Brief regering : Verslag van de formele JBZ-Raad van 3-4 maart 2022
32 317 JBZ-Raad
Nr. 751
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE
STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2022
Hierbij bieden wij mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
uw Kamer het verslag aan van de bijeenkomst van de formele Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken (JBZ) op 3 en 4 maart 2022 in Brussel. De Minister voor Rechtsbescherming en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hebben deelgenomen aan deze JBZ-Raad.
Voorts informeren wij u hierbij over het resultaat van de onderhandelingen over de
aanpassing van de Europolverordening en, in reactie op een vraag van ChristenUnie
lid dhr. Ceder in het debat over de oorlog tegen Oekraïne, over een brief van de Minister
van Justitie en veiligheid aan het INTERPOL Secretariaat-Generaal.
Europolverordening
Begin februari jl. is er een voorlopig akkoord bereikt tussen het Europees Parlement
en de Raad over de aanpassing van de Europolverordening. Vorig jaar augustus bent
u geïnformeerd over de Raadspositie over dit voorstel1. Hieronder zal het voorlopig akkoord kort worden toegelicht.
De aanpassing van de Europolverordening verduidelijkt hoe Europol persoonsgegevens
kan verwerken. Zo wordt er een bewaartermijn van 18 maanden geïntroduceerd, indien
nodig te verlengen tot drie jaar, om persoonsgegevens die nog niet gecategoriseerd
zijn (d.w.z. nog niet zijn aangemerkt als verdachte, getuige, slachtoffer etc.) te
kunnen categoriseren. Het ontbreken van een expliciete bewaartermijn hiervoor in de
bestaande verordening was op 3 januari jl. reden voor de European Data Protection
Supervisor (EDPS) om een maximum bewaartermijn van zes maanden op te leggen voor deze
data.2 Het is de bedoeling dat de nieuwe bewaartermijn van 18 maanden ook gaat gelden voor
niet-gecategoriseerde persoonsgegevens die Europol reeds ontvangen heeft of de komende
maanden zal ontvangen. Daartoe dient de verordening in werking te treden vóór het
verstrijken van de door de EDPS opgelegde termijn (op 3 juli 2022). Om reeds aanwezige
gegevens langer dan 18 maanden te bewaren, is instemming van de EDPS nodig.
Europol mag ook reeds aanwezige persoonsgegevens blijven verwerken die de verstrekkende
partij (een lidstaat, het EOM of Eurojust) mag verwerken in het kader van een lopend
opsporingsonderzoek waarbij Europol om ondersteuning is gevraagd. De verstrekkende
partij dient daar binnen drie maanden na inwerkingtreding van de aangepaste verordening
om te vragen en Europol moet van mening zijn dat het niet mogelijk is het onderzoek
te steunen zonder persoonsgegevens te verwerken die buiten de in Annex II van de verordening
genoemde categorieën vallen. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, dient
Europol de gegevens binnen vier maanden na de inwerkingtreding te verwijderen.
Het wordt voor Europol mogelijk om in urgente gevallen nieuwe manieren in te zetten
om gegevens te verwerken als de voorafgaande raadpleging van de EDPS daarover nog
niet is afgerond. Dit mag echter alleen om een dreigend misdrijf te voorkomen of aan
te pakken of om de vitale belangen van een persoon te beschermen. De EDPS krijgt een
aantal aanvullende bevoegdheden ten opzichte van Europol, zoals het stilleggen van
datastromen naar een ontvanger in een lidstaat of derde land of naar een internationale
organisatie en het opleggen van administratieve boetes als Europol door de EDPS opgelegde
maatregelen niet uitvoert.
Europol kan straks rechtstreeks persoonsgegevens met private partijen uitwisselen
om online verspreiding van materiaal m.b.t. seksueel kindermisbruik te voorkomen.
Zowel bij het verstrekken van gegevens aan het EOM als het gebruik van data voor innovatie
houden lidstaten het laatste woord over wat er met door hen verstrekte gegevens gebeurt,
d.w.z. dat het «data ownership principle» overeind blijft.
In lijn met de Nederlandse inzet blijft het exclusief aan de lidstaten om op basis
van informatie van derde landen signaleringen in SIS te zetten. In het voorlopig akkoord
is voorts opgenomen dat de Executive Director van Europol een enkele lidstaat kan verzoeken om een onderzoek te starten naar criminaliteit
die een schending inhoudt van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van
de Unie behoort, ook als deze criminaliteit slechts één lidstaat raakt.
Het voorstel van het EP dat Europol zogenaamde «red notices» van Interpol zou moeten monitoren is niet overgenomen. Zoals in het verslag te lezen
is, heeft de Raad in plaats daarvan een verklaring over red notices aangenomen. Daarnaast zal Europol ondersteuning kunnen gaan bieden aan de lidstaten
bij het screenen van foreign direct investments m.b.t. technologieën voor het voorkomen en bestrijden van criminaliteit, maar alleen
bij technologieën die Europol zelf gaat gebruiken.
Twee vertegenwoordigers van de Joint Parliamentary Scrutiny Group (JPSG) zullen twee keer per jaar aanwezig zijn bij de bespreking van een aantal politieke
onderwerpen door de Raad van Bestuur. Daarnaast moet Europol voortaan onderbouwen
waarom het eventuele opmerkingen van de JPSG bij het meerjarenplan en het jaarplan
niet overneemt. Tenslotte krijgt Europol een Fundamental Rights Officer, worden medewerkers die persoonsgegevens verwerken getraind in fundamentele rechten
en krijgt de JPSG een adviesorgaan op dit thema.
Brief aan INTERPOL Secretariaat Generaal
Tijdens het debat over de oorlog tegen Oekraïne op 28 februari jl. (Handelingen II
2021/22, nr. 56, debat over de situatie in de Oekraïne) vroeg ChristenUnie lid dhr.
Ceder aan de Minister van Buitenlandse Zaken of Rusland uit internationale organisaties
kan worden geschorst en noemde daarbij specifiek INTERPOL (verder: Interpol). Zoals
toegezegd komt de Minister van Justitie en Veiligheid graag op de vraag van de heer
Ceder terug met de volgende informatie.
Het kabinet is bezorgd dat de overheid van de Russische Federatie misbruik zal maken
van de Interpolsystemen. Derhalve zijn, in goed overleg met bondgenoten, deze zorgen
met de Secretaris-Generaal van Interpol gedeeld. De brief aan de Secretaris Generaal
bevat met klem het verzoek om het – volgens de Interpolregels beslissingsbevoegde
– Executive Committee van Interpol te adviseren over het opleggen van correctieve
maatregelen aan het National Central Bureau (NCB) van Moskou. Die maatregelen kunnen
inhouden dat de Russische overheid onder verscherpt toezicht van het Interpol Secretariaat
komt te staan, toegang tot databanken van Interpol verliest en slechts na voorafgaande
toetsing door het Secretariaat signaleringen kan plaatsen. Feitelijk kan het NCB van
Moskou dan, als de maatregelen worden opgelegd, niet langer eigenstandig gebruik maken
van de Interpolsystemen en deze systemen ook niet misbruiken. Tot slot zij opgemerkt
dat Nederland altijd eigenstandig de keuze heeft welke gegevens zij met andere landen
deelt en of het inkomende signaleringen opvolgt. In het geval van Russische signaleringen,
is het beleid thans dat er geen opvolging plaatsheeft, tenzij daarvoor een zwaarwegend
Nederlands opsporingsbelang bestaat.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
Verslag van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 3 en 4 maart
2022
I. Binnenlandse Zaken, Asiel en Migratie
De eerste twee agendapunten werden besproken in «Schengenraad»-verband, zoals door
het Franse Voorzitterschap voorgesteld op de informele JBZ-Raad van 3 en 4 februari.
Ook Schengenstaten die geen lid zijn van de Europese Unie sluiten in dit verband aan.
De gedachtewisseling over de Schengengrenscode vond niet plaats vanwege een wijziging
van de agenda op het laatste moment; op deze wijze werd ruimte gemaakt voor een discussie
over Oekraïne en de Richtlijn tijdelijke bescherming. Over deze twee laatste aspecten
is uw Kamer reeds geïnformeerd.3
De JBZ-Raad heeft Raadsconclusies civiele bescherming in Europa met het oog op klimaatverandering
aangenomen, een verklaring over Interpol Red Notices en een verklaring over de samenwerking
met Latijns-Amerika in de strijd tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
1. Schengen governance
Tijdens deze gedachtewisseling werd gesproken over de stand van zaken in de Schengenzone
en over verbetering van de politieke governance. Het Frans Voorzitterschap verspreidde kort voorafgaand aan de Raad een paper ten
behoeve van de discussie hierover. In dit stuk stelde het Voorzitterschap voor om
in de Schengenraad aan de hand van een jaarlijkse Schengencyclus de belangrijkste
politieke en operationele uitdagingen van de Schengenzone te adresseren. De Commissie
lichtte toe dat deze Schengencyclus vorm gegeven wordt aan de hand van een terugkerende
barometer (minimaal driemaal per jaar) en een Staat van Schengen-rapport (eenmaal
per jaar) die beide door de Commissie gepubliceerd worden. Deze stukken dienen een
actueel en objectief overzicht van de situatie in het Schengengebied te geven, om
op basis daarvan een geïnformeerde discussie te kunnen voeren over het functioneren
van het Schengengebied. Naast deze Schengencyclus stelde het voorzitterschap het benoemen
van een Schengencoördinator binnen de Commissie voor, ter bevordering van de coördinatie
tussen instituties en de voorbereidingen voor de Schengenraden. Tot slot adresseerde
het Voorzitterschap de mogelijkheid van een platform, waarin lidstaten op intergouvernementele
basis elkaar in noodgevallen kunnen ondersteunen bij grensbeheer.
Nederland heeft het voorstel voor een Schengenraad gesteund en heeft benadrukt dat
er vooral politieke aandacht nodig is voor eventuele serieuze tekortkomingen binnen
het Schengengebied, bijvoorbeeld wanneer deze worden vastgesteld door het Schengenevaluatiemechanisme.
Dat kan gaan over grootschalige secundaire migratiestromen of gebrekkige implementatie
van het Schengenacquis. Daarnaast heeft Nederland de bespreking van de situatie aan
de hand van een barometer en (jaarlijkse) rapportage op basis van objectieve data
verwelkomd. Nederland heeft onderstreept dat versterking of verbetering van bestaande
mechanismen en agentschappen te prefereren is boven nieuwe intergouvernementele mechanismen.
Met betrekking tot het benoemen van een coördinator heeft Nederland aangegeven dat
het daarbij van belang is dat bestaande rollen niet onnodig worden gedupliceerd.
Onder de andere lidstaten bleek brede steun voor de oprichting van een Schengenraad.
Over de precieze invulling van de barometer, die onderdeel moet zijn van de Schengencyclus,
verschilde men nog van mening. Zo gaven enkele lidstaten aan dat deze te veel migratiecomponenten
zou bevatten, en slechts moest zien op implementatie van het Schengenacquis. Andere
lidstaten wensten juist meer analytische gegevens. Het voorzitterschap nam hier nota
van. Over het voorgestelde platform gaf een aantal lidstaten aan dat dit enkel ten
tijde van crisis geactiveerd zou moeten worden op verzoek van de betrokken lidstaten.
Anderen spraken de voorkeur uit voor inbedding van een dergelijk platform binnen bestaande
kaders. Een aantal lidstaten benadrukte, net als Nederland, dat dubbele structuren
in elk geval voorkomen moeten worden.
2. Schengen evaluatie- en monitoringsmechanisme
Het Voorzitterschap legde zoals verwacht een compromistekst voor over de herziening
van het Schengenevaluatiemechanisme (SEMM) met als doel de vaststelling van een Raadspositie.
Het compromisvoorstel kwam op veel punten tegemoet aan de Nederlandse prioriteiten,
bijvoorbeeld ten aanzien van het steviger verankeren van de horizontale elementen
met betrekking tot fundamentele rechten en het functioneren van autoriteiten die het
Schengenacquis uitvoeren, snellere procedures, en opschaling van discussie op politiek
niveau bij belangrijke tekortkomingen die lidstaten vertonen. Zoals verwacht maakte
een voorstel om in de Verordening vast te leggen dat ook lidstaten die het Schengenacquis
nog niet volledig toepassen (omdat zij wel technisch klaar zijn bevonden, maar waar
het Schengenacquis nog niet volledig op van toepassing is) geëvalueerd dienen te blijven
worden, geen onderdeel uit van de compromistekst.
Nederland heeft middels een verklaring op de JBZ-Raad benadrukt dat evaluatie en monitoring
van alle landen die het Schengenacquis (gedeeltelijk of volledig) toepassen noodzakelijk
is om het Schengengebied te versterken, en om t.z.t. onderbouwde politieke besluiten
te kunnen nemen over de volledige toepassing van het Schengenacquis. Ook Roemenië
en Bulgarije hebben een verklaring afgelegd. Zij benoemen daarin de bereidheid om
onder voorwaarden op vrijwillige basis een evaluatie te ondergaan op onderdelen van
het Schengenacquis.
Het Voorzitterschap concludeerde dat met inachtneming van de verklaringen de Raadspositie
kon worden aangenomen. De vervolgstap is dat de opinie van het Europees Parlement
wordt gevraagd, alvorens de Verordening terugkomt in de Raad voor aanname.
3. Europese reactie op de situatie in Oekraïne – Tijdelijke beschermingsrichtlijn
U bent reeds over dit agendapunt geïnformeerd via een brief van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid d.d. 8 maart jl.4
4. Voortgang Asiel- en Migratiepact
U bent reeds over dit agendapunt geïnformeerd via een brief van de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid d.d. 8 maart jl.5
5. Raadsconclusies civiele bescherming in Europa met het oog op klimaatverandering
De JBZ-Raad heeft conclusies aangenomen over de toekomst van civiele bescherming in
Europa met het oog op klimaatverandering. Er vond geen discussie plaats.
6. Verklaring Interpol Red Notices
De JBZ-Raad heeft een verklaring aangenomen om het misbruik van Interpol te voorkomen.
In de verklaring heeft de Raad steun uitgesproken aan Interpol bij het voorkomen van
misbruik van Red Notices. Ook zullen de EU en Interpol hierover in dialoog blijven.
Er vond geen discussie plaats.
7. Werklunch georganiseerde criminaliteit en drugsbestrijding
De JBZ-Raad heeft tijdens de lunch met de ministers van Binnenlandse Zaken van 12
Latijns-Amerikaanse landen6 een verklaring aangenomen over de samenwerking met Latijns-Amerika in de strijd tegen
georganiseerde ondermijnende criminaliteit.
De verklaring gaat in op de bestaande samenwerking en nieuwe structuren en bevat het
idee voor de oprichting van een tijdelijke drugsbestrijdingstaskforce tussen landen
van beide regio’s. Het doel van de taskforce is om op basis van gemeenschappelijke
analyses de illegale drugshandel, in het bijzonder over zee, tegen te gaan met behulp
van gezamenlijke operaties. Daarbij is nauwe samenwerking noodzakelijk met het Maritime
Analysis and Operations Centre on Narcotics (MAOC-N) en het Europees multidisciplinair
platform tegen criminaliteitsdreiging (EU EMPACT). Die samenwerking richt zou zich
moeten richten op gecoördineerde operationele samenwerking op door de EU geprioriteerde
criminele fenomenen – waaronder drugs. Op basis van lessen uit de taskforce kan op
de langere termijn worden overwogen een netwerk van rechtshandhavingsexperts van de
Latijns-Amerikaanse en Europese landen op te richten, met als doel de samenwerking
en expertise-deling te versterken en nieuwe acties te starten in het bijzonder ten
aanzien van het crimineel misbruik van versleutelde berichtendiensten en andere digitale
instrumenten. De in de verklaring voorgenomen initiatieven zullen na de Raad nader
worden uitgewerkt met als doel van het voorzitterschap om vanaf 2023 concrete acties
te ondernemen.
Ook werd de bijeenkomst aangegrepen voor de officiële lancering van het CLASI (het
Comité van Latijns-Amerikaanse landen rond Interne Veiligheid). Dat comité inspireert
zich op het EU Comité voor Interne Veiligheid (COSI). Het CLASI wordt gefinancierd
vanuit het Europa/Latijns-Amerika capaciteitsopbouwprogramma voor technische steun
tegen grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit: EL PAcCTO (Europa Latinoamérica Programa de Asistencia contra el Crimen Transnacional Organizado). Nederland is betrokken bij dit programma door het op verzoek leveren van experts
en beziet hoe die samenwerking verder kan worden geïntensiveerd. Tijdens de tafelronde
werd veel waardering uitgesproken voor dit initiatief. Daarnaast werd het belang van
verdere samenwerking tussen de EU en de Latijns-Amerikaanse landen benadrukt in de
strijd tegen drugscriminaliteit.
II. Justitie, Grondrechten en Burgerschap
Vanwege de ontwikkelingen in Oekraïne is de bespreking over slachtofferzorg komen
te vervallen en sprak de JBZ-Raad in plaats daarvan over de gevolgen van de Russische
inval in Oekraïne. Tijdens de bespreking werd steun voor Oekraïne uitgesproken en
werd het belang onderstreept om straffeloosheid voor internationale misdrijven te
voorkomen. Daarbij kwamen het Internationaal Strafhof, financiële sancties tegen Russische
oligarchen en strafrechtelijke samenwerking met Rusland en Belarus aan de orde.
De JBZ-Raad heeft tevens Raadsconclusies over de bestrijding van racisme en antisemitisme
aangenomen. Het Voorzitterschap benadrukte het belang van de conclusies waarin alle
lidstaten worden gevraagd om voor eind 2022 nationale actieplannen en strategieën
vast te stellen ten aanzien van de bestrijding van racisme. Vanwege het ontbreken
van de benodigde unanimiteit voor een algemene oriëntatie ten aanzien van het voorstel
van de Commissie voor een Raadsbesluit inzake de opname van haatzaaiende uitlatingen
(hate speech) en haatmisdrijven (hate crime) als strafbaar feit in artikel 83, lid 1, VWEU heeft hierover enkel een bespreking
plaatsgevonden.
1. E-evidence
Het Voorzitterschap schetste de stand van zaken over de onderhandelingen met het Europees
Parlement (EP) over de Verordening betreffende Europese bevelen tot verstrekking en
tot bewaring van elektronisch bewijsmateriaal (e-evidence). Zoals bekend bij uw Kamer
lopen deze onderhandelingen al geruime tijd. Vooral ten aanzien van het notificatiemechanisme
lopen de standpunten sterk uiteen. Het Voorzitterschap geeft aan dat de onderhandelingen
momenteel in een constructieve sfeer verlopen en is vastberaden om de onderhandelingen
verder te brengen. Een aantal lidstaten benadrukte het belang van de bescherming van
grondrechten.
2. Onafhankelijkheid van de advocatuur als onderdeel van de rechtsstaat
De JBZ-Raad sprak over de onafhankelijkheid van de advocatuur als onderdeel van een
goed functionerende rechtsstaat. Het Voorzitterschap had daartoe een discussiestuk
opgesteld om de behoefte te bezien aan een Europees statuut voor advocaten dat de
onafhankelijk moet borgen en daarmee de rechtsstaat zou eerbiedigen. Het Voorzitterschap
vroeg ook naar de uitdagingen waarmee advocaten in de EU worden geconfronteerd bij
hun werkzaamheden om de rechtsstaat te verdedigen en hoe de EU zou kunnen helpen deze
aan te pakken.
Alle lidstaten benadrukten eensgezind het belang van de onafhankelijkheid van de advocatuur
en de mogelijkheid om zodanig te kunnen opereren. Verscheidene lidstaten spraken daarbij
hun steun uit voor een mogelijk EU statuut. Net als Nederland benadrukten de meeste
lidstaten het belang van het werk van de Raad van Europa op dit gebied en de noodzaak
om dubbelingen te voorkomen. Enkele andere lidstaten waren meer terughoudend ten aanzien
van de noodzaak van EU-betrokkenheid op dit gebied. Voorts gaven diverse lidstaten
aan dat de beroepsgroep hierbij moet worden betrokken. De Commissie gaf aan de dialoog
en uitwisseling van best practices te ondersteunen. Bovendien voorziet de Commissie aandacht hiervoor in het jaarlijkse
Rechtsstatelijkheidsrapport dat de Commissie over iedere lidstaat opstelt. Het Voorzitterschap
zal eventuele vervolgstappen nader bezien.
3. Fundamentele rechten
a. Gedachtewisseling met de directeur van het Europees Grondrechtenagentschap
De directeur van het EU-grondrechtenagentschap (Fundamental Rights Agency – FRA), Michael O’Flaherty, gaf een korte presentatie. Daaruit kwam naar voren dat
er een toename is van haatzaaiende uitingen en haatmisdrijven. In het bijzonder nemen
haatzaaiende uitingen online toe waarbij een sterk verband bestaat tussen haatzaaiende
uitingen online en gewelddadige gedragingen in de echte wereld. Hierbij worden vooral
bepaalde groepen zwaar getroffen: joden, Roma, LHBTI-personen en moslims. Onderrapportage
van gevallen is een serieus probleem. O’Flaherty stelt op basis van de verzamelde
data van de afgelopen 15 jaar dat slechts 1 op de 10 misdaden wordt gerapporteerd.
Hij doet verschillende aanbevelingen waaronder het verder investeren in dataverzameling
door lidstaten, het aanmoedigen van het doen van een melding door slachtoffers van
haat en discriminatie en het vaststellen van de juiste wetgeving. O’Flaherty geeft
aan dat vrijheid van meningsuiting niet onbegrensd is. Hij verwelkomt de Digital Services
Act in de strijd tegen online haatzaaien. Niet alleen strafrecht moet worden ingezet
om haatzaaien en haatmisdrijven tegen te gaan. Ook geeft O’Flaherty aan dat er meer
moeten worden geïnvesteerd in nationale mensrechteninstituten. Tot slot benoemt hij
het belang van mensenrechtenbescherming bij de vluchtelingenstromen die op gang zijn
gekomen als gevolg van de ontwikkelingen in Oekraïne. De gedachtewisseling in de Raad
vond plaats nadat de directeur van het FRA de vergadering had verlaten.
b. Raadsconclusies bestrijding racisme en antisemitisme
De JBZ-Raad heeft conclusies aangenomen over de bestrijding racisme en antisemitisme.
Enkele lidstaten benadrukten het belang van het bestrijden van álle vormen van discriminatie
en racisme.
4. Haatzaaien en haatmisdrijven
In de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad heeft het kabinet aangegeven dat het Voorzitterschap
ernaar streef een algemene oriëntatie aan te nemen ten aanzien van het voorstel van
de Commissie voor een Raadsbesluit inzake de opname van haatzaaiende uitlatingen (hate speech) en haatmisdrijven (hate crime) als strafbaar feit in artikel 83, lid 1, VWEU. In aanloop naar de JBZ-Raad werd
duidelijk dat de vereiste unanimiteit niet kon worden behaald tijdens de Raad. Het
Voorzitterschap koos daarom voor een discussie over het onderwerp. Veruit de meeste
lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan het voorstel te kunnen steunen en een aantal
lidstaten benoemde de sterke toename van haatzaaiende uitingen, in het bijzonder online,
en haatmisdrijven. Ook noemden een aantal lidstaten het belang van preventie. Lidstaten
die het voorstel niet konden steunen gaven onder andere aan dat er nog een parlementair
voorbehoud op rust of het niet te kunnen steunen voordat alle lidstaten het eens worden
over een definitie. Het Voorzitterschap gaf aan verder te willen werken aan oplossingen.
5. Overige onderwerpen
a. Politiegeweld tegen burgers bij protesten tegen COVID-19 maatregelen
Op verzoek van een lidstaat is de JBZ-Raad geïnformeerd over politiegeweld tegen burgers
bij protesten tegen COVID-19-maatregelen. Nederland sprak waardering uit voor het
initiatief om de dialoog te blijven voeren over rechtsstatelijkheid tijdens de JBZ-Raad.
b. Corporate Sustainable Due Diligence
De Commissie heeft een korte presentatie gegeven over het op 23 februari jl. gepubliceerde
voorstel voor een Richtlijn over Corporate Sustainability Due Diligence. Dit voorstel
is erop gericht bedrijven verantwoordelijkheid te laten nemen in de keten («due diligence»)
op het terrein van onder andere mensenrechten en klimaat. Ze moeten daarvoor onder
andere een «due diligence policy» op stellen en daarover rapporteren. Ook moeten bedrijven
(mogelijke) negatieve impact van hun werkzaamheden op mensenrechten en het milieu
identificeren en beperken. Dit alles op straffe van (bestuursrechtelijke en civielrechtelijke)
sancties.
c. Data Act
De Commissie heeft een korte presentatie gegeven over het op 23 februari jl. gepubliceerde
voorstel voor een Data Act. Dit voorstel moet via EU-brede regelgeving zorgen voor
meer controle bij bedrijven en consumenten over de data die zij zelf genereren door
gebruik van een product of een dienst. De Data Act maakt het onder andere mogelijk
dat bedrijven en consumenten zelf data kunnen gebruiken of aan een derde partij kunnen
geven. Ook legt de Data Act verplichtingen op aan digitale aanbieders van zogenoemde
clouddiensten zoals bedrijfssoftware of gegevensopslag. Daarnaast moet de wetgeving
ervoor zorgen dat eventueel gebruik van private data door de publieke sector zo wordt
georganiseerd dat de belangen, verplichtingen en rechten van alle betrokkenen worden
gerespecteerd.
6. Werklunch Oekraïne
Vanwege de ontwikkelingen in Oekraïne is de bespreking over slachtofferzorg komen
te vervallen en sprak de JBZ-Raad in plaats daarvan over de gevolgen van de Russische
inval in Oekraïne. Lidstaten spraken hun steun uit voor Oekraïne en onderstreepten
het belang om straffeloosheid te bestrijden. In dat kader werd de aangifte genoemd
van de situatie in Oekraïne bij het Internationaal Strafhof die is gedaan door alle
EU lidstaten en een aantal andere staten. Ook het belang van bewijsvergaring van mogelijke
internationale misdrijven en de coördinerende rol die Eurojust kan spelen werden aangestipt.
Daarnaast waren de lidstaten het er over eens dat de acties van de Russische Federatie
het internationale recht in die mate schenden dat het gerechtvaardigd is om in bepaalde
gevallen niet te voldoen om verzoeken om strafrechtelijke rechtshulpverzoeken van
de Russische Federatie en Belarus. Ook besprak de JBZ-Raad de financiële sancties
ten aanzien van Russische oligarchen en mogelijke anti-witwasmaatregelen. Nederland
heeft steun uitgesproken voor Oekraïne en aangegeven dat het van groot belang is dat
degenen die oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid hebben gepleegd daarvoor
worden vervolgd. Als gastland van het Internationaal Strafhof zal Nederland het werk
van het Hof faciliteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid