Brief regering : Fiche: Mededeling Duurzame koolstofcycli
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3318
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 11 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3312)
Fiche: Verordening aanpak instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel
(Kamerstuk 22 112, nr. 3313)
Fiche: Richtlijn en verordening voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof («Waterstof
en gas decarbonisatiepakket») (Kamerstuk 22 112, nr. 3314)
Fiche: Wijziging verordening Europees systeem van nationale en regionale rekeningen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3315)
Fiche: Raadsaanbeveling rechtvaardige klimaattransitie (Kamerstuk 22 112, nr. 3316)
Fiche: Raadsaanbeveling Europese benadering microcredentials (Kamerstuk 22 112, nr. 3317)
Fiche: Mededeling Duurzame koolstofcycli
Fiche: Mededeling actieplan grensoverschrijdend en langeafstandspersonenvervoer per
spoor (Kamerstuk 22 112, nr. 3319)
Fiche: Mededeling EU-Kader voor Stedelijke Mobiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3320)
Fiche: Verordening trans-Europese transportnetwerken (TEN-T) en mededeling verlenging
van TEN-T netwerk naar naburige derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3321)
Fiche: Herziening Richtlijn Intelligente Transport Systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 3322)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Mededeling Duurzame koolstofcycli
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. Duurzame koolstofcycli
b) Datum ontvangst Commissiedocument
december 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 800
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52021DC0800…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
N.v.t.
f) Behandelingstraject Raad
Landbouw- en Visserijraad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
2. Essentie voorstel
De mededeling Duurzame koolstofcycli, die de Commissie op 15 december jl. heeft gepubliceerd,
maakt onderdeel uit van de Europese Green Deal en heeft tot doel het tot stand brengen
van duurzame, klimaatbestendige koolstofcycli binnen de EU ten einde klimaatneutraliteit1 op EU niveau te bereiken in 2050 en negatieve emissies daarna2. Dit vereist acties op drie sporen volgens de Commissie. Ten eerste, het reduceren
van de afhankelijkheid van koolstof. Deze «decarbonisatie» strategie is in de kern
van het huidige EU beleid om 55 procent broeikasgasemissiereductie op EU niveau in
2030 t.o.v. 1990 te bereiken3. Ten tweede, het recyclen van koolstof uit afvalstromen, duurzame biomassa bronnen
en de atmosfeer. Ten derde, het opschalen van oplossingen voor koolstofverwijdering
en lange termijn opslag in ecosystemen door natuurbescherming en koolstoflandbouw4 en in andere vormen van opslag door industriële oplossingen. De mededeling richt
zich op korte-termijn acties om koolstoflandbouw op te schalen en een nieuwe industriële
waardeketen voor duurzame afvang, recycling, transport en opslag van koolstof te bevorderen.
Tevens wordt een EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering
aangekondigd, waartoe de Commissie in het 4e kwartaal van 2022 met een voorstel zal komen5.
Koolstoflandbouw is in de mededeling gedefinieerd als een groen bedrijfsmodel dat
landbeheerders6 beloont voor het invoeren van verbeterde landbeheerpraktijken7, die resulteren in een toename van koolstofvastlegging in levende biomassa, dood
organisch materiaal en bodems door het verhogen van koolstofopname en/of het reduceren
van het vrijkomen van koolstof in de atmosfeer. Financiële prikkels kunnen van publieke
of private bronnen afkomstig zijn en kunnen gekoppeld zijn aan de beheerpraktijken
of de daadwerkelijke hoeveelheid vastgelegde koolstof. Verhandelbare koolstofkredieten
zijn een vorm van financiële prikkels8. Het aantal private initiatieven op dit gebied in de EU is recentelijk sterk toegenomen.
Alle koolstoflandbouw initiatieven dienen volgens de Commissie bij te dragen aan het
bereiken van de doelen van het voorstel tot wijziging van de LULUCF verordening9: 310 Mton CO2-equivalent netto koolstofverwijderingen op EU niveau in 2030 en klimaatneutraliteit
in de gehele landsector10 op EU niveau in 203511. De mededeling adresseert een aantal belemmeringen voor het opschalen van koolstoflandbouw
in de EU en beschrijft acties om deze weg te nemen. Deze hebben betrekking op publieke
financiering vanuit EU en nationale programma’s12 om de financiële lasten voor landbeheerders13 te verminderen; standaardisatie van monitoring-, rapportage- en verificatiemethodologieën
voor koolstoflandbouw om de onzekerheid over de betrouwbaarheid en kwaliteit van koolstofkredieten
weg te nemen en verbetering van kennis, data management en op maat gemaakte adviesdiensten
aan landbeheerders. Concrete acties van de Commissie zijn o.a. het creëren van een
expertgroep over koolstoflandbouw bestaande uit overheidsinstanties van de lidstaten
en belanghebbenden14. Naast het opschalen van «reguliere» koolstoflandbouw, wil de Commissie ook zogenaamde
«blauwe» koolstoflandbouw15 bevorderen.
De Commissie formuleert drie ambities voor het opschalen van de industriële afvang,
gebruik en opslag van CO2 (EN: carbon capture, usage and storage – CCUS). Ten eerste dat per 2028 alle afgevangen,
getransporteerde, gebruikte en opgeslagen CO2gemonitord wordt, met specificatie van de fossiele, biogene of atmosferische origine.
Ten tweede dat per 2030 minimaal 20 procent van het CO2-gebruik in chemie- en plasticsproductie van duurzame niet-fossiele origine16 is. Ten derde dat per 2030 jaarlijks 5 Mton CO2wordt verwijderd uit de atmosfeer en permanent wordt opgeslagen. Hoe de ambities verwezenlijkt
kunnen worden op een milieu-integere en kosteneffectieve wijze zal door de Commissie
worden verkend met belanghebbende partijen. De Commissie kondigt acties aan voor opschaling
van industriële CCUS ten behoeve van innovatie en kennisuitwisseling17. Verder wil de Commissie een studie uitvoeren naar de ontwikkeling van CO2-transportnetwerken en een robuuste en transparante standaardmethodologie voor het
kwantificeren van de klimaatwinst van duurzaam geproduceerde bouwmaterialen18 verder ontwikkelen. Tot slot worden methodologieën ontwikkeld en een landgebruiksanalyse
uitgevoerd in het kader van de Europese bioeconomie ten behoeve van consistent beleid
op EU en nationaal niveau.
Het toekomstig EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering
wordt door de Commissie gezien als een essentiële stap in de richting van de integratie
van koolstofverwijdering in het EU klimaatbeleid en een voorwaarde voor toekomstige
besluitvorming over het meetellen van koolstofverwijderingen in EU nalevingskaders
na 2030. Een certificeringsmechanisme zal voldoende waarborgen moeten bevatten ten
aanzien van de duur van de opslag, de kwaliteit van metingen en het management van
de risico’s van ongecontroleerde re-emissie en «koolstof lekkage»19. Voor koolstoflandbouw zal ook de additionaliteit van de koolstofvastlegging gewaarborgd
moeten worden.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Oplossingen voor koolstofverwijdering en lange termijn opslag maken onderdeel uit
van het nationale klimaatbeleid. Ze dragen bij aan het bereiken van de klimaatdoelen
van het coalitieakkoord 2021–2025: tenminste 55 procent broeikasgasemissiereductie
in Nederland in 2030 t.o.v. 1990 dat nog zal worden aangepast in de Klimaatwet met
een beleidsinzet gericht op 60 procent en klimaatneutraliteit in 2050.
Koolstoflandbouw kan bijdragen aan het bereiken van de specifieke 2030 klimaatdoelen
voor landgebruik: broeikasgasemissiereductie in veenweidegebieden (1 MtCO2-eq) en koolstofvastlegging in bomen, bossen, natuur (0,4–0,8 MtCO2-eq) en minerale landbouwbodems (0,5 MtCO2-eq)20. Als ook aan het realiseren van de ambitie voor klimaatneutraliteit in de gehele
landbouw- en landgebruiksector21 in Nederland in 2050. Het beleid om de genoemde doelen te bereiken is uitgewerkt
in het Veenplan22 en de Regionale Veenweide Strategieën, de Bossenstrategie23 en het Nationaal Programma Landbouwbodems24. Kernelementen van dit beleid zijn: het verhogen van grondwaterstanden in veenweidegebieden;
het voorkomen van ontbossing en klimaatslim beheer van bestaande en aanleg van nieuwe
bomen, bossen en natuur en het bewerkstelligen van een positieve organische stofbalans25 in minerale landbouwbodems. Er vinden al verschillende publieke vergoedingen voor
het toepassen van koolstofvastleggende maatregelen plaats in Nederland (zie onderdeel
4.d). Private vergoedingen in de vorm van koolstofcertificaten vinden ook in toenemende
mate plaats in Nederland. Koolstoflandbouw en andere nieuwe verdienmodellen zullen
verder gestimuleerd worden conform de zinsnede hierover in het coalitieakkoord 2021–202526. Ter invulling van een aangenomen motie van de Tweede Kamer leden Grinwis en Bontenbal,
waarin de regering wordt verzocht tot een standaardisering van methoden voor het berekenen
en meten en van regels omtrent certificering van koolstofvastlegging te komen, zal
het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) de mogelijkheden hiertoe
verkennen27.
Het kabinet is van mening dat industriële afvang, gebruik en opslag van CO2 (EN: carbon capture, usage and storage – CCUS) een belangrijke bouwsteen is voor
het halen van de klimaatdoelen. Nederlands beleid is daarom gericht op stimulering
van CC(U)S. CCUS wordt ondersteund via de SDE++28 en gestimuleerd via een nationale CO2-heffing voor de industrie. In de Rotterdamse haven wordt vanaf 2024 jaarlijks circa
2,5 Mton CO2 opgeslagen met het Porthos project29. In januari 2022 begon de Rijkscoördinatieregeling voor het Aramis project30 dat beoogt opslagcapaciteit te bieden door grootschalige CO2transport- en opslaginfrastructuur te ontwikkelen in de Noordzee. Ook wordt er reeds
CO2afgevangen en gebruikt door verschillende partijen, zoals de glastuinbouw, die externe,
bij voorkeur niet-fossiele, CO2inkopen als substitutie van het gebruik van fossiele CO2. Tenslotte heeft Nederland lopend beleid voor de vermindering van de milieu-impact
van de bouw, bijvoorbeeld door het gebruik van biobased materialen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de Commissie mededeling en onderschrijft het belang van het
tot stand brengen van duurzame koolstofcycli voor het bereiken van klimaatneutraliteit
op EU niveau in 2050 en negatieve emissies daarna. Het is goed dat er meer wordt ingezet
op het opschalen van oplossingen voor koolstofverwijdering en -opslag, zogenaamde
negatieve emissies. Hiermee kunnen onvermijdelijke emissies worden gecompenseerd.
Het kabinet is het echter eens met de Commissie dat deze inzet niet mag leiden tot
verminderde inzet op het reduceren van broeikasgasemissies31.
Het kabinet is van mening dat een EU-breed gedeelde definitie en afbakening van het
begrip koolstoflandbouw een belangrijke voorwaarde is voor verdere uitwerking van
Europees beleid. Het kabinet heeft vragen aan de Commissie over de verwachtingen ten
aanzien van de genoemde voorbeelden van verbeterde landbeheerpraktijken, zoals blijvend
grasland32. Daarbij is het onduidelijk hoe de Commissie de klimaateffecten van het gebruik van
(houtige)gewassen (biogrondstoffen) voor koolstofvastlegging in landgebruik wil afwegen
tegen hoogwaardig gebruik van biogrondstoffen ter vervanging van fossiele grondstoffen.
Het kabinet deelt de wens van de Commissie om koolstoflandbouw op te schalen. Dit
is in lijn met de ambitie om nieuwe verdienmodellen voor Nederlandse landbeheerders
te stimuleren in de huidige kabinetsperiode. De in de mededeling benoemde acties om
de belemmeringen voor het opschalen van koolstoflandbouw weg te nemen komen grotendeels
overeen met het Nederlandse beleid. In het bijzonder de acties met betrekking tot
de standaardisatie van monitoring-, rapportage- en verificatiemethodologieën komen
overeen met het voornemen van het kabinet om de mogelijkheden hiertoe te verkennen
binnen Nederland. Nederland zal daarom met interesse deelnemen aan de aangekondigde
expertgroep over koolstoflandbouw. Nederland zou binnen deze expert groep graag kennis
willen uitwisselen over hoe complexe methoden (financieel) toegankelijk te maken voor
koolstoflandbouw projecten. Ook is de samenhang met biogrondstoffen van belang, zodat
verschillende financiële instrumenten en monitoringssystemen, zoals de RED233, op elkaar aansluiten.
Het kabinet ondersteunt de richting van de drie gestelde ambities voor het opschalen
van industriële CCUS in Europa. Daarbij is het belangrijk dat er in principe genoeg
potentieel aanbod van CO2 is, zodat alle partijen zichzelf kunnen voorzien in hun behoefte. Door extra toepassingen
kunnen de vraag naar en de prijs van CO2 toenemen. Het kabinet kijkt uit naar concrete voorstellen om de hoogte en timing
van de gestelde ambities te kunnen beoordelen op wenselijkheid en haalbaarheid.
Het kabinet is van mening dat industriële CCUS een belangrijke bouwsteen is voor het
halen van de klimaatdoelen, omdat het kan bijdragen aan een verminderde toename van
de concentratie CO2in de atmosfeer. Opslag van CO2is veelal een kosteneffectieve route om emissies te reduceren en het is zinvol om
nieuwe opslagvormen, zoals CO2vastlegging in producten, te verkennen aanvullend op permanente geologische opslag.
In het kader van CCU zijn niet-fossiele koolstofbronnen, zoals duurzame biogrondstoffen,
afvalrecycling en CO2uit de atmosfeer, nodig om minder afhankelijk te worden van fossiele grondstoffen.
Het gebruik van niet-fossiele koolstofbronnen biedt een mogelijk handelingsperspectief
voor bijvoorbeeld de glastuinbouw, chemie en kunststoffenindustrie. Het 20 procent
aandeel van duurzame niet-fossiele koolstof in de chemie lijkt ambitieus als dit aandeel
uitsluitend afkomstig moet zijn van CO2uit de atmosfeer of van biogene oorsprong. Het winnen van CO2uit de atmosfeer en het gebruik van CO2als grondstof vergen (nog) grote inzet van hernieuwbare elektriciteit en groene waterstof.
Het kabinet vraagt daarom aan de Commissie of naast duurzame niet-fossiele koolstof
ook gerecyclede koolstof onderdeel kan zijn van dit 20 procent doel. Ook is het van
belang dat de duurzaamheid van gebruikte biogrondstoffen wordt geborgd aan de hand
van bestaande systematiek uit bijvoorbeeld de RED34.
Het kabinet ondersteunt de voorgestelde acties voor industriële CCUS. Zorgvuldige
en transparante monitoring van CO2is van essentieel belang voor het borgen van de milieu-integriteit van (negatieve)
emissies. Het kabinet merkt op dat een actie ontbreekt voor de ontwikkeling van een
systeem om afgevangen CO2te traceren, en zal hierover navraag doen bij de Commissie. Het kabinet constateert
dat, in ieder geval in Nederland, de CCS-route voor negatieve emissies reeds verder
doorontwikkeld is dan andere routes zoals via koolstofopslag in bodems en (bouw)materialen.
De richtlijnen en onderliggende regelgeving voor ETS en CCS bieden namelijk al een
robuust kader daarvoor. Het kabinet zal dit onderscheid benadrukken bij de Commissie,
zodat het potentieel voor negatieve emissies van de CCS-route sneller kan worden benut.
Het kabinet kijkt met interesse uit naar het aangekondigde EU regelgevingskader voor
de certificering van koolstofverwijdering. Nederland wordt graag betrokken bij de
voorbereiding van het wetsvoorstel en de bijbehorende «impact assessment» van de Commissie
en zal daarbij letten op de toepasbaarheid op de Nederlandse situatie34. Het kabinet onderschrijft dat een correcte en betrouwbare definitie van het begrip
«koolstofverwijdering» een noodzakelijke allereerste voorwaarde is voor het opzetten
van een dergelijk regelgevingskader. Het kabinet is van mening dat een dergelijke
definitie moet zien op daadwerkelijke koolstofverwijdering en geen ruimte mag laten
voor vermeden emissies. Ook onderschrijft het kabinet de in de mededeling genoemde
waarborgen. Deze zijn nodig om te garanderen dat gecertificeerde koolstofverwijderingen
daadwerkelijk bijdragen aan het behalen van de EU klimaat- en milieudoelen.
In het kader van koolstoflandbouw, zal het kabinet de Commissie bevragen over hoe
de Commissie voorziet de additionaliteit van koolstofvastlegging vast te stellen.
Ook zal het kabinet aandacht vragen voor de wijze waarop de met behulp van verkochte
certificaten gerealiseerde koolstofvastlegging meegenomen dient te worden in de nationale
inventarisatie van broeikasgasemissies, die lidstaten in het kader van de nationale
rapportageverplichtingen dienen op te stellen. Het kabinet acht het van groot belang
dat er geen dubbeltelling van de met behulp van verkochte certificaten gerealiseerde
koolstofvastlegging plaats vindt35.
In het kader van industriële oplossingen, wil het kabinet de Commissie verzoeken om
te onderzoeken of certificaten voor koolstofverwijdering en -opslag kunnen worden
erkend binnen het EU Emission Trading System (ETS), inclusief een analyse van potentiële
lock-in risico’s. Dit biedt perspectief op stabiele en krachtige marktvraag en -financiering,
wat de marktontwikkeling van certificaten voor negatieve emissies ten goede zal komen.
De Tweede Kamer verzoekt met de Motie Van Raan (Kamerstuk 35 377, nr. 19) om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Brede welvaart bestaat uit vier aspecten. De effecten op het eerste
aspect, de kwaliteit van leven voor de huidige generaties in Nederland, beoordeelt
het kabinet positief omdat het reduceren van broeikasgasemissies en negatieve emissies
bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen. Het tweede aspect, de kapitaalvoorraden
voor latere generaties, zijn ook positief volgens het kabinet omdat het reduceren
van emissies als mitigerend middel dient tegen de negatieve effecten van klimaatverandering
op deze kapitaalvoorraden. Voor het derde aspect, grensoverschrijdende effecten zoals
geldstromen en milieueffecten, schat het kabinet in dat het bijdraagt aan het behalen
van verschillende klimaatdoelen. Daarnaast draagt het bij aan een gelijk speelveld
binnen de EU. Voor het vierde aspect, de verdeling van kosten en baten over verschillende
groepen in de samenleving, ziet het kabinet dat dit gevolgen kan hebben voor de maatschappij.
Zo kan de prijs van CO2 toenemen als de vraag ernaar toeneemt. Dit kan gevolgen hebben voor producent en
consument. Het kabinet zal kritisch kijken naar de verdeling van kosten en baten over
verschillende groepen zodra de Commissie met concrete uitwerking van voorstellen komt.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het krachtenveld voor koolstoflandbouw is nog in ontwikkeling. De Commissiemededeling
is voor het eerst geagendeerd in de Landbouw- en Visserijraad van 17 januari jl. en
daar positief ontvangen door de verschillende lidstaten. Het verslag hiervan heeft
uw Kamer reeds ontvangen36. Een discussie over koolstoflandbouw aan de hand van een achtergronddocument opgesteld
door het Franse EU voorzitterschap stond op de agenda van de informele Landbouw- en
Visserijraad van 6-8 februari jl. Het verslag hiervan zal uw Kamer spoedig ontvangen.
Voor het Franse EU voorzitterschap (1e helft 2022) is koolstoflandbouw een prioritair
onderwerp, dat het wil afsluiten met Raadsconclusies in de Landbouw- en Visserijraad
van maart 2022. De Commissiemededeling is ook positief ontvangen in de Commissie landbouw
en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement. Er zijn echter wel veel vragen
gesteld over de uitvoerbaarheid van de in de mededeling benoemde acties en het aangekondigde
EU regelgevingskader voor de certificering van koolstofverwijdering.
Het krachtenveld voor industriële CCUS met duurzame koolstofbronnen is ook nog in
ontwikkeling. In januari 2022 heeft het Europees Parlement, in een set amendementen
op de door de Commissie voorgestelde wijziging van het ETS, voorgesteld om bioenergy
Carbon Capture and Storage (BECCS) en Direct Air Carbon Capture and Storage (DACCS)
te faciliteren en bovendien CCU mogelijk te maken.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling
heeft betrekking op klimaatmitigatie en -adaptatie. Op het terrein van milieu heeft
de Unie een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten, op grond van artikel 4, lid 2,
sub e, VWEU. De aangekondigde maatregelen zien op het terrein van milieu. De Commissie
is zodoende bevoegd deze mededeling te doen.
b) Subsidiariteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De
mededeling heeft tot doel het tot stand brengen van duurzame, klimaatbestendige koolstofcycli
binnen de EU ten einde klimaatneutraliteit op EU niveau te bereiken in 2050. Gezien
het feit dat het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050 een doelstelling op EU niveau
betreft en gelet op de grensoverschrijdende aard van de klimaatproblematiek kan dit
onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt,
daarom is een EU-aanpak nodig. Door eenduidige methodologieën wordt bovendien het
gelijk speelveld op het terrein van certificering van koolstofverwijderingen verbeterd.
Dit komt de ontwikkeling van een Europese markt van koolstofverwijdering ten goede,
al dan niet als onderdeel van het ETS. Om die redenen is optreden op het niveau van
de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De mededeling heeft tot doel het tot stand brengen van duurzame, klimaatbestendige
koolstofcycli binnen de EU ten einde klimaatneutraliteit op EU niveau te bereiken
in 2050. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat
de voorgestelde standaardisatie van monitoring-, rapportage- en verificatiemethodologieën
voor koolstofverwijderingen een voorwaarde is voor het opschalen van oplossingen voor
koolstofverwijdering en -opslag. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder
dan noodzakelijk, omdat er voldoende ruimte wordt gelaten aan de lidstaten bij het
uitwerken van dergelijke methodologieën.
d) Financiële gevolgen
Zoals aangegeven in de mededeling brengt het opschalen van koolstoflandbouw kosten
met zich mee. Publieke financiering vanuit EU en nationale programma’s is nodig om
de financiële lasten voor landbeheerders te verminderen. In het bijzonder worden genoemd
de eco-regelingen en plattelandsontwikkeling van het nieuwe EU Gemeenschappelijk landbouwbeleid
2023–2027 en de doorvertaling daarvan in de nationale strategische plannen. Ook worden
cohesie, het fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees fonds voor regionale
ontwikkeling en het LIFE-programma genoemd als mogelijke financieringsbronnen. Voor
het stimuleren van innovaties op het gebeid van koolstoflandbouw wordt Horizon Europe
genoemd. De Commissie geeft in de mededeling niet aan hoeveel middelen nodig zijn
en hoeveel geld per programma voorzien is. Nederland is van mening dat de eventueel
benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
Nationale publieke vergoedingen voor het toepassen van koolstofvastleggende maatregelen
die nu al plaats vinden zijn de fiscale voordelen van de regelingen MIA en Vamil,
die in 2021 zijn uitgebreid met agrobosbouw37, leningen van het Klimaatfonds voor de landbouw38 en het Investeringsfonds duurzame landbouw39 en subsidies van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3+), waaronder de subsidie
Samenwerken aan groen-economisch herstel 40. In het concept Nationaal Strategisch Plan voor de periode 2023–2027 zijn koolstof-vastleggende
maatregelen opgenomen in de interventies «Grondgebonden eco-regeling voor klimaat
en Leefomgeving», «Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb)», «Niet-productieve
investeringen» en «Samenwerking veenweiden en N2000»41.
De financiële gevolgen van het toekomstig wetgevingsvoorstel voor de certificering
van koolstofverwijderingen zijn nog onduidelijk. In de mededeling wordt aangegeven
dat er verschillende opties bestaan voor een governancekader waarbij overheidsinstanties
en particuliere organen betrokken zijn om de uitvoering te ondersteunen. Deze variëren
van één gecentraliseerd EU-systeem tot een meer gedecentraliseerde structuur. De uiteindelijke
keuze zal mede bepalend zijn voor de financiële gevolgen. Het kabinet zal de Commissie
vragen aan te geven wat het financieel beslag van het toekomstig voorstel zal zijn.
Eventuele nationale budgettaire gevolgen zullen worden ingepast op de begrotingen
van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Een toekomstig wetgevingsvoorstel voor de certificering van koolstofverwijderingen
zal gepaard gaan met regeldrukeffecten. Deze regeldrukeffecten zullen bij het wetgevingsvoorstel
door de Commissie in kaart moeten worden gebracht. De hoogte van de regeldruk is afhankelijk
van de vormgeving en effectieve uitvoering van het boekhoud- en certificeringskader.
Er bestaan volgens de Commissie verschillende opties voor een governancekader waarbij
overheidsinstanties en particuliere instanties worden betrokken om de uitvoering ervan
te ondersteunen, variërend van één enkel gecentraliseerd EU-systeem tot een meer gedecentraliseerde
structuur. Het kabinet is van mening dat de regeldrukkosten, ook die met betrekking
tot de monitoring, rapportage en verificatie van koolstofverwijderingen, beheersbaar
moeten worden gehouden. Het kabinet onderschrijft de insteek van de Commissie dat
het gebruik van geavanceerde digitale oplossingen een kostenefficiënte en marktvriendelijke
implementatie mogelijk moet kunnen maken. De Commissie besteed daarbij terecht aandacht
aan de betrokkenheid van belanghebbenden bij de voorbereiding van het wetgevingsvoorstel
en de bijbehorende effectbeoordeling. De Commissie zal onder meer een conferentie
organiseren om vertegenwoordigers uit de academische wereld, het bedrijfsleven, openbare
organisaties, ngo's en maatschappelijke organisaties samen te brengen om van gedachten
te wisselen over het EU-brede certificeringsconcept.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken