Brief regering : Voortgang aanpak Participatiewet en stand van zaken wetsvoorstel Breed Offensief
34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet
35 394
Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren
van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed
offensief)
Nr. 230
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2022
Bestaanszekerheid is één van de pijlers onder onze samenleving. Meedoen is daarvoor
onmisbaar. Het is de basis voor een samenleving waarin mensen gekend en gezien worden.
Waarin je kansen krijgt én grijpt om je te ontwikkelen. Waarin wordt gekeken naar
wat mensen nodig hebben om vooruit te komen en dat daarop de inzet wordt aangepast in plaats van andersom. Waarin ieders talent tot zijn recht
komt. Dat is een samenleving waarvoor ik mij wil inzetten.
Die inzet zie ik in een breder verband. We moeten het samen doen. Participatie gaat
over deelnemen aan de samenleving én aan elkaars leven. Het vraagt om betrokkenheid.
Om een reikende hand en een schouder om op te leunen als dat nodig is. Soms hebben
mensen begeleiding nodig, soms juist ruimte of de juiste richting om het zelfstandig
te doen. Wie steun nodig heeft, moet daarop kunnen rekenen. Dat betekent ook dat degene
die hulp krijgt, zelf ook stappen moet zetten. Zo werkt het vangnet voor iedereen,
en belangrijker, zo houden we elkaar in balans.
Aanleiding
Voor sommige mensen is hun leven (tijdelijk) uit balans. Een deel daarvan is in hun
dagelijkse leven ook afhankelijk van de bijstand. Uit verschillende signalen en onderzoeken
is gebleken dat deze mensen, naast de steun die zij ontvangen, ook problemen ervaren
die voortkomen uit de Participatiewet. Dat is uiterst onwenselijk en daar moeten we
met elkaar wat aan doen. Vanuit de Participatiewet bekeken is deze wet bedoeld om
mensen te ondersteunen in hun inkomen en te begeleiden naar werk, maar in de praktijk
pakt dit soms anders uit. De uitwerking van de wet wordt dan als «hard» omschreven.
Het gevoel overheerst dat de overheid met de wet vooral op de regels let en weinig
oog heeft voor mensen zelf. Laat staan voor – veelal veelvuldige – problemen waarmee
zij kampen. Dat gevoel begrijp ik, en ik deel de zorgen over hardheden en knelpunten
in de wet. Die wil ik – samen met alle betrokken partijen – dan ook zo snel mogelijk
aanpakken.
In deze brief ga ik allereerst in op de voortgang van het traject tot verbetering
van de Participatiewet. Daarna geef ik mijn reactie op het verzoek van uw Kamer om
haar te informeren over de stand van zaken van het Wetsvoorstel Breed Offensief en
op de reeds ingediende amendementen bij dit wetsvoorstel.1
Tussen beide onderdelen van de brief bestaat een sterke inhoudelijke samenhang.
Het betreft hier immers allemaal maatregelen die moeten bijdragen aan meer bestaanszekerheid
voor mensen in een kwetsbare positie. Een deel van die maatregelen kan op korte termijn
worden doorgevoerd. Voor een ander deel is de uitwerking nog volop gaande. Dat moet
zorgvuldig gebeuren, in overleg met alle betrokken partijen, maar ik voel de urgentie
om hier snel werk van te maken. Met deze brief bied ik daarvoor een routekaart.
Het wetsvoorstel Breed Offensief richt zich op het bevorderen van de arbeidsmarktkansen
van mensen met een arbeidsbeperking in de Participatiewet. Dit is te zien als een
eerste stap tot verbetering van de Participatiewet. Ik acht het van belang dat de
behandeling van dit wetsvoorstel op afzienbare termijn kan plaatsvinden zodat de praktische
verbeterpunten uit het wetsvoorstel per 1 januari 2023 kunnen worden gerealiseerd.
Ik streef ernaar om zo spoedig mogelijk nog een nota van wijziging op dit wetsvoorstel
bij uw Kamer in te dienen die erop gericht is om de wijziging van de kostendelersnorm
uit het coalitieakkoord en enkele wijzigingen met betrekking tot de banenafspraak
in het wetsvoorstel op te nemen. De amendementen die zijn ingediend bij het wetsvoorstel
hebben een bredere strekking en raken in belangrijke mate aan de zorgen over hardheden
en knelpunten in de wet. Ik wil deze zorgen daarom meenemen in het bredere traject
tot verbetering van de Participatiewet. Ik licht dit hierna toe.
Traject tot verbetering van de Participatiewet
In het coalitieakkoord (Kamerstuk 35 788, nr. 77) is de ambitie uitgesproken om te werken vanuit vertrouwen en ruimte te bieden voor
maatwerk. Deze ambitie past bij het vorig jaar ingezette traject om de Participatiewet
te beoordelen op eenvoud, menselijke maat en uitvoering. Ik wil dit traject voortvarend
verder brengen en informeer u daarom in deze brief over de eerste resultaten. En ook
over de stappen die mij in de komende periode voor ogen staan. Dit alles in lijn met
de toezegging die de toenmalige staatsecretaris van SZW heeft gedaan in zijn brief
van 10 september 2021.2
Het ingezette traject tot verbetering van de Participatiewet is opgepakt als een brede
maatschappelijke opgave. Samen met ervaringsdeskundigen, de SVB, gemeenten en andere
partijen is geïnventariseerd welke hardheden mensen ervaren. Daarna zijn de oorzaken
achter deze hardheden in kaart gebracht, net als mogelijke oplossingen en de daarbij
horende dillema’s.
Uit de gesprekken en bijeenkomsten komt het beeld naar voren dat de Participatiewet
in de praktijk niet in balans is. Dat is zichtbaar in de ongelijke verhouding tussen
als beperkt ervaren ondersteuning, een streng sanctieregime en ingewikkelde bestaanszekerheid.
Het strikte vangnetkarakter van de bijstand speelt daar een rol in. Elk voordeel dat
een bijstandsgerechtigde geniet, kan gevolgen hebben voor zijn uitkering. Als een
klein ontvangen bedrag (denk aan een paar tientjes die iemand zo nu en dan ontvangt
na de verkoop van kleding) niet wordt gemeld, wordt dat aangemerkt als schending van
de inlichtingenplicht. Dat kan een sanctie en terugvordering tot gevolg hebben. Daarnaast
is de wet in haar uitvoering erg gericht op de uitstroom naar arbeid. Terwijl dat
in de beleving van een fors deel van de bijstandsgerechtigden op korte termijn geen
reëel perspectief is en de juiste ondersteuning daarvoor ook ontbreekt.3 In het coalitieakkoord is de ambitie uitgesproken om hier, samen met gemeenten, deskundigen,
maatschappelijke organisaties en bijstandsgerechtigden, mee aan de slag te gaan.
Het beeld dat uit het traject naar voren komt, is gecompliceerd. De hardheid die mensen
ervaren, komt niet alleen voort uit incidenten die te maken hebben met strikte handhaving.
Het is een stapeling van verschillende scherpe elementen, die allemaal op het bord
van de bijstandsgerechtigde terechtkomen. De oproep vanuit gemeenten en het bredere
veld is dan ook om naar de fundamenten van de wet te kijken. Als we daar nuanceringen
in aanbrengen, komen wet en uitvoering weer meer met elkaar in balans. Dat geeft ook
meteen de mogelijkheid om de menselijke maat stevig te verankeren in de wet. Ik wil
daarmee bijdragen aaneen gevoel van hernieuwd vertrouwen.
Dat is geen makkelijk te leggen puzzel. Het steeds oog blijven houden voor de mens
achter de regels, is niet iets dat met enkele wijzigingen op artikelniveau in wetgeving
te verankeren is. Dat vraagt om een beweging, waarin ook kritisch naar de onder de
wet liggende rolverdeling en het mens- en maatschappij beeld wordt gekeken. Ik ben
mij daarbij bewust van de urgentie om voortvarend stappen te zetten en wil daarom
twee sporen parallel opstarten. Binnen het eerste spoor wil ik expliciet kijken naar
oplossingen die op korte termijn de wet van haar hardvochtige elementen kunnen ontdoen.
Het gaat dan om voorstellen die de scherpe randen uit de wet halen. Het tweede spoor
is dan gericht op de eigenlijke beweging. Een beweging waarmee we samen met gemeenten
en stakeholders menselijke maat en vertrouwen een centrale plek kunnen geven in de
wet zelf en de uitvoering daarvan. Hierbij zullen we ook kijken naar de systematiek
en de werking van de wet.
De aanpak: het beleidsplan
Dankzij het eerdere traject ligt er een analyse die mij de mogelijkheid geeft u dit
voorjaar een beleidsplan met de hoofdlijnen van een herziening van de Participatiewet
te sturen. Een indicatie van de oplossingsrichtingen waar ik aan denk zijn aanpassingen
van wetgeving, het inzetten op vakmanschap en het creëren van perspectief voor zoveel
mogelijk mensen. Dit heeft mogelijk budgettaire consequenties en de aanpassingen moeten
ook in dat licht nader gewogen worden. In de uitwerking van het beleidsplan zal ik
ook de uitkomsten van het onderzoek naar hardvochtigheden binnen de socialezekerheidswetten
en de herijking van het handhavingsinstrumentarium betrekken.4
Gedurende het gehele proces, zowel de zeer korte termijn als de nadere invulling van
spoor 1 en 2, blijf ik actief in gesprek met gemeenten. Bij hen herken ik de wens
om waar mogelijk nu al aan de slag te gaan met verbeteringen. Het ervaren keurslijf
van de wet is daarbij vaak minder strak dan gedacht. Daarom wil ik met hen kijken
naar bestaande mogelijkheden om hun beleidsdoelen nu al binnen de kaders van de Participatiewet
te realiseren.
Kennisbenutting
De inbreng van alle gesproken betrokkenen is de afgelopen maanden van ongekende waarde
geweest voor dit traject. Bij het opstellen van het beleidsplan en de acties die daaruit
volgen wil ik die gesprekken dan ook voorzetten. Om op die manier dankbaar gebruik
te maken van de bij partijen aanwezige kennis op dit terrein.
Uiteraard wil ik ook in gesprek blijven met uw Kamer over het vormgeven van de verbeteringen.
In dat licht stuur ik u – als bijlage5 bij deze brief – ook twee onderzoeken die binnen het traject zijn uitgevoerd. Het
gaat om het synthese-onderzoek van Panteia, waarin recente wetenschappelijke inzichten
met betrekking tot de menselijke maat binnen de bijstandsverlening zijn geanalyseerd6, en een inventarisatierapport van een onafhankelijke expertgroep naar knelpunten
binnen de huidige regelgeving.7
Daarnaast is eind januari door het CPB het vervolgonderzoek experimenten Participatiewet
gepubliceerd.8 Het is goed dat het CPB nogmaals naar de uitkomsten van deze experimenten heeft gekeken.
Dat levert informatie op die kan helpen bij betere ondersteuning van bijstandsgerechtigden.
Tegelijkertijd moeten we beseffen dat het om bescheiden resultaten gaat die per gemeente
verschillen. Bovendien is nog niet altijd duidelijk hoe de geobserveerde effecten
verklaard kunnen worden. In Utrecht lijkt ontheffing van arbeidsverplichtingen na
het einde van het experiment te leiden tot beperkte positieve effecten op uitstroom
naar werk. Intensivering van dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en meer ruimte
om bij te verdienen naast de uitkering lijken, afhankelijk van de vormgeving, tijdens
de interventie soms ook beperkte positieve effecten te kunnen hebben op de uitstroom
naar deeltijdwerk.
Ik zal de uitkomsten van deze onderzoeken nadrukkelijk betrekken bij het schrijven
van het aan u toegezegde beleidsplan.
Stand van zaken wetsvoorstel Breed Offensief en reactie op amendementen
Met uw brief van 2 februari 2022 verzocht u om een brief vóór het commissiedebat Participatiewet/
Breed Offensief op 23 februari aanstaande over de actuele stand van zaken van het
wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met
het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen
(uitvoeren breed offensief, hierna Breed Offensief).9 Daarnaast verzocht u om een kabinetsreactie op de reeds ingediende amendementen bij
dit wetsvoorstel. In dit onderdeel van de brief ga ik in op uw verzoek.
Beleidsinzet Breed Offensief
In 2018 heeft de toenmalige Staatssecretaris van SZW na consultatie van alle betrokken
stakeholders een Breed Offensief aangekondigd.10 Het Breed Offensief richt zich specifiek op mensen met een arbeidsbeperking en betreft
een brede agenda om de arbeidsmarktkansen voor deze mensen te vergroten.
De urgentie hiervan is groot. Nog steeds heeft circa 50 procent van de mensen met
een arbeidsbeperking geen werk en slechts circa 12 procent van de werkgevers heeft
iemand met een arbeidsbeperking in dienst. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord
afgesproken dat het meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk gaat
begeleiden.
Het Wetsvoorstel breed offensief is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend.
Een deel van de maatregelen uit de brede agenda van Breed Offensief is inmiddels in
lagere regelgeving gerealiseerd. Ook zijn na het controversieel verklaren van het
wetsvoorstel twee maatregelen uit het wetsvoorstel overgeheveld naar de Verzamelwet
2022. Deze maatregelen betreffen het wegnemen van de knelpunten met de no-riskpolis
en de harmonisering van de studietoeslag. Bijlage 2 bij deze brief bevat een overzicht
van de maatregelen uit Breed Offensief die inmiddels zijn gerealiseerd en welke nog
onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel.
Het is wenselijk dat de maatregelen van het Wetsvoorstel breed offensief, zoals de
verbeteringen in het bieden van ondersteuning op maat, de vrijlating voor mensen die
in deeltijd met loonkostensubsidie werken en de vereenvoudigingen in het instrument
loonkostensubsidie spoedig door uw Kamer worden behandeld. Het wetsvoorstel vergroot
de arbeidsmarktkansen voor mensen met een arbeidsbeperking. Vanwege actuele ontwikkelingen
ben ik voornemens nog een nota van wijziging bij uw Kamer in te dienen op het wetsvoorstel
Breed Offensief. Ik licht dit hierna toe en zie ernaar uit om binnenkort met u over
de maatregelen in gesprek te gaan.
Voorgenomen nota van wijziging kostendelersnorm
In het coalitieakkoord heeft het kabinet aangekondigd dat de kostendelersnorm wordt
gewijzigd zodat inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendeler
voor de uitkering van huisgenoten. De inwerkingtreding van deze wijziging is beoogd
per 1 januari 2023. Ik ben voornemens deze wijziging mee te nemen met een nota van
wijziging bij het wetsvoorstel. Ik streef ernaar deze zo spoedig mogelijk naar uw
Kamer te sturen.
Reactie op amendementen
Leden van verschillende fracties hebben amendementen op het wetsvoorstel breed offensief
ingediend. De amendementen richten zich op de gehele doelgroep van de Participatiewet,
dat is een bredere doelgroep dan de doelgroep waar het wetsvoorstel Breed Offensief
zich primair op richt. Er zijn ook amendementen die interfereren met afspraken in
het coalitieakkoord en met het eerder in deze brief aangehaalde traject tot verbetering
van de Participatiewet.
Ik wil de amendementen dan ook in die context benaderen. In bijlage 1 ga ik uitgebreid
op de amendementen die tot dusver zijn ingediend in. Daarbij geef ik ook de samenhang
aan met het bredere traject verbetering Participatiewet zoals mij dat voor ogen staat.
Zoals aangegeven zie ik ernaar uit om binnenkort met u over het wetsvoorstel in gesprek
te gaan. Ik verzoek de Kamer daarbij rekening te houden met de door mij aangekondigde
nota van wijziging bij de planning van de wetsbehandeling.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Bijlage 1: Reactie op ingediende amendementen wetsvoorstel Breed Offensief
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het afschaffen van de tegenprestatie
(Kamerstuk 35 394, nr. 9)
De indiener van het amendement is blijkens de toelichting op het amendement van mening
dat het opleggen van een tegenprestatie uitgaat van wantrouwen. Hij ziet de tegenprestatie
als een vorm van dwangarbeid of straf. De tegenprestatie is een instrument om mensen
te betrekken bij de samenleving. Het impliceert het principe van de wederkerigheid.
Gemeenten hebben daarbij veel beleidsvrijheid in de wijze waarop de tegenprestatie
wordt ingevuld en kunnen daarbij ook de individuele situatie van mensen mee laten
wegen. Niettemin komt uit de gesprekken over hardheden in de Participatiewet naar
voren dat er knelpunten ervaren worden bij de toepassing van dit instrument. In het
beleidsplan dat ik uw kamer zal toesturen in het kader van het traject tot verbetering
van de Participatiewet zal ik hierop terugkomen.
Het amendement heeft geen budgettaire gevolgen.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het schrappen van de vier weken zoektermijn
voor dak- en thuisloze jongeren (Kamerstuk 35 394, nr. 10)
Het doel van de indiener is om inkomensstabiliteit te bieden aan dak- en thuisloze
jongeren. De vierwekenzoektermijn is in de wet opgenomen om jongeren bewust te maken
van hun eigen verantwoordelijkheid voor scholing of werk en inkomen. Het kabinet vindt
dat beperkt uitzonderingen op de vierwekenzoektermijn kunnen worden toegestaan. Dat
is het geval als sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond en als het gaat
om voor de uitvoering duidelijk te onderscheiden en objectief vast te stellen doelgroepen,
zoals bijvoorbeeld geldt voor de uitzondering voor jongeren met een beperking die
in het Wetsvoorstel uitvoeren breed offensief is opgenomen. Voor dak- en thuisloze
jongeren is niet per definitie sprake van een objectieve rechtvaardigingsgrond omdat
het een zeer diverse groep jongeren betreft met verschillende achtergronden. Daarbij
komt dat als een jongere zich tijdens de vierwekenzoektijd voldoende inspant om school
of werk te zoeken en dit heeft niet tot resultaat geleid, de bijstand met terugwerkende
kracht alsnog kan worden toegekend. Ook is van belang dat in het wetsvoorstel Breed
Offensief wordt voorzien in de mogelijkheid voor gemeenten om tijdens de vierwekenzoektermijn
ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling te bieden als dit naar het oordeel van
de gemeente voor de jongere nodig is.
Ik wil de vierwekenzoektermijn betrekken bij het eerder in deze brief toegezegde beleidsplan.
De budgettaire effecten van deze aanpassing van de vierwekenzoektermijn zijn verwaarloosbaar.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het bij verordening regelen van een
ontheffing van de arbeidsverplichtingen (Kamerstuk 35 394, nr. 11)
Dit amendement creëert een bevoegdheid voor de gemeenteraad om bij verordening personen
in de Participatiewet en de IOAW en IOAZ aan te wijzen aan wie een ontheffing wordt
verleend voor de plicht tot arbeidsinschakeling en re-integratie. Volgens de toelichting
dragen deze verplichtingen niet bij aan de uitstroom uit de bijstand. Daarom moeten
de gemeenten de ruimte hebben om hun beleid «optimaal» in te richten.
Ik wil hierop als volgt reageren. Tegenover het ontvangen van een bijstandsuitkering
staat de verplichting om werk te zoeken of te aanvaarden en om mee te werken aan re-integratie.
Dat is logisch vanuit het beginsel dat iedereen een eigen verantwoordelijkheid heeft
om in zijn bestaan te voorzien. En het is van belang vanwege het draagvlak onder onze
sociale zekerheid. Bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid geldt nu al een
ontheffingsmogelijkheid van de arbeids- en re-integratieverplichtingen. Dat is ook gerechtvaardigd omdat iemand in dergelijke omstandigheden
geen arbeidsmogelijkheden heeft. Verder bestaan in individuele gevallen mogelijkheden
om tijdelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen als daar dringende
redenen voor zijn, bijvoorbeeld bij het vervullen van zorgtaken. Ik vind het verstandig
hieraan vast te houden.
Dit amendement heeft geen directe budgettaire gevolgen.
Amendement van het lid Gijs van Dijk (PvdA) over het invoeren van een algemene structurele
vrijlating van 50% van het arbeidsinkomen (Kamerstuk 35 394, nr. 13)
Het amendement regelt een generieke structurele vrijlating voor inkomen uit arbeid
van 50%. Indiener is van mening dat bijverdienen naast een uitkering bevorderd moet
worden.
Een belangrijk uitgangspunt van de bijstand is dat deze complementair is aan eigen
middelen. Bijstand vormt het vangnet van de sociale zekerheid in Nederland. De Participatiewet
kent verschillende -in tijd en omvang- gereguleerde beperkte mogelijkheden voor het
vrijlaten van inkomsten uit arbeid. De stimulans om (meer) te gaan werken moet naar
het oordeel van het kabinet blijven bestaan. Voorkomen moet worden dat men langer
dan nodig op (aanvullende) bijstand aangewezen blijft én de armoedeval moet zoveel
mogelijk worden beperkt. Het wetsvoorstel bevat een nieuwe vrijlating voor mensen
die in deeltijd met loonkostensubsidie werken. Deze vrijlating is, conform de focus
van het wetsvoorstel, gericht op mensen met een arbeidsbeperking.
In het coalitieakkoord is afgesproken dat de bijverdiengrenzen verruimd gaan worden.
De mogelijkheden hiertoe worden op dit moment verkend, waarbij de verschillende uitgangspunten
gewogen moeten worden. Het kabinet wil dit verder uitwerken in spoor 1 van het traject
tot verbetering van de Participatiewet. Een aanpassing van de bijverdiengrenzen heeft
effect op verschillende aspecten: beleidsmatig (bijv. effecten voor mensen, effecten
op de armoedeval), qua uitvoerbaarheid en budgettair. Daarom wil ik dit in samenhang
met andere trajecten, gemeenten en andere belanghebbenden oppakken. De voortgang deel
ik in het tweede kwartaal van dit jaar met uw Kamer.
Het amendement heeft substantiële budgettaire gevolgen: op korte termijn gaat het
naar verwachting om circa € 100 miljoen, op lange termijn zullen de kosten oplopen
naar circa € 200 mln. per jaar. Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van het lid van Renkema (GroenLinks) over het buiten beschouwing laten
van giften tot 1.200 euro (Kamerstuk 35 394, nr. 14)
Het doel van de indiener is een jaarlijks generieke vrijlating van giften tot 1.200
euro die niet gemeld hoeven te worden bij de gemeente. De Participatiewet vraagt gemeenten
op dit moment bij giften om te beoordelen of de ontvangen gift in het individuele
geval verantwoord is vanuit een oogpunt van bijstandsverlening. Naast de hoogte van
de gift spelen dan ook zaken zoals bestedingsdoel en aard van de gift een rol van
betekenis.
Een meer generieke vrijlating staat op gespannen voet met het complementaire karakter
van de bijstand en is ook niet in verhouding tot hoe met andere middelen (denk aan
vrijwilligersvergoedingen of andere ontvangsten van de bijstandsgerechtigde) wordt
omgegaan.
Het middelenbegrip binnen de Participatiewet is gecompliceerd. Dat laat ook de uitspraak
van de Centrale Raad van Beroep in de casus Wijdemeren zien, waarbij boodschappen
uiteindelijk niet onder giften als bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet bleken
te vallen.
Ik wil dit thema en de uitvoering van een door uw Kamer bij het AO Armoede en Schulden
d.d. 25 februari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 59, item 10) ingediende motie hierover daarom betrekken bij het aan u eerder in deze brief toegezegde
beleidsplan.
De budgettaire gevolgen van dit amendement bedragen naar verwachting enkele tientallen
miljoenen per jaar. Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van het lid Jasper van Dijk (SP) c.s. over het afschaffen van de kostendelersnorm
(Kamerstuk 35 394, nr. 15)
De kostendelersnorm is bedoeld om stapeling van meerdere volledige uitkeringen op
één woonadres tegen te gaan. De indiener wil de kostendelersnorm helemaal afschaffen,
omdat bijstandsgerechtigden knelpunten ervaren.
De kostendelersnorm gaat uit van schaalvoordelen: bijstandsgerechtigden kunnen bestaanskosten
(o.a. woonlasten) delen.
Uit onderzoek blijkt dat jongeren uit bijstandsgezinnen sinds de invoering ervan in
2015 vóórdat zij 21 jaar worden, eerder het ouderlijk huis verlaten dan jongeren uit
niet-bijstandsgezinnen.
Ook blijkt dat jongeren uit bijstandsgezinnen sinds 2015 voordat zij 21 jaar worden,
worden uitgeschreven uit de basisregistratie personen met bestemming onbekend.
Daarom heeft het vorige kabinet in 2021 een verkenning uitgevoerd hoe de kostendelersnorm
anders zou kunnen worden vormgegeven.
In het coalitieakkoord is afgesproken om de kostendelersnorm te wijzigen zodat jongeren
tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendelende medebewoner voor hun huisgenoten.
Zoals aangegeven ben ik voornemens een daartoe strekkende nota van wijziging bij uw
Kamer in te dienen.
Het amendement heeft substantiële budgettaire gevolgen: ruim € 400 miljoen per jaar.
Hiervoor is geen dekking aangeleverd.
Amendement van de leden van Beukering-Huijbregts (D66) en Peters (CDA) over het invoeren
van een kan-bepaling bij de terugvordering van de kosten van bijstand (Kamerstuk 35 394, nr. 16)
Dit amendement maakt van de huidige terugvorderingsplicht na geconstateerde overtreding
van de inlichtingenplicht een discretionaire bevoegdheid (een z.g. kan-bepaling).
Momenteel is de gemeente verplicht om dan het volledige bedrag aan onterechte verstrekte
bijstand terug te vorderen. Een kan-bepaling geeft gemeenten de ruimte om niet of
slechts een deel terug te vorderen. Dit laat dus het principe los dat te veel verstrekte
bijstand in verband met schending van de inlichtingenplicht hoort te worden teruggevorderd.
Wat dit betreft wil het kabinet het handhavingsstelsel in de sociale zekerheid in
bredere zin herijken. Er moet oog blijven voor de mens achter de aanvraag. Aan de
andere kant is een gepaste reactie nodig als burgers willens en wetens de regels overtreden.
Het doel is om bij te dragen aan herstel van het vertrouwen van burgers in de overheid.
Dit vraagstuk neem ik mee in de verdere uitwerking.
De budgettaire gevolgen van dit amendement bedragen naar verwachting enkele tientallen
miljoenen. Hiervoor is geen dekking.
Bijlage 2: Overzicht maatregelen uit de brede agenda Breed Offensief
Het Breed Offensief bevat voorstellen en maatregelen die erop gericht zijn dat (de
inzet van) het instrumentarium eenvoudiger wordt voor werkgevers en werkzoekenden,
dat werken aantrekkelijker wordt voor mensen met beperkingen, dat werkgevers en werkzoekenden
elkaar gemakkelijker weten te vinden en dat een bijdrage wordt geleverd aan duurzaam
werk. De voorstellen en maatregelen zijn in samenspraak met de betrokken stakeholders
ontwikkeld.
Onderstaand overzicht bevat eerst maatregelen die reeds zijn ingevoerd c.a. niet afhankelijk
zijn van het wetsvoorstel (I) en daarna maatregelen die afhankelijk zijn van het wetsvoorstel
(II).
Maatregel
Wetsvoorstel/lagere regelgeving/wijziging uitvoering
Invoering
I. Maatregelen die zijn ingevoerd
Suwi-regelgeving werkgeversdienstverlening
Dit is al ingevoerd via lagere regelgeving: wijziging Besluit-SUWI en regeling
Is per 1 januari 2021 in werking getreden
Uniformering loonwaardebepaling en kwaliteit professionals
Dit is al ingevoerd via lagere regelgeving (Besluit en ministeriële regeling)
Is per 1 juli 2021 in werking getreden
Stroomlijning werkprocessen loonkostensubsidie
Dit kan doorgaan. Alleen beslistermijn staat in wetsvoorstel.
De inwerkingtreding van de vaste betaaldag loonkostensubsidie is gerealiseerd per
1 januari 2022.
Andere financiering loonkostensubsidies
Dit is vormgegeven via wijziging lagere regelgeving (AMvB).
Dit is gerealiseerd per 1/1/2022.
Wegnemen knelpunten no-riskpolis en loonkostensubsidie1
Dit is overgeheveld naar Verzamelwet.
Dit onderdeel is op 1 januari 2022 ingevoerd.
Harmonisering studietoeslag Pwet1
Bij amendement GL/PvdA is dit onderdeel opgenomen in de Verzamelwet 2022. Harmonisatie
normbedragen vergt nog lagere regelgeving.
Streven is om de AMvB op 1 april 2022 in werking te laten treden.
X Noot
1
Het wetsvoorstel Breed Offensief moet hierop nog technisch worden aangepast.
II. Maatregelen die afhankelijk zijn van het wetsvoorstel
Aanvraagmogelijkheid ondersteuning op maat en harmonisering instrumenten
Zit in wetsvoorstel. VNG werkt harmonisatie instrumenten uit in modelverordening
Modelverordening-VNG volgt t.z.t. op wetsvoorstel.
Vrijlating arbeidsinkomen voor mensen die werken met loonkostensubsidie
Zit in wetsvoorstel
Uitzondering vierwekenzoektermijn
Zit in wetsvoorstel
Vereenvoudiging loonkostenvoordeel-banenafspraak (aanvraag loonkostenvoordeel banenafspraak
door werkgever in plaats van werknemer)1
Zit vooralsnog in wetsvoorstel
Om uitvoerings-technische redenen is invoering van dit onderdeel inmiddels niet meer
haalbaar. Via nota van wijziging wordt dit onderdeel uit het wetsvoorstel breed offensief
gehaald. In plaats van dit onderdeel wordt de doelgroepverklaring bij de aanvraag
van het loonkostenvoordeel geheel afgeschaft. De afschaffing wordt gerealiseerd via
een nader te bepalen wetsvoorstel. Het betreft een verdergaande vereenvoudiging.
X Noot
1
Kamerstuk 35 394, nr. 12.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.