Brief regering : Evaluatie voedselagenda 2016-2020 en het voedselbeleid
31 532 Voedingsbeleid
Nr. 271 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2022
Eind 2015 is door de toenmalige Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een voedselagenda gepresenteerd (Kamerstuk
31 532, nr. 156). In 2016 en 2018 zijn daarin door de opvolgende bewindspersonen, samen met stakeholders,
accenten aangebracht. Deze voedselagenda is gericht op veilig, gezond en duurzaam
voedsel. Op verzoek van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
is een beleidsevaluatie uitgevoerd van de overkoepelende aanpak vanuit de voedselagenda.
Daarnaast is specifiek gekeken naar de aanpak van voedselverspilling en naar het Nationaal
Actieplan Groenten en Fruit (NAGF) over de periode 2016–2020. Eerder zijn al andere
evaluaties met uw Kamer gedeeld van instrumenten die onderdeel uitmaakten van de voedselagenda,
zoals de inzet van het Voedingscentrum (Kamerstuk 35 300 XIV, nr. 75) en Jong Leren Eten (Kamerstuk 31 532, nr. 261).
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van VWS, de evaluatie van
de voedselagenda aan1. Daarnaast geef ik in deze brief aan hoe wij het voedselbeleid in de komende periode
gezamenlijk verder vorm willen geven. Dit voedselbeleid staat niet op zich, maar is
sterk verbonden aan wat er in Nederland en in de wereld gebeurt. Zo is het belangrijk
dat een gezond en duurzaam voedselaanbod ook betaalbaar is. De situatie in Oekraïne
en de stijging van dagelijkse kosten bij consumenten hebben hier duidelijk invloed
op. Echter, een duurzaam en weerbaar voedselsysteem kan, en moet, hand in hand gaan.
Ook om er voor te zorgen dat in de toekomst een gezond en duurzaam voedselaanbod voor
iedereen beschikbaar blijft. Daarom is het zo belangrijk dat we de komende jaren stappen
blijven zetten op de verduurzaming van het voedselsysteem. Deze brief geeft hier richting
in.
Het voedselbeleid in de periode 2016–2020
Met de voedselagenda van 2015 is invulling gegeven aan het WRR-advies Naar een voedselbeleid. In dit advies werd bepleit om te komen tot een heroriëntatie van een landbouwbeleid
naar een voedselbeleid, waarin naast economische waarden ook invulling werd gegeven
aan ecologische houdbaarheid, gezondheid en robuustheid. In de voedselagenda heeft
dit vorm gekregen door een brede aanpak, die met stakeholders in het veld vervolgens
is uitgewerkt tot een drietal hoofdsporen.
Het eerste spoor was gericht op het vergroten van het bewustzijn en kennis onder kinderen
en jongeren over wat ze eten. Veel jongeren weten niet meer waar voedsel vandaan komt
en eten onvoldoende groenten en fruit. Met programma’s als Jong Leren Eten is hiervoor
een aanpak ingericht. Ook het programma Duurzaam Door en projecten van het Voedingscentrum
waren onderdeel van deze actielijn.
Het tweede spoor was gericht op het vergroten van transparantie in de voedselketen
en het stimuleren van groenten- en fruitconsumptie. Transparantie biedt consumenten
en ondernemers mogelijkheden om gerichte keuzes te maken en stimuleert verduurzaming.
De inzet van het Voedingscentrum, gericht op wetenschappelijk onderbouwde adviezen
aan consumenten en professionals, de inzet van Milieu Centraal op duurzaamheidsbeeldmerken,
maar ook de ondersteuning aan het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit, dat met bedrijven
is opgezet en de activiteiten van Dutch Cuisine vormden onderdeel van deze actielijn.
Het derde spoor van het beleid bestond uit de inzet op kennis en innovatie, onder
meer samen met de topsectoren. Binnen dit deel van de aanpak heeft een belangrijke
focus gelegen op het stimuleren van duurzame productiewijzen, maar ook op de ontwikkeling
van alternatieve eiwitbronnen, het gezonder maken van het productaanbod, het versterken
van kennis over «true pricing» en duurzame consumptie. Verder is met de Stichting
Samen Tegen Voedselverspilling (STV) de aanpak voor voedselverspilling voor ketenpartijen
en consumenten onderzocht en uitgewerkt.
In totaal is vanaf 2017 -2020 jaarlijks gemiddeld € 20 miljoen van de middelen van
LNV gekoppeld aan de uitvoering van de voedselagenda.
Uitkomsten van de evaluatie
In de evaluatie wordt geconcludeerd dat er over het algemeen tevredenheid is over
de inzet, de tot stand gekomen samenwerking en de «output» van de afzonderlijke activiteiten
vanuit de Voedselagenda. De losse activiteiten die onder de Voedselagenda vallen,
worden in grote lijnen als doelmatig ervaren. In de overkoepelende evaluatie zijn
de uitkomsten van eerder uitgevoerde evaluaties van het programma Jong Leren Eten
en de activiteiten van het Voedingscentrum meegenomen.
Ten aanzien van het onderwerp voedselverspilling wordt de bundeling van activiteiten
via de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling succesvol genoemd. De concrete doelen
voor verspilling hebben bijgedragen aan aandacht en commitment. De evaluatie geeft
aan dat een blijvende inzet op voedselverspilling nodig is om het doel van halvering
van de voedselverspilling in 2030 ten opzichte van 2015 te kunnen halen.
De evaluatie laat verder zien dat de verschillende acties van het NAGF rondom het
stimuleren van de consumptie van groenten en fruit een groot bereik kenden. Uit verschillende
monitors blijkt dat consumenten meer fruit zijn gaan eten. Dit geldt echter niet voor
groenten; daarvan is de consumptie afgenomen.
Tegelijk constateert de evaluatie dat er geen sprake is geweest van een integraal voedselbeleid. Waar in de opzet van de voedselagenda het gehele voedselsysteem van
producent tot consument centraal stond, is na het verschijnen van de visie op Kringlooplandbouw
in 2017 de focus van het LNV-beleid vooral op het landbouwbeleid komen te liggen.
Binnen de afzonderlijke activiteiten is sprake geweest van verbinding en versterkte
samenwerking tussen het Ministerie van LNV en VWS op het thema duurzaam en gezond
voedsel, zoals tussen het programma Jong Leren Eten en de aanpak Gezonde School, de
gezamenlijk gefinancierde inzet van het Voedingscentrum of op het gebied van kennis
en innovatie. Dit heeft echter niet plaatsgevonden vanuit een gezamenlijk geformuleerd
integraal voedselbeleid. Uit de evaluatie is niet gebleken dat er een gezamenlijk
doel of een duidelijke samenhang tussen de verschillende instrumenten was.
Omdat in de voedselagenda de doelen in algemene termen zijn geformuleerd, kon in de
evaluatie het doelbereik niet goed worden gemeten, zo geven de onderzoekers aan. Het
ontbreken van een duidelijke, kwantitatieve stip op de horizon heeft onvoldoende houvast
geboden voor de uitvoering van de voedselagenda. Met de voedselagenda is volgens de
evaluatie wel een aantal werkzame mechanismen in gang gezet. De werkwijze is daarbij
gericht geweest op netwerkvorming en de inzet op informeren en stimuleren. Daarmee
is een zaadje geplant. Toch lijkt dit niet voldoende te zijn om de benodigde stappen
te zetten naar een integraal duurzamer, robuuster en gezonder voedselsysteem. Dit
pleit er volgens de evaluatie voor om, naast de genoemde activiteiten, ook in te zetten
op andersoortige maatregelen die versnelling kunnen brengen, zoals normering en beprijzing
en om hieraan concrete doelen te koppelen. Een gebalanceerde beleidsmix van «zachte»
en «harde» instrumenten is belangrijk om een echt grote slag te maken in het dichterbij
brengen van duurzame en gezonde voedselproductie en -consumptie. Een herwaardering
van het integrale voedselbeleid met de inzet van een evenwichtige mix van beleidsinstrumenten
is volgens de evaluatie nodig om ervoor te zorgen dat het zaadje, dat in de afgelopen
jaren is geplant, ook echt gaat bloeien.
Aanbevelingen
De evaluatie doet een vijftal aanbevelingen:
1. Werk vanuit de maatschappelijke opgaven toe naar een integraal voedselbeleid, met
een meer systemische aanpak.
Hierbij is het vertrekpunt het samenbrengen van de maatschappelijke opgaven rondom
klimaat en preventie in termen van gezondheid, in een integrale visie op het voedselsysteem.
Daarin moeten verschillende departementen en stakeholders betrokken zijn, waarbij
het voor de hand ligt dat de Ministeries van LNV en VWS het voortouw nemen.
2. Maak scherpe keuzes en formuleer heldere doelen.
Om richting te geven zijn duidelijke doelstellingen wenselijk, zo concreet mogelijk
en in lijn met de visie.
3. Houdt de huidige beleidstheorie tegen het licht.
De activiteiten in de huidige voedselagenda zijn grotendeels gericht op het ondersteunen
van (maatschappelijke) initiatieven met subsidies. Hoewel deze mechanismen op zich
werkzaam kunnen zijn, kunnen zij worden aangescherpt en aangevuld met «hardere» instrumenten
zoals normeren en beprijzen. Voor de legitimatie van deze «hardere» instrumenten moet
een duidelijke verbinding zijn tussen de inzet van maatregelen en de beoogde uitkomsten.
4. Voer regie en werk een implementatiestrategie uit voor het integraal voedselbeleid.
Dit houdt in dat de overheid duidelijke kaders en randvoorwaarden creëert voor activiteiten
die de stakeholders zelf uitvoeren. Naast het nemen van maatregelen gaat het ook om
het stimuleren van samenwerking, kennisdeling en het borgen van activiteiten en netwerken.
5. Evalueer en stuur bij.
Voer een periodieke monitoring en evaluatie uit van het integraal voedselbeleid en
verbind deze aan klimaat en preventiedoelen. De monitoring van gezonde en duurzame
voedselproductie en -consumptie is nu te versnipperd.
Kabinetsreactie
Een duurzaam voedselsysteem, waarin zo duurzaam mogelijk wordt geproduceerd en geconsumeerd
en zo weinig mogelijk voedsel wordt verspild, is van groot belang: het draagt bij
aan een klimaatdoelen, het milieu en een goede gezondheid. De aanbevelingen van de
evaluatie geven onderbouwing aan de voortzetting van het voedselbeleid. Hieronder
licht ik toe hoe ik hier aan de hand van de aanbevelingen samen met de Staatssecretaris
van VWS vorm aan ga geven.
Werken aan een integraal voedselbeleid
Een integrale aanpak van het voedselsysteem is van groot belang om daadwerkelijk tot
meer duurzame uitkomsten te komen. In de afgelopen jaren heeft de focus van het LNV-beleid
voor een belangrijk deel op verduurzaming van de productie gelegen. Integrale verduurzaming
is echter niet mogelijk zonder dat ook consumenten, supermarkten, en andere ketenpartners
stappen in verduurzaming zetten. Om tot meer balans in de aanpak voor een integraal
duurzaam voedselsysteem te komen is het mijn intentie om het voedselbeleid met betrekking
tot duurzaamheid meer te richten op deze vraagzijde van het voedselsysteem. Dat betekent
niet dat ik alleen oog heb voor verduurzaming van de vraag. Ik kijk nadrukkelijk ook
naar de samenhang met het ondernemerschapsbeleid, dat zich onder meer richt op versterking
van de positie van de boer in de keten, naar de regionalisering van het voedselsysteem
en de bredere opgave die er is om de landbouwsector te verduurzamen.
Daarnaast is een meer integrale aanpak van het voedselbeleid belangrijk door duurzaamheid
en gezondheid met elkaar te verbinden. In zowel het eetpatroon van de consument als
in het productaanbod komen duurzaamheid en gezondheid vaak samen. Als meer mensen
eten volgens de Schijf van Vijf, met daarin een goede balans tussen de consumptie
van dierlijke en plantaardige eiwitten, draagt dat zowel bij aan duurzaamheid als
aan gezondheid.
Een ander eetpatroon, vooral meer gericht op plantaardige in plaats van dierlijke
eiwitten, vermindert daarnaast de behoefte aan import van veevoer van buiten Europa
en draagt op die manier tevens bij aan de robuustheid van het voedselsysteem, zoals
eerder geadviseerd door de WRR in haar rapport. De uitwerking van dit thema krijgt
verder inhoud binnen de Nationale Eiwit Strategie. Hierover ontvangt uw Kamer een
separate brief.
Vanuit VWS en LNV werken we de komende maanden de vraag uit hoe onze visies ten aanzien
van gezond en duurzaam voedsel en de daarbij behorende beleidsinstrumenten elkaar
nog verder kunnen versterken en hoe tot een integrale aanpak gekomen kan worden, die
recht doet aan de complexiteit van het voedselsysteem. Uw Kamer wordt hierover dit
jaar geïnformeerd.
Maak scherpe keuzes en formuleer heldere doelen
Richtinggevend voor de inzet op het voedselbeleid in deze kabinetsperiode zijn de
doelen die in nationaal en internationaal verband zijn afgesproken in de visie op
de Kringlooplandbouw, het Klimaatakkoord, het Nationaal Preventieakkoord, in de Farm to Fork-strategie van de EU en in de Sustainable Development Goals.
Voor het voedselbeleid zijn de komende tijd de speerpunten met bijbehorende doelen:
• Het gezamenlijke doel van LNV en VWS is dat meer mensen eten volgens de Schijf van
Vijf.
• Onderdeel hiervan is mijn doelstelling om een verschuiving van de balans in de consumptie
van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50
in 2030 te realiseren. Dit is een ambitieus doel: dit vraagt over de gehele populatie
een gedragsverandering in het eetpatroon. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf
van het Voedingscentrum die zowel ziet op gezondheid als duurzaamheid. Een dergelijke
verschuiving levert tevens een reductie op van de broeikasgasemissies met 10–15%2 en draagt daarmee bij aan de afspraken in het Klimaatakkoord.
• Het halveren van de voedselverspilling in 2030 ten opzichte van de voedselverspilling
in 2015 (reeds bestaande Sustainable Development Goal). Het is mijn inzet om de hiervoor
ontwikkelde aanpak door te zetten en zowel bij consumenten als in de keten een zichtbare
verdere reductie van voedselverspilling te realiseren.
• Het vergroten van het aanbod en de consumptie van biologisch voedsel. Een belangrijke
Europese afspraak is dat het aandeel biologisch geproduceerde producten zal worden
verhoogd. Ik werk momenteel aan een nationale strategie hiervoor, waarin naast de
stimulering van de productie ook een belangrijke rol is voor de stimulering van de
vraag naar biologische producten.
• En we verwachten dat voedselaanbieders, zoals supermarkten, horeca en catering, maar
ook de verwerkende industrie, hun verantwoordelijkheid nemen om de duurzame en gezonde
keuze als de gemakkelijke keuze presenteren.
De hierboven beschreven doelen vormen een belangrijke stip op de horizon waarmee invulling
wordt gegeven aan het voedselbeleid, conform hetgeen aanbevolen is vanuit de evaluatie.
In relatie tot gezondheid is dit aanvullend op de preventieaanpak via onder andere
het Nationaal Preventieakkoord, waar de Staatssecretaris van VWS uw Kamer over heeft
geïnformeerd3. Daarbij is de Schijf van Vijf ook de basis voor de acties en doelstellingen op het
gebied van voeding. Voor bovengenoemde doelen worden met betrokken partijen nadere
mijlpalen afgesproken. Met betrokken kennisinstellingen zal onderzocht worden welke
stappen er nodig zijn om tot een versnelling te komen om de doelen voor verspilling
en de verschuiving in eiwitconsumptie te kunnen maken. Dit vraagt stevige inzet van
alle betrokken, passend bij ieders verantwoordelijkheid, omdat het bewerkstelligen
van gedragsverandering, zo is inmiddels bekend, een weg van de lange adem is. Er is
wel brede consensus over het belang van deze verschuiving en dat deze zich in eerste
instantie moet richten op de balans van 50/50. Ook het Voedingscentrum geeft aan dat
meer plantaardig en minder dierlijk eten belangrijk is voor het milieu en de gezondheid.
Dit vraagt stevige inzet van alle betrokken, passend bij ieders verantwoordelijkheid,
omdat het bewerkstelligen van gedragsverandering, zo is inmiddels bekend, een weg
van de lange adem is. Er is wel brede consensus over het belang van deze verschuiving
en dat deze zich in eerste instantie moet richten op de balans van 50/50. Een verdere
bevolkingsbrede verschuiving vraagt meer inzicht in de effecten hiervan op de gezondheid
en het milieu. We hebben de Gezondheidsraad gevraagd advies uit te brengen over de
effecten op de gezondheid van de eiwittransitie in het voedingspatroon, waarbij ook
aandacht is voor de verschillende doelgroepen die er in de populatie zijn. Hier hopen
we in 2023 meer inzicht in te krijgen. Het doel van 50/50 in 2030 is daarbij niet
in beton gegoten: als ontwikkelingen of nieuwe inzichten er toe leiden dat een verscherping
of versnelling van het doel nodig is, kan dit tot een heroverweging leiden.
Deze eventuele ontwikkelingen zullen onderdeel zijn van de reeds aangekondigde nadere
uitwerking van het voedselbeleid. In het resterende deel van deze brief wordt verder
ingaan op hoe invulling wordt gegeven aan aanbevelingen 3, 4 en 5 van de evaluatie
en hoe dit terug zal komen in het voedselbeleid.
Houdt de huidige beleidstheorie tegen het licht
Conform de bevindingen van de evaluatie blijft het belangrijk om actief in te zetten
op kennisdeling en netwerkvorming. Het is echter ook onze intentie om de huidige beleidsinzet
te versterken en verbreden langs de lijnen van normeren en beprijzen. Dit is belangrijk
om de consument te stimuleren een gezonde en duurzame keuze te maken, meer plantaardig
en duurzaam en/of biologisch te laten eten en minder te laten verspillen.
Aan de zijde van de consument is de belemmering er vooral in gelegen dat consumenten
doorgaans geen bewuste keuze kunnen maken voor gezonde en duurzame producten. Consumenten
kiezen vooral op basis van gewoonte, gemak en prijs. De consument wordt daarbij sterk
beïnvloed door de voedselomgeving4. De huidige voedselomgeving is geen weerspiegeling van de Richtlijn Schijf van Vijf
en verleidt nu nog te veel tot ongezonde en niet duurzame keuzes.
De reeds bestaande inzet, via onder andere programma’s als Jong Leren Eten en via
het Voedingscentrum, en de topsectoren zal doorgaan. Deze is erop gericht de vaardigheden
en bewustzijn omtrent voedselkeuzes te vergroten en draagt bij aan wat als «gewoon»
of als sociale norm wordt ervaren. Aanvullende instrumenten die onderdeel van de inzet
kunnen zijn betreffen gemak en prijs. Bijvoorbeeld in de inrichting van de voedselomgeving,
door hier onder meer de klimaatvriendelijke (en gezonde) keuze als de normale en makkelijke
keuze in de schappen en via de marketing te positioneren. De inzet op de belangrijke
keurmerken, gepresenteerd door Milieu Centraal, kan hierin ondersteunend zijn. Daarnaast
kunnen afspraken op het voedselaanbod wenselijk zijn om de duurzame en gezonde keuze
gemakkelijker te maken, door bijvoorbeeld het stellen van een minimaal percentage
aan duurzaam en/of biologisch voedsel in de schappen. Dit geeft invulling aan de wens
van partijen uit het Nationaal Preventieakkoord om de verkoop van producten die passen
in de Schijf van Vijf meer te stimuleren. De inzet hierop stemmen we uiteraard af
tussen VWS en LNV.
Ook via prijssignalen heeft de overheid de mogelijkheid om prikkels te geven richting
meer duurzame en gezondere keuzes, zonder mensen in hun vrijheid te beperken. Ik zal
daarom onderzoeken hoe een heffing op vlees in combinatie met een terugsluis richting
de producerende sector uitvoering kan krijgen, met aandacht voor de uitvoerbaarheid
van de maatregel. Gecombineerd met de inzet uit het coalitieakkoord voor een belastingverhoging
op niet-alcoholische (fris)dranken en de verkenningen naar het verlagen van de btw
(van 9 naar 0%) op groente en fruit en een suikerbelasting, kan de consument gestimuleerd
worden om tot betaalbare, en meer gezonde en duurzame keuzes te komen. Deze maatregelen
hangen nauw met elkaar samen, ook ten aanzien van de betaalbaarheid van een duurzaam
en gezond voedselaanbod voor mensen.
Met bovenstaande aanvullingen op het bestaande pakket aan instrumenten en activiteiten
is de verwachting dat gerichtere stappen gezet kunnen worden om de bovenstaande doelen
te behalen.
De komende maanden wordt de mix van instrumenten die wenselijk is om de doelen te
bereiken, nader uitgewerkt. De kennis- en innovatieprogrammering is hierop afgestemd
en zal de nodige input hiervoor leveren. Ook wordt, samen met VWS, bezien op welke
punten wij nog meer tot gezamenlijk beleid en uitvoering kunnen komen.
Ten aanzien van de eigen inkoop en catering door het Rijk wil ik mij daarnaast, zoals
ook in het coalitieakkoord is aangegeven, ook committeren aan de inkoop van duurzaam
en lokaal geproduceerd voedsel. Ik zal nog uitwerken op welke manier dit concreet
gemaakt kan worden. Hierbij wil ik ook een bijdrage leveren aan de motie van de leden
Bromet en Van der Plas (Kamerstuk 35 925 VII, nr. 21) over het vergroten van de afname van biologische producten door de rijksoverheid,
aansluitend bij de inzet die er vanuit het Nationaal Preventieakkoord is om het aanbod
bij de bedrijfsrestaurants van de rijksoverheid gezond te maken.
Voer regie en werk een implementatiestrategie uit voor het integraal voedselbeleid
De hierboven beschreven doelen en acties vormen een belangrijke stap waarmee richting
wordt gegeven aan het voedselbeleid. Voor de periode van de huidige kabinetsperiode
heb ik vanuit LNV in totaal € 12 miljoen extra beschikbaar gemaakt om hier invulling
aan te geven. Uiteraard wordt ook een belangrijke bijdrage verwacht van de diverse
ketenpartners. Ik ga met hen in gesprek over hun inzet op het gebied van onder andere
het verminderen van voedselverspilling, een duurzamer voedselaanbod, inkoop van duurzamer
voedsel, marketing en de inrichting van de voedselomgeving. Het doel is om te komen
tot afspraken, zoals ook is verwoord in het coalitieakkoord, waarin van supermarkten
stappen worden verwacht om het aanbod aantoonbaar duurzamer en diervriendelijker te
maken. De verkenning naar duurzaamheidsinspanningen en -duurzaamheidsindicatoren voor
supermarkten die is gestart naar aanleiding van de motie van de leden Sneller en Tjeerd
de Groot (Kamerstuk 31 532, nr. 246), geeft hier waardevolle inbreng voor. Tevens is het gesprek met supermarkten gaande
om uitvoering te geven aan de motie van de leden Tjeerd de Groot en Boswijk, over
hun inzet op het gebied van voorlichting, schapruimte en aanbod van biologische producten
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1299).
Evalueer en stuur bij
Op dit moment worden diverse monitors gehanteerd om de voortgang op de hierboven geformuleerde
doelen te meten. Mogelijkheden voor verbetering hiervan worden met betreffende ketenpartners
en andere relevante partijen besproken. Op basis hiervan worden aanvullende afspraken
gemaakt ten aanzien van monitoring en bijsturing. Uiteraard zullen de Staatssecretaris
van VWS en ik dit, waar mogelijk, samen vormgeven.
Tot slot
De evaluatie laat zien dat er belemmeringen zijn voor partijen om tot daadwerkelijke
stappen te komen richting een gezonde en duurzame consumptie. Voor het bedrijfsleven,
met name de retail, wordt opgemerkt dat het winstoogmerk een belangrijke rol speelt
in de mate waarin in de praktijk acties worden ondernomen richting een duurzamer aanbod.
Ook geven ketenpartners aan dat het voor hen lastig is om vraagstukken op het gebied
van duurzaamheid integraal op te pakken.
Met ons beleid willen we bijdragen aan het wegnemen van belemmeringen, zodat de duurzame
en gezonde keuze makkelijker wordt. Naast de reeds beschreven inzet wordt met zowel
met Nederlandse partners als in Europees verband met andere lidstaten gewerkt aan
het gebruik en het ontwikkelen van rekenregels voor het bepalen van de «environmental
footprint» van voedsel. Dit past in de Europese langetermijninzet om te komen tot
een geharmoniseerd raamwerk voor het meten en communiceren van de mate van duurzaamheid
van producten. Het vergroot voor alle partijen, waaronder de consument, de transparantie
over de mate van duurzaamheid van voedsel, en stelt hen in staat verdere stappen te
nemen op dit gebied.
Hierboven heb ik aangekondigd dat, waar mogelijk gezamenlijk, de verschillende onderdelen
van het integrale voedselbeleid nog nader worden uitgewerkt. Hierover wordt uw Kamer
nader geïnformeerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit