Brief regering : Voortgang stoffenbeleid
28 089 Gezondheid en milieu
Nr. 216
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2022
Met deze brief wil ik u graag informeren over de voortgang van een aantal onderwerpen
gerelateerd aan het op de markt brengen van chemische stoffen. Op 15 november 2021
heeft mijn voorganger u de laatste voortgangsbrief chemische stoffen gestuurd1. Op diverse onderwerpen is er voortgang te melden of is er nieuwe relevante informatie.
Het gaat hierbij om het restrictievoorstel PFAS, de registratieplicht voor polymeren,
de registratie van stoffen onder REACH en twee rapporten over biociden.
Restrictie PFAS
De Kamer is meerdere malen geïnformeerd over het voorstel voor een brede Europese
restrictie op het gebruik van PFAS via de Europese stoffenverordening REACH. Nederland
heeft hiertoe het voortouw genomen en werkt samen met Duitsland, Denemarken, Noorwegen
en Zweden aan de voorbereiding van dit voorstel. De restrictie moet ertoe leiden dat
het gebruik van PFAS in de EU zo ver mogelijk wordt ingeperkt. De planning was dat
het voorstel voor de restrictie in juli dit jaar ingediend zou worden bij het EU-chemicaliënagentschap
ECHA, maar die datum wordt nu verzet naar januari 2023. Dit besluit tot uitstel is
samen met de vier partnerlanden genomen. De oorzaak van deze vertraging is de combinatie
van de grote complexiteit van dit dossier met een veelheid aan toepassingen, waarbij
het tijd vergt om de noodzakelijke onderbouwing van de restrictie op te stellen. Daarnaast
heeft de coronapandemie eveneens bijgedragen aan de vertraging door beperkingen bij
het samenwerken.
De restrictie is een belangrijke stap richting het door de Kamer gewenste verbod op
PFAS (motie 28 089/202) en ik hecht aan een grondig onderbouwd dossier omdat dit de
basis vormt voor verdere besluitvorming in Europa.
Registratieplicht polymeren
In 2018 heeft de Kamer een motie aangenomen2 waarin de regering werd verzocht om in Europa speciale aandacht te vragen voor polymeren
binnen de evaluatie van REACH. Mijn voorganger heeft dat gedaan en inmiddels zijn
er stappen gezet waarover ik u graag wil informeren.
In de EU Chemicaliënstrategie van oktober 2020 heeft de Commissie als actie opgenomen
om een voorstel te maken om «zorgwekkende polymeren» onder de registratieplicht van
REACH te brengen. Hiertoe is een nog lopende expertgroep ingesteld waarin ook Nederlandse
experts deelnemen. Naar verwachting dient de Commissie begin volgend jaar een voorstel
in ter revisie van REACH en hierin zal ook de registratieplicht voor polymeren worden
opgenomen.
Registratiedossiers REACH
Alle stoffen die in een hoeveelheid van meer dan één ton per jaar op de markt worden
gebracht, moeten verplicht worden geregistreerd bij het EU-chemicaliënagentschap,
ECHA. Dit is een verantwoordelijkheid van degene die de stof op de markt brengt. ECHA
controleert bij alle registraties of deze compleet zijn. Maar ook dan kan het voorkomen
dat de gegevens niet correct zijn, dat niet duidelijk is gemaakt hoe conclusies zijn
afgeleid of dat vervolgonderzoek niet is uitgevoerd. Een onderzoek uit 2018 van twee
Duitse agentschappen en het EU-chemicaliënagentschap ECHA toonde aan dat maar van
rond de 35% van de dossiers duidelijk was dat ze aan alle eisen voldeden. De Kamer
nam hierover een motie aan3 waarmee werd verzocht om met de Nederlandse chemische industrie een actieprogramma
op te zetten om de kwaliteit van door Nederlandse bedrijven ingediende dossiers te
verbeteren. In reactie daarop heeft mijn voorganger u bij brieven van 4 maart 20194 en 14 februari 20205 geïnformeerd over de achtergrond en de acties die in gang waren gezet. Ik deel de
mening van mijn voorganger dat het zeer belangrijk is dat de registratiedossiers aan
alle eisen voldoen.
REACH stelt dat bedrijven hun registratiedossiers up-to-date moeten houden. Als er
aanpassingen zijn met betrekking tot bijvoorbeeld het volume of er nieuwe informatie
beschikbaar komt over gebruik of gevaareigenschappen van de stof, dan moet een registratiedossiers
zo snel mogelijk worden aangepast. Een belangrijke stap die ik zie is om bij bovengenoemde
revisie van REACH te zorgen de verplichting tot het actualiseren van dossiers verduidelijkt.
Nu mist bij actualisatieverplichting namelijk concreetheid, zo is er geen termijn
opgenomen waarbinnen nieuwe informatie moet worden verwerkt. Ik zal mij komend periode
inzetten om te zorgen dat dat deze verplichting uit REACH wordt verduidelijkt en beter
handhaafbaar wordt gemaakt.
Hieronder treft u aan de meest recente stand van zaken.
Het wettelijk vastgelegde percentage dossiers dat ECHA volledig moet doorlichten is
verhoogd van 5% naar 20% (van de ongeveer 23.000 geregistreerde stoffen). Dat komt
overeen met 30% van de unieke stoffen. Hierbij wordt voorrang gegeven aan stoffen
die in grote volumes op de markt worden gebracht en op stoffen, die gezien de chemische
samenstelling of beschikbare informatie mogelijk schadelijke eigenschappen hebben.
Indien lacunes worden gesignaleerd en een betrokken Nederlands bedrijf niet of niet
afdoende reageert op een verzoek tot aanvulling op het dossier, treedt de ILT op.
Rapport over rodenticiden
In januari is het rapport «versleping van rodenticiden» uitgebracht6. Rodenticiden zijn chemische bestrijdingsmiddelen tegen ratten en muizen. Deze middelen
zijn ook voor andere organismen zeer schadelijk. Het doel is om de schade aan die
andere organismen zo beperkt mogelijk te houden. In oktober 2020 bent u door mijn
voorganger geïnformeerd over een onderzoek dat aantoonde dat verslepen (het vanuit
een bedoelde plaats naar elders verplaatsen van het gif) van lokaas met rodenticiden
uit lokdozen inderdaad medeverantwoordelijk is voor de vergiftiging van niet-doelsoorten
en doorvergiftiging (vergiftiging van dieren die een vergiftigd dier eten)7. Het nu uitgevoerde onderzoek registreert de mate van versleping en noemt verschillende
maatregelen om het risico van verslepen te verkleinen. De resultaten van de studie
kunnen worden gebruikt door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) om te bepalen of extra maatregelen nodig zijn bij het toepassen
van rodenticiden. Hierbij wordt ook IPM, integrated pest management, toegepast. In
deze aanpak staan monitoring, preventie en inzet van niet-chemische middelen voorop.
Rapport innovatie biociden in verf
Voor bepaalde chemische stoffen en producten kan het gewenst zijn dat er veiligere
alternatieven worden ontwikkeld die dezelfde functie vervullen. Deze alternatieven
kunnen zowel chemisch als niet-chemisch zijn. In de Safe Chemicals Innovation Agenda8
staan zeven onderzoeksgebieden waar verder onderzoek naar alternatieven nodig is.
Een daarvan is het gebruik van conserveringsmiddelen in verf (biociden), nodig om
(watergedragen) verf langer te kunnen gebruiken. Het probleem is dat er maar weinig
middelen beschikbaar zijn en bovendien kunnen deze leiden tot het gevoelig worden
voor en optreden van allergische reacties. Daarom heeft IenW onderzoek laten uitvoeren
naar de beschikbaarheid van alternatieven9. Hieruit blijkt dat er wel een markt-gereed alternatief is voor een groot deel van
de watergedragen verven. Deze bestaat in de vorm van een biocidevrije muurverf, maar
deze alternatieven ontbreken nog voor andere segmenten, zoals lakken. Verffabrikanten
geven wel aan onderzoek te doen naar alternatieve conserveringsmethoden, waarbij vooral
wordt gezocht naar aanpassingen in het productieproces of in de verfformulering. In
het rapport is een lijst opgenomen met een overzicht van de methoden die op dit moment
worden onderzocht.
De onderzoekers concluderen dat bedrijven genoeg middelen hebben om te innoveren,
maar dat er barrières zijn voor de ontwikkeling en het gebruik van alternatieve verfconserveringsmethoden,
met name het gebrek aan marktvraag en daardoor een goede business case en het missen
van een duidelijke match tussen het terugdringen van het huidige biocidengebruik en
bedrijfsdoelen. Ook is het moeilijk om het uitfaseren van bestaande biociden en het
beschikbaar komen van alternatieven goed op elkaar af te stemmen. Dit zijn aan elkaar
gekoppelde problemen die het best op EU niveau opgelost kunnen worden. Ik zal daarom
de uitkomsten van dit onderzoek delen met de Europese Commissie en andere lidstaten.
Zo kunnen we op EU-niveau zorgen dat minder schadelijke alternatieven op de markt
komen. Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet om de meest schadelijke biociden te
vervangen door alternatieve middelen of technieken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat