt zij door
middel van uitvoeringshandelingen (artikel 27(2)) de algemene beveiligingsvoorschriften
vast.
Met artikel 36(4) voorziet in uitvoeringshandelingen waarmee de Commissie aanvullende
vereisten kan vaststellen voor de deelname van derde landen en internationale organisaties
aan het programma, voor zover dit verenigbaar is met bestaande overeenkomsten.
Het werkprogramma wordt door de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld
(artikel 38(1)). Door middel van dit werkprogramma wordt het Programma uitgevoerd.
Het bevat een beschrijving van de acties en de desbetreffende financiële middelen
die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en, waar toepasselijk,
het totale bedrag dat voor blendingverrichtingen is gereserveerd. Het werkprogramma
dient als aanvulling op het werkprogramma voor het GOVSATCOM-onderdeel van het ruimtevaartprogramma.
Voor alle uitvoeringshandelingen gaat het om de nadere bepaling van de inhoud van
de verordening op niet-essentiële onderdelen. Omdat het gaat om niet-essentiële onderdelen
van de verordening, is toekenning van deze bevoegdheden mogelijk. Toekenning van deze
bevoegdheden is ook wenselijk, omdat zo flexibiliteit wordt behouden en geen wetgevingsprocedure
voor de verordening hoeft te worden gestart. Uitvoering in plaats van delegatie ligt
hier voor de hand, omdat het gaat om uitvoering van de verordening volgens eenvormige
voorwaarden. De onderzoeksprocedure is op al deze handelingen van toepassing. Door
de toepassing van de onderzoeksprocedure (artikel 42, lid 2) is een adequate betrokkenheid
van de lidstaten bij de besluitvorming verzekerd; ten aanzien van de uitvoeringshandeling
die betrekking heeft op de algemene eisen uit een oogpunt van veiligheid (artikel
27(2)) kan de Commissie de handeling niet aannemen indien het comité geen advies heeft
uitgebracht. De onderzoeksprocedure is conform artikel 2(2)(b)(i en iii) van Verordening
(EU) nr. 182/2011 aangewezen bij uitvoeringsbepalingen met betrekking tot programma’s
die aanzienlijke implicaties hebben en uitvoeringshandelingen met betrekking tot veiligheid.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening treedt in werking op de twintigste dag na publicatie in het publicatieblad
van de EU (artikel 47). De verordening vergt geen omzetting in nationale wetgeving
of in de nationale uitvoeringspraktijk. Het kabinet kan daarom instemmen met de inwerkingtredingsdatum.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Er is voorzien in een eerste evaluatie drie jaar na inwerkingtreding en vervolgens
een evaluatie telkens na vier jaar (artikel 39). Daar kan het kabinet mee instemmen.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
N.v.t.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
SCP streeft ernaar diensten beschikbaar te stellen die verbinding met strategische
gebieden mogelijk maken, zoals het Arctische gebied en het Afrikaanse continent. Daarmee
poogt de EU met het SCP een bijdrage leveren aan breedbanddiensten in Afrika, wat
ten goede kan komen aan de duurzame ontwikkeling van en armoedevermindering in ontwikkelingslanden
(specifiek Sustainable Development Goal doelstelling 9.c: universele en betaalbare toegang tot internet in de minst ontwikkelde
landen).
Het kabinet ziet de voorziening van breedbanddiensten voor het Afrikaanse continent
niet als hoofddoel. Maar ten algemene staat het kabinet positief tegenover deze mogelijke
uitkomsten.
SCP zal naar verwachting geen implicaties hebben voor ontwikkelingslanden als het
gaat om markttoegang van ontwikkelingslanden tot de EU of mogelijke concurrentieverstoring
op derde markten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken