Brief regering : Impact analyse FF55 maritieme sector
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 346 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 februari 2022
Tijdens het plenaire debat over het Fit for 55 pakket op 27 oktober jl. (Handelingen II
2021/22, nr. 14, item 8) heeft uw Kamer aangegeven over inzicht te willen beschikken ten aanzien van de effecten
van de voorstellen voor de Nederlandse economie en specifiek betreffende de sectoren
die opereren in een internationaal c.q. mondiaal speelveld. Ik heb u daarop een impact
analyse toegezegd naar het cumulatieve effect van de verschillende voorstellen die
van toepassing zijn op de maritieme sector.
Om die impact te bepalen zijn in eerste instantie de eerste-orde-kosten van het pakket
maatregelen berekend. Deze onderzoeken zijn nu afgerond. Voor uw informatie voeg ik
de twee rapporten toe1.
Het betreft een analyse van de kosten voor de Nederlandse zeevaart- en zeehavensector
uitgevoerd door CE-Delft en een analyse voor de binnenvaartsector uitgevoerd door
het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart (EICB). In het onderzoek van CE-Delft
zijn de volgende voorstellen meegenomen: de herziening van de Richtlijn Hernieuwbare
Energie (RED), van de Richtlijn Energiebelastingen (ETD) en van de Richtlijn EU Emission
Trading System (ETS) met uitbreiding naar zeevaart, de Verordening stimuleren hernieuwbare
en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart (FuelEUMaritime) en de herziening van
de Verordening uitrol infrastructuur alternatieve brandstoffen (AFIR). In het onderzoek
van de EICB zijn de ETD en RED bekeken.
Een onderzoek in deze fase is bij voorbaat voorlopig en heeft beperkingen, omdat het
gaat om voorstellen waarover in de Europese raadswerkgroepen en straks met het Europese
Parlement nog wordt onderhandeld. Daarbij komt, en dat bleek gedurende deze eerste
analyse, dat de teksten of definities van sommige voorstellen op meerdere manieren
te interpreteren zijn waardoor er nu met aannames is gerekend die in het verdere proces
mogelijk tot aanpassing zullen leiden. Hierdoor kunnen de kosten wijzigen. Toch zijn
deze eerste tentatieve inzichten behulpzaam in het beoordelen van de FF55 voorstellen.
Uit het onderzoek van CE-Delft is te concluderen dat de stapeling van voorstellen
tot een significante kostenstijging voor brandstof c.q. emissierechten voor het zeevervoer2 leidt. Op het gebied van de zeehavens zijn de investeringskosten in de walstroomaansluitingen
als gevolg van de herziening van de AFIR aanzienlijk. Het effect hiervan op de binnenhavens
zal minimaal zijn, omdat deze al grotendeels voldoen aan de AFIR verplichting. Ook
in de binnenvaart leiden de voorstellen tot een aanzienlijke stijging van de brandstofkosten.
Vooralsnog is het lastig om het gedragseffect van deze eerste-orde-kosten, en daarmee
de daadwerkelijke impact op de zee- en binnenvaart en de CO2-reductie te bepalen. De uitkomsten van het rapport van CE-Delft zijn in een workshop
met een kleine groep vertegenwoordigers van havens, brandstofleveranciers, reders
en brancheverenigingen besproken. De deelnemers gaven aan te verwachten dat de kostenstijgingen
tot operationele veranderingen gaan leiden. Een deel daarvan resulteert in een lagere
uitstoot en is daarom gewenst. Een deel leidt tot het verplaatsen van routes en daarmee
emissies hetgeen niet gewenst is. Deelnemers benadrukten ook dat dit pakket kansen
met zich meebrengt voor investeringen en productie van duurzame brandstoffen3.
Uit deze en eerdere gesprekken met en analyses van de verschillende partijen ontstaat
het beeld dat het doel van het Fit For 55 pakket – emissiereductie – wordt omarmd
en dat men bereid is daarin te investeren. Belangrijk aandachtspunt van de maritieme
sector is echter de onzekerheid over de energiedrager van de toekomst, waardoor deze
bedrijven nog niet goed weten in welke technologie te moeten investeren. Een ander
belangrijk aandachtspunt is de mate waarin concurrerende bedrijven met dezelfde regels
worden geconfronteerd en er een gelijk speelveld is. Beide punten maken het risico
op uitwijken – door bijvoorbeeld routes te verplaatsen en buiten de EU te bunkeren –
reëel en dat leidt tot zorg over de mondiale concurrentiepositie van zeehavens.
De reactie van vertegenwoordigers van de binnenvaart is vergelijkbaar met die van
de zeevaart. Het doel van het FF55-pakket wordt omarmd, maar men vraagt om oog voor
de effecten. Ook hier is tot op zekere hoogte bereidheid om te investeren, maar de
mogelijkheden daartoe hangen af van voorstellen in andere sectoren. Een specifiek
aandachtspunt waar de binnenvaart op wijst is dat de opbrengsten van de ETD niet gebruikt
kunnen worden voor de verduurzaming in tegenstelling tot een bijdrage aan een vergroeningsfonds.
Zoals hierboven aangegeven is het nu uitgevoerde onderzoek een eerste analyse die
beperkt is tot de eerste-orde-kosten van het totale Fit for 55 pakket voor de zee-
en binnenvaart en zeehavens. In vervolgonderzoek voor de zeevaart en zeehavens wil
ik in kaart laten brengen wat er nodig is voor klimaatneutraliteit in de zeevaart
in 2050 en wat daarvoor al in gang gezet moet zijn in 2030.
Voor de binnenvaart zal een vervolgonderzoek plaats vinden naar de effecten van de
kosten op de binnenvaartsector in relatie tot de diverse modaliteiten.
Uitgangspunten van zo’n onderzoek zijn, naast een verdere detaillering van kosteneffecten,
de betaalbaarheid, concurrentiepositie en eventuele effecten op de modal split.
Ik streef ernaar uw Kamer voor het zomerreces over deze aanvullende onderzoeken te
informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat