Brief regering : Onderzoek veiligheidsbeleving onder jongeren in jeugdzorg met verblijf
31 015 Kindermishandeling
31 839 Jeugdzorg
Nr. 243 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2022
Hierbij ontvangt u mede namens de Minister voor Rechtsbescherming het onderzoek naar
veiligheidsbeleving in de jeugdhulp met verblijf1. Met dit onderzoek kom ik tegemoet aan één van de aanbevelingen uit het rapport van
commissie De Winter over geweld in de jeugdzorg2.
De kernpunten van deze brief zijn:
• Uit het onderzoek komt naar voren dat meeste jongeren zich veilig voelen in de instelling
en bij hun begeleider. Tegelijkertijd heeft een deel van hen fysiek of verbaal geweld
meegemaakt in de jeugdhulp, en nog vaker bij anderen zien gebeuren.
• Het onderzoek laat verder zien dat onveiligheid vaak voortkomt uit dagelijkse interacties
en de sfeer van de plek. Dit inzicht maakt duidelijk hoe belangrijk het is zaken als
geweld en veiligheid bespreekbaar te maken. Partijen in het veld zijn hiermee al langere
tijd bezig. Ook vanuit de rijksoverheid zetten we hier op in, bijvoorbeeld door middel
van extra investeringen in de onafhankelijke vertrouwenspersoon, het Advies en Klachtenbureau
Jeugdzorg.
• Er wordt door de onderzoekers ook geadviseerd vervolgonderzoek te doen om te kunnen
monitoren of de praktijk verandert. Ik neem dit advies over en zal over twee jaar
een vervolgonderzoek laten uitvoeren. Daarbij zal ik ook kijken naar de aanbevelingen
die de onderzoekers hebben gedaan voor een dergelijk vervolgonderzoek.
Uit het rapport van commissie De Winter uit 2019 bleek dat ca. 75% van de kinderen
en jongeren die tussen 1945 en 2019 in de jeugdzorg verbleef slachtoffer is geworden
van lichamelijk, psychisch of seksueel geweld en dat ongeveer 10% van de kinderen
en jongeren vaak tot zeer vaak geweld heeft ervaren. Dat is een schokkende conclusie.
De commissie heeft aanbevelingen gedaan om erkenning te geven aan de slachtoffers
en geweld in de jeugdzorg in de toekomst te voorkomen. U bent eerder geïnformeerd
over de opvolging van die aanbevelingen3.
Eén van de aanbevelingen van commissie De Winter was het doen van onderzoek naar de
prevalentie van geweld in de huidige jeugdzorg. Bijgevoegd onderzoek vloeit daaruit
voort. Er is voor gekozen zowel onderzoek te doen naar de prevalentie van geweld (zowel
in formeel gemelde incidenten, als de mate waarin jongeren in het onderzoek aangeven
geweld te hebben gezien of meegemaakt) als naar de veiligheidsbeleving van jeugd,
omdat – zo volgt ook uit het onderzoek – veiligheid meer is dan het ontbreken van
onveiligheid.
Helaas was de respons in het onderzoek, zowel voor de met kinderen en jongeren gehouden
interviews als bij de door hen ingevulde enquêtes, lager dan vooraf verwacht. Daarom
is terughoudendheid geboden bij het trekken van stevige conclusies, vooral als het
gaat om het doen van uitspraken over de verschillende verblijfsoorten afzonderlijk.
Dit laat onverlet dat het onderzoek laat zien dat er nog veel moet gebeuren om verbeteringen
door te voeren. Ik wil me – samen met de veldpartijen – ervoor inzetten om te zorgen
dat kinderen en jongeren zich zowel veilig voelen, als veilig zijn wanneer zij verblijven
in jeugdhulpinstellingen.
In deze brief ga ik eerst in op de aanleiding van het onderzoek en de belangrijkste
bevindingen uit het onderzoek. Vervolgens som ik de aanbevelingen op die de onderzoekers
hebben gedaan, en geef ik daar – mede namens de Minister voor rechtsbescherming –
een beleidsreactie op.
Achtergrond
Doel van het onderzoek was concrete inzichten en handvatten mee te geven aan jeugdhulpprofessionals
en zorgaanbieders en een vragenlijst te ontwikkelen om de veiligheidsbeleving van
jeugdigen in jeugdhulp met verblijf in de toekomst opnieuw te kunnen meten. Ten behoeve
van dat laatste is een instrument voor herhaalmeting voorgesteld.
Er is gekeken naar alle vormen van jeugdhulp met verblijf (pleegzorg, gezinshuizen,
open residentieel verblijf en gesloten jeugdzorg), Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s),
Kleinschalige Voorzieningen Justitiële Jeugd (KVJJ’s) en opvanglocaties voor alleenstaande
minderjarige vluchtelingen, waaronder PON-locaties (Perspectief Opvang Nidos).
Bij de uitkomsten van het onderzoek dient goed voor ogen te worden gehouden dat het
onderzoek een brede doelgroep beslaat, met grote verschillen in de setting waarin
kinderen en jongeren verblijven.
Bevindingen
De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat 81% van de jongeren in het onderzoek
aangeven zich veilig te voelen in de instelling en bij hun begeleider. Desondanks
heeft ongeveer een kwart van de jongeren wel eens lichamelijk geweld meegemaakt, ongeveer
een derde lichamelijk geweld gezien, heeft bijna de helft van de jongeren verbaal
geweld meegemaakt en is 60% getuige geweest van verbaal geweld. Er is in de enquête
niet uitgesplitst of het hierbij gaat om verbaal of lichamelijk geweld vanuit hulpverleners
of door jongeren onderling. De discrepantie tussen het feit dat veel jongeren zich
wel veilig voelen, terwijl een groot deel toch te maken krijgt met geweld zou volgens
de onderzoekers onder meer kunnen komen doordat jongeren hun situatie beoordelen vanuit
een ander referentiekader (wat wordt beoordeeld als «normaal»?). Dit kan met de tijd
veranderen. Er waren jongeren die aangaven dat ze bepaalde zaken in de context waarin
ze zaten normaal waren gaan vinden en zich pas bij de volgende instelling realiseerden
dat dat niet normaal was.
In de enquête was ook een vraag opgenomen om de prevalentie van seksueel geweld te
meten. Op de vraag of een jongere weleens heeft meegemaakt dat iemand zijn/haar lichaam
aanraakte terwijl hij/zij dat eigenlijk niet oké vond, geeft 28% aan dit weleens te
hebben meegemaakt. Voor de vraagstelling is aansluiting gezocht bij de definitie van
het Centrum voor Seksueel Geweld. De onderzoekers geven aan dat door de manier waarop
de vraag gesteld is het zou kunnen dat de vraag breder geïnterpreteerd is dan gericht
op seksueel geweld. In het instrument voor herhaalmeting wordt daarom een meer specifieke
vraagstelling voorgesteld.
De factoren die jongeren helpen om zich veilig te voelen, zitten met name op autonomie
en voorspelbaarheid. Jongeren vinden het prettig als zij (gedeeltelijk) eigen regie
hebben, en bijvoorbeeld zelf mogen bepalen wat op hun kamer gebeurt. Ook hechten jongeren
aan eerlijke en duidelijke regels, een klik met de mentor en het tijdig ingrijpen
van begeleiders wanneer iets vervelends gebeurt. Tussen de 66% en 80% van de ondervraagde
jongeren vindt dat bovenstaande factoren goed gaan op de plek waar zij nu verblijven.
Factoren die maken dat jongeren zich onveilig voelen zijn pesten, en dreiging van
geweld, maar ook bijvoorbeeld een onprettige ruimte of omgeving.
De meeste jongeren (90%) geven aan dat zij weten waar ze naartoe kunnen gaan wanneer
ze zich onveilig voelen, maar hebben tegelijkertijd in grote meerderheid nooit overwogen
om een klacht in te dienen (89%) en ook nooit een klacht ingediend (90%). Als redenen
worden onder meer genoemd: geen vertrouwen hebben in de anonimiteit van meldingen
en bang zijn voor eventuele consequenties. Jongeren geven verder aan dat mogelijk
niet iedereen weet dat (ook) buiten de instelling om melding kan worden gemaakt van
een onveilige situatie. En wellicht weten niet alle jongeren dat een vertrouwenspersoon
van een onafhankelijke organisatie kan zijn (zoals het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg)
en dat er anoniem meldingen kunnen worden gemaakt bij de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd. Het indienen van klachten zou soms ook worden afgeraden of tegengewerkt
door begeleiders.
Verbetermogelijkheden
Over het algemeen vinden jongeren dat de instelling voldoende doet om de veiligheid
te vergroten (77%). Van de jongeren die zich weleens onveilig voelen, vindt maar 50%
dat de instelling voldoende doet om hun veiligheid te vergroten. Wanneer aan jongeren
wordt gevraagd wat nodig zou zijn om zich veiliger te voelen wordt o.a. genoemd dat
er duidelijke consequenties moeten zijn voor dingen die niet mogen, dat er meer mogelijkheden
zouden moeten zijn dingen te melden, dat de begeleiding eerder zou mogen ingrijpen
en dat er betere hulp van begeleiding komt bij het oplossen van ruzies.
Het onderzoek laat zien dat het niet altijd makkelijk en duidelijk is hoe de veiligheid
en veiligheidsbeleving verbeterd kunnen worden. Zo kunnen zaken waarvan jongeren zelf
aangeven dat deze nodig zijn om de veiligheid te garanderen, in andere omstandigheden
juist een gevoel van onveiligheid opleveren. Zo begrijpen jongeren enerzijds dat toezicht
en bewaking nodig zijn om de veiligheid te garanderen en in te kunnen grijpen als
er iets vervelends gebeurt, maar dragen zaken als deuren die op slot gaan en camerabewaking
anderzijds niet bij aan een huiselijke sfeer die belangrijk wordt gevonden. Ook zijn
de mogelijkheden soms beperkt door de context waarbinnen jeugdhulpprofessionals moeten
werken. Jongeren geven aan dat zij het prettig vinden als ze in een groep zitten met
jongeren met vergelijkbare problematiek, terwijl professionals aangeven dat het mogelijk
is dat jongeren met vergelijkbare problematiek (bijvoorbeeld een eetstoornis of suïcidaliteit)
elkaars problematiek versterken.
Aanbevelingen
In het rapport worden – samengevat weergegeven – de volgende aanbevelingen gedaan.
• Heb in vervolgmetingen naast veiligheidsbeleving ook oog voor prevalentie van incidenten.
Organiseer bij voorkeur naast enquêtes ook interviews.
• Sluit daarbij zoveel mogelijk aan bij lopende onderzoeken, om de belasting in het
veld te minimaliseren en de respons te verhogen.
• Overweeg in het onderzoek ook jongeren mee te nemen die niet meer in jeugdhulp met
verblijf zitten, bijvoorbeeld die tussen 6 maanden en een jaar geleden zijn uitgestroomd.
• Het onderzoek laat zien dat (on)veiligheid voor een groot deel voortkomt uit dagelijkse
interacties. Ingrepen op stelselniveau hebben daar beperkt invloed op; aandacht binnen
de instellingen des te meer. Daarmee is het van belang dat professionals onderling
regelmatig met elkaar het gesprek voeren over veiligheid om tot verbetering te komen.
• Het gevoel hebben dat je veilig bent, vraagt meer dan het ontbreken van onveiligheid.
Heb daarom aandacht voor zowel het verminderen van de factoren die een gevoel van
onveiligheid veroorzaken, als het versterken van de factoren die een gevoel van veiligheid
vergroten.
• Een huiselijke sfeer is voor jongeren van belang, net als goed contact met de begeleiders.
Betrek jongeren zoveel mogelijk bij de inrichting van de instelling en/of hun eigen
plek hierbinnen.
• Organiseer regelmatig groepsgesprekken om de sfeer tussen jongeren in de gaten te
houden en te verbeteren.
• Zorg ervoor dat regels en afspraken op de groep voor iedereen duidelijk zijn. Voer
het gesprek om de juiste balans te vinden tussen extra toezicht ter naleving van de
regels/afspraken en het in acht nemen van de privacy.
• Bespreek binnen de instelling hoe de jongeren geholpen kunnen worden om meer laagdrempelig
te melden. Wek nooit de indruk dat de ervaring van de jongere niet belangrijk is,
of dat het indienen van een klacht afgeraden wordt.
• Dit vraagt ook om handvatten voor begeleiders hoe om te gaan met een melding over
hun collega; voer ook hier intern het gesprek over.
Hierbij wordt de kanttekening gemaakt dat het onderzoek, zoals eerder in deze brief
al werd benoemd, is uitgevoerd onder een brede doelgroep, met grote verschillen in
de setting waarin zij verblijven, wat maakt dat aanbevelingen in verschillende situaties
iets anders kunnen betekenen. Zo is «zelf regie hebben», een belangrijke factor voor
veiligheidsbeleving, maar binnen een JJI over het algemeen in mindere mate mogelijk
vanwege de specifieke doelgroep die daar verblijft.
Beleidsreactie
Het rapport dat AEF heeft opgeleverd geeft veel inzicht en handreikingen. Dat was
nodig. Geweld en onveiligheid binnen de jeugdhulp blijft een heel belangrijk onderwerp
en verdient onze aandacht. 81% van de jongeren voelt zich veilig op zijn of haar plek.
Tegelijk blijkt dat ongeveer een kwart van de jongeren fysiek geweld heeft meegemaakt
en bijna de helft verbaal geweld. Als het gaat om het zien of horen gebeuren dan liggen
deze percentages nog iets hoger. Dat betekent dat er nog veel te verbeteren is, want
ieder kind moet zich niet alleen veilig voelen in de jeugdhulp, maar daar ook veilig
zijn.
Hieronder ga ik in op de aanbevelingen die de onderzoekers in het rapport hebben gedaan.
Vervolgonderzoek
Ik vind het belangrijk goed zicht te blijven houden op de veiligheidsbeleving van
jongeren en in de incidenten/vormen van geweld die zij meemaken. We willen ook graag
zien hoe dit zich in de tijd ontwikkelt. Het was al een voornemen om het onderzoek
over 2 jaar opnieuw uit te voeren. Ik sta positief tegenover de suggesties om dan
opnieuw interviews af te nemen en om dan ook jongeren mee te nemen die recent de jeugdzorg
hebben verlaten, en zal daar bij het uitzetten van nieuw onderzoek oog voor hebben.
Dit geldt ook voor de aanbeveling om zoveel mogelijk aan te sluiten bij lopende onderzoeken,
dit om de belasting in het veld te minimaliseren en de respons te verhogen. Ook anderszins
zal de inzet erop gericht zijn de respons bij een nieuw onderzoek te verhogen, zodat
uit vervolgonderzoek beter conclusies kunnen worden getrokken en bij voorkeur ook
uitspraken kunnen worden gedaan over de verschillende verblijfsoorten afzonderlijk.
Verbeteren veiligheid en veiligheidsbeleving
Binnen de sectoren die actief zijn in de jeugdzorg is veiligheid een belangrijk thema.
Er wordt in de ggz actief gewerkt aan het terugdringen van «dwang en drang» en het
beter en meer betrekken van ouders en verzorgers. Binnen instellingen van orthopedagogische
behandelcentra (voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en/of ernstige
gedragsproblematiek) worden daarnaast metingen gedaan naar de veiligheidsbelevingen
van jongeren. Jeugdzorg Nederland heeft een handreiking ontwikkeld voor haar leden
om op een goede manier het gesprek aan te gaan binnen een instelling over geweld.
Daarnaast faciliteert Jeugdzorg Nederland op aanvraag dialogen over geweld binnen
instellingen met bestuurders, professionals en jongeren. Ook is Jeugdzorg Nederland
voornemens om een bijeenkomst te organiseren over relationeel begrenzen: een werkwijze
om lerend om te gaan met geweld en het voorkomen van geweld. Daarin zullen zij de
uitkomsten en aanbevelingen van dit onderzoek waar mogelijk meenemen.
In 2019 is het gezamenlijk actieplan «De best passende zorg voor kwetsbare jongeren»
ontwikkeld door o.a. de branches gespecialiseerde zorg voor jeugd. StroomOP, het netwerk
van jeugdhulp- en onderwijsprofessionals, geeft hier uitvoering aan. Eén van de speerpunten
in dit traject gaat over (het stoppen met) gedwongen afzonderingen en andere vrijheidsbenemende
maatregelen. Inmiddels hebben alle JeugdzorgPlus instellingen hun beleid op gepland
gedwongen afzonderingen aangepast of gaan dit op korte termijn doen. De helft van
de organisaties heeft de separeerruimtes gesloten en de andere helft volgt uiterlijk
in 2022. Daarnaast wordt gewerkt aan veldnormen, vooruitlopend op de wetswijziging
rechtspositie gesloten jeugdhulp.
Voor de JJI’s zijn er vertrouwenspersonen beschikbaar voor de jongeren en elke JJI
heeft een commissie van toezicht waar een jongere onder meer een klacht kan indienen.
Deze mogelijkheden worden door de jongeren ook veelvuldig benut. Daarbij wordt met
de stelselwijziging justitiële jeugd toegewerkt naar meer maatwerk in behandeling
en beveiliging voor justitiële jeugd. Als een jongere een lager beveiligingsniveau
aan kan, is hij ook meer in staat zelf regie te hebben.
Melden onveilige situaties
Het AKJ heeft in 2022 extra middelen gekregen om geweld beter bespreekbaar te maken
en vroeg te kunnen signaleren. Zo gaan zij frequent en expliciet vragen naar ervaringen
met geweld, vrijheidsbeperkingen nabespreken met jeugdigen en hulpverleners en geweld
vroeg signaleren en aankaarten bij hulpverleners en bestuur. Ook gaat het AKJ voorlichting
geven aan en samenwerken met cliëntraden en jongerenraden. Daarnaast zetten zij extra
in op het ondersteunen van jeugdigen bij het doen van aangifte, door drempels weg
te nemen, hen te adviseren of te vergezellen bij het doen van aangifte.
Tot slot
Met dit onderzoek is inzicht verkregen in de prevalentie van geweld in jeugdhulp met
verblijf en de veiligheidsbeleving van jongeren. Dat is belangrijk, want geweld in
de jeugdhulp blijft een urgent thema. Het laat zien dat er nog het nodige te verbeteren
valt. Jongeren in de jeugdhulp moeten veilig zijn en zich veilig voelen. Daarom wil
ik de ontwikkelingen ten aanzien van de veiligheidsbeleving van jongeren blijven volgen
door middel van vervolgonderzoek.
Ook blijf ik met veldpartijen in gesprek om dit onderwerp onder de aandacht te houden
en telkens te kijken naar oplossingen en verbetermogelijkheden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.