Brief regering : Evaluatie en vervolg subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 456
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2022
Sinds 2014 kunnen ziekenhuizen, UMC’s en zelfstandige klinieken voor medisch specialistische
zorg subsidie ontvangen op grond van de regeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg
(KiPZ). Deze regeling ondersteunt instellingen bij het strategisch opleiden en ontwikkelen
van zorgpersoneel. In het hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg 2019–2022
is afgesproken dat de KiPZ-regeling wordt voortgezet tot en met 2022. Eind 2021 is
aan Berenschot de opdracht gegeven om de regeling te evalueren. In de bijlage ontvangt
u de eindrapportage van de evaluatie van de subsidieregeling1. In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze evaluatie en ga ik in op
het vervolg van de KiPZ-regeling na 2022.
Het evaluatierapport op hoofdlijnen
In opdracht van VWS heeft Berenschot een evaluatie uitgevoerd naar de doelmatig- en
doeltreffendheid van de KiPZ-regeling in de jaren 2017 tot en met 2021. Door middel
van een documentanalyse en door het afnemen van interviews met o.a. de beleidsmakers
van de HLA-partijen, met leerhuismanagers en met zorgprofessionals binnen ziekenhuizen
en klinieken, is inzicht gegeven in de doelmatig- en doeltreffendheid van de regeling.
De belangrijkste bevindingen zijn als volgt:
– De KiPZ-subsidieregeling geeft een impuls aan de kwaliteit van zorgpersoneel doordat
hun kennis en vaardigheden meer passend zijn om een toenemende complexere zorgvraag
aan te kunnen.
– Het is niet bekend in hoeverre het opleiden ook strategisch gebeurt. De kaders in
de regeling voor de besteding zijn ruim geformuleerd zodat ingespeeld kan worden op
de specifieke opleidingsbehoefte van het zorgpersoneel en van de instelling. Dit leidt
tot ruimte bij de instellingen om de KiPZ-middelen naar behoefte in te zetten, bijvoorbeeld
op specifieke thema’s of voor specifieke doelgroepen. Daarmee ontstaat een grote verscheidenheid
tussen ziekenhuizen en klinieken in hoe de middelen worden besteed
– Het merendeel van de KiPZ-middelen wordt gebruikt voor noodzakelijke bij- en nascholing
van personeel. Het grootste deel van de opleidingsactiviteiten is gericht op het zorgpersoneel.
In mindere mate gaan de gelden naar opleidingen voor leidinggevenden, facilitaire,
kwaliteits- en/of administratief medewerkers.
– Instellingen zijn positief over de KiPZ-regeling. Ziekenhuizen en klinieken geven
aan dat KiPZ-middelen essentieel zijn voor het opleiden van personeel en dat dit niet
(volledig) uit eigen middelen te bekostigen is.
– Ziekenhuizen en klinieken vinden de administratieve last hoog, maar wel redelijk in
verhouding met het bedrag dat zij ontvangen.
– Positieve neveneffecten van de KiPZ-regeling zijn verhoogde opleidingsbereidheid bij
zorgpersoneel, een professionaliseringsslag bij organisaties en meer samenwerking
binnen en tussen instellingen.
Op basis van deze bevindingen doet Berenschot een aantal aanbevelingen ten aanzien
van het vervolg. Zij adviseren nadrukkelijk om het momentum van het nieuwe coalitieakkoord
(Kamerstuk 35 788, nr. 77) te benutten om nut en noodzaak van de regeling in zijn huidige vorm te heroverwegen.
Daarbij wordt wel het belang benadrukt om geoormerkt geld beschikbaar te houden, zodat
het opleiden en ontwikkelen van medewerkers niet wordt verdrongen door andere prioriteiten.
Zij stellen voor het vervolg een aantal denkrichtingen voor:
– Overweeg bij een eventueel vervolg op deze regeling om een onderscheid te maken tussen
enerzijds bij- en nascholing om de basis op orde te houden en anderzijds persoonlijke
(loopbaan)ontwikkeling.
– Zorg dat de administratieve last zo veel als mogelijk beperkt wordt, bijvoorbeeld
door duidelijke en tijdige communicatie.
– Overweeg te komen tot fondsen waar de sociale partners (werkgevers- en werknemersorganisaties)
gezamenlijk afspraken kunnen maken over de investeringen en thema’s voor opleiding
en ontwikkeling.
– En/of laat budget terugvloeien in het macrokader Medisch Specialistische Zorg, zodat
zorgverzekeraars, ziekenhuizen en klinieken binnen de reguliere zorginkoop afspraken
kunnen maken over het opleiden en ontwikkeling.
De KiPZ-regeling na 2022
Het leren en ontwikkelen van medewerkers in de zorg is van groot belang: zowel voor
de kwaliteit van zorg, de aantrekkelijkheid van het beroep als voor het behoud van
medewerkers. Gelet op dit belang, in combinatie met de uitkomsten uit het evaluatierapport,
heb ik besloten om de regeling met één jaar te verlengen, tot 1 januari 2024. Voor
het subsidiejaar 2023 zullen een aantal aanpassingen in de regeling worden gedaan
met betrekking tot onder andere de verantwoording.
Het jaar 2022 wil ik vervolgens benutten om samen met partijen uit het veld te verkennen
hoe het leven lang ontwikkelen binnen de sector het beste duurzaam verankerd kan worden.
Het is in eerste instantie aan de werkgevers om ruimte te geven aan zorgmedewerkers
zodat zij zich kunnen blijven ontwikkelen. De afgelopen jaren zijn werkgevers hierin
ondersteund vanuit VWS met onder andere de KiPZ-regeling en SectorplanPlus. De komende
tijd wordt verkend of en zo ja op welke wijze ondersteuning ten behoeve van het leven
lang ontwikkelen mogelijk is vanuit één sectorbrede regeling. Daarbij zal de aansluiting
worden gezocht met de ambities voortkomend uit de vervolgaanpak voor de arbeidsmarkt
in de zorg, waarvan ik de hoofdlijnen, naar verwachting voor het commissiedebat arbeidsmarkt
op 11 mei, met uw Kamer zal delen. Ook kan dan de samenhang worden bezien met het
te sluiten integraal zorgakkoord en het opleidingsakkoord VVT. De bovenstaande, door
Berenschot geschetste, denkrichtingen worden in het proces dan meegenomen.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport