Brief regering : Versterking ketenbrede aanpak discriminatie en racisme
30 950 Rassendiscriminatie
Nr. 284 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2022
Alle vormen van discriminatie en racisme zijn volstrekt ontoelaatbaar in onze samenleving.
Uit berichtgeving van Zembla blijkt dat een Turks gezin in Giethoorn zich gediscrimineerd
en niet veilig heeft gevoeld in de eigen woonomgeving door racistische pesterijen,
intimidatie en vernielingen sinds de herfst van 2020. Het gezin heeft inmiddels besloten
om te verhuizen. Dit is een schrijnend voorbeeld van de grote impact die racistische
bejegening kan hebben op de levens van mensen. Iedereen in Nederland moet gelijk worden
behandeld, zichzelf kunnen zijn en zich veilig voelen. In deze brief zal ik, mede
namens de Minister van Justitie en Veiligheid, ingaan op trajecten en ontwikkelingen
die in gang zijn of worden gezet om te komen tot een versterkte ketenbrede aanpak
van discriminatie en racisme.1 Zoals ook aangegeven tijdens het Commissiedebat Politie van 17 februari jl., had
de Minister van Justitie en Veiligheid zich reeds voorgenomen om contact op te nemen
met het gezin uit Giethoorn, wanneer het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.
Als een inwoner in Nederland te maken krijgt met discriminatie, dan kan diegene op
lokaal niveau bij de gemeente en de politie terecht. Elke gemeente heeft een antidiscriminatievoorziening
(ADV). Medewerkers van ADV’s zijn gespecialiseerd in de begeleiding van mensen die
discriminatie hebben ervaren. Zo kan een ADV een melder helpen om een melding of aangifte
te doen bij de politie, iemand begeleiden richting het College voor de Rechten van
de Mens of de Nationale ombudsman. Ook heeft een ADV ingangen bij de gemeente om problemen
aan te kaarten. Iedere burger die te maken heeft gehad met discriminatie kan ook bij
de politie terecht voor het doen van een melding of aangifte.2 Alle politie-eenheden zijn verantwoordelijk voor het opnemen van aangiftes van discriminatie.
Aangiftes van discriminatie moeten altijd in behandeling worden genomen als de aangever
daarom vraagt.
Uit de incidenten in de casus in Giethoorn zal lering worden getrokken. Het is van
groot belang dat, binnen de wettelijke mogelijkheden, alle beschikbare informatie
tussen alle betrokken partijen goed wordt gedeeld en dat er op een juiste wijze opvolging
wordt gegeven aan een discriminatieklacht, melding of aangifte door de gemeenten,
ADV’s of de politie.
Er zijn gevallen waarin er geen aanknopingspunten zijn voor een strafrechtelijke aanpak
of wanneer een alternatieve afdoening meer passend is. Het OM en de politie kunnen
in samenwerking met de ADV’s in zo’n geval kiezen voor een andere afdoening, bijvoorbeeld
het starten van een mediation traject of het voeren van stopgesprekken met daders.
Ketensamenwerking bij discriminatie
De afspraken over de samenwerking tussen politie, antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s)
en Openbaar Ministerie (OM) zijn vastgelegd in een convenant. Het doel van deze samenwerking
is om discriminatie-incidenten tijdig en op effectieve wijze op te pakken, de voortgang
van discriminatiezaken te monitoren en te bewaken, en slachtoffers van discriminatie
zo goed mogelijk te ondersteunen bij de uitoefening van hun rechten. Als onderdeel
van de geïntensiveerde samenwerking worden de politiesystemen continu landelijk gescreend
om zicht te krijgen op de aard en omvang van discriminatie-incidenten. Eenheden ontvangen
tweewekelijks een overzicht hiervan en de politie neemt deze informatie mee naar het
regionaal discriminatieoverleg (RDO) met het OM en de ADV’s. Deze overzichten zijn
bedoeld om de discriminatie-incidenten te monitoren en om gezamenlijk afspraken te
maken over een betekenisvolle afdoening. Jaarlijks wordt met de partners gekeken of
de afspraken nog aansluiten bij de wensen en behoeften van de partners om goed samen
te werken binnen het RDO. De eerste evaluatie van de afspraken in het convenant van
2020 heeft in 2021 plaatsgevonden.
Naast bovengenoemde ketensamenwerking worden afzonderlijke acties in gang gezet waarmee
de verschillende organisaties in de keten versterkt worden. Deze acties versterken
de betreffende organisatie, maar kunnen ook doorwerken in de ketensamenwerking als
geheel.
Ontwikkelingen antidiscriminatievoorzieningen en lokaal antidiscriminatiebeleid
De gemeentelijke ADV is in het leven geroepen zodat burgers in de directe leefomgeving
onafhankelijke bijstand en advies kunnen krijgen bij de afwikkeling van discriminatieklachten.
Het is daarom van groot belang dat de ADV’s voldoende geëquipeerd zijn om deze belangrijke
taak optimaal te kunnen uitvoeren. Het kabinet is daarom bezig, gezamenlijk met de
ADV’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de positie van de ADV’s te
versterken. Hiertoe zijn de volgende acties in gang gezet:
• Voor het verlenen van bijstand is de vindbaarheid en zichtbaarheid van de ADV’s van
essentieel belang. Het blijkt echter dat niet alle ADV’s goed vindbaar en bereikbaar
zijn. Om die reden ben ik een onderzoek gestart naar de oorzaken die hieraan ten grondslag
liggen. De uitkomsten van dit onderzoek zullen worden gedeeld met de gemeenten en
zo nodig zal ik het gesprek aangaan met gemeenten om vervolgens te bezien waar de
vindbaarheid van de ADV’s verbeterd kan worden.
• Het kennisinstituut Movisie is, in opdracht van het Ministerie van BZK, gestart met
een onderzoek dat in kaart brengt hoe het meldingsproces bij ADV’s optimaal moet worden
ingericht, zodat het melden van een discriminatieklacht een duidelijke meerwaarde
heeft voor het slachtoffer. Eind van dit jaar verwacht ik de resultaten van dit onderzoek
en zal ik uw Kamer op de hoogte brengen van de vervolgstappen.
• Naast de inzet op de versterking van de ADV’s ben ik momenteel ook in gesprek met
de VNG over hoe we gezamenlijk tot een versterking van de lokale aanpak van discriminatie
kunnen komen. Wij zullen de komende periode gezamenlijk de behoeften en knelpunten
van gemeenten op dit gebied in kaart brengen door middel van het organiseren van bijeenkomsten
voor gemeenten.
• Om gemeenten te ondersteunen en te helpen bij de aanpak van discriminatie is door
Movisie, in opdracht van het Ministerie van BZK, in 2018 de handreiking «Antidiscriminatiebeleid
voor gemeenten» ontwikkeld. In de handreiking worden onder andere verschillende onderzoeken
naar effectieve methodieken en lokale best practices samengevoegd. Aangezien er sinds 2018 veel nieuwe voorbeelden zijn van lokaal beleid
en interventies heb ik Movisie gevraagd om de handreiking te actualiseren. Deze geactualiseerde
handreiking kan de gemeenten concrete handvatten bieden om de lokale aanpak van discriminatie
te verstevigen.
• Daarnaast werkt Movisie in opdracht van het Ministerie van JenV, SZW en OCW aan een
handreiking voor gemeenteambtenaren waarin handvatten worden gegeven hoe gemeentelijk
antidiscriminatiebeleid ontwikkeld kan worden voor de specifieke discriminatiegronden
antisemitisme, moslimdiscriminatie, anti-Zwart racisme, antiziganisme en LHBTI-discriminatie.
Politie en Openbaar Ministerie
Ook voor politie en OM is het van groot belang om discriminatoire of racistische incidenten
te herkennen en meldingen en aangiften op een juiste manier op te volgen. In de afhandeling
van de aangiften van strafbare feiten, nemen politie en OM daarom maatregelen om ervoor
te zorgen dat bij de opsporing en vervolging niet alleen oog is voor het commune delict,
maar juist ook voor een eventueel discriminatoir aspect. Deze maatregelen worden hieronder
weergegeven:
• Als onderdeel van het realisatieprogramma Politie voor Iedereen voert de politie in
opvolging van de motie van het lid Paternotte c.s.3 gedurende de komende vier jaar een pilot uit waarin landelijke expertise wordt ontwikkeld
op het gebied van de aanpak van discriminatie. Materiedeskundigen en discriminatierechercheurs
van het Expertise Centrum Aanpak Discriminatie – Politie (ECAD-P) zullen expertise
ontwikkelen en delen over de opvolging van meldingen en aangiftes op discriminatiegebied
in den brede. Het expertisecentrum zal via deze landelijke kennis- en informatiefunctie
de politie-eenheden en hun ketenpartners beter in staat stellen om discriminatievraagstukken
te herkennen, op te pakken en af te handelen.
• Daarnaast is het Netwerk Divers Vakmanschap en de daaraan gelieerde informele netwerken
beschikbaar voor politiemedewerkers om uit eigen ervaring informatie te delen die
helpend kan zijn bij discriminatievraagstukken. De aanname is dat een betere herkenning
en afhandeling van discriminatie-incidenten ook zal leiden tot een grotere aangiftebereidheid
omdat het slachtoffer toenemend vertrouwen zal hebben in een goede afhandeling van
de aangifte door de politie en het OM.
• Het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) bij het OM zorgt voor het adviseren
en informeren van officieren en andere medewerkers binnen het OM op het gebied van
de aanpak van discriminatiezaken. Daarnaast is in de Aanwijzing discriminatie vastgelegd
dat als door het OM in een zaak een discriminatieaspect aanwezig wordt geacht, dit
door de officier van justitie in het requisitoir wordt benadrukt en als strafverzwarende
omstandigheid in de eis wordt meegenomen.
Afsluitend
Een nauwe samenwerking tussen de ketenpartners en het op een juiste manier opvolging
geven aan meldingen over ervaren discriminatie is van groot belang. Iedere inwoner
van Nederland moet bij ervaren discriminatie terecht kunnen bij een instantie die
passende hulp kan verlenen. Die hulp kan in allerlei vormen zijn, met de strafrechtelijke
vervolging van verdachten als het sluitstuk van de aanpak. Het delict heeft zich op
dat moment al voorgedaan.
Dat is ook de reden dat preventie en bewustwording belangrijke pijlers zijn in het
antidiscriminatiebeleid.
Het kabinet blijft zich samen met de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en
Racisme, de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, de gemeenten en alle andere
betrokken partijen inzetten voor een land waar discriminatie en racisme geen plek
krijgen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties