Brief regering : Reactie op toezegging gedaan tijdens het commissiedebat, gehouden op 17 februari 2022, over Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake integratie
32 824 Integratiebeleid
Nr. 357 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 april 2022
Tijdens het hoofdlijnendebat op 17 februari 2022 (Kamerstuk 35 925 XV, nr. 108) heb ik uw Kamer toegezegd een brief te sturen met een visie op het begrip integratie.
Deze toezegging heb ik gedaan naar aanleiding van de vraag van het Kamerlid Van Baarle,
van de fractie Denk, of «het niet tijd wordt om te breken met het gedateerde begrip
integratie». Met deze brief geef ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, uitvoering
aan mijn toezegging. Ik start met een korte schets van de context, daarna ga ik in
op (de opkomst van) het begrip integratie, het samenlevingsperspectief en inclusie
en licht daarbij toe welke concepten en uitgangspunten wat mij betreft nu relevant
zijn voor de Nederlandse samenleving.
Context
Nederland is van oudsher een land waar mensen uit verschillende landen en met verschillende
achtergronden een thuis vinden. Dat heeft ons land mede gevormd tot wat het nu is.
Een land met een grote verscheidenheid aan leefstijlen, waardepatronen, opvattingen
en beschouwingen. Een land ook waar mensen, binnen de grenzen van de democratische
rechtsstaat, de vrijheid hebben hun eigen keuzes te maken en richting aan hun eigen
leven kunnen geven.
Integratie
Voor mensen die nieuw in Nederland komen, is het hanteren van het integratieperspectief
behulpzaam. Vanaf midden jaren ’70 van de vorige eeuw heeft beleid gericht op integratie
zijn intrede gedaan in het overheidsbeleid. De WRR geeft in hoofdstuk 4 van het rapport
Samenleven in verscheidenheid (2020) een historisch overzicht van de verschillende beleidsmodellen die hierbij
zijn gehanteerd. In de bijlage bij deze brief is een schematisch overzicht van deze
modellen opgenomen.
(Het begrip) integratie is en blijft relevant. Mensen blijven naar ons land komen,
bijvoorbeeld om, zoals nu veel mensen uit Oekraïne helaas noodgedwongen, een veilig
heenkomen te zoeken in Nederland en mogelijk voor langere tijd in Nederland verblijven.
Uit recente cijfers van het CBS1 blijkt dat op 1 januari 2021 van de inwoners in Nederland 14% in het buitenland geboren
is – zij zijn dus als migrant naar Nederland gekomen – en dat 11,4 procent van de
bevolking een in Nederland geboren kind van migranten was. Deze eerste en tweede generatie
mensen met een migratieachtergrond vormen dus ongeveer een kwart van de Nederlandse
bevolking. Dit aandeel neemt als gevolg van natuurlijke aanwas (geboorten minus overlijden)
en als gevolg van voortgaande migratie geleidelijk toe. In de periode 2017–2021 was
die toename ongeveer een half procentpunt per jaar. In 2050 heeft naar verwachting
tussen 31 en 40% van de inwoners een migratieachtergrond, eerste en tweede generatie,
zo blijkt uit de Verkenning bevolking 2050 van het NIDI en CBS in 2021.
Bij integratie gaat het over beleid dat nodig is om nieuwkomers, die zich voor kortere
of langere tijd in Nederland willen, mogen en kunnen vestigen, te faciliteren bij
het deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Het gaat dan om ondersteuning bij het
leren van de taal en het vinden van werk, het vinden van de weg in de samenleving
maar ook het respecteren van de rechten, plichten en waarden in Nederland en hen hierop
aanspreken. Het is van belang te onderkennen dat nieuwkomers ook talenten en vaardigheden
hebben en die willen inzetten en daarmee dus bijdragen aan en participeren in onze
samenleving. Het nieuwe inburgeringsstelsel, zoals dat op 1 januari 2022 in werking
is getreden, is een voorbeeld van integratiebeleid.
Integratie vanuit theoretisch en wetenschappelijk perspectief
Nieuwkomers (1e generatie mensen met een migratieachtergrond) in Nederland kunnen, afhankelijk van
hun achtergrond en migratiereden, onder andere te maken hebben met taaltekorten, waarderingsproblemen
met betrekking tot hun opleiding en werkervaring en het nog ontbreken van netwerken.
Dit kan hen op achterstand zetten. Die achterstand wordt in het algemeen bij diegenen
die langer in Nederland verblijven steeds meer ingelopen. De 2e generatie mensen met een migratieachtergrond zijn in Nederland geboren, groeien hier
op, gaan hier naar school en spreken de taal. Bij deze 2e generatie mensen met een migratieachtergrond en hun kinderen is het concept van het
integratiebeleid, zoals hierboven geschetst, niet van toepassing. Wel kan er bij hen
sprake zijn van achterstanden.
Een en ander is empirisch terug te vinden in de Jaarrapporten Integratie2 en de Kernindicatoren Integratie van het CBS, maar ook in de SCP-studie Integratie in Zicht uit 2016. Uit deze studies en cijfers blijkt dat er grosso modo sprake is van positieve
ontwikkelingen bij de integratie van mensen met een migratieachtergrond. Zo blijkt
bijvoorbeeld dat het aandeel leerlingen met een migratieachtergrond, dat de hogere
vormen van het middelbaar onderwijs (havo/vwo) volgt, harder stijgt dan onder leerlingen
zonder migratieachtergrond, zodat de achterstand geleidelijk afneemt. Die vooruitgang
is het sterkst bij de 2e generatie. Deze ontwikkeling wordt bij voorbeeld goed zichtbaar bij de leerlingen
met Marokkaanse achtergrond. Bij deze groep lag het aandeel dat een havo/vwo-opleiding
volgde in het schooljaar 2003/2004 26 procentpunt lager dan onder leerlingen zonder
migratieachtergrond, terwijl deze achterstand in 2020/2021 was gekrompen tot 14 procentpunt.
Soortgelijke ontwikkelingen zien we ook op de arbeidsmarkt waar de netto-participatie
van mensen met een migratieachtergrond sneller stijgt dan onder de mensen zonder migratieachtergrond
en de achterstand dus afneemt. Bij de 2e generatie benadert de participatiegraad die van de mensen zonder migratieachtergrond,
of ligt daar in het geval van de 2e generatie met Surinaamse achtergrond zelfs iets boven.
Dat onderstreept het belang van beleid gericht op het inlopen van achterstanden en
gelijkwaardige kansen voor alle groepen met achterstanden, zoals bijvoorbeeld in het
onderwijs en op de arbeidsmarkt. Maar ook beleid gericht op het tegengaan van discriminatie
en racisme.
De geschetste positieve trends laten onverlet dat er ook nieuwkomers zijn die zich
nog in een ongunstige en kwetsbare positie bevinden en die tijd nodig hebben om tot
goede participatie te komen. Dat is bijvoorbeeld terug te zien in een hoge bijstandsafhankelijkheid
van veel mensen met een migratieachtergrond.
Samenleven
Integratie is van essentieel belang, voor zowel nieuwkomers zelf, als voor het samenleven
met elkaar in Nederland. Succesvolle integratie vereist zowel het nemen van eigen
verantwoordelijkheid, als ook een samenleving die iedereen de kans biedt zijn talenten
te ontplooien. Van nieuwkomers verwachten we een actieve houding en inspanning om
de taal te leren en te participeren, bij voorkeur met betaalde arbeid. Nieuwkomers
worden hierbij ondersteund door de overheid. De samenleving moet op haar beurt aan
iedereen gelijkwaardige kansen en toegang bieden, in het onderwijs, op de arbeidsmarkt
maar ook op de woningmarkt.
Het is van belang om te realiseren dat de afgelopen decennia migratie naar Nederland
sterk van karakter is veranderd, zoals eind 2020 door de WRR in beeld gebracht3. Er is sprake van vier keer nieuwe verscheidenheid: Niet alleen is het jaarlijks
aantal migranten de afgelopen decennia toegenomen, ook de aard van de immigratie is
veranderd. In plaats van grote groepen migranten uit een klein aantal landen, komen
er nu kleine groepen uit een veelvoud van landen (in 2020 220 herkomstlanden). Ten
derde is er sprake is van een toegenomen «vlottendheid»; migranten blijven tegenwoordig
korter in Nederland. Uit cijfers van het CBS blijkt bijvoorbeeld dat van de migranten
die in 2010 naar Nederland kwamen, ruim een derde na 2 jaar het land weer verlaten
had. Tot slot laat de WRR zien dat nieuwe migranten niet in gelijke mate over Nederland
verspreid zijn, wat voor grote verscheidenheid tussen en binnen gemeenten zorgt. Het
gaat al lang niet meer om duidelijk te onderscheiden en af te bakenen groepen nieuwkomers
enerzijds en mensen die hier al generaties lang wonen anderzijds. Zo zijn ook de migranten
uit de jaren ’70 van de vorige eeuw en hun kinderen onderdeel van de Nederlandse samenleving.
Daarom wint ook het samenlevingsperspectief aan belang náást het perspectief van integratie.
Bij het samenlevingsperspectief gaat het om sociale relaties tussen mensen, de wijze
waarop wij met elkaar samenleven en hoe we met elkaar omgaan. Iedereen die in Nederland
woont (mensen die hier geboren zijn – ongeacht waar de wieg van hun (voor)ouders stond,
mensen die hier niet geboren zijn maar in Nederland een leven hebben opgebouwd, mensen
waarvan de voorouders hier al generaties lang wonen en óók nieuwkomers en hun kinderen)
is onderdeel van de Nederlandse samenleving en moet zich een volwaardig burger weten
en voelen. Mensen op basis van een (gepercipieerde) herkomst (continu) aanspreken
op hun mate van integratie acht ik niet behulpzaam voor het samenleven met elkaar.
Aanspreken kan wel aan de orde zijn bij nieuwkomers, zoals hierboven aangegeven, om
de taal te leren en deel te nemen aan de Nederlandse samenleving.
Inclusie
Dit kabinet streeft naar «inclusief» samenleven, waarbij de diversiteit aan opvattingen,
waardepatronen en leefstijlen die ons land rijk is, er mag zijn en wordt gerespecteerd.
Die ruimte is niet onbegrensd. Inclusie vergt gelijkwaardigheid, wederkerigheid en
open en actief luisteren naar elkaar. De democratische rechtsstaat legt de basis voor
de inclusieve samenleving. Dat vraagt dat iedereen respect heeft voor en zich houdt
aan de regels en beginselen en wetten van deze rechtsstaat en, op individueel niveau,
elkaars ruimte respecteert en gunt. Het gaat hierbij ook om erkennen en respecteren
van de eigenheid van een persoon, zodat er ruimte ontstaat om vanuit eigen achtergrond
en talent maatschappelijk tot ontplooiing te komen. Daarbij acht ik participatie en
gelijkwaardige toegang tot de arbeidsmarkt en andere domeinen van het openbare leven
belangrijke schakels om aan de volgende generaties een vitale en weerbare samenleving
over te dragen. Daar zet het kabinet zich voor in.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Bijlage 1: Overzicht beleidsmodellen voor integratie
(Bron: WRR rapport Samenleven in verscheidenheid4).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid