Brief regering : Afdoening toezeggingen breedplaatvloeren en aanpassing reallocatieprocedure bij verkoop rijksvastgoed, reactie op de motie van het lid Van der Plas over tijdelijke huisvesting voor studenten in rijksgebouwen (Kamerstuk 19637-2797) en voorgenomen groot onderhoud dak Koninklijk Paleis Amsterdam
35 925 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2022
Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 maart 2022
In deze brief informeer ik u over de afdoening van twee toezeggingen, de uitvoering
van een motie in het kader van rijksvastgoed en ga ik tevens in op het voorgenomen
groot onderhoud aan het dak van het Koninklijk Paleis in Amsterdam.
1. Stand van zaken breedplaatvloeren
Mijn ambtsvoorganger heeft in zijn brief van 8 juli 2019 (Kamerstukken 28 325, nr. 200) toegezegd u nader te informeren over de breedplaatvloeren in rijksgebouwen, inclusief
de gebouwen van het Ministerie van Defensie zo gauw de onderzoeksfase zou zijn afgerond.
Het incident met een parkeergarage in Eindhoven toonde aan dat deze vloeren in bepaalde
omstandigheden risico’s kennen.
Er zijn in totaal ongeveer 13.000 vastgoedobjecten beoordeeld (in eigendom, huur of
beheer). Op basis van een eerste risicoanalyse zijn ruim 6.000 objecten als niet-risicovol
beoordeeld. Vervolgens zijn op basis van het hiervoor door het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde «2e stappenplan» (Kamerstukken 28 325, nr. 199) ongeveer 7.000 objecten van 1960 en later wederom op aanwezigheid van breedplaatvloeren
onderzocht, en indien van toepassing doorgerekend op basis van de rekenregels uit
het 2e Stappenplan.
Hieruit komt het beeld naar voren1 dat bijna alle ongeveer 13.000 beoordeelde vastgoedobjecten veilig te gebruiken zijn.
21 gebouwen (0,16%) hebben breedplaatvloeren die mogelijk risicovol zijn.
Tot het definitieve herstel van de vloeren blijven de huidige beheersmaatregelen gelden,
bijvoorbeeld door de vloerbelasting te verlagen of beperkingen op te leggen in het
gebruik. Daarmee is de veiligheid geborgd. De gebruikers van de betreffende gebouwen
zijn hiervan op de hoogte.
Meer specifiek geldt voor deze 21 gebouwen, dat:
• Voor 16 gebouwen voor een veilig gebruik tijdelijke beheersmaatregelen getroffen zijn.
Voor deze gebouwen zijn op enig moment herstelmaatregelen nodig om deze weer zonder
beperkingen te kunnen gebruiken. De uitvoering van deze te herstellen vloeren zal
indien mogelijk gecombineerd worden met andere projecten, zoals groot onderhoud, om
overlast en kosten te beperken. Bij specifieke gebruikers, zoals een penitentiaire
inrichting of een internationale organisatie, is het mede aan de gebruiker om te bepalen
of er op korte termijn wordt hersteld of dat de huidige situatie, met beheersmaatregelen,
in stand wordt gehouden tot er een natuurlijk moment komt. Met deze gebruikers onderhoudt
het Rijksvastgoedbedrijf hierover nauw contact;
• Van vier gebouwen met breedplaatvloeren moet nader bepaald worden of uiteindelijk
tot herstel wordt overgegaan. Of dit nodig is hangt af van het verkrijgen van aanvullende
informatie voor de finale beoordeling. Op basis van de beschikbare informatie zijn
hier vooralsnog geen beheersmaatregelen noodzakelijk;
• Eén leegstaand gebouw wordt afgestoten. Bij afstoot zullen de onderzoeksrapporten
over de breedplaatvloeren aan de potentiële kopers beschikbaar worden gesteld, zodat
dit meegewogen kan worden in de bepaling van de prijs.
Op basis van een extrapolatie van de uitgaven voor eerste lopende herstelprojecten
is de verwachting dat de totale investeringskosten uiteindelijk op ongeveer € 100
miljoen uitkomen. De advieskosten en kosten van de tijdelijke beheersmaatregelen zijn
hier inbegrepen en relatief beperkt. Het overgrote deel betreft de daadwerkelijke
herstelkosten. Deze kosten bestaan naast kosten voor het directe herstel, ook uit
bijkomende kosten zoals het openmaken en sluiten van plafonds, het afkoppelen van
installaties die zich daar bevinden, het ontruimen van vloerdelen en mogelijk het
tijdelijk herhuisvesten van gebruikers. De kosten worden doorbelast via de bestaande
huisvestingsstelsels, waarbij in een enkel geval aanvullende afspraken met de gebruikers
zijn gemaakt over de verrekening.
Casus Haarlem
Op 13 oktober 2020 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken in een brief aan
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd te reageren op
een brief van BubbleDeck te Leiden van 21 september 2020 waarin de relatie wordt gelegd
tussen de reparatie van de breedplaatvloeren van de parkeergarage Marsmanplein te
Haarlem en het kantorencomplex aan de Turfmarkt in Den Haag. BubbleDeck stelt onder
andere dat ook bij de Turfmarkt incidenten gedurende de versterking onvermijdbaar
zijn.
In reactie op deze brief laat ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties weten dat de versterkingswerkzaamheden bij de Turfmarkt gedegen
zijn voorbereid, juist ter voorkoming van problemen zoals in Haarlem. De versterking
van de Turfmarkt wordt conform de vigerende wet- en regelgeving veilig en goed uitgevoerd.
Wanneer een incident zich voordoet, zoals het raken van een leiding, wordt dit vanwege
de getroffen voorzorgsmaatregelen snel opgelost zonder dat dit consequenties heeft
voor andere delen van het gebouw dan het bouwgebied. De versterking van de Turfmarkt
gebeurt op basis van het hiervoor genoemde stappenplan. De gekozen versterkingsmaatregel
is beoordeeld door het Rijksvastgoedbedrijf.
2. Aanpassing reallocatieprocedure bij verkoop rijksvastgoed
Op 18 december 2020 heeft mijn ambtsvoorganger een brief gestuurd naar de Tweede Kamer
(Kamerstuk 35 570 VII, nr. 85), waarin hij aankondigt dat de zogeheten reallocatieprocedure wordt aangepast en
dat hij u actief daarover zal informeren. De reden tot aanpassing van de reallocatieprocedure
was met name gelegen in het feit dat doorverkoop van rijksvastgoed door gemeenten
aan derden regelmatig discussie opleverde. De aanpassing van deze procedure houdt
in dat overtollig rijksvastgoed niet meer onderhands aan gemeenten, provincies en
waterschappen wordt aangeboden, tenzij daar bijzondere gegronde en gemotiveerde redenen
voor zijn. Ingezet wordt op een nauwere samenwerking met de medeoverheden op het gebied
van de planologie voor het realiseren van diverse doelstellingen en het behalen van
zowel maatschappelijk als financieel rendement. Over de aangepaste procedure heeft
nader overleg plaatsgevonden. De Algemene Rekenkamer heeft in haar reactie van 19 november
2021 aangegeven dat de aangepaste procedure invulling geeft aan de aanbevelingen die
zij bij de verantwoordingsonderzoeken van 2019 en 2020 heeft gedaan en adviseert dan
ook positief over deze regeling. De aangekondigde wijziging van de regeling is inmiddels
met ingang van 1 januari 2022 inwerking getreden (Besluit van 10 december 2021, Stcrt. 2021, nr. 47960).
3. Huisvesting aandachtsgroepen in rijksvastgoed
Op 8 december heeft het lid Van der Plas een motie ingediend (Kamerstuk 19 637, nr. 2797) om te inventariseren welke gebouwen van de rijksoverheid geschikt kunnen worden
gemaakt voor opvang van Afghanen of andere vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Vervolgens
verzocht het lid Van der Plas om bij de rijksgebouwen die niet geschikt blijken voor
het doel van motie-Van der Plas, te evalueren of deze wel geschikt kunnen zijn als
tijdelijke woonruimte voor studenten tot de woningnood afneemt. Op deze manier kan
er aan die kant van de woningmarkt in ieder geval een kleine verlichting plaatsvinden.
Tijdens de Regeling van Werkzaamheden op 14 december jl. verzocht het lid Van der
Plas een brief over de uitvoering van deze motie.
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft vanaf de zomer van 2021 in totaal 16 panden aangeboden
aan het COA voor het opvangen van vluchtelingen. Een aantal Defensielocaties is sinds
het najaar van 2021 tijdelijk in gebruik (geweest). Verder onderzoekt het COA in overleg
met gemeenten welke gebouwen van het meest recente aanbod in gebruik worden genomen.
In algemene zin geef ik hierbij aan, dat het beschikbaar stellen van rijksvastgoed,
als gevolg van de gebruiksfunctionaliteit en de bestemming, nagenoeg nooit zonder
aanpassingen geschikt is voor opvang of huisvesting. Rijksvastgoed is veelal niet
geaccommodeerd voor overnachtingen. Er is te weinig sanitair en er zijn geen of onvoldoende
mogelijkheden om te kunnen koken. Pas na verbouw en de veelal benodigde bestemmingswijziging
of tijdelijke vergunningverlening, waarbij het Rijk afhankelijk is van besluitvorming
door gemeenten, kan rijksvastgoed geschikt gemaakt worden voor een andere gebruiksfunctionaliteit.
Daarbij worden afwegingen gemaakt op het gebied van haalbaarheid, bestuurlijk draagvlak
in de betreffende gemeente, tijd, geld en de omvang van deze huisvestingsopgave in
relatie tot personele capaciteit. Dit is op korte termijn niet altijd te realiseren.
4. Voorgenomen groot onderhoud dak Koninklijk Paleis Amsterdam
In verband met de indiening van de vergunningaanvragen informeer ik u in een vroegtijdig
stadium over het voorgenomen groot onderhoud aan het dak van het Koninklijk Paleis
Amsterdam. Het Koninklijk Paleis Amsterdam heeft de status van rijksmonument waarvan
de oudste delen uit de zeventiende eeuw zijn. Het paleis behoort tot het Nederlandse
architectonisch en cultuurhistorisch erfgoed.
Het groot onderhoud aan het Koninklijk Paleis Amsterdam bestaat uit de volgende zaken:
• Dak: Het vervangen van leien van de buitendakvlakken aan de Dam-, Paleisstraat-, Nieuwezijds
Voorburgwal- en Mozes en Aäronstraatzijde.
• Toren en Koepel: herstelwerkzaamheden aan de binnenzijde, gevel en constructieve elementen.
• Timpanen: het herstellen van de omlijsting en consolideren van het timpaan aan de
Nieuwezijds Voorburgwal.
• Beelden en hoekbekroningen: het herstellen en conserveren van de metalen elementen.
Met de gemeente Amsterdam heeft overleg plaatsgevonden over de architectuur. Tevens
worden de reeds geplande gemeentelijke renovatiewerkzaamheden in de omgeving zoals
de Oranje loper afgestemd op het groot onderhoud aan het Paleis.2 Om de geluidsoverlast te beperken wordt het onderhoud aan het Paleis overdag uitgevoerd.
Om het toerisme niet te hinderen is afgesproken dat het voor het brede publiek opengestelde
deel van het Paleis toegankelijk blijft met uitzondering van de momenten dat het Paleis
in gebruik is voor staatsaangelegenheden en reguliere sluitingstijden. Op deze manier
blijft het voor de circa 300.000 bezoekers uit binnen- en buitenland mogelijk om het
Paleis te bezoeken.
In de Rijksbegrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2016 en later,
bent u over het voorgenomen groot onderhoud geïnformeerd. Ten tijde van het opstellen
van de begroting 2022 van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties was voor dit project
nog geen detailontwerp en daarop gebaseerde kostenraming beschikbaar. Deze uitwerking
is recentelijk, in het najaar van 2021, afgerond. De investeringskosten voor het groot
onderhoud worden ingeschat op circa € 23 miljoen (prijspeil 2021). Los van het regulier
onderhoud en onverwachte uitval is na het uitgevoerde onderhoud op basis van de technische
levensduur geen verder grootschalig onderhoud meer nodig aan het dak en de bijbehorende
elementen gedurende de komende 25 tot 30 jaar. De werkzaamheden zullen naar verwachting
in 2023 aanvangen als gevolg van de nodige vergunningsaanvragen en levering van materialen.
Over de wijze waarop grote projecten gefinancierd worden is uw Kamer geïnformeerd
in de brief van 2 december 2015 (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 45). De verantwoording van deze uitgaven verloopt via de begroting van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. Voor de financiering van het groot onderhoud
zal het Rijksvastgoedbedrijf gebruik maken van de leenfaciliteit bij het Ministerie
van Financiën. Na oplevering van het groot onderhoud medio 2025–2026 worden de kosten
geactiveerd, de structurele verhoging van de gebruikersvergoeding (ca. € 800.000)
kan binnen de bestaande meerjarige begrotingsmiddelen van Artikel 9 van de Begroting
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden opgevangen.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening