Brief regering : Stand van zaken Fit for 55-pakket
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3311 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2022
Conform het verzoek van uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat van 17 september
2021 vindt u hierbij de derde van de periodieke brieven omtrent de stand van zaken
van het krachtenveld en het verloop van de onderhandelingen over het Fit for 55-pakket.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Stand van zaken Fit for 55-pakket
Hieronder volgt per raadsformatie een korte stand van zaken omtrent de onderhandelingen
over de verschillende voorstellen die onder het Fit-for-55-pakket (Ff55) vallen. Het
kabinet zet zich in om het pakket zo ambitieus mogelijk vorm te geven en te zorgen
dat het daadwerkelijk resulteert in de ten minste 55% reductiedoelstelling voor 2030.
De Nederlandse inzet is conform de BNC-fiches met de kabinetsappreciatie van de voorstellen
die deel uitmaken van het Ff55-pakket, die in september 2021 (Kamerstuk 22 112, nr. 3201) en januari 2022 (Kamerstuk 22 112, nr. 3258) met uw Kamer zijn gedeeld. Ik wil u alvast informeren dat de volgende van deze periodieke
brieven met de nieuwste ontwikkelingen in de onderhandelingen en het krachtenveld
in de EU over het Ff55-pakket na het meireces naar uw Kamer verzonden zal worden.
Op dit moment zijn de onderhandelingen op alle voorstellen die in juli en december
2021 zijn gepubliceerd nog in volle gang. Het Franse voorzitterschap geeft prioriteit
aan klimaat, is ambitieus op het Ff55-pakket en wil vaart in de onderhandelingen houden.
Dit is ook voor Nederland van belang. In het coalitieakkoord staat dat Nederland een
voortrekkersrol wil spelen voor en binnen een sterke en slagvaardige Europese Unie
(EU). Het Franse voorzitterschap van de Raad van de EU kan – vanwege de gedeelde prioriteiten –
helpen deze Nederlandse ambitie voor het Ff55-pakket in de komende kabinetsperiode
vorm te geven en aanknopingspunten bieden voor verdergaande samenwerking op klimaat.
Nederland zal in de Brusselse onderhandelingen een actieve rol blijven spelen. Nederland
werkt al samen met gelijkgezinde landen en zal, conform het verzoek van de Tweede
Kamer, met deze en andere landen met klimaatambitie blijven samenwerken om de Europese
ambities realiteit te maken. Het belang van het versnellen van de implementatie en
het ambitieus vormgeven van het Ff55-pakket is toegenomen in de context van de situatie
in Oekraïne. De leveringszekerheid en onafhankelijkheid in onze energievoorziening
kunnen worden vergroot door zowel nationaal als Europees in te zetten op energiebesparing,
diversificatie en een versnelde uitrol van hernieuwbare energie.
Op 17 maart as. vindt de volgende Milieuraad plaats, waarvoor u de geannoteerde agenda
heeft ontvangen. Gezien de verbanden tussen de diverse Ff55-voorstellen streeft Frankrijk
ernaar om voortgang op het Emission Trading System (ETS), de Effort Sharing Regulation (ESR), de Land Use, Land-Use Change and Forestry (LULUCF), de CO2-normen voor lichte voertuigen en het Social Climate Fund (SCF) zo veel mogelijk parallel te laten lopen in de Milieuraad.
De laatste informele Energieraad vond plaats op 21 en 22 januari jl.1 Hier is onder andere het voorstel voor de herschikking van de energie-efficiëntierichtlijn
(EED) besproken. Ook is in de raadswerkgroep een start gemaakt met bespreking van
voorstellen die op 15 december jl. zijn uitgekomen en waarvoor u separaat Beoordeling
Nieuw Commissievoorstel (BNC)-fiches heeft ontvangen: de herziening van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD)2, het decarbonisatiepakket3 en de methaanverordening4. Op 28 februari jl. is een extra Energieraad ingelast die in het licht van de situatie
in Oekraïne in het teken stond van leveringszekerheid, energieprijzen en mogelijke
assistentie op energiegebied aan Oekraïne5.
Op 28 februari jl. heeft de laatste Transportraad plaatsgevonden en het Franse voorzitterschap
zal mogelijk tijdens de Transportraad van 2 juni a.s. inzetten op het behalen van
voortgang en indien haalbaar een algemene oriëntatie ten aanzien van een aantal transportvoorstellen
uit het Ff55-pakket, te weten de Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR), ReFUelEU Aviation en FuelEU Maritime voorstellen. Frankrijk is pleitbezorger voor een CO2-heffing aan de grens (Carbon Border Adjustment Mechanism, CBAM) en hoopt daarop voortgang te boeken in de Ecofinraad. Mogelijk wordt een algemene
oriëntatie over het voorstel voor een CBAM geagendeerd in de Ecofinraad van maart
2022.
Het is duidelijk dat er voortgang wordt geboekt tijdens het Franse voorzitterschap,
dat duurt tot juli 2022. Naar verwachting zullen er tijdens deze periode op enkele
voorstellen algemene oriëntaties bereikt worden. De snelheid van de voortgang komende
periode hangt echter ook samen met de uitkomst van de verkiezingen in Frankrijk in
april 2022. De inschatting over de voortgang is daarom tentatief, waarbij Nederland
blijft streven naar een ambitieuze, kwalitatieve en snelle afronding van het Ff55-pakket.
Hieronder vindt u per Raad en per dossier een kort overzicht van het huidige krachtenveld
en de laatste stand van zaken. Ook wordt indien van toepassing ingegaan op moties
en toezeggingen.
Milieuraad
Op dit moment worden de voorstellen met betrekking tot de ETS-herziening, ETS luchtvaart-herziening,
ESR, SCF, CO2-normen auto’s en LULUCF besproken in de Raad, waarover u via de geannoteerde agenda
van de Milieuraad van 17 maart6, bent geïnformeerd. Er liggen nog geen (gedeeltelijke) algemene oriëntaties voor.
Emission Trading System (ETS)
Het krachtenveld ten aanzien van de herziening van de ETS-richtlijn is op hoofdlijnen
te schetsen. De aanscherping van de ambitie van het bestaande ETS voor 2030 wordt
door nagenoeg alle lidstaten geaccepteerd, maar er zijn verschillende gedachten over
de details van deze aanscherping en de ambitie op andere onderdelen van de richtlijn,
met name waar deze impact kunnen hebben op de ETS-prijs en de hoeveelheid gratis rechten.
Zo wordt er verschillend gedacht over de eenmalige verlaging van het plafond, de aanpassingen
aan de marktstabiliteitsreserve en de benchmarks. Daarnaast is een aantal lidstaten
op zoek naar meer solidariteit en een versterking van het mechanisme waarmee prijsstijgingen
worden voorkomen.
De lidstaten zijn nog erg verdeeld over het Commissievoorstel voor een nieuw ETS voor
de gebouwde omgeving en wegtransport (ETS-BRT). Er zijn enkele vocale voor- en tegenstanders,
maar de meeste lidstaten moeten nog een standpunt bepalen. Nagenoeg alle lidstaten
spreken uit dat de sociaaleconomische impact bijzondere aandacht verdient. Een groeiende
groep lidstaten geeft aan dat zij CO2-beprijzing een belangrijk onderdeel vinden van een gebalanceerde beleidsmix. Sommige
lidstaten pleiten voor verdere verbreding van de reikwijdte van het nieuwe ETS naar
alle fossiele brandstoffen, waar andere lidstaten juist zoeken naar een beperking
van de reikwijdte of een uitstel van de infasering van het systeem.
Waar het kabinet in het BNC-fiche ETS7 had aangegeven open te staan in de discussie rondom het ETS-BRT, is inmiddels duidelijk
dat het zowel Europees als nationaal voordelen biedt en alternatieven voor Nederland
minder aantrekkelijk zijn8. Nederland zal daarom een positieve houding aannemen in de verdere onderhandelingen
over het ETS-BRT en actief optrekken met lidstaten die hiervoor pleiten. Ook staat
het kabinet positief tegenover het verbreden van de reikwijdte van het ETS-BRT naar
alle fossiele brandstoffen indien dit zo wordt vormgegeven dat dit leidt tot voordelen
zoals een EU gelijk speelveld, versimpelde uitvoering, kosteneffectiviteit en CO2-reductie. Ook denkt Nederland constructief mee hoe de middelen effectief kunnen worden
ingezet ter ondersteuning van een snelle start van de transitie in relevante sectoren
en/of sectoren met een hoge transitieopgave. De voorwaarde blijft dat het ETS-BRT
niet in de weg staat van verdere aanscherping van EU-bronbeleid, zoals CO2-normen voor voertuigen. Overige aandachtspunten voor het kabinet zijn een voorzichtige
invoering en de complementariteit van het systeem aan de rest van het pakket. Het
is voor het kabinet ook van belang om voldoende aandacht te blijven houden voor de
impact op kwetsbare groepen. Zoals in het coalitieakkoord is afgesproken zal het kabinet
na vaststelling van het Ff55-pakket het klimaatbeleid herijken aan de hand van de
verwachtte effecten op CO2-uitstoot en de betaalbaarheid voor huishoudens en het mkb.
Over uitbreiding van het ETS naar de zeevaart bestaat bij veel lidstaten een positieve
grondhouding. Er is discussie over de ontwerpkeuzes, met name over hoe deze bijdragen
aan vergroening van de sector, hoe ontwijking kan worden voorkomen en hoe toezicht
en handhaving goed te regelen. Enkele lidstaten hebben zorgen over de effecten op
perifere regio’s en concurrentievermogen. Er bestaat ook discussie over de voorgestelde
drempelwaarde van 5000 Gigaton voor deelname aan het ETS. Nederland heeft het voorstel
gedaan om deze te verlagen naar 400 Gigaton, zodat een groter deel van de sector onder
het ETS zou komen te vallen en het risico op ontwijking via de inzet van kleinere
schepen wordt verlaagd.
Emission Trading System (ETS) luchtvaart herziening
Het kabinet heeft in het BNC-fiche aangegeven voorstander te zijn van het uitfaseren
van de gratis rechten voor de luchtvaart. Dit draagt namelijk bij aan de werking en
effectiviteit van het systeem. Gratis rechten zijn in het ETS geïntroduceerd om de
effecten van koolstoflekkage te ondervangen. Zoals recent met u gedeeld tonen o.a.
de resultaten van een recente studie van CE Delft aan dat een snellere afbouw ook
gerechtvaardigd is9. Het kabinet zet zich in de verdere onderhandelingen dan ook in op een snellere afbouw
van de gratis rechten dan voorgesteld door de Commissie.
Effort Sharing Regulation (ESR)
Voor wat betreft de ESR valt er grofweg een tweedeling in het krachtenveld te onderscheiden
waarbij nog weinig toenadering is te vinden tussen de lidstaten. Aan de ene kant zijn
er lidstaten, waaronder Nederland, die benadrukken dat er meer convergentie in de
nationale ESR-opgaven moet komen. De nationale opgaven moeten voldoende gericht zijn
op klimaatneutraliteit in 2050. Aan de andere kant zijn er lidstaten die vinden dat
de verdeling van de opgave op basis van BBP/capita moet blijven of dat BBP/capita
nog niet voldoende is meegenomen. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden om de huidige
flexibiliteit binnen en tussen de verschillende instrumenten die het overkoepelende
EU doel van ten minste 55% CO2-reductie borgen (ESR, ETS en LULUCF) te behouden of aan te passen. Een aantal landen
wil bijvoorbeeld de flexibiliteit met de LULUCF vergroten. Hierdoor kan de benodigde
transitie voor bepaalde ESR-sectoren in gevaar komen, als deze te veel worden ontzien.
Een andere groep lidstaten, waaronder Nederland, zoekt juist naar verbetering van
de huidige flexibiliteitsmechanismen zodat deze zo gericht en kosteneffectief mogelijk
kunnen worden ingezet, met behoud van de milieu-integriteit.
Social Climate Fund (SCF)
In Brussel is verschillende keren over het SCF gesproken, waarbij nog geen definitieve
keuzes zijn gemaakt. Ik heb tijdens het Commissiedebat over het ETS en CBAM van 27 januari
jl. aan het lid Erkens van de VVD toegezegd om nader in te gaan op het speelveld rondom
het SCF, met in het bijzonder aandacht voor de rekenmethodiek en het eerlijke aandeel
dat Nederland eventueel uit dit fonds zou krijgen. Ik kom hier op terug in de volgende
periodieke brief omtrent de stand van zaken van het krachtenveld en het verloop van
de onderhandelingen over het Ff55-pakket. Het volgende kan ik al vermelden.
Over het algemeen onderkennen lidstaten dat aandacht voor de sociale effecten van
de klimaattransitie moet worden meegenomen in de onderhandelingen over het pakket.
Daarbij zijn de meningen over de rol van het SCF sterk verdeeld. Enerzijds pleiten
verschillende lidstaten voor een groter fonds dat los van het ETS-BRT kan opereren
en aan een bredere doelgroep besteed kan worden, waarbij sommige lidstaten ook pleiten
voor een flexibelere structuur met een grotere rol voor de lidstaten zelf. Anderzijds
lijkt een groep lidstaten kritisch te blijven tegenover het SCF uit praktische dan
wel principiële bezwaren. Waar deze lidstaten nog wel een SCF lijken te overwegen,
hebben ze een voorkeur voor een kleiner fonds met beperkte scope dat een goede balans
treft tussen heldere voorwaarden en beperkte administratieve lasten. Meerdere landen
zien dat de inrichting van het SCF gerelateerd is aan de totstandkoming van het ETS-BRT
om daarmee de sociaaleconomische gevolgen van het ETS-BRT op te vangen. De mogelijkheid
tot directe inkomenssteun en de beheermodus van het fonds lijken in het algemeen tot
de grootste discussie te leiden.
Wat Nederland betreft staat in het BNC-fiche van 17 september jl. een terughoudende
positie ten opzichte van nieuwe fondsen beschreven. Hierbij worden vraagtekens geplaatst
bij de mogelijkheid tot directe inkomenssteun en wordt ingezet op aanscherpingen van
de governance van het SCF. De inzet in de BNC-fiches van 17 september 2021, over het
SCF, en van 28 januari 2022, over het Meerjarig Financieel Kader (MFK)10, zijn leidend voor de Nederlandse positie in de Raad. Conform het BNC-fiche MFK van
28 januari 2022 is Nederland terughoudend over hogere afdrachten voor het SCF. Daarbij
geldt dat de maatregelen binnen het Ff55-pakket integraal bezien worden, afgezet tegen
de bredere klimaatambities, kostenefficiëntie en evenwichtige kostenverdeling van
maatregelen. In deze afweging zullen ook alle reeds beschikbare middelen voor de klimaattransitie,
onder andere in het kader van het EU-herstelfonds en het MFK, worden betrokken. Het
is voor het kabinet niet meer dan logisch dat, indien lidstaten aanvullende middelen
uit bijvoorbeeld een SCF ontvangen, daar ook een grotere verantwoordelijkheid wat
betreft de transitie naar klimaatneutraliteit bij hoort. De realisatie van het SCF
hangt wat Nederland betreft samen met totstandkoming van het ETS-BRT.
CO2-normen lichte voertuigen
Op dit moment wordt het voorstel besproken in de Raadswerkgroep, waarover u via de
geannoteerde agenda van de Milieuraad van 17 maart as. bent geïnformeerd11. De Nederlandse inzet is onveranderd zoals weergegeven in het BNC-fiche12 en de geannoteerde agenda voor de Milieuraad van 17 maart 202213.
Over het algemeen verwelkomen de EUlidstaten aangescherpte CO2-normen voor personen- en bestelauto’s en erkennen zij de noodzaak van een dergelijke
aanscherping. De kleine groep koplopers waarmee Nederland, in lijn met de motie van
het lid Boucke c.s. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 911), pleit voor een eerdere uitfaseerdatum is inmiddels met enkele lidstaten uitgebreid.
Onder deze ambitieuze lidstaten is geen overeenstemming over het aanscherpen van de
doelen tot 2030. Vooralsnog is er onvoldoende steun voor een aanscherping van het
Commissievoorstel omdat de grote lidstaten geen voorstander zijn van een eerdere uitfasering
en aangescherpte tussendoelen tót 2030.
Land Use, Land-Use Change and Forestry (LULUCF)
Het Franse voorzitterschap heeft recent voorstellen gedaan om, op een aantal technische
onderwerpen, tot een compromistekst te komen in de onderhandelingen ter herziening
van de LULUCF-verordening. Onderwerp van gesprek zijn onder andere de mate waarin
lidstaten gebruik kunnen maken van flexibiliteit, het sanctiemechanisme dat in werking
treedt wanneer lidstaten niet aan hun nationale doelstellingen voldoen en de definitie
van de term «natuurlijke verstoringen». Hierover nemen lidstaten wisselende standpunten
in. De Nederlandse inzet is er onder meer op gericht om ervoor te zorgen dat het ambitieniveau
van de LULUCF-doelstellingen, zoals die door de Europese Commissie zijn voorgesteld,
in stand blijft.
Energieraad
Op 21 en 22 januari jl. heeft de informele Energieraad plaatsgevonden in Amiens. Hiervan
heeft u het verslag14 ontvangen op 2 februari jl. De voorstellen voor de Renewable Energy Directive (RED) en de Energy Efficiency Directive (EED) liggen voor in de Energieraad en zullen tijdens het gehele Franse EU-voorzitterschap
nog op de agenda van de Raad staan. Frankrijk heeft eerder aangegeven te streven naar
een algemene oriëntatie van de Raad aan het einde van haar voorzitterschap in juni
2022. De verwachting is dat het krachtenveld zal veranderen omtrent de RED en EED
vanwege het toegenomen belang van energie-efficiëntie en hernieuwbare energievoorziening
in het kader van de situatie in Oekraïne. Dit zal naar verwachting ambitieuze besluitvorming
bespoedigen. Ook is een start gemaakt met bespreking van voorstellen die op 15 december
jl. zijn uitgekomen en waarvoor u separaat BNC-fiches heeft ontvangen: de herziening
van de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD)15, het decarbonisatiepakket16 en de methaanverordening17.
Renewable Energy Directive (RED)
Het krachtenveld binnen de EU is nog in beweging, maar wordt op een aantal onderdelen
duidelijker. Vrijwel alle lidstaten steunen de hoofddoelstelling van 40% hernieuwbare
energie in de EU in 2030. Veel lidstaten zijn kritisch op de verschillende bindende
subdoelen en menen dat meer flexibiliteit nodig is. Sommige lidstaten hebben zorgen
over de consequenties van de hogere doelstelling en de subdoelen op nationaal niveau.
Wat betreft specifieke onderwerpen is er vooral aandacht voor de voorgestelde subdoelen
voor industrie, het doel voor de inzet van groene waterstof en de doelen voor inzet
van hernieuwbare energie in de warmte- en koude sector en bij warmtenetten. Er is
sterke verdeeldheid onder lidstaten over de voorgestelde aanscherping van duurzaamheidscriteria
voor biogrondstoffen. Een groot aantal lidstaten is daarnaast kritisch op de (bindende)
subdoelen voor onder meer de gebouwde omgeving, warmte en koude en industrie. De analyse
van TNO van de bindende waterstofdoelen in de industrie deel ik deze week ook met
uw Kamer.
De komende periode is de Nederlandse inbreng gericht op het doen van concrete tekstvoorstellen
voor een aantal subdoelen waaronder die voor biogrondstoffen, warmte en transport.
Waar mogelijk zal hiertoe samen met andere lidstaten worden opgetrokken. Voor biogrondstoffen
is de inzet gericht op het verder verhogen van het ambitieniveau op duurzaamheidscriteria.
Hierin worden wij gesteund door enkele lidstaten, waaronder onze buurlanden. Voor
warmte is de inzet gericht op meer flexibiliteit en technologieneutraliteit. Voor
transport is de inzet gericht op het verhogen van de ambitie in de ReFuelEU- (luchtvaart)
en Fuel EU Maritime-verordeningen, om in die voorstellen de ambitie meer in lijn te
brengen met die in het RED-voorstel. Ook pleit Nederland samen met een groep andere
lidstaten voor het verstevigen van het toezicht op biobrandstoffen. Voor waterstof
is de inzet om de voorgestelde bindende doelen in de industrie en mobiliteit op een
haalbaar niveau te brengen, wat ik nader moet bepalen op basis van onderzoek van TNO
en nadere input van Nederlandse marktpartijen. Het rapport van TNO over de mogelijke
effecten van de waterstofdoelen heb ik afgelopen week ook met uw Kamer gedeeld18. De input van marktpartijen verwacht ik medio maart. EU-voorzitter Frankrijk streeft
ernaar om tijdens de Energieraad in juni een gemeenschappelijk standpunt van de Raad
vast te stellen. Of dit reëel is, is op dit moment nog niet duidelijk.
Energy Efficiency Directive (EED)
Ook voor de EED is het krachtenveld binnen de EU nog in beweging. Op deelgebieden
wordt steeds meer duidelijk. Het hoofddoel van bindende EU-energiebesparingsdoelen
en indicatieve nationale energiebesparingsdoelen wordt in beginsel door een meerderheid
van lidstaten gesteund, zo ook door het kabinet, dat het belang van energiebesparing
erkent en zich binnen de EU positioneert in een groep van ambitieuze lidstaten. Desondanks
uiten veel lidstaten zorgen over de verhoogde jaarlijkse energiebesparingsplicht en
de uitsluiting van maatregelen die daaronder zouden mogen gelden.
De door de Commissie geziene voorbeeldrol voor de publieke sector is nog steeds punt
van discussie, met name de voorgestelde renovatieplicht. Deze wordt door veel lidstaten
als te strikt beoordeeld. Enkele lidstaten vragen ruimte voor meer flexibiliteit,
bijvoorbeeld dat een teveel aan gerealiseerde renovaties (administratief) mag meetellen
in opvolgende jaren. Ook is er een breed gedeelde wens dat een alternatieve aanpak,
waarmee evenveel of meer energiesparing dan met een verbouwing wordt gerealiseerd,
toch mogelijk blijft. Tevens stuit het Commissievoorstel voor een energiebesparingsverplichting
voor publieke entiteiten op weerstand, ook van de ambitieuzere lidstaten. Over o.a.
de reikwijdte en hoogte van de verplichting is nog geen overeenstemming.
Decarbonisatiepakket
De Commissie heeft op 15 december jl. haar voorstellen uitgebracht voor herziening
van zowel de richtlijn betreffende gemeenschappelijke regels als voor de verordening
betreffende de interne markten voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof. Op 11 februari
jl. heeft het kabinet aan uw Kamer een eerste appreciatie gestuurd van dit pakket
middels een BNC-fiche19. De gesprekken in de Raad over dit pakket zullen dit voorjaar starten.
Methaanverordening
Het BNC-fiche over de methaanverordening is u op 21 februari 2022 toegezonden20. Naar verwachting wordt de verordening op 8 maart 2022 voor het eerst door de lidstaten
behandeld in de Raadswerkgroep Energie. De tweede behandeling staat gepland op 15 maart
2022.
Er is nog geen duidelijke inschatting van het krachtenveld omdat lidstaten zich nog
beraden op hun positie over deze nieuwe verordening. De EU, en het merendeel van haar
lidstaten, heeft de Global Methane Pledge ondertekend tijdens de klimaattop van de
Verenigde Naties in Glasgow najaar 2021. Op basis daarvan is de inschatting dat het
merendeel van de lidstaten achter de doelstelling van de verordening zal staan.
Energy Performance of Buildings Directive (EPBD)
De Europese Commissie heeft in februari twee bijeenkomsten georganiseerd waar zij
het EPBD-voorstel en het bijbehorende Impact Assessment heeft toegelicht. Nederland
heeft de bijeenkomsten bijgewoond en een aantal verduidelijkende vragen gesteld aan
de Commissie. Vanaf maart starten de inhoudelijke besprekingen in Brussel ten aanzien
van de EPBD. Dan zal Nederland haar eerste standpunten inbrengen conform de lijn van
het betreffende BNC-fiche dat u op 21 januari jl. heeft ontvangen21.
Het krachtenveld binnen de EU is nog in beweging. Lidstaten hebben vragen gesteld
aan de Commissie en op sommige onderdelen van het voorstel al hun voorlopige positie
kenbaar gemaakt. Zij kunnen echter nog geen gedetailleerde of definitieve positie
geven, omdat zij het voorstel nog analyseren. Wat betreft specifieke onderdelen van
het EPBD-voorstel is er vanuit de lidstaten vooral aandacht voor de minimale energieprestatie-eisen
voor woningen, de herijking van de energielabelsystematiek, de emissievrije nieuwbouwstandaard,
de energieprestatieberekeningsmethodiek en de mensen, middelen en materialen die nodig
zijn om het renovatietempo van gebouwen in de EU te verhogen.
Transportraad
Op 28 februari jl. heeft de laatste Transportraad plaatsgevonden. De Fit-for-55 voorstellen
stonden hier niet expliciet op de agenda, maar zijn besproken in de bredere context
van de decarbonisatie van de transportsector. Het Franse voorzitterschap zal mogelijk
tijdens de Transportraad van 2 juni a.s. inzetten op het behalen van voortgang en
indien haalbaar een algemene oriëntatie ten aanzien van een aantal transportvoorstellen
uit het Ff55-pakket, te weten de Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR), ReFUelEU Aviation en FuelEU Maritime voorstellen.
Fuel Maritime
Op dit moment wordt het voorstel besproken in de Raad, waarover u via de geannoteerde
agenda en het verslag van de Transportraad van 28 februari jl.22 bent geïnformeerd. De Nederlandse inzet is onveranderd zoals weergegeven in het BNC-fiche
over het voorstel23 en zoals opgenomen in de geannoteerde agenda en het verslag van de informele Transportraad
van 28 februari24.
Veel lidstaten benadrukken het belang van het in samenhang bezien van de verplichting
tot afname van walstroom in FuelEU Maritime en de verplichting tot levering hiervan
in de AFIR. Vanwege de complexiteit van het voorstel vinden, op aandringen van Nederland
en andere lidstaten, expertsessies plaats op thema’s als handhaving en de bepaling
van de broeikasgasintensiteit van scheepsbrandstoffen. Nederland deelt hier actief
haar expertise. Ten aanzien van de handhaving wordt de zorg over de nadruk op privaat
toezicht breed gedeeld. Veel landen uiten steun voor aanvullend (publiek) toezicht,
enkelen pleiten voor behoud van het huidige voorstel.
Refuel Aviation
Op dit moment wordt het voorstel besproken in de Raad, waarover u via de geannoteerde
agenda en het verslag van de Transportraad van 28 februari jl. bent geïnformeerd25. De Nederlandse inzet is onveranderd zoals weergegeven in het BNC-fiche over het
voorstel26 en zoals opgenomen in de geannoteerde agenda en het verslag van de informele Transportraad
van 28 februari27.
De lidstaten zijn over het algemeen positief over de potentie tot emissiereductie
in de luchtvaartsector door middel van het gebruik van Sustainable Aviation Fuels (SAFs). Een deel van de lidstaten, waaronder Nederland, wil de bijmengverplichting
verhogen en de ruimte creëren om nationaal hogere doelen te stellen. Daartoe heeft
Nederland samen met Denemarken, Duitsland, Zweden, Finland, Oostenrijk en Luxemburg
een non-paper geschreven28 om op te roepen tot de mogelijkheid om nationaal hogere doelen te mogen stellen.
Anderzijds pleit een andere groep lidstaten voor een lager ambitieniveau van het voorstel,
waarbij een ruimer tijdspad en het stellen van flexibele doelen meer tijd aan de sector
zouden moeten geven om de beoogde transitie te bewerkstelligen. Wat betreft het type
brandstof gaven meerdere lidstaten waaronder Nederland aan dat biobrandstof op basis
van voeder- en voedselgewassen terecht uitgesloten was. Ook hier stond een groep lidstaten
tegenover die deze vorm van biobrandstoffen wil gebruiken als transitiebrandstoffen29. Over het onderzoek naar de effecten van het Ff55-pakket op de Nederlandse luchtvaartsector
is uw Kamer via een aparte brief geïnformeerd30.
Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR)
Op dit moment wordt het voorstel besproken in de Raadswerkgroep, waarover u via de
geannoteerde agenda en het verslag van de Transportraad van 28 februari jl. bent geïnformeerd31. De Nederlandse inzet is onveranderd zoals weergegeven in het BNC-fiche over het
voorstel32 en zoals opgenomen in de geannoteerde agenda en het verslag van de Transportraad
van 28 februari33.
Een aanzienlijk deel van de lidstaten steunt het ambitieniveau zoals opgenomen in
het commissievoorstel. Een andere groep is echter minder enthousiast en pleit voor
een lagere ambitie voor zowel de te realiseren infrastructuur als de tijdslijn die
de Commissie daarvoor hanteert. Enkele lidstaten roepen eveneens op tot flexibiliteit
in het bepalen van EU-brede doelen om nationale omstandigheden – zoals bevolkingsdichtheid
en verkeersintensiteit – mee te kunnen nemen.
Het Franse voorzitterschap heeft inmiddels een compromisvoorstel gepresenteerd dat
de ambitie op de uitrol van laadinfrastructuur voor zwaar transport afzwakt. Dit voorstel
zal de komende weken in de Raadswerkgroepen besproken worden.
Uw Kamer zal middels de Kamerbrief Voortgang Duurzame Mobiliteit geïnformeerd worden
over een onderzoek dat in kaart brengt welke eventuele extra inspanningen Nederland
moet leveren om te voldoen aan de doelstellingen zoals opgenomen in het Commissievoorstel.
Daarnaast wordt in dit rapport een eerste schatting gedaan van de financiële gevolgen
van deze verplichtingen.
ECOFIN
Het Franse voorzitterschap maakt vaart met het voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), één van de prioriteiten van het Franse voorzitterschap. Een algemene oriëntatie
over het voorstel voor een CBAM wordt mogelijk geagendeerd in Ecofinraad van maart
2022. Het is nog onzeker wanneer herziening van de Richtlijn Energiebelastingen (ETD)
wordt geagendeerd in de Ecofinraad. Indien agendering in de Ecofinraad het geval is,
zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd middels de Geannoteerde Agenda en het verslag
van deze Raad.
Energy Taxation Directive (ETD)
Veel lidstaten plaatsen vraagtekens bij verschillende aspecten van het voorstel, zoals
de verhoging van de minimumtarieven en de lastenverzwaring die dit met zich meebrengt
voor veel lidstaten, de zogenoemde «ranking» en de verplichting om binnen een categorie
in de ranking één uniform tarief te hanteren, het belasten van nieuwe energieproducten
zoals biomassa en hout en de indexatie van de minimumtarieven. Daarnaast hebben veel
lidstaten, waaronder Nederland, zorgen over het belasten van verschillende sectoren
en de samenhang met andere onderdelen van het Ff55-pakket, zoals de transportsector
(lucht- en scheepvaart), industrie en huishoudens. Nederland, gesteund door een aantal
andere landen, heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de herziening van
de ETD.
Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM)
De meeste lidstaten staan, net als Nederland, positief tegenover het voorstel voor
een CBAM. Het kabinet steunt, conform motie van het lid Boucke34, de ambitie van het Franse voorzitterschap om vaart te maken met de CBAM. In de besprekingen
in de Raad wordt door een aantal lidstaten gewezen op aandachtspunten bij het voorstel,
zoals het risico op koolstoflekkage op de exportmarkt en de uitvoerbaarheid/handhaafbaarheid.
Momenteel worden compromisteksten, opgesteld door het Franse voorzitterschap, besproken.
Daarbij krijgen o.a. de uitvoeringsaspecten van de CBAM veel aandacht, zoals de mogelijkheid
voor een centrale CBAM-autoriteit en handhaving van de CBAM. Zo bewegen de onderhandelingen
over de CBAM steeds meer richting een centraal governancemodel. Nederland zet daarbij
in op een vorm van nationaal incasseren met enige vorm van centralisatie, bijvoorbeeld
door bij CBAM dezelfde systematiek aan te houden als bij de centrale veilingmethodiek
van ETS-rechten. Dat zou betekenen dat lidstaten zelf de rechten verkopen via een
centraal platform en de opbrengst naar de nationale begrotingen gaat. Daarmee wordt
recht gedaan aan de wens van het kabinet om de CBAM in principe nationaal te incasseren.
Tijdens het Commissiedebat over het Ff55-pakket – CBAM en ETS van 27 januari jl. (Kamerstuk
22 112, nr. 3285) – heeft de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst toegezegd de Tweede Kamer
te informeren over de mogelijke oplossingsrichtingen voor het voorkomen van koolstoflekkage
op exportmarkten. Daarbij is toegezegd de Tweede Kamer te informeren over het Europese
krachtenveld ten aanzien van deze oplossingsrichtingen. Tot slot heeft de Staatssecretaris
toegezegd de Tweede Kamer te informeren over het ex-ante onderzoek naar de nationale
effecten van een Europese CBAM, dat is uitgevoerd door onderzoeksbureau Trinomics.
De Europese Commissie heeft een aantal oplossingsrichtingen geïdentificeerd voor het
voorkomen van koolstoflekkage op exportmarkten. Voor het kabinet staat voorop dat
deze oplossingsrichtingen in lijn moeten zijn met WTO-regels en dat deze de effectiviteit
van de CBAM als klimaatmaatregel en het EU ETS niet ondermijnen. Enkele oplossingsrichtingen
die de afgelopen maanden zijn verkend voldoen mogelijk niet aan deze twee punten.
Er is dan ook geen kant-en-klare oplossing voor het voorkomen van koolstoflekkagerisico
op exportmarkten. Enkele oplossingsrichtingen resteren. Zo kan speciale aandacht voor
CBAM-sectoren in het Innovatiefonds het risico op optreden van koolstoflekkage op
exportmarkten mitigeren.35 Dit kan bedrijven in CBAM-sectoren immers in staat stellen hun CO2-uitstoot te reduceren, ondersteund met Europese subsidiemiddelen waardoor zij minder
geconfronteerd worden met koolstofkosten. Een andere oplossingsrichting betreft het
hanteren van een betrekkelijk lange uitfaseerperiode voor gratis ETS-rechten in CBAM-sectoren.
Dit verkleint op korte termijn het optreden van koolstoflekkage op exportmarkten,
maar vermindert ook de CO2-prijsprikkel en dus klimaateffectiviteit van CBAM en EU ETS in CBAM-sectoren. Het
kabinet ziet de overgangsperiode van tien jaar (en drie jaar transitieperiode vooraf)
als een goede middenweg36. Beide oplossingsrichtingen zijn onderdeel van het Commissievoorstel voor herziening
van het EU ETS. Het kabinet zet zich tijdens de CBAM- en ETS-onderhandelingen in voor
het behouden van deze oplossingsrichtingen. Het kabinet zet zich tevens in voor een
extra evaluatiemoment na de transitieperiode om onder andere zicht te hebben op de
verdere ontwikkeling van het koolstoflekkagerisico op exportmarkten. Een grote meerderheid
van de lidstaten heeft het risico op koolstoflekkage op exportmarkten net als Nederland
geïdentificeerd als aandachtspunt. Bij het zoeken naar oplossingen voor dit risico
is WTO-conformiteit het uitgangspunt. Een meerderheid van de lidstaten lijkt zich
te kunnen vinden in de bovengenoemde twee oplossingsrichtingen.
Ten aanzien van de toezegging om de Tweede Kamer te informeren over het ex-ante onderzoek
naar de effecten van een CBAM voor Nederland, dat is uitgevoerd door onderzoeksbureau
Trinomics, verwijs ik u graag naar het rapport en addendum dat op 9 september 2021
door de voormalige Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst naar de Tweede
Kamer is verstuurd.37
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie