Brief regering : Verslag van het werkbezoek van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de multilaterale instellingen in Genève, 28-29 maart 2022
36 045 Situatie in de Oekraïne
Nr. 69 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2022
Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer in het Commissiedebat over de humanitaire
situatie in Oekraïne van 24 maart jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 67), informeer ik u over mijn bezoek aan de multilaterale instellingen in Genève.
Algemeen
Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne, voerde ik op 28 en 29 maart jl. gesprekken
met internationale organisaties in Genève. Deze oorlog maakt, net als de COVID-19
crisis, duidelijk dat we voor de aanpak van dergelijke crises niet zonder intensieve
multilaterale samenwerking kunnen. Organisaties als de VN-Vluchtelingenorganisatie
(UNHCR) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn zowel wereldwijd normstellend
als toegerust op crisisrespons. Zij hebben in Oekraïne ook direct gecoördineerde noodhulp
opgezet.
Juist nu is multilateralisme hard nodig. Nederland is als internationaal georiënteerd
land gebaat bij handhaving van het multilaterale systeem van recht, normen en organisaties.
Multilaterale organisaties vervullen daarom een fundamentele rol in het Nederlands
buitenlands beleid. Diverse (VN-)organisaties zijn dankzij hun neutraliteit, inhoudelijke
expertise, omvang en ervaring in moeilijke omstandigheden een effectief politiek-,
humanitair- of ontwikkelingskanaal. Daarom zetten wij ons ervoor in de effectiviteit
van het multilaterale systeem te versterken. Nederland heeft als grote donor relatief
veel invloed in de bestuursorganen van organisaties. Daarbij laten wij een constructief-kritisch
geluid horen en zijn we in staat samen met de EU en gelijkgezinde landen verschil
te maken.
Uit de gesprekken kwam goed naar voren dat Nederland wordt gezien als een betrouwbare
donor, omdat een belangrijk gedeelte van de Nederlandse financiële bijdrage meerjarig,
flexibel en ongeoormerkt is. Deze vorm van assistentie stelt de organisaties in staat
de kern van hun mandaat uit te voeren, fondsen in te zetten daar waar de nood het
hoogst is en snel te reageren bij bijvoorbeeld de huidige Oekraïne-crisis.
Humanitaire situatie Oekraïne
In Genève besprak ik met een aantal belangrijke partners van Nederland de humanitaire
situatie in Oekraïne; Voorzitter Maurer van het Internationale Comité van het Rode
Kruis (ICRC), Directeur-Generaal Vitorino van de Internationale Organisatie voor Migratie
(IOM) en Hoge Commissaris Grandi van UNHCR. Allen leveren momenteel grote inspanningen
in en rondom Oekraïne, soms met gevaar voor eigen stafleden. Zij opereren in nauw
overleg met de overheid van Oekraïne en de nationale overheden van de buurlanden.
Ten tijde van deze gesprekken was al sprake van zeven miljoen ontheemden binnen Oekraïne
en vier miljoen in de buurlanden.
In de gesprekken zijn wij onder meer ingegaan op het humanitair oorlogsrecht. Wij
spraken over manieren waarop Nederland de inspanningen kan ondersteunen van humanitaire
organisaties om toegang tot, en bescherming van getroffen burgers in Oekraïne zeker
te stellen. Ook heb ik de wijze waarop onze humanitaire partners zorgdragen voor extra
kwetsbare mensen aangemoedigd. IOM en UNHCR delen de Nederlandse zorgen over discriminatie
van mensen uit derde landen en over de risico’s van mensenhandel en mensensmokkel,
specifiek voor kwetsbaren. Zij hebben hiervoor contact met de verantwoordelijke nationale
overheden en Europese instanties zoals Frontex.
In deze gesprekken werd opnieuw duidelijk hoe belangrijk het is dat humanitaire hulp
en toegang niet gepolitiseerd worden. De plicht om alle burgerbevolking toegang te
geven tot noodhulp en tot voedsel is een basisbeginsel van het humanitair oorlogsrecht.
Dit mag geen ruilmiddel zijn in militair-politieke onderhandelingen. Ook mag het geen
pressiemiddel in de publicitaire strijd zijn. Neutraliteit, onpartijdigheid, onafhankelijkheid
en humaniteit van noodhulp dienen gegarandeerd te worden. Ik zal hier in de Nederlandse
inzet strikt op toezien.
Met zowel VN-partners als ICRC sprak ik over hun inspanningen om humanitaire toegang
te verzekeren. In besprekingen over humanitaire corridors kwam naar voren dat het
steeds problematischer wordt om met partijen concrete afspraken te maken en daarover
te communiceren naar alle bestuurslagen en militaire eenheden. De humanitaire organisaties
blijven met Nederland in contact over de voortgang van hun inspanningen. Als politieke
of diplomatieke actie nodig is ter ondersteuning daarvan, zal Nederland met gelijkgezinde
landen optreden. In dit kader heb ik met name in gesprek met de heer Grandi ook het
belang van naleving van VN-Veiligheidsraadresolutie 2417 over conflict en honger onderstreept.
Tijdens het plenaire debat op 31 maart jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 67, Debat
over de toespraak van de Oekraïense President Zelensky) over de toespraak van President
Zelensky, hebben enkele leden van uw Kamer gevraagd naar de mogelijkheid om met drones
van Stichting Wings for Aid humanitaire hulp in belegerde steden zoals Marioepol te krijgen. Wings for Aid ontvangt een subsidie van het Kabinet. Dit instrument wordt nu getest onder gecontroleerde
omstandigheden. Het is nog niet gereed om te worden ingezet. Daarom kunnen wij nog
geen suggestie voorleggen aan onze humanitaire partners om dit instrument in te zetten.
Uit de gesprekken bleek mij opnieuw in welke mate bij deze crisis informatie en desinformatie
een grote rol spelen. Van Russische kant wordt veelvuldig gebruik gemaakt van onbewezen
beschuldigingen over militairen die dekking zouden zoeken in civiele locaties zoals
ziekenhuizen, ter rechtvaardiging van aanvallen op burgerdoelen. Het verifiëren en
ontkrachten van dergelijke aantijgingen vergt een gezamenlijke internationale inspanning.
Aan Oekraïense kant constateer ik kritiek op de VN en het Rode Kruis, onder meer omdat
deze partijen ook met Moskou overleggen over humanitaire toegang. Het Kabinet deelt
deze kritiek niet. VN en Rode Kruis handelen geheel in lijn met hun neutrale humanitaire
mandaat. Uit mijn gesprekken bleek hoe hard zij zich inspannen voor hulpverlening,
maar ook hoe klein de ruimte is die hen met name van Russische zijde wordt gegund.
Ik besprak in Genève ook de gevolgen van sancties voor humanitaire hulpverlening.
Zoals ik uw Kamer meedeelde in mijn brief van 18 maart1, zet ik mij in voor het opnemen van adequate humanitaire uitzonderingsgronden in
EU-sanctiepakketten, zodat deze organisaties zonder belemmeringen hun werk kunnen
doen. In de meest recente sanctiepakketten zijn dan ook humanitaire uitzonderingsgronden
opgenomen, die de eerdere sancties rond Donetsk en Loegansk nog niet bevatten. Uit
mijn gesprekken begreep ik dat er als gevolg van de sancties nog hindernissen bestaan
voor humanitaire hulp, zowel in die regio’s als elders in Oekraïne. Ik heb toegezegd
dat ik mij in nauwe samenwerking met gelijkgezinden binnen de EU zal blijven inzetten
voor uitzonderingsgronden voor humanitaire respons.
Mijn gesprekspartners deelden mijn grote zorg over directe en indirecte gevolgen van
de Oekraïne crisis voor humanitaire noden en respons elders in de wereld. In de gesprekken
concentreerden we ons op toenemende voedselonzekerheid en kosten van humanitaire actie
wereldwijd. Zorgen die ook veel van Uw leden delen, gezien de vragen daarover in het
debat met Uw Commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over
de humanitaire inspanningen in Oekraïne en buurlanden op 24 maart jl.
Afghanistan:
Specifiek sprak ik nog met ICRC en UNHCR over de crisis in Afghanistan en het besluit
van de Taliban de middelbare scholen voor meisjes (nog) niet te openen. De heer Grandi
was zelf kortgeleden op bezoek geweest in Afghanistan. Hij had daarbij het belang
van het open houden van middelbare scholen voor meisjes benadrukt. Hij weet het recente
negatieve besluit aan interne discussie binnen de Taliban tussen hard liners en gematigden. Hoge Commissaris Grandi waarschuwt dat de internationale gemeenschap
vooral praat met de laatsten. Buitenlandse gesprekspartners kunnen hierdoor een verkeerd
beeld krijgen van de mogelijkheden om invloed uit te oefenen. Zowel UNHCR als ICRC
benadrukten het belang van voortgaande steun aan de Afghaanse bevolking. Assistentie
hierbij alsmede kritische houding ten aanzien van gelijke toegang voor vrouwen en
meisjes van de internationale gemeenschap bleef daarbij van belang.
Voedselzekerheid:
De impact van de oorlog in Oekraïne op de prijs van graan en daarmee de voedselzekerheid
wereldwijd is enorm. Veel landen zijn afhankelijk van graan en zonnebloemolie uit
Oekraïne en Rusland. Op 24 maart sprak ik hierover met de Executive Director van het
Wereld Voedselprogramma van de Verenigde Naties (WFP), David Beasley. Deze stelde
dat de wereldwijde kosten voor humanitaire operaties sinds de oorlog zijn gestegen
met USD 71 miljoen per maand. WFP waarschuwt voor hogere noden dan ten tijde van de
Arabische Lente. De organisatie roept de internationale gemeenschap op andere crises
niet te vergeten zoals in Jemen, Ethiopië en Afghanistan. Voedselhulp is cruciaal
om verdere destabilisatie te voorkomen. In Oekraïne hoopte WFP in de week van 28 maart
1 miljoen mensen te bereiken met voedsel en geld (Cash Based Transfers) en afgelopen
week nog eens 2,5 miljoen mensen. Deze hulp kan mede plaatsvinden dankzij de financiële
bijdrage van Nederland. Zo heeft ons land de ongeoormerkte bijdrage aan het WPF dit
jaar met EURO 8 miljoen verhoogd.
In mijn gesprek met de Directeur-Generaal van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), mevrouw
Ngozi Okonjo-Iweala, liet zij weten bezorgd te zijn over de effecten van de oorlog
op voedselzekerheid en het risico van «hamsteren» door producerende landen. De DG
gaf desgevraagd aan dat de WTO een belangrijke rol kan spelen in het bevorderen dat
landen voedselvoorraden op de wereldmarkt brengen, geen exportrestricties invoeren,
inzetten op handelsfacilitatie en het WFP volledige toegang geven. Het is belangrijk
dat landen hun markten openhouden en dat internationale handel mogelijk blijft. Exportrestricties
werken averechts en jagen voedselprijzen juist verder op. Ze benadrukte dat de WTO-instrumenten
voor het bevorderen van transparantie cruciaal zijn.
Op 14 maart 2022 heeft de Secretaris-Generaal van de VN de oprichting van een Global Crisis Response Group on Food, Energy and Finance (GCRG) aangekondigd, die onder meer bestaat uit de genoemde organisaties. De GCRG
zal gezamenlijke analyses uitvoeren en maatregelen voorstellen, onder meer op gebied
van voedselprijzen en voedselzekerheid. Nederland moedigt de VN al langer aan tot
betere samenwerking, juicht de oprichting van deze crisisgroep toe, en zal gezamenlijk
met EU-partners coherentie stimuleren. Alleen met een gecoördineerd antwoord kunnen
de organisaties van de VN de verschillende dimensies van deze crisis, zoals voedselprijzen,
honger en conflict, aanpakken.
In de komende weken heb ik verder een gesprek gepland met de Directeur-Generaal van
de VN Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) over de stijgende voedselprijzen. De FAO
levert analyses en doet aanbevelingen voor beleid. Daarin wordt onder meer het belang
benadrukt van transparante markten, het tegengaan van exportrestricties, diversificatie
van voedselaanbod, steun voor kunstmestimporten voor de armste getroffen landen en
het ondersteunen van kwetsbare groepen.
Hulp en Handel
Met DG WTO besprak ik verder hoe de internationale gemeenschap ervoor kan zorgen dat
er geen nieuwe barrières op het gebied van handel worden opgeworpen en de logistieke
afhandeling bij douanes verder kan worden gefaciliteerd. De WTO is cruciaal voor het
bevorderen van transparantie in de aanvoerketens, in samenwerking met andere organisaties
zoals de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Handel en investeringen zijn cruciaal voor duurzame ontwikkeling. Daarom heb ik met
DG WTO gesproken over de aankomende Ministeriele Conferentie (MC12), en de onderwerpen
op de agenda zoals intellectueel eigendom, visserijonderhandelingen en landbouw. Ook
heb ik gepleit voor hervormingen, ook gericht op herstel van de mogelijkheid van arbitrage
bij handelsgeschillen.
Bij een overleg met vertegenwoordigers van de ILO, de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD), het International Trade Centre (ITC) en de Internationale Federatie van het Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen
spraken wij over de private sector en het belang hiervan voor ontwikkeling. Een coherente
hulp en handel agenda is een belangrijke bijdrage aan de aanpak van grondoorzaken
van armoede en het verhogen van weerbaarheid voor duurzame ontwikkeling.
Alle organisaties werken goed samen met de private sector en zien het belang daarvan
voor duurzame (economische) ontwikkeling. Er ligt een grote opgave om ontwikkelingslanden
te helpen bij verbetering van het investeringsklimaat, de ondersteuning van het midden
en kleinbedrijf (MKB) (inclusief vrouwelijke ondernemers), de ondersteuning van dialoog
tussen werkgevers en werknemers, en het faciliteren van fatsoenlijk werk met leefbaar
inkomen.
In een gesprek met Peter Bakker, de bestuursvoorzitter van de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD), stond de cruciale rol van het internationale bedrijfsleven bij het bereiken
van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) centraal. De WBCSD is een organisatie
van meer dan 200 bedrijven die de transitie naar een duurzame wereld willen versnellen.
Hoofdpunt in het gesprek was dat de stappen die van het bedrijfsleven nodig zijn voor
de klimaatagenda inmiddels duidelijk zijn. De agenda op bestrijding van ongelijkheid
is echter complexer en vraagt om verdere inspanning van het bedrijfsleven. Onderwerpen
als betaling van een leefbaar loon en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen,
kunnen daar een belangrijke rol in vervullen.
De multilaterale handelsorganisaties staan – elk voor zich – pal voor hun taak om
bij te dragen aan een duurzame wereld, maar kunnen gezamenlijk meer impact behalen
in het realiseren van SDG’s in het veld. Ik blijf mij in nauwe samenwerking met deze
organisaties inzetten voor het belang van internationale handel en investeringen voor
duurzame ontwikkeling, tegelijk met versterking van echt sociale en groene dimensie
ervan.
Gezondheid
Ik heb bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis en Malaria (GFATM) aandacht gevraagd voor het belang van goede voorbereiding op landenniveau
(country readiness), voor de indirecte impact van COVID op basisgezondheidszorg en het investeren in
basis gezondheidssystemen, inclusief Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
(SRGR). Verder heb ik benadrukt dat investeringen in COVID-respons niet ten koste
mogen gaan van de aanpak van andere gezondheidsuitdagingen.
Directeur-Generaal van de WHO Tedros Adhanom Ghebreyesus uitte zijn zorgen over de
afnemende bereidheid van landen om de vaccinatiecampagnes door te voeren. De heer
Tedros onderkende het belang van investeren in primaire gezondheidssystemen en benoemde
ook de rol van conflicten op gezondheid. Hij benadrukte de rol die Nederland ten aanzien
van deze thema’s kan spelen op het mondiale gezondheidsterrein.
De heer Tedros sprak waardering uit voor de leidende rol van Nederland in het Contingency Fund for Emergencies, dat in de beginfase van de crisis zeer snel gemobiliseerd en ingezet kon worden
en waarmee belangrijke eerste medische respons mogelijk werd, bijvoorbeeld in Oekraïne.
Hij prees de holistische benadering van humanitaire hulp door Nederland waarbij ook
in crisistijd aandacht is voor SRGR en geestelijke gezondheid en psychosociale steun.
Peter Sands, Executive Director van GFATM, benadrukte het belang van innovatie en
het betrekken van lokale gemeenschappen en kwetsbare groepen om de doelstellingen
bij het bestrijden van Aids, TBC en Malaria weer op de rails te krijgen. Ten aanzien
van financiering van gezondheid vroeg Sands aandacht voor duurzame financieringsmechanismen
en de rol van de private sector. Ik heb aangedrongen op nauwere samenwerking van GFATM
met de relevante multilaterale organisaties.
Ook de totstandkoming van een pandemieverdrag kwam aan de orde. Volgens de heer Tedros
kan een dergelijk verdrag hét verschil maken in hoe we voorbereid zijn op een volgende
pandemie en hij rekent op een proactieve EU in het proces. Sands zag vooral meerwaarde
in ondersteuning van praktische voorbereiding van gezondheidssystemen op een volgende
pandemie.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.N.A.J. Schreinemacher
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking