Brief regering : Reactie op moties ingediend tijdens het tweeminutendebat over de Milieuraad
21 501-08 Milieuraad
Nr. 859 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 maart 2022
Hierbij geef ik u een reactie op de twee moties van het lid Thijssen (Kamerstuk 21 501-08, nrs. 854 en 855) en de motie van de leden Kröger en Klaver (Kamerstuk 21 501-08, nr. 858), ingediend op 10 maart jl. bij het tweeminutendebat over de Milieuraad.
Effort Sharing Regulation (ESR) (Kamerstuk 21 501-08, nr. 855)
De heer Thijssen constateert dat het kabinet ten aanzien van de ESR-opgave meer convergentie
tussen lidstaten bepleit, wat volgens de heer Thijssen neerkomt op een lager ambitieniveau
voor Nederland wat betreft emissiereductie in onder andere de gebouwde omgeving en
mobiliteitssector, waarbij de heer Thijssen van mening is dat de klimaatcrisis en
de noodzaak om onafhankelijk te worden van Russisch gas niet vragen om minder maar
om méér ambitie. Daarnaast verzoekt hij de regering het standpunt over de ESR-verordening
zodanig aan te passen dat het ESR-doel voor Nederland tenminste op het niveau blijft
zoals voorgesteld door de Europese Commissie.
Deze motie ontraad ik. De inzet van het kabinet op convergentie is er vooral op gericht
om andere lidstaten hun been bij te laten trekken in deze sectoren, net als Nederland
doet met het Coalitieakkoord. Met de huidige verdeling van de ESR-doelen zijn er lidstaten
die het overgrote deel van hun reducties nog na 2030 moeten bereiken. De verschillen
moeten hierin afnemen zodat alle lidstaten op het pad naar klimaatneutraliteit komen.
Dit is de eerste stap die wij nastreven en staat los van het al dan niet accepteren
van het huidige ESR-doel voor Nederland. Dat moet in de algehele context van het Fit
for 55-pakket bekeken worden.
Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) (Kamerstuk 21 501-08, nr. 854)
De heer Thijssen constateert dat de Europese Commissie voorstelt om gratis allocatie
pas in 2035 volledig af te bouwen; en hij verzoekt de regering in Europees verband
te pleiten voor snellere afbouw van gratis ETS-rechten in combinatie met snellere
invoering van een koolstofheffing aan de Europese buitengrens. Daarnaast verzoekt
hij de regering om in Europees verband tevens te pleiten voor een verbreding van de
koolstofheffing aan de Europese buitengrens naar de chemische industrie.
Deze motie ontraad ik. Een betrekkelijk lange uitfaseerperiode voor gratis allocatie
is een van de deeloplossingen voor risico op koolstoflekkage op exportmarkten. Het
vermindert tegelijkertijd ook de CO2-prijsprikkel en daarmee klimaateffectiviteit van CBAM en EU ETS in CBAM-sectoren.
Het kabinet ziet de overgangsperiode van tien jaar (en drie jaar transitieperiode
vooraf) daarom als een goede middenweg. Beide oplossingsrichtingen zijn onderdeel
van het Commissievoorstel voor herziening van het EU ETS. Eventueel kan het kabinet
zich in Europees verband open opstellen tegenover het sneller afbouwen van gratis
rechten bij één of meerdere CBAM-sectoren, die een relatief lager exportlekkagerisico
hebben.
De opname van de chemie in de eerste groep van CBAM-sectoren is risicovol. Voor een
effectieve CBAM moeten emissies per product betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Dit is uitdagend – voor veel chemische producten zijn geen product benchmarks beschikbaar.
De sector kent tevens complexe waardeketens, wat tot grotere risico’s leidt op indirecte
koolstoflekkage door import van producten verderop in de waardeketen waarvoor geen
CBAM geldt. Het is verstandig om eerst ervaring op te doen met een CBAM voor relatief
minder complexe sectoren.
Bevriezen gasprijzen en windfall taks (Kamerstuk 21 501-08, nr. 858)
De leden Kröger en Klaver, constaterende dat de gasprijzen naar een recordniveau zijn
gestegen, verzoeken de gasprijzen voor consumenten te bevriezen waarbij de energieleveranciers
worden gecompenseerd en ook in EU-verband voor een maximum gasprijs te pleiten. Ook
verzoeken zij alle mogelijkheden in kaart te brengen om een windfall tax in te voeren.
Deze motie ontraad ik. Een maximumprijs klinkt als een effectieve manier om de stijging
van de energieprijzen te beperken maar heeft grote nadelen, terwijl hetzelfde effect
voor consumenten ook kan worden gerealiseerd zonder de markt te verstoren. Een maximumprijs
zal de oplopende kosten voor huishoudens en bedrijven beperken, maar de hoge gasprijzen
moeten door iemand betaald worden. Als leveranciers van gas en elektriciteit de gemaakte
kosten niet mogen doorberekenen komt de leveringszekerheid in gevaar door faillissementen
of omdat leveranciers zich terugtrekken. Compensatie van de leveranciers, zoals bijvoorbeeld
in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk gebeurt, zal in Nederland zeer complex zijn
om uit te voeren. Elke leverancier zal namelijk een specifieke compensatie moeten
ontvangen, vanwege de verschillen in inkoopstrategie en staatsteun. Daarnaast zorgt
een dergelijke maatregel ervoor dat leveranciers geen prikkel meer ervaren om hun
inkoopstrategie te optimaliseren, want de overheid compenseert de verschillen. Tegelijkertijd
is het mogelijk om de stijging van de energierekening te dempen via de maatregelen
die dit jaar al worden getroffen via de energiebelastingen, de btw, de accijnzen en
de energiebesparende maatregelen en energietoelage via de gemeenten.
In lijn met de gedachte van de leden heeft de Europese Commissie afgelopen woensdag
voorgesteld de lidstaten de mogelijkheid te bieden een windfall tax in te voeren. Dit voorstel vergt nog nader onderzoek. Hier zullen wij nader op terug
komen in de reeds toegezegde Kamerbrief over dit onderwerp.
Het doel van het voorstel van de Europese Commissie hierbij is om excessief toegenomen
winst van elektriciteitsproducenten te belasten om de energielasten van huishoudens
te verlagen. Hoewel de gedachte achter dit voorstel begrijpelijk is, zijn er wel een
aantal knelpunten.
Het is namelijk dit moment niet duidelijk of er sprake is van dergelijke excessieve
winst bij elektriciteitsproducenten in Nederland. Daarnaast is er op dit moment geen
meetbaar criterium om een heffing op te baseren. Verder is het niet duidelijk waar
in de keten van handel en productie de excessieve winst is. De gevolgen van een dergelijke
belasting voor het investeringsklimaat van de energiemarkt is afhankelijk van de uiteindelijke
vormgeving.
Bij het introduceren van een dergelijke sectorspecifieke heffing zal – naast de vormgeving
en complexiteit – ook aandacht moeten worden besteed aan de vormgeving, uitvoerbaarheid,
inpasbaarheid en budgettaire gevolgen.
De Europese Commissie stelt een maximale looptijd tot uiterlijk 30 juni 2022 voor,
zonder mogelijkheid tot terugwerkende kracht. Binnen deze termijn is het zeer uitdagend
om wet- en regelgeving te introduceren.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie