Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad 14 en 15 maart 2022
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1825
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2022
Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 14 en 15 maart 2022
te Brussel.
De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 14 en 15 maart 2022
Eurogroep
Reguliere samenstelling
Gedachtewisseling over macro-economische ontwikkelingen en uitdagingen
Dit onderwerp is van de agenda afgevoerd.
Mededeling aangaande richtsnoeren voor het begrotingsbeleid in 2023
De Eurogroep heeft gesproken over een mededeling van de Europese Commissie (de Commissie)
aangaande voorlopige richtsnoeren over het begrotingsbeleid van de EU lidstaten in
2023.1 De mededeling bevat principes op basis waarvan de Europese Commissie de stabiliteits-
en convergentieplannen, die de lidstaten volgens de regels van SGP in april moeten
indienen, zal beoordelen. Op basis van haar oordeel over deze plannen zal de Commissie
landspecifieke begrotingsaanbevelingen voor 2023 aan de Raad voorstellen.
De Commissie gaf tijdens de Eurogroep een toelichting op de inhoud van de mededeling.
Zo lichtte de Commissie toe dat op basis van de winterraming de verwachting is dat
het algemene ontsnappingsclausule, die actief is sinds het uitbreken van de pandemie,
voor 2023 zal worden gedeactiveerd. Echter, op het moment van de winterraming had
de Russische inval in de Oekraïne nog niet plaatsgevonden. Effecten van deze gebeurtenis
zijn nog niet in economische verwachtingen verwerkt. De Commissie wees erop dat voor
2022 de algemene ontsnappingsclausule nog actief is waarmee de Europese begrotingsregels
ruimte bieden om een aantal van de onmiddellijke uitdagingen, zoals het opvangen van
vluchtelingen en het adresseren van hogere energieprijzen, budgettair op te vangen.
Het is daarbij belangrijk dat het begrotingsbeleid kan reageren op veranderende omstandigheden.
In het licht van de hoge onzekerheid zal de verwachte deactivering van de algemene
ontsnappingsclausule voor 2023 daarom worden bezien op basis van de voorjaarsraming
van de Commissie. Daarnaast gaf de Commissie aan dat zij niet van plan is buitensporigtekortprocedures
te openen in het voorjaar van 2022 gezien de omstandigheden, waarbij opnieuw naar
de situatie gekeken zal worden in het najaar van 2022.
Veel lidstaten spraken hun steun uit voor de mededeling van de Commissie en benadrukten
de economische onzekerheid die gepaard gaat met de inval van Rusland in Oekraïne.
Een aantal lidstaten benoemde noodzaak van hogere defensie-uitgaven, de hoge energieprijzen
en compensatie daarvoor en het belang van coördinatie op EU-niveau. Nederland heeft
aangegeven zich in grote delen van de mededeling van de Commissie te kunnen vinden.
De economische en budgettaire onzekerheid als gevolg van de Russische inval in Oekraïne
rechtvaardigen vooralsnog de algemene ontsnappingsclausule niet definitief te deactiveren
voor 2023 en een beslissing hierover pas te nemen op basis van de voorjaarsraming.
Daarnaast heeft Nederland het belang van het waarborgen van schuldhoudbaarheid benoemd,
het beschermen van hoogkwalitatieve publieke investeringen benadrukt en het gebruiken
van een meerjarenperspectief in het begrotingsbeleid.
De Eurogroep heeft na de bespreking een verklaring aangenomen.2 Daarin worden de sterke economische fundamenten van de eurozone benoemd maar tevens
de toegenomen onzekerheid als gevolg van de inval. De Eurogroep spreekt steun uit
voor de door de Commissie bepleitte omschakeling van expansief begrotingsbeleid naar
over het algemeen neutraal begrotingsbeleid, waarbij landen wel klaar moeten staan
hun beleid bij te sturen als de economische situatie daarom vraagt. De verklaring
spreekt ook steun uit voor de door de Commissie bepleitte differentiatie in het begrotingsbeleid
van landen, waarbij landen met hoge schulden vanuit het perspectief van het waarborgen
van houdbare publieke schulden beginnen met geleidelijke schuldafbouw als de omstandigheden
dat toestaan, terwijl landen met lage en middelhoge schuldniveau’s waar nodig investeringen
prioriteren.
Griekenland: Dertiende enhanced surveillance-rapport
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de dertiende missie in het kader
van enhanced surveillance (verscherpt toezicht) naar Griekenland. De (virtuele) missie, waaraan naast de Europese
Commissie ook de Europese Centrale Bank, het Europees Stabiliteitsmechanisme3 en het Internationaal Monetair Fonds4 deelnamen, heeft plaatsgevonden op 25 januari jl. Het rapport van de Europese Commissie
is op 23 februari jl. gepubliceerd en geschreven op basis van regulier contact met
de Griekse autoriteiten en de bevindingen van de missie.
Elk kwartaal wordt de balans opgemaakt t.a.v. onder andere de macro-economische ontwikkelingen,
overheidsfinanciën, arbeidsmarktbeleid, openbaar bestuur en het rechtssysteem in Griekenland.
Daarnaast wordt elk halfjaar, op basis van een verscherpt-toezichtrapport en een terugkoppeling
door de Europese instellingen, door de Eurogroep beoordeeld of Griekenland in aanmerking
komt voor schuldmaatregelen, zoals afgesproken in juni 2018.5 Met dit dertiende rapport lag geen besluitvorming ten aanzien van het activeren van
schuldmaatregelen voor Griekenland.
De Griekse economie is volgens de huidige verwachting gegroeid met 8,5% in 2021. Voor
2022 wordt in het rapport een groei verwacht van 4,9%. Hierbij is reeds rekening gehouden
met de verwachte impact van het herstelplan in het kader van de Recovery and Resilience Facility (RRF). Daarmee ligt de groei voor 2021 wezenlijk hoger dan ten tijde van het twaalfde
rapport werd verwacht (7,1%). De groeiverwachting voor 2022 is iets lager dan in het
vorige rapport werd verwacht (4,9%). Hierbij zijn de mogelijke effecten van de recente
ontwikkelingen rond Oekraïne nog niet meegenomen. Ook merkt de Commissie op dat de
stijging van de energieprijzen hebben geleid tot hogere prijzen voor consumenten en
een additionele bron van onzekerheid vormt voor de economie als geheel.
Het begrotingsbeleid in Griekenland blijft expansief om tijdelijke en gerichte steun
te kunnen verlenen in het kader van de COVID-19 pandemie, alsook eerder door uitgaven
in reactie op de bosbranden in augustus. De werkloosheid is in het derde kwartaal
2021 uitgekomen op 14,1%, ten opzichte van 17,2% in het derde kwartaal van 2020.
Voor wat betreft de begroting verwacht de Commissie dat het primaire tekort afneemt
van 7,6% in 2021 (mede als gevolg van tijdelijke COVID-maatregelen) naar 1,2% in 2022
en omslaat in een primair overschot van 1,5% in 2023.
De Commissie concludeert dat Griekenland goede vooruitgang heeft geboekt met de overeengekomen
hervormingen. Daarbij wijst de Commissie onder meer op de voltooiing van een hervorming
van het stelsel van investeringsvergunningen en het finaliseren van de administratieve
hervorming van het «Single Pension Fund». Ook met andere hervormingen werd voortgang
geboekt, waaronder de laatste voorbereidingen voor de onroerendzaakbelasting (ENFIA),
waarvan de verwachting is dat deze in april daadwerkelijk operationeel is. Ook werd
voortgang geboekt met het terugbrengen van betalingsachterstanden (arrears) aan burgers, bedrijven en lokale overheden. De afname van de achterstanden bij de
pensioenen is in lijn met de planning van het actieplan dat in de herfst van 2021
is aangenomen. De Griekse regering heeft aangegeven dat dit deel volledig zal zijn
weggewerkt in juni 2022. Ook de overige betalingsachterstanden zijn, na enkele maanden
stagnatie aanzienlijk in omvang afgenomen en zal volgens de Griekse overheid in februari
2022 nagenoeg zijn weggewerkt.
De Europese Commissie constateert wel dat er op enkele vlakken vertraging is, waaronder
in de implementatie van het nieuwe ICT-systeem van de Griekse belastingdienst, dat
vertraagd is van april 2022 naar september 2022. Ook is er onder meer vertraging bij
de hervorming van de primaire gezondheidszorg, waar nu implementatie voorzien is rond
de publicatie van het 14e verscherpt-toezichtrapport (mei 2022).
De Europese Commissie concludeert dat Griekenland goede voortgang heeft geboekt met
het voldoen aan specifieke toezeggingen, ondanks vertraging op sommige vlakken die
mede te wijten is aan de uitdagende omstandigheden door de pandemie.
Overig – proces benoeming directeur Europees Stabiliteitsmechanisme
Door de voorzitter van de Eurogroep is aangekondigd dat binnenkort het proces van
benoeming van de functie directeur van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) zal
starten. De termijn van de huidige directeur Klaus Regling loopt per oktober 2022
af. Naar verwachting zal de Eurogroep in mei een kandidaat kiezen, waarbij in juni
tijdens de jaarvergadering van het ESM de benoeming bekrachtigd zal worden.
Inclusieve samenstelling
Bankenunie
Tijdens de Eurogroep is gesproken over de voortgang ten aanzien van de bankenunie
en de contouren van een compromisvoorstel voor een werkplek, op basis waarvan lidstaten
elkaar mogelijk tegemoet kunnen komen de komende periode.
Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de Eurogroep geprobeerd
om tot overeenstemming over een werkplan voor de bankenunie te komen. Dit werkplan
zou richting moeten geven aan de vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het
bankenuniedossier: het Europees depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening van
het crisisraamwerk voor falende banken (CMDI), omgang met grensoverschrijdende banken
(home-host) en de aanpak van de risico’s van staatsobligaties op bankbalansen (RTSE).6 Ondanks dat lidstaten gedurende de discussies in 2021 dichter bij elkaar zijn gekomen
is dit toen niet gelukt. Op de Eurotop in december 2021 is nogmaals bekrachtigd dat
vervolmaking van de Bankenunie een belangrijk doel is voor de EU en is de Eurogroep
gevraagd om het aankomende half jaar opnieuw te benutten om tot overeenstemming te
komen over een werkplan.
Inhoudelijk zijn de vier werkstromen binnen de bankenunie nauw met elkaar verbonden.
Ten eerste omdat de herziening van het crisisraamwerk en voortgang op een EDIS aan
elkaar gerelateerd zijn. Lidstaten zijn het er over eens dat het huidige crisisraamwerk
in de praktijk niet bereikt wat er beoogd is.7 Om de tekortkomingen in het crisisraamwerk aan te pakken heeft de Commissie in het
voorjaar van 2021 een consultatie uitgezet voor de herziening van het crisisraamwerk.
Omdat de herziening van het crisisraamwerk raakt aan het gebruik van middelen van
het depositogarantiestelsel (DGS), hangt de discussie nauw samen met de discussies
over een EDIS. Een EDIS kan voordelen brengen; door de financieringskracht van de
verschillende nationale garantiefondsen te bundelen kan namelijk een nog steviger
vangnet worden gecreëerd om spaarders te beschermen, en wordt de wisselwerking tussen
banken en overheden verminderd. Het is goed hier op te merken dat er verschillende
vormen denkbaar zijn van een EDIS, waarbij risico’s in meer of mindere mate gedeeld
worden. Een tweede reden dat de verschillende werkstromen nauw verband houden is omdat
lidstaten voorwaarden stellen aan het oprichten van een EDIS, zoals het reduceren
van risico’s en afspraken over verdere marktintegratie van banken. Hierdoor is voortgang
tot noch toe ingewikkeld gebleken, ook omdat lidstaten het eens zijn dat gelijktijdige
voortgang op de vier werkstromen wenselijk is.
De voorzitter van de Eurogroep is tijdens de Eurogroep ingegaan op de contouren van
een mogelijk compromisvoorstel waar lidstaten elkaar mogelijk tegemoet kunnen komen.
Hierbij stelt hij voor om voortgang op de werkstromen op te knippen in twee fases.
In een eerste fase zouden kleine stappen kunnen worden gezet op alle vier onderwerpen.
Hierna zou dan een controlepunt volgen waarbij op basis van nader te bepalen transitie-eisen
unaniem wordt besloten of wordt overgegaan tot een tweede fase met meer ambitieuze
stappen.
Lidstaten hebben tijdens de Eurogroep aangegeven zich in grote lijnen te kunnen vinden
in het voorstel om voortgang in twee fases te bewerkstelligen. Daarbij benadrukten
lidstaten hun eigen prioriteiten binnen de bankenunie. Zo zijn er lidstaten die inzetten
op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere lidstaten juist verdere risicoreductie
benadrukken. Ook zijn er lidstaten die prioriteit geven aan verdere marktintegratie,
waar andere lidstaten juist het belang van lokale (kapitaal)eisen benadrukken. Nederland
heeft aangegeven voordeel te zien in een dergelijke twee-fases benadering omdat daarmee
stappen kunnen worden gezet die proportioneel zijn aan elkaar, waarbij een goede balans
dient te worden gevonden tussen risicodeling en risicoreductie. Hiertoe zal Nederland
inzetten op duidelijke en meetbare criteria voorafgaand aan een tweede fase, zeker
ook wat betreft risicoreductie. Ook dient een herziening van het crisisraamwerk vooral
te focussen op het weghalen van inconsistenties tussen de verschillende raamwerken,
onder andere zodat de lastendelingsregels consistent worden toegepast. De komende
periode zal er verder worden gesproken over een mogelijk compromis ten aanzien van
voortgang op de vier werkstromen. Nederland zal actief deelnemen aan de vervolgdiscussies
en ik zal de Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
Voorbereiding Eurotop maart 2022
Tijdens de Eurogroep heeft de voorzitter van de Eurogroep een korte toelichting gegeven
op de voorbereiding voor de Eurotop van maart 2022, welke plaatsvindt en marge van
de Europese Raad van 24 en 25 maart 2022. Tijdens de vorige Eurotop op 16 december
2021 is gesproken over het economisch herstel in het kader van de COVID-19-crisis,
en de voortgang op het gebied van versterking van de Economische en Monetaire Unie
(EMU), specifiek de bankenunie en de kapitaalmarktunie.8 Toen is de Eurogroep verzocht om in inclusieve samenstelling het werkplan af te ronden
om stapsgewijs alle openstaande punten die nodig zijn om de Bankenunie te voltooien
te adresseren en is opgeroepen tot snelle voortgang bij de verdieping van de kapitaalmarktunie.
De voorzitter van de Eurogroep gaf tijdens de Eurogroep aan dat hij een brief zal
sturen aan de voorzitter van de Europese Raad, waarin hij de Europese Raad zal informeren
over de voortgang op deze dossiers.9 Inmiddels is bekend geworden dat de Eurotop, in verband met de volle en urgente agenda
van de Europese Raad, niet plaats zal vinden en doorgeschoven wordt naar juni.
Ecofinraad-ontbijt (Oekraïne)
Zoals medegedeeld door de Minister van Financiën tijdens het Commissiedebat Eurogroep
en Ecofinraad van 10 maart jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1824) is de agenda van de Ecofinraad en het ontbijt dat er aan vooraf gaat voor een deel
gewijzigd om ook te kunnen spreken over de inval van Rusland in Oekraïne.
De Europese instellingen hebben de Ministers van Financiën voorzien van een update
ten aanzien van de situatie in Oekraïne. Zo heeft de Commissie een toelichting gegeven
op het vierde sanctiepakket. De Commissie refereerde aan de informele bijeenkomst
van regeringsleiders en staatshoofden van de Europese Unie die heeft plaatsgevonden
op 10 en 11 maart jl. in Versailles, waarin is benadrukt klaar te staan om in Europees
verband aanvullende sancties in te voeren tegen Rusland en Belarus om de druk op deze
landen nog verder op te voeren.10 Ook herhaalden de instellingen de verwachting dat de sancties tegen Rusland en de
hogere olie- en gasprijzen die hiermee gepaard gaan er waarschijnlijk voor gaan zorgen
dat de inflatie hoger en de economisch groei lager zal uitvallen. De instellingen
benoemden de extra steun aan Oekraïne, waaronder de macro-financiële bijstand (MFB)
van EUR 1,2 mld.
Veel lidstaten spraken hun steun uit voor de sanctiepakketten en gaven aan open te
staan voor meer sancties. Daarnaast spraken lidstaten hun zorgen uit over de gestegen
energieprijzen, waarbij het belang van de coördinatie rondom nationale belastingmaatregelen
om de stijging van de energieprijzen te dempen werd benoemd. Verder vroeg een aantal
lidstaten om steun op EU-niveau om de gevolgen van de invasie te adresseren (waaronder
grenssteun en energieprijzen). Nederland heeft in de vergadering opnieuw voorgesteld
om trustdiensten aan in Rusland gevestigde bedrijven of bedrijven met een Rusland-ingezetene
als uiteindelijk belanghebbende te verbieden. Nederland heeft aangegeven uit te kijken
naar de voorstellen van de Commissie om de afhankelijkheid van Rusland te verminderen
en de energietransitie te versnellen. Daarnaast is Nederland terughoudend ten aanzien
van het ingrijpen op de energiemarkt en heeft aangegeven dat het belangrijk is om
goed te analyseren wat precies nodig is. Nederland heeft verder aangeven dat eerst
bestaande EU-middelen optimaal benut moeten worden.
Ecofinraad
A-punt – Raadsconclusies exportkredieten
Tijdens de Ecofinraad zijn Raadsconclusies over exportkredieten als hamerpunt aangenomen.11 Publieke exportfinanciering wordt in de EU-lidstaten uitgevoerd door exportkredietagentschappen
op nationaal niveau. De Europese Commissie onderhandelt namens de lidstaten over de
internationale afspraken over publieke exportfinanciering in OESO-verband (de zogenaamde
«OESO-arrangement»). Het is voor het eerst dat de Raad over dit onderwerp conclusies
heeft aangenomen.
In de Raadconclusies wordt een gezamenlijke inzet voor publieke exportfinanciering
vastgesteld: het opstellen van een EU exportkredietstrategie (waarnaar de Europese
Commissie momenteel een haalbaarheidsstudie uitvoert), het moderniseren van de OESO-arrangement
en het mobiliseren van kapitaal voor de groene transitie. De noodzaak om publieke
exportfinanciering in lijn te brengen met de doelstelling om de opwarming van de aarde
te beperken tot 1,5°C wordt erkend. De Europese Commissie wordt daarom gevraagd om
in OESO-verband een discussie te starten om publieke exportfinanciering voor fossiele
projecten te beëindigen. De Raad spreekt de intentie uit om hiervoor in de tussentijd
uiterlijk eind 2023 nationaal deadlines vast te stellen.
A-punt – Raadsconclusies btw e-commerce
Tijdens de Ecofinraad zijn Raadsconclusies over btw e-commerce als hamerpunt aangenomen.12 Het doel van het Franse voorzitterschap met deze Raadsconclusies is om met de Raad
stil te staan bij de implementatie en werking van het e-commercepakket en tegelijkertijd
vooruit te blikken op mogelijke verdere stappen om het btw-systeem te verbeteren.
Op 1 juli 2021 is het btw e-commercepakket in werking getreden. Doel van dit pakket
is een modernisering en vereenvoudiging van de btw-wetgeving, het creëren van een «gelijk speelveld» voor ondernemers van binnen en buiten
de EU en btw-fraude tegengaan. De Europese Commissie heeft op technisch niveau de
eerste resultaten na de inwerkingtreding van de nieuwe regels met de lidstaten gedeeld
en geconcludeerd dat het btw e-commercepakket bijdraagt aan digitale transitie, economisch
herstel en duurzame overheidsfinanciën. De implementatie is in Nederland vanwege ICT-problemen
een intensief traject geweest. Op dit moment draait een deel van het pakket nog steeds
op een zogenoemd noodspoor.
De Raadsconclusies roepen op tot nader onderzoek en een evaluatie van de implementatie
van het btw e-commercepakket zodat lidstaten een beter ingevoerde discussie kunnen
hebben over mogelijke aanpassingen. Daarbij benadrukken de Raadsconclusies ook dat
in de lidstaten voldoende tijd moet zijn voor de ICT-implementatie en dat de positie
van douaneautoriteiten moet worden meegewogen bij eventuele voorstellen die de Europese
Commissie zal presenteren.
De verwachting is dat de in de Raadsconclusies genoemde onderzoeken later dit jaar
zullen resulteren in een wetgevend voorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel
wordt dan beoordeeld via het gebruikelijke BNC-traject (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen).
Mededeling aangaande richtsnoeren voor het begrotingsbeleid in 2023 en stand van zaken
consultatiesessies Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
De Ecofinraad heeft gesproken over een mededeling van de Europese Commissie (de Commissie)
aangaande voorlopige richtsnoeren over het begrotingsbeleid van de EU lidstaten in
202313 en over de stand van zaken van de consultatiesessies over de toekomst van het SGP.
De Commissie gaf een toelichting op de inhoud van de mededeling. Zo lichtte de Commissie
toe dat op basis van de winterraming de verwachting is dat het algemene ontsnappingsclausule, die actief is sinds het uitbreken van
de pandemie, voor 2023 zal worden gedeactiveerd. Echter, op het moment van de winterraming
had de Russische inval in de Oekraïne nog niet plaatsgevonden. Effecten van deze gebeurtenis
zijn nog niet in economische verwachtingen verwerkt. De Commissie wees erop dat voor
2022 de algemene ontsnappingsclausule nog actief is waarmee de Europese begrotingsregels
ruimte bieden om een aantal van de onmiddellijke uitdagingen, zoals het opvangen van
vluchtelingen en het adresseren van hogere energieprijzen, budgettair op te vangen.
Het is daarbij belangrijk dat het begrotingsbeleid kan reageren op veranderende omstandigheden.
In het licht van de hoge onzekerheid zal de verwachte deactivering van de algemene
ontsnappingsclausule voor 2023 daarom worden bezien op basis van de voorjaarsraming
van de Commissie. Daarnaast gaf de Commissie aan dat de zij niet van plan is buitensporigtekortprocedures
te openen in het voorjaar van 2022 gezien de omstandigheden, waarbij opnieuw naar
de situatie gekeken zal worden in het najaar van 2022.
Ook ging de Commissie kort in op de stand van zaken van de consultatiesessies over
de toekomst van het SGP. Er lijkt overeenstemming te ontstaan dat het begrotingsraamwerk
zowel schuldhoudbaarheid als het bewerkstelligen van duurzame groei door investeringen
en hervormingen dient te faciliteren. Daarbij zou meer aandacht gegeven moeten worden
aan middellangetermijnstrategieën om de overheidsschuld te verminderen door middel
van consolidatie (bezuinigingen of hogere lasten), het verbeteren van de kwaliteit
van de overheidsfinanciën en het stimuleren van de economische groei. De Commissie
noemt een optie om lidstaten zelf plannen op te laten stellen voor het verminderen
van de schuldhoudbaarheidsrisico’s, waarbij niet alleen aandacht wordt besteed aan
het tempo van schuldafbouw en prudent begrotingsbeleid, maar ook aan investeringen
en structurele hervormingen die hieraan kunnen bijdragen. Dit kan bijdragen aan het
vergroten van het nationaal eigenaarschap van de regels en daarmee de naleving. De
consultatiesessies zullen naar verwachting tot juli dit jaar duren.
Verder gaf de Commissie aan bezig te zijn met een voorstel voor een nieuw tijdelijk
staatssteunkader, in reactie op de inval van Rusland in Oekraïne. Het voorstel biedt
mogelijkheden om staatssteun te geven voor ondersteuning van bedrijven die getroffen
worden door de gevolgen van sancties en hoge energieprijzen. De consultaties met lidstaten
zijn inmiddels afgerond en het kader is op 23 maart jl. vastgesteld. De Nederlandse
consultatiereactie ontvangt uw Kamer binnenkort van de Minister van Economische Zaken
en Klimaat middels de kwartaalrapportage over EU-wetgeving.
Onder de lidstaten was steun voor de mededeling van de Commissie aangaande richtsnoeren
voor het begrotingsbeleid in 2023, en gezien de huidige onzekerheid om de algemene
ontsnappingsclausule te bezien op basis van de voorjaarsraming van de Commissie. Een
aantal lidstaten ging in op de nationale maatregelen die zij nemen om de economische
gevolgen van de inval van Rusland in Oekraïne te mitigeren, voor huishoudens en voor
bedrijven. Daarnaast werd door meerdere lidstaten een tijdelijk staatssteunkader verwelkomd,
waarbij is benoemd dat het belangrijk is om gericht en tijdelijk steun te verlenen
en een gelijk speelveld te behouden. Nederland beaamde dit en voegde toe dat hierbij
goed gekeken dient te worden naar gerichte en tijdelijke steun, voor de sectoren die
het meest geraakt zijn
Terugkoppeling van de informele bijeenkomst van regeringsleiders en staatshoofden
van de Europese Unie van 10 en 11 maart 2022
De voorzitter van de Raad heeft een korte terugkoppeling gegeven over de informele
bijeenkomst van regeringsleiders en staatshoofden van de Europese Unie van 10 en 11 maart
jl. in Versailles. De eerste dag van deze bijeenkomst stond in het teken van de veiligheidssituatie
in Europa naar aanleiding van de Russische invasie in Oekraïne. De tweede dag stond
in het teken van het Europees groei- en investeringsvermogen. Er is tevens een verklaring
aangenomen.14 Zie voor meer informatie het verslag dat op 18 maart jl. naar uw Kamer is verstuurd.15
Verordening voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens (Carbon Border
Adjustment Mechanism, CBAM)
Tijdens de Ecofinraad is overeenstemming bereikt over een algemene benadering ten
aanzien van het voorstel voor een verordening voor een mechanisme voor koolstofcorrectie
aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM).16 Het voorstel voor een CBAM is onderdeel van het Fit for 55-pakket dat de Commissie op 14 juli 2021 heeft gepubliceerd. De rechtsbasis is artikel
192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De besluitvorming
ten aanzien van het voorstel is gekwalificeerde meerderheid (met medebeslissing van
het Europees Parlement).
Het Commissievoorstel voor een CBAM, vormgegeven als een koolstofheffing aan de Europese
buitengrens, heeft, naast het stimuleren van CO2-reductie door bedrijven en landen buiten de EU, primair als doel koolstoflekkage
te voorkomen. De CBAM beperkt zich in het voorstel in eerste instantie tot een vijftal
sectoren: staal/ijzer, cement, kunstmest, aluminium en elektriciteit. De Commissie
stelt voor in 2023 te beginnen met een overgangsfase en in 2026 daadwerkelijk de CBAM
in werking te laten treden.
Het Franse voorzitterschap van de Raad heeft vaart gemaakt met de onderhandelingen
over de CBAM, één van de prioriteiten van het Franse voorzitterschap. Veel lidstaten,
waaronder Nederland, verwelkomden de snelheid en vorderingen van het Franse voorzitterschap
op dit dossier. Op een aantal punten is het voorstel van de Commissie in de onderhandelingen
aangepast. In vergelijking met het oorspronkelijke Commissievoorstel heeft de Raad
gekozen voor meer centralisatie: zo moet het nieuwe register van CBAM-aangevers op
EU-niveau worden geregeld. Daarnaast heeft de Raad gekozen voor de verkoop van CBAM-certificaten
door de lidstaten via een centraal platform. Tevens is er in de algemene benadering,
met het oog op het beperken van administratieve lasten, een minimumdrempelbepaling
opgenomen die zendingen met een waarde van minder dan € 150 vrijstelt van CBAM-verplichtingen.
In een door het voorzitterschap opgesteld begeleidend document, waarmee de Raad heeft
ingestemd, is opgenomen dat de Raad nog voortgang moet maken op een aantal kwesties
die nauw verband houden met de CBAM, maar geen onderdeel uitmaken van de CBAM-verordening
zelf. Het betreft ten eerste de snelheid van de uitfasering van gratis ETS-rechten
in CBAM-sectoren (onderdeel van het voorstel tot wijziging van de EU ETS-richtlijn).
Ten tweede betreft het geschikte oplossingen om het risico op koolstoflekkage op exportmarkten
te beperken. Deze oplossingen moeten economisch efficiënt zijn en in lijn met de klimaatdoelstellingen
en WTO-regels. Tevens heeft de Raad geconstateerd dat de Commissievoorstellen voor
nieuwe eigen middelen, die onder meer gebaseerd zijn op de inkomsten uit de verkoop
van CBAM-certificaten, conform het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020
in beraad worden genomen voor 1 juli 2022. Tot slot is gewezen op het belang van internationale
samenwerking met derde landen, onder meer door naast de CBAM een klimaatclub op te
richten waar koolstofbeprijzingsbeleid kan worden besproken.
Nederland heeft aangegeven de algemene benadering te steunen, zodat de trilogen met
het Europees Parlement en de Europese Commissie later dit jaar van start kunnen gaan.
Dit met het oog op invoering van de CBAM per 1 januari 2023. Het kabinet zet zich
(conform wens van de Tweede Kamer) in voor een zo snel mogelijke invoering van een
eerlijke en effectieve CBAM en het in combinatie daarmee beëindigen van het gratis
uitdelen van ETS-rechten. Aan het einde van de tafelronde werd geconcludeerd dat de
algemene benadering is overeengekomen.
Nadat ook het Europees Parlement een standpunt heeft bepaald, zullen de trilogen starten.
De verordening voor een CBAM komt daarna nog terug voor formele aanname in de Raad.
Richtlijn betreffende algemeen minimumbelastingniveau voor multinationals in de EU
Tijdens de Ecofinraad is gesproken over het richtlijnvoorstel betreffende een algemeen
minimumbelastingniveau voor multinationals in de Europese Unie (EU) (hierna: richtlijnvoorstel
Pijler 2). Dit richtlijnvoorstel is op 22 december 2021 door de Europese Commissie
gepubliceerd. De rechtsbasis van dit richtlijnvoorstel is art. 115 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. De besluitvorming ten aanzien van het
voorstel is unanimiteit (met raadpleging van het Europees Parlement). Het is tijdens
de vergadering niet gelukt om overeenstemming te bereiken over een algemene benadering
t.a.v. het richtlijnvoorstel. Daarom zal dit onderwerp tijdens de volgende vergadering
van de Ecofinraad – op 5 april – opnieuw worden geagendeerd voor besluitvorming.
Het Franse voorzitterschap van de Raad is voortvarend aan de slag gegaan om in lijn
met het Inclusive Framework (IF) afgesproken implementatieplan tot een snelle aanname van het richtlijnvoorstel
te komen. Er hebben de afgelopen weken diverse Raadswerkgroepen plaatsgevonden waar
op technisch niveau is onderhandeld over de verschillende hoofdstukken. Aangezien
het richtlijnvoorstel grotendeels gelijk is aan de modelteksten waarover binnen het
Inclusive Framework, georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO),
met 137 landen een akkoord is bereikt, was het mogelijk om snelle voortgang te boeken.
Veel lidstaten spraken hun steun uit voor het voorstel en de ambitie van het Franse
voorzitterschap. Tijdens de vergadering kwamen met name drie discussiepunten naar
boven. Ten eerste over de inwerkingtreding. Een aantal lidstaten heeft aangegeven
de implementatiedeadline ambitieus en (te) krap te vinden. Het voorzitterschap heeft
in de compromistekst de implementatiedeadline van 31 december 2023 voorgesteld. Veel
lidstaten konden zich hierin vinden. Ten tweede is gesproken over de link tussen Pijler
2 en Pijler 1 (Pijler 1 regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten
tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals). Een aantal lidstaten
gaf aan de inwerkingtreding van Pijler 2 afhankelijk te willen maken van de inwerkingtreding
van Pijler 1, terwijl andere lidstaten, waaronder Nederland, de voorwaardelijke link
tussen Pijler 1 en Pijler 2 niet steunen. Ten derde was er discussie over de verplichte
toepassing van de inkomen-inclusieregel17. Het richtlijnvoorstel voorziet in de uitbreiding van de inkomen-inclusieregel waardoor
deze ook van toepassing is op binnenlandse dochters. Enkele lidstaten hebben aangegeven
dat ze deze verplichte uitbreiding onevenredig belastend vinden en het voorzitterschap
heeft voorgesteld om onder bepaalde voorwaarden een tijdelijke derogatie op te nemen
voor de toepassing van de inkomen-inclusieregel.
Nederland heeft aangegeven blij te zijn met de voortvarende aanpak van de Europese
Commissie en het Franse voorzitterschap om zo tot een snelle aanname van het richtlijnvoorstel
te komen. Nederland kan zich inhoudelijk vinden in het richtlijnvoorstel en het voorgestelde
compromis en vindt het belangrijk om op de korte termijn een akkoord te bereiken in
de EU zodat verdere voortgang kan worden geboekt met de nationale implementatie van
het voorstel.
Decharge Europese jaarbegroting 2020
De Ministers hebben de Raadsaanbeveling inzake de aan de Commissie te verlenen decharge
(kwijting) voor de uitvoering van de begroting voor 2020 aangenomen.18 Een meerderheid van de lidstaten heeft voor het aannemen van een positief dechargeadvies
aan het Europees Parlement – dat decharge verleent aan de Europese Commissie – gestemd.
Nederland heeft hierbij tegengestemd. De Tweede Kamer is eerder per brief geïnformeerd
over het voornemen van het kabinet om tegen de aanname van deze Raadsaanbeveling te
stemmen.19 De stemming vond plaats op basis van gekwalificeerde meerderheid en daarmee heeft
de Nederlandse tegenstem de aanname van de Raadsaanbeveling niet tegengehouden. Zweden
heeft net als in eerdere jaren onthouden van stemming. Nederland en Zweden hebben
samen een stemverklaring afgegeven.20 Verder heeft Denemarken tijdens de vergadering aangegeven de zorgen van Nederland
en Zweden te delen, maar wel steun uitgesproken voor de Raadsaanbevelingen.
Nederland heeft tijdens de vergadering en middels de stemverklaring aangegeven veel
waarde te hechten aan de belangrijke en onafhankelijke rol van de Europese Rekenkamer
(ERK) als externe auditor van de EU. Het werk van de ERK draagt bij aan de verantwoording,
de transparantie en het financieel beheer van de EU en kan zo het vertrouwen van de
burgers in de EU vergroten. Nederland vindt dan ook dat het oordeel van de ERK bij
het opstellen van het dechargeadvies van de Raad aan het Europees Parlement zwaar
mee zou moeten wegen en heeft tijdens de vergadering aangegeven dat de Raadsaanbeveling
ook dit jaar onvoldoende recht doet aan het afkeurende oordeel van de ERK.
Begrotingsrichtsnoeren EU-begroting 2023
Voordat wordt gestart met de gesprekken over de EU-begroting voor het jaar 2023 worden
er door de Raad begrotingsrichtsnoeren opgesteld. De Raad geeft de Europese Commissie
via deze richtsnoeren sturing bij het opstellen van de (concept)begroting voor 2023.
De begrotingsrichtsnoeren zijn niet juridisch bindend. Besluitvorming over de richtsnoeren
vindt plaats in de Raad met consensus. Er is geen rol voor het Europees Parlement.
De Ecofinraad heeft ingestemd met de begrotingsrichtsnoeren voor 2023.21
In de richtsnoeren wordt allereerst het belang van een prudente begroting benadrukt,
waarbij tegelijkertijd wordt aangegeven dat er voldoende middelen beschikbaar dienen
te zijn om de prioriteiten in de EU te ondersteunen. Daarnaast benadrukt de Raad in
de richtsnoeren, evenals in voorgaande jaren, het belang van budgettaire discipline
in de EU: de plafonds binnen het MFK moeten gerespecteerd worden en er dienen voldoende
marges onder de plafonds te resteren om te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden.
Verder wordt het belang genoemd van betrouwbare en precieze ramingen om de voorspelbaarheid
van de afdrachten van lidstaten aan de EU te vergroten. Tevens roept de Raad alle
EU-instellingen op om zich te houden aan de afspraken omtrent personeelsformatie en
administratieve uitgaven. De Commissie neemt de richtsnoeren mee in het voorstel voor
de begroting van 2023, dat naar verwachting in juni 2022 verschijnt.
Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Dit onderwerp is van de agenda afgevoerd.
Terugkoppeling G20-bijeenkomst van de Ministers van Financiën en centralebankpresidenten
in februari 2022
Dit onderwerp is van de agenda afgevoerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën