Brief regering : CBS Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest - Vierde kwartaal 2021 en reactie op de motie van de leden Van der Plas en Bisschop over onderzoeken hoe de omvang van de afromingsvrije lease het beste kan aansluiten bij de landbouwpraktijk in Nederland (Kamerstuk 35949-19)
35 949 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten
Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 februari 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
op 16 februari 2022 de vierde kwartaalrapportage 2021 over de stikstof- en fosfaatexcretie
door de Nederlandse veestapel gepubliceerd heeft.1 Tevens ga ik in deze brief in op de uitvoering van de motie van de leden Van der
Plas en Bisschop van 24 januari 2022.2
CBS monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest
Op mijn verzoek stelt het CBS na afloop van elk kwartaal een berekening samen van
de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel. De vierde
kwartaalrapportage 2021 geeft een momentopname van de verwachte fosfaat- en stikstofexcretie
over geheel 2021 op basis van de op 1 januari 2022 beschikbaar gekomen nieuwe en actuele
gegevens over de omvang van de rundveestapel, de melkproductie per koe en de beschikbaarheid
en samenstelling van krachtvoer en ruwvoer. De fosfaat- en stikstofexcretie van de
Nederlandse veestapel is weergegeven in respectievelijk tabel 1 en tabel 2.
Tabel 1: Momentopname van de verwachte fosfaatexcretie van de Nederlandse veestapel
over 2021 (in miljoen kg)
plafond
1e kw 2021
2e kw 2021
3e kw 2021
4e kw 2021
Melkvee
84,9
75,8
73,6
73,8
74,1
Varkens
39,7
35,7
35,3
35,0
35,0
Pluimvee
27,4
24,4
23,6
23,7
23,7
Overig
20,9
17,0
16,7
17,0
16,5
Totaal
172,9
153,0
149,2
149,5
149,4
N.B. Door afrondingen kan de som van de afgeronde cijfers afwijken van het totaal.
Tabel 2: Momentopname van de verwachte stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel
over 2021 (in miljoen kg)
plafond
1e kw 2021
2e kw 2021
3e kw 2021
4e kw 2021
Melkvee
281,8
287,1
283,7
284,5
279,6
Varkens
99,1
90,5
88,6
87,7
87,8
Pluimvee
60,3
55,7
52,6
52,8
52,8
Overig
63,2
56,9
56,6
57,6
55,2
Totaal
504,4
490,2
481,5
482,5
475,4
N.B. Door afrondingen kan de som van de afgeronde cijfers afwijken van het totaal.
Ten opzichte van de derde kwartaalrapportage 2021 laat de fosfaatexcretie van de melkveesector
een lichte stijging zien tot 74,1 miljoen kilogram. De fosfaatexcretie ligt daarmee
echter nog steeds (ruim) onder het sectorplafond. Wat vooral opvalt ten opzichte van
de vorige kwartaalrapportage is de aanzienlijk lagere stikstofexcretie van de melkveesector
die met 279,6 miljoen kilogram ook lager is dan het sectorplafond van 281,8 miljoen
kilogram. Hoewel de belangrijkste oorzaak hiervoor gelegen is in het lagere stikstofgehalte
van graskuil in 2021, doet het mij deugd te constateren dat een dreigende overschrijding
van het sectorplafond door de melkveehouderij gekeerd lijkt te zijn. Voor de andere
sectoren zijn de verschillen ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage beperkt
en bevinden de fosfaat- en stikstofexcreties zich (ruim) onder de sectorale plafonds.
CBS-prognose fosfaat- en stikstofexcretie 2021
Tegelijk met de vierde kwartaalrapportage heeft het CBS ook een doorkijk gegeven op
de voorlopige fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel in geheel
2021. Deze cijfers zijn weergegeven in tabel 3. De voorlopige cijfers van 2021 verschillen
van de kwartaalcijfers zoals weergegeven in tabel 1 en 2, doordat voor de voorlopige
cijfers uit wordt gegaan van het aantal runderen op de peildatum 1 april van 2021
van de Landbouwtelling.
Tabel 3: Fosfaat- en stikstofexcretie van de Nederlandse veestapel op basis van het
aantal dieren in de Landbouwtelling (in miljoen kg)
Fosfaat1
Stikstof1
plafond
2020
2021
plafond
2020
2021
Melkvee
84,9
73,6
73,7
281,8
286,5
277,7
Varkens
39,7
36,7
35,0
99,1
91,8
87,8
Pluimvee
27,4
24,1
23,7
60,3
54,7
52,8
Overig
20,9
16,4
16,6
63,2
56,5
55,3
Totaal2
172,9
150,7
149,0
504,4
489,4
473,7
X Noot
1
In de tabel zijn de definitieve cijfers weergegeven van de fosfaat- en stikstofexcretie
in 2020 en de voorlopige cijfers van 2021.
X Noot
2
Door afrondingen kan de som van de afgeronde cijfers afwijken van het totaal.
De voorlopige cijfers laten zien dat naar verwachting de fosfaat- en stikstofexcretie
van de totale Nederlandse veestapel over 2021 ruim lager uitkomt dan de nationale
productieplafonds voor fosfaat (bijna 14% lager) en stikstof (ruim 6% lager). De definitieve
cijfers over de fosfaat- en stikstofexcretie in 2021 zullen waarschijnlijk eind juni
2022 door het CBS gepubliceerd worden.
Onderzoek omvang afromingsvrije lease
Tijdens het Wetgevingsoverleg van 24 januari 2022 over het wetsvoorstel tot wijziging
van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen
betreffende het stelsel van fosfaatrechten (Kamerstuk 35949) hebben de leden Van der
Plas en Bisschop een motie3 ingediend, waarin zij mij verzochten om te onderzoeken hoe de omvang van de afromingsvrije
leasemaatregel in het wetsvoorstel het beste bij de landbouwpraktijk in Nederland
kan aansluiten. De motie is door uw Kamer aangenomen en ik ben graag bereid om in
het navolgende in te gaan op dit verzoek.
De afromingsvrije lease waarin met de voorgestelde wijziging van de Meststoffenwet
voorzien wordt, heeft als doel om melkveehouders enige flexibiliteit te verschaffen
in hun bedrijfsvoering voor het geval zich een onverwachte stijging van de melkproductie
voordoet. Concreet voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om maximaal 100 kg
fosfaatrechten te leasen voor de korte termijn (heen en terug binnen een kalenderjaar),
zonder dat daarover afroming plaatsvindt. Voor de bepaling van het maximum van 100
kg is uitgegaan van de systematiek voor de bepaling van de forfaitaire fosfaatproductie
per koe. Deze wordt berekend op basis van de gemiddelde melkproductie per koe per
jaar in oplopende klassen van 250 kg melk. Zoals blijkt uit tabel 4 stijgt per oplopende
melkproductieklasse de fosfaatproductie per koe per jaar met ongeveer 0,7 kg fosfaat.
Tabel 4: Excretieforfaits per melkkoe in kg
Melkproductie per koe per jaar (in kg)
8.375–8.624
8.625–8.874
8.875–9.124
9.125–9.374
9.375–9.624
Fosfaatexcretie
42,0
42,7
43,5
44,2
44,9
(bron: Bijlage D, Uitvoeringsregeling Meststoffen – gedeeltelijke weergave)
In 2021 waren er op een Nederlands melkveebedrijf gemiddeld 108 melkkoeien aanwezig
die samen gemiddeld 961.100 kg melk oftewel 8.900 kg per melkkoe produceerden (bron:
Agrimatie.nl). Zoals uit tabel 4 blijkt, heeft dit gemiddelde bedrijf per melkkoe
43,5 kg fosfaatrechten nodig. Wanneer dit gemiddelde bedrijf vanwege een onverwachte
melkproductiestijging in een hogere melkproductieklasse terecht komt, dan heeft dit
bedrijf 108 x (44,2 – 43,5) = 75,6 kg extra fosfaatrechten nodig. Een afromingsvrije
hoeveelheid van 100 kg fosfaatrechten per bedrijf is dan ook veelal voldoende; in
veel gevallen ook voor bedrijven met een hoger aantal melkkoeien dan gemiddeld.
Bij het ontwerpen van de wetswijziging is ook gekeken naar de effecten, indien niet
100 kg, maar 10% van de bedrijfsomvang qua fosfaatrechten afromingsvrij zou kunnen
worden geleased. Het effect zou allereerst zijn dat de hoeveelheid fosfaatrechten
die een bedrijf afromingsvrij kan leasen gemiddeld genomen veel groter zou zijn dan
het gemiddeld benodigde extra aantal fosfaatrechten van 75,6 kg of het voorgestelde
aantal van 100 kg. Het hanteren van 10% in plaats van 100 kg zou dus veel verder gaan
dan nodig voor de beoogde flexibiliteit bij een onverwacht hogere melkproductie. Daarenboven
leidt het hanteren van een percentage – met daaraan gekoppeld het werken met een peildatum
– tot aanzienlijke problemen in de uitvoering, zoals ook aangegeven in de Nota naar
aanleiding van het verslag4 in antwoord op een vraag de leden van de SGP-fractie hierover.
Bovendien zou het hanteren van een percentage onevenredig nadelig uitwerken voor de
fosfaatbank. Het navolgende illustreert dat. Voor de lease-overdrachten die zijn geregistreerd
in de periode 1 januari 2018 tot 1 november 2021 is nagegaan hoeveel kilogram fosfaatrechten
minder zouden zijn afgeroomd als het toen al mogelijk was om 100 kg, respectievelijk
10% van de bedrijfsomvang afromingsvrij te leasen. Het resultaat daarvan is weergegeven
in tabel 5, welke eerder met uw Kamer is gedeeld in de Nota naar aanleiding van het
verslag5.
Tabel 5: Effect op hoeveelheid afgeroomde fosfaatrechten als gevolg van afromingsvrije
lease van 100 kg respectievelijk 10% bedrijfsomvang
verminderde afroming (kg)
Jaar
Afromings-percentage
Aantal lease overdrachten
Bij 100 kg afromingsvrij
Bij 10% bedrijfsomvang
2018
10%
3.912
39.120
152.568
2019
10%
435
4.350
16.965
20%
1.603
32.060
125.034
2020
20%
2.393
47.860
186.654
2021
20%
89
1.780
6.942
totaal
125.170
488.163
Uit tabel 5 blijkt dat in de periode 2018–2021 in het geval van 100 kg afromingsvrije
lease ruim 125.000 kg aan fosfaatrechten minder zou zijn afgeroomd. Zou 10% van de
bedrijfsomvang afromingsvrij zijn geweest, dan zou in diezelfde periode ruim 488.000
kg minder aan fosfaatrechten zijn afgeroomd. Die mindere afroming gaat ten koste van
de vulling van de fosfaatbank. Er is uiteindelijk een balans gezocht tussen de wens
van flexibiliteit voor veehouders enerzijds en zo min mogelijk afbreuk doen aan de
fosfaatbank anderzijds.
Na invoering van de maatregel 100 kg afromingsvrije lease zal ik via de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO) het verloop van de registraties met betrekking tot
(afromingsvrije) leasetransacties nauwlettend volgen. Mocht hieruit, of anderszins
uit praktijksignalen, blijken dat de omvang van de afromingsvrije lease toch onvoldoende
aansluit bij de gemiddelde landbouwpraktijk, dan ben ik bereid na te denken over bijstelling.
Volledigheidshalve wijs ik u er daarbij op dat een verhoging van het maximum van 100
kg opnieuw overleg vergt met de Europese Commissie in verband met de staatssteungoedkeuring
van het fosfaatrechtenstelsel.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. Staghouwer, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit