Brief regering : Verslag informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21-22 februari 2022
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 919
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 maart 2022
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
het verslag aan van de informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21–22 februari
2022, die plaatsvond te Le Bourget, Frankrijk.
Tijdens deze bijeenkomst vonden verschillende themasessies plaats die het Frans voorzitterschap
had geagendeerd. Deze sessies spitsten zich toe op de thema’s decarbonisatie en innovatie
in de transportsector, aantrekkelijkheid van de transportsector en modal shift.1
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
I. Informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21–22 februari 2022 te Le
Bourget, Frankrijk
Decarbonisatie van de transportsector
Het Frans voorzitterschap initieerde een discussie over decarbonisatie en innovatie
in de transportsector. De discussie spitste zich toe op concrete (beleids)maatregelen
die kunnen worden genomen om de sector te verduurzamen, met daarbij specifiek aandacht
voor de rol van laad- en tankinfrastructuur en waterstof. Het voorzitterschap sprak
uit dat decarbonisatie en innovatie relevant zijn voor de gehele transportsector,
voor alle modaliteiten. Daarbij werd benadrukt dat verduurzaming hand in hand moet
gaan met het beschermen van het concurrentievermogen van de sector. Het creëren van
een gelijk speelveld is cruciaal in dit verband. De Europese Commissie noemde het
belang van technologie in de transitie naar een duurzame transportsector. Elektrische
voertuigen (zowel batterij-elektrisch als waterstof-elektrisch) zijn cruciaal om een
verduurzamingsslag in zowel het personen- als vrachtvervoer te bewerkstelligen. Hierbij
is het van belang om de samenhang met andere Europese initiatieven te borgen, met
name in het kader van het Fit-for-55 pakket. Het verzamelen van relevante data is belangrijk om de transitie naar een
duurzame transportsector te monitoren. In dit kader kondigde de Commissie aan een
interactieve kaart te lanceren om voortgang te monitoren van de uitrol van laadinfrastructuur
(met onder meer informatie over de beschikbaarheid van laadstations, geografische
spreiding, etc.).2 Coördinatie over hoe deze data wordt verzameld en gedeeld wordt door de Commissie
wenselijk geacht in dit verband.
Veel EU-lidstaten onderstreepten het belang van een adequate uitrol van laad- en tankinfrastructuur,
om de transitie naar een schonere vervoerssector te bewerkstelligen. Een aantal lidstaten
gaf in dit verband aan dat marktpartijen moeten worden geholpen om hun investeringen
in dergelijke infrastructuur rendabel te maken, om zo de markt te helpen volwassen
te worden. Andere lidstaten benaderden deze discussie juist van de andere kant, door
de cruciale rol van de markt in dit verband te benadrukken. Veel lidstaten noemden
het belang van waterstof in de transitie naar een duurzame transportsector. Waterstof
is bijvoorbeeld nodig om synthetische brandstoffen te produceren, waarbij aandacht
moet worden besteed aan waar de benodigde energie vandaan komt. Een enkele lidstaat
vroeg aandacht voor het zetten van standaarden in dit verband, om gestrande investeringen
te voorkomen en veiligheid te waarborgen.
Nederland onderstreepte het belang van CO2-standaarden voor voertuigen en zei uit te kijken naar de nieuwe standaarden voor
zwaar vervoer en de nieuwe Euro VII standaarden die later dit jaar door de Europese
Commissie zullen worden voorgesteld.3 Ook benadrukte Nederland het belang van de uitrol en opschaling van alternatieve
laad- en tankinfrastructuur (onder meer via het door de Commissie gelanceerde voorstel
hiertoe)4, om de transitie naar een schonere transportsector te bevorderen. In dit verband
noemde Nederland dat een gelijke geografische dekking van dergelijke infrastructuur
cruciaal is om de transitie naar nul-emissievoertuigen te versnellen. Samenwerking
met een verscheidenheid aan belanghebbenden (zowel uit de publieke als private sector,
alsmede uit de kennissector) acht Nederland als cruciaal in dit verband. Uniforme
betaalsystemen en transparante informatievoorziening over prijs en beschikbaarheid
van laad- en tankinfrastructuur is in dit kader ook van belang volgens Nederland.
Innovatie in de transportsector
Het Frans voorzitterschap agendeerde een discussie over het belang van innovatie om
de transportsector te verduurzamen. De discussie werd toegespitst op de vraag hoe
innovatie in de sector kan worden aangemoedigd, met een focus op de wegvervoerssector
en data(deling). De Commissie benadrukte dat een brede aanpak is vereist om innovatie
langs de gehele waardeketen te stimuleren. Hierbij moet ook aandacht worden besteed
aan de financiële dimensie: welke instrumenten zijn beschikbaar om de transitie vanuit
financieel oogpunt te ondersteunen? Het Europees Parlement onderstreepte in dit kader
het belang van inclusieve mobiliteit. Innovatie moet bijdragen aan het inclusiever
maken van de sector en diensten toegankelijk te maken voor een brede doelgroep. Ook
benadrukte het Europees Parlement het belang van de bescherming van data in dit verband:
welke data wordt verzameld en hoe/door wie wordt deze opgeslagen? Mobiliteitssystemen
van de toekomst moeten aandacht hebben voor al deze factoren.
Lidstaten benadrukten het belang van de herziening van de richtlijn omtrent intelligente
transportsystemen (ITS-richtlijn).5 In dit verband werd nadruk gelegd op het belang van data(deling) en cyber security.
Het creëren van wetgevende kaders om innovatie te stimuleren werd door sommige lidstaten
als optie gezien door op die manier gezamenlijke standaarden te stellen. Een aantal
lidstaten benadrukte in dit verband dat standaardisering van belang is om autonoom
rijden op te schalen. Het stellen van tijdig en duidelijk beleid is nodig om heldere
signalen aan de markt te geven. Een aantal andere lidstaten benadrukte dat technologische
neutraliteit6 van belang is om innovatie te stimuleren, om op die manier klimaat- en duurzaamheidsdoelen
in de sector te behalen. Sommige lidstaten noemden dat interoperabiliteit van systemen
en het delen van ervaringen cruciaal is om tijdige innovatie te bewerkstelligen.
Nederland gaf aan dat bij investeringen in innovatie in de sector rekening moet worden
gehouden met de levensduur van voertuigen en infrastructuur. Investeringen in infrastructuur
en voertuigen betreffen vaak langetermijninvesteringen, wat betekent dat – gelet op
de levensduur van bijvoorbeeld een weg of truck – tijdig moet worden geïnvesteerd
om de gestelde duurzaamheidsdoelen te behalen, aangezien anders niet-duurzame alternatieven
nog geruime tijd gebruikt zullen worden. Nederland vraagt aandacht voor de veiligheidsaspecten
van autonoom rijden, met een focus op de uiteindelijke controle van autonome voertuigen.
Het delen van data en ervaringen wordt door Nederland van belang geacht, met daarbij
ook aandacht voor de bescherming van dergelijke data, om bescherming van de privacy
van consumenten te borgen.
Aantrekkelijkheid van de transportsector
Het Frans voorzitterschap organiseerde een discussie tussen de lidstaten en vertegenwoordigers
uit de transportsector omtrent het thema aantrekkelijkheid van de sector. Hierbij
werd nader ingegaan op welke maatregelen moeten worden genomen om banen in de sector
aantrekkelijker te maken. De sectorpartijen deelden ervaringen omtrent arbeidsomstandigheden
en trends merkbaar ten gevolge van de COVID-19-pandemie, waarna de dialoog met de
lidstaten werd gestart. Het voorzitterschap benadrukte dat de sociale dimensie van
de sector van cruciaal belang is om in EU-verband te adresseren. De Commissie benoemde
dat de sector aantrekkelijke banen en goede ontwikkelmogelijkheden moet bieden aan
zijn werknemers. Een groene en digitale transitie van de sector moet toewerken naar
een sociale en inclusieve uitkomst, waarbij hogere sociale standaarden van belang
zijn. Dit moet worden bezien in het licht van reeds bestaande (internationale) kaders
omtrent sociale standaarden in de sector. De gevolgen van de pandemie kunnen hierbij
niet worden onderschat, aangezien sociale standaarden hard getroffen zijn door onder
meer bezuinigingen ten gevolge van de pandemie.
Veel lidstaten benadrukten het belang van het aantrekkelijk(er) maken van de transportsector
om zowel de continuïteit als duurzaamheid van de sector te borgen. Een aantal lidstaten
noemde dat de hiermee gepaard gaande digitaliseringsslag niet vergeten mag worden,
noch in het kader van opleidingen/kennis, noch om arbeidstekorten tegen te gaan. Een
groot aantal lidstaten benoemde het belang van het waarborgen van gendergelijkheid
in de sector. Momenteel zijn vrouwelijke werknemers ondervertegenwoordigd in de transportsector.
Interventie is nodig om dit meer in evenwicht te brengen. In het kader van arbeidsomstandigheden
in de wegvervoerssector benadrukte een aantal lidstaten het belang van adequaat ingerichte
rust- en slaapplekken. Een aantal lidstaten onderstreepte dat het belangrijk is om
deze discussie ook met derde landen te voeren, ook in multilateraal verband (onder
andere via de Internationale Arbeidsorganisatie). In dit kader benadrukte een aantal
lidstaten het belang van het creëren van een gelijk speelveld, gelet op het grensoverschrijdende
karakter van de transportsector. Het toekomstbestendig maken van de sector vereist
volgens een aantal lidstaten ook aandacht voor adequate trainingen/opleidingen om
op nieuwe ontwikkelingen in te spelen, waarbij onder meer digitale vaardigheden van
cruciaal belang zijn. Oostenrijk presenteerde samen met Luxemburg en België een verklaring
omtrent true-cost pricing7 van vliegtickets, opdat deze zowel duurzaamheids- als sociale kosten weerspiegelen.
Nederland benadrukte het belang van adequate sociale standaarden en werkomstandigheden
in de transportsector. Nederland vroeg aandacht voor de internationale verdragen die
in dit verband zijn gesloten (onder meer het Maritiem Arbeidsverdrag, 2006), ook gelet
op het internationale karakter van de sector alsmede in relatie tot het creëren van
een gelijk speelveld. Nederland was voorzichtig positief over de Oostenrijkse verklaring,
waarbij het de steun uitsprak om dit initiatief te verwerken in de herziening van
verordening 1008/2008.8 Ook vroeg Nederland aandacht voor de competenties en vaardigheden die nodig zijn
om de sector toekomstbestendig te maken, waarbij het verwerken van deze vaardigheden
in opleidings- en trainingsprogramma’s werd benadrukt.
Modal shift en het Trans-Europese Transportnetwerk
Het Frans voorzitterschap agendeerde een discussie over de modal shift en het Trans-Europese Transportnetwerk (TEN-T).9 Lidstaten werden gevraagd om zich tijdens hun interventies toe te spitsen op hoe
de modal shift in EU-verband kan worden aangemoedigd, voor zowel personen- als goederenvervoer. Het
voorzitterschap benadrukte het belang van EU-samenwerking in dit verband, om op die
manier gezamenlijk toe te werken naar verduurzaming van de transportsector als geheel.
De Europese Commissie gaf een korte toelichting op het in december 2021 gepubliceerde
TEN-T voorstel, waarbij het hoopt de herziening in 2023 rond te hebben.10 De Commissie onderstreepte de noodzaak van een modal shift en multimodaliteit om de voor de transportsector gestelde klimaatdoelen te behalen.
Ook vroeg de Commissie aandacht voor de gebruiksvriendelijkheid van multimodale reisopties.
Reizigers moeten eenvoudig verschillende reisopties kunnen vergelijken. De Commissie
verwees naar de EU-steunprogramma’s (onder andere de Connecting Europe Facility, InvestEU, Horizon Europe) die bestaan om de modal shift te stimuleren.
Veel lidstaten verwelkomden het voorstel tot herziening van de TEN-T verordening.
Een aantal lidstaten benadrukte dat op relatief korte termijn investeringen zullen
moeten worden gedaan om de doelen voor 2030 (voor zowel klimaat als TEN-T) te behalen.
Een aantal lidstaten onderstreepte het belang van uniforme ticketingsystemen om personenvervoer
per spoor te stimuleren. Het Europees Parlement benadrukte dat de zichtbaarheid van
spoorvervoer moet worden vergroot, om op die manier het gebruik van het spoor aan
te moedigen. Ook benadrukten veel lidstaten het belang van hogesnelheidsverbindingen
per spoor, onder meer als onderdeel van het TEN-T netwerk. Een aantal lidstaten kon
zich vinden in de hogere vereisten en standaarden die in het recent gelanceerde TEN-T
voorstel zijn opgenomen, maar sommige lidstaten benadrukten dat die standaarden wel
gepaard moeten gaan met extra financiële middelen om aan die vereisten te kunnen voldoen.
De Visegrad Four (Tsjechië, Polen, Hongarije, Polen) presenteerden een verklaring11 waarin zij de herziening van de TEN-T verordening verwelkomden, maar ook een aantal
aandachtspunten uiteenzetten zoals de benodigde financiële middelen voor het uitvoeren
van de vereisten die in de nieuwe verordening worden gesteld. Een aantal lidstaten
vroeg ook specifiek aandacht voor de maritieme dimensie van een modal shift en TEN-T; (short) sea shipping en het belang van de binnenvaart mag niet worden vergeten in dit verband.
Nederland benadrukte dat het behalen van de doelen van Parijs en de doelen in de EU-strategie
voor slimme en duurzame mobiliteit belangrijke beleidsdoelen zijn voor de komende
jaren. In dit verband onderstreepte Nederland het belang van de herziening van de
TEN-T verordening. De rol van modal hubs12 werd onder de aandacht gebracht door Nederland, waarbij aandacht uitging naar multimodale
verbindingen tussen stedelijke knooppunten, met ook oog voor het belang van actieve
mobiliteit. Nederland refereerde aan de technische vereisten (voor zowel binnenvaart
als spoor) die in de TEN-T verordening worden gesteld. In dit verband benadrukte Nederland
dat de huidige navigatievereisten voor binnenvaart worden geïmplementeerd en dat 740
meter lange treinen op het kernnetwerk moeten kunnen rijden. Daarnaast onderstreepte
Nederland het belang van internationale spoorverbindingen voor zowel personen- als
vrachtvervoer. In dit kader refereerde Nederland aan het belang van gebruiksvriendelijke
ticketingsystemen, waarbij het voor consumenten toegankelijker en aantrekkelijker
wordt gemaakt om internationale treintickets te kopen. Ook benoemde Nederland het
belang van een veilig, duurzaam en efficiënt netwerk van infrastructuur, waarbij de
koppeling met het voorstel tot een Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR)13 werd gemaakt. Het borgen van een veilig, robuust en klimaatbestendig netwerk is belangrijk
om de betrouwbaarheid van het netwerk te vergroten. In dit kader vroeg Nederland ook
aandacht voor het belang van inter-operabele veiligheidssystemen, zoals het European Rail Traffic Management System (ERTMS).14 Nederland benadrukte dat synergie tussen de energietransitie en de transitie in de
transportsector van cruciaal belang is, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan
de digitale dimensie hiervan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat