Brief regering : Structurele verlaging maximale kredietvergoeding
24 515 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting
Nr. 618
                   BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2022
In 2020 verzocht uw Kamer met de motie van de leden Krol en Van Brenk1 en de nader gewijzigde motie van het lid Jasper van Dijk c.s.2 de regering om de maximale kredietvergoeding te verlagen. Met deze brief wil ik uw
                  Kamer informeren over het voornemen van het kabinet om hieraan gehoor te geven door
                  de wettelijke maximale kredietvergoeding blijvend te verlagen van 14 procent naar
                  10 procent per jaar.
               
In de wet is vastgelegd hoeveel kredietverstrekkers maximaal aan rente mogen vragen
                  van kredietnemers. Dit is de maximale kredietvergoeding. De kredietvergoeding bestaat
                  uit een wettelijke rente, die momenteel 2 procent bedraagt, en een opslag. De maximale
                  kredietvergoeding geldt voor alle vormen van consumptief krediet, waaronder rood staan,
                  kopen op afbetaling en persoonlijke leningen. Per 10 augustus 2020 is in het Besluit
                  kredietvergoeding de opslag op de wettelijke rente verlaagd van 12 procentpunten naar
                  8 procentpunten in verband met de gevolgen van de coronacrisis. Dit stelde consumenten
                  in staat om tegen lagere lasten geld te lenen voor consumptieve uitgaven wanneer zij
                  vanwege COVID-19 een verlies van inkomen hadden. Het Besluit tijdelijke verlaging
                  kredietvergoeding regelt dat deze verlaging afloopt per 1 juli 2022 en de opslag terugkeert
                  naar 12 procentpunten.3 Het kabinet is nu voornemens de maximale opslag blijvend te verlagen naar 8 procentpunten,
                  waarmee de maximale kredietvergoeding structureel verlaagd wordt naar (thans) 10 procent
                  op jaarbasis. Door het Besluit tijdelijke verlaging kredietvergoeding in te trekken
                  wordt het percentage gehandhaafd op 8 procentpunten. De tijdelijke verlaging wordt
                  daarmee structureel.
               
Het kabinet zal aan de Afdeling advisering van de Raad van State het conceptbesluit
                  voorleggen waarmee de maximale kredietvergoeding blijvend wordt verlaagd. Beoogd is
                  om de structurele verlaging te laten aansluiten op de tijdelijke verlaging, die afloopt
                  per 1 juli 2022.
               
Hieronder ga ik in op de overwegingen bij het besluit. Deze brief verstuur ik mede
                  namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
               
Structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding
Met de verlaging van de maximale kredietvergoeding beoogt het kabinet om consumenten
                  blijvend te beschermen tegen hoge kosten van krediet. Door de lagere rentelasten zullen
                  consumenten minder snel in financiële problemen komen bij het afsluiten van consumptief
                  krediet. Wanneer problematische schulden eenmaal zijn ontstaan zal de verlaging ervoor
                  zorgen dat de totale schuldenlast van de consument minder snel oploopt. De verlaging
                  kan er daarnaast voor zorgen dat kredietaanbieders selectiever beoordelen welke klanten
                  zij accepteren, nu de financiële ruimte voor een risico-opslag in hun bedrijfsmodel
                  wordt verminderd. Dit kan bijdragen aan kredietverstrekking die passend is voor de
                  financiële draagkracht van consumenten waarmee, samen met de stappen die de sector
                  zelf zet ten behoeve van verantwoorde kredietverstrekking zoals het aanscherpen van
                  de leennormen, betalingsachterstanden worden voorkomen.
               
Ten behoeve van besluitvorming over een structurele verlaging van de maximale kredietvergoeding,
                  is gekeken naar de gevolgen van de tijdelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding
                  naar 10 procent op jaarbasis. Deze gevolgen zijn in kaart gebracht door middel van
                  eigen monitoring en met behulp van een vervolgonderzoek van SEO Economisch Onderzoek,
                  dat als bijlage4 aan deze brief is gevoegd. Hierbij is met name aandacht besteed aan de vraag of de
                  (neven)effecten zoals omschreven in het initiële onderzoek van SEO Economisch Onderzoek,
                  waarover uw Kamer bij brief van 11 februari 2021 is geïnformeerd, daadwerkelijk zijn
                  opgetreden gedurende de periode van de tijdelijke verlaging.5 Eind 2021 heeft tevens een internetconsultatie plaatsgevonden over een beleidsnota
                  over een mogelijke verlaging van de maximale kredietvergoeding naar 10 procent, ter
                  voorbereiding van de besluitvorming door het nieuwe kabinet.6 Een consultatieverslag en de ontvangen reacties zijn als bijlage7 toegevoegd.
               
Belangrijke conclusie uit het vervolgonderzoek van SEO en de monitoring is dat bij
                  een maximale kredietvergoeding van 10 procent de winstmarge voor enkele aanbieders
                  licht negatief en voor enkele aanbieders licht positief is. Dit is in lijn met de
                  resultaten van het eerste onderzoek. Uit het vervolgonderzoek van SEO blijkt dat enkele
                  kredietaanbieders hun aanbod hebben gestaakt, naar eigen zeggen van de aanbieders
                  deels vanwege verlaging van de maximale kredietvergoeding. Tegelijkertijd heeft een
                  aanbieder van (online) goederenkrediet aangegeven dat hij krediet dusdanig kostenefficiënt
                  kan aanbieden dat dit tegen 9,9 procent kredietvergoeding mogelijk blijft. Als mogelijk neveneffect van verlaging van de maximale
                  kredietvergoeding werd door SEO genoemd dat een verschuiving kan plaatsvinden naar
                  andere vormen van financiering. Uit de monitoring blijkt dat in de periode na invoering
                  van de tijdelijke verlaging onder meer sprake is geweest van een toegenomen aanbod
                  van uitgesteld betalen, maar dat dit ook past binnen ontwikkelingen die al langer
                  gaande zijn, zoals de opkomst van nieuwe aanbieders van financieringsproducten voor
                  consumenten.
               
Het initiële SEO-onderzoek noemde verder dat ook gemeentelijke kredietbanken geraakt
                  kunnen worden door een verlaging omdat zij de rentes voor sociale kredieten en saneringskredieten
                  moeten verlagen. Uit de monitoring en het vervolgonderzoek is gebleken dat voor partijen
                  betrokken bij sociale kredieten de verlaging niet tot problemen heeft geleid, maar
                  dat zij andere vormen van financiering hebben gezocht, bijvoorbeeld door in overleg
                  te treden met gemeenten of gebruik te maken van het Landelijke Waarborgfonds Saneringskredieten.
               
Het kabinet is voornemens om de tijdelijke verlaging voort te zetten in een structurele
                  verlaging. Dit betekent dat de opslag op de wettelijke rente 8 procentpunten blijft.
                  Op basis van de in de monitoring en het SEO-onderzoek waargenomen effecten, vindt het kabinet dit een verantwoorde verlaging.
                  Bij verlaging van de opslag op de wettelijke rente naar 8 procentpunten wordt volgens het kabinet een evenwicht gevonden tussen adequate bescherming
                  van de consument tegen risico’s van krediet met hoge rentes enerzijds en de kans op
                  negatieve effecten anderzijds. Wel vindt het kabinet het belangrijk om de mogelijke
                  (neven)effecten van een verlaging te blijven monitoren en zal de verlaging na twee
                  jaar worden geëvalueerd. Tot slot zal het kabinet zich inzetten om mogelijke negatieve
                  effecten te verminderen. Het kabinet zet zich daartoe onder andere in om lease en
                  achteraf betalen later onder de reikwijdte van de Europese richtlijn consumentenkrediet
                  te brengen.
               
Wettelijke verificatieplicht
In de brief van 11 februari 2021 werd tevens aangekondigd dat de wettelijke verificatieplicht
                  wordt aangescherpt naar € 250 (momenteel € 1.000).8 Het gaat om de verplichting om de financiële positie van een consument te verifiëren
                  bij het aangaan van een kredietovereenkomst, bijvoorbeeld aan de hand van een loonstrook.
                  Deze aanscherping moet bezien worden in samenhang met de wijzigingen die voort zullen
                  vloeien uit de herziening van de Europese richtlijn consumentenkrediet9. In het richtlijnvoorstel van de Europese Commissie wordt het toepassingsbereik ten
                  opzichte van de huidige richtlijn verruimd naar diverse additionele kredietvormen
                  zoals leasing en achteraf betalen, en worden de regels over de kredietwaardigheidstoets
                  verduidelijkt en aangevuld. Ook vervallen in het richtlijnvoorstel de huidige uitzonderingen
                  voor roodstand. In de Nederlandse wetgeving is de verificatieplicht – onder bepaalde
                  voorwaarden – niet van toepassing op roodstand. De status van deze uitzondering na herziening
                  van de richtlijn is nog niet zeker. Gezien deze onzekerheden, zal verdere besluitvorming
                  ten aanzien van de verificatieplicht pas worden voortgezet wanneer herziening van
                  de richtlijn is afgerond.
               
De Minister van Financiën,
                  S.A.M. Kaag
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Financiën