Brief regering : Fiche: Raadsaanbeveling rechtvaardige klimaattransitie
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3316
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2022
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 11 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling en Richtlijn milieucriminaliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3312)
Fiche: Verordening aanpak instrumentalisering op het gebied van migratie en asiel
(Kamerstuk 22 112, nr. 3313)
Fiche: Richtlijn en verordening voor hernieuwbaar gas, aardgas en waterstof («Waterstof
en gas decarbonisatiepakket») (Kamerstuk 22 112, nr. 3314)
Fiche: Wijziging verordening Europees systeem van nationale en regionale rekeningen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3315)
Fiche: Raadsaanbeveling rechtvaardige klimaattransitie
Fiche: Raadsaanbeveling Europese benadering microcredentials (Kamerstuk 22 112, nr. 3317)
Fiche: Mededeling Duurzame koolstofcycli (Kamerstuk 22 112, nr. 3318)
Fiche: Mededeling actieplan grensoverschrijdend en langeafstandspersonenvervoer per
spoor (Kamerstuk 22 112, nr. 3319)
Fiche: Mededeling EU-Kader voor Stedelijke Mobiliteit (Kamerstuk 22 112, nr. 3320)
Fiche: Verordening trans-Europese transportnetwerken (TEN-T) en mededeling verlenging
van TEN-T netwerk naar naburige derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3321)
Fiche: Herziening Richtlijn Intelligente Transport Systemen (Kamerstuk 22 112, nr. 3322)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
Fiche: Raadsaanbeveling rechtvaardige klimaattransitie
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige
transitie naar klimaatneutraliteit
b) Datum ontvangst Commissiedocument
december 2021
c) Nr. Commissiedocument
COM (2021) 801
d) EUR-Lex
EUR-Lex – 52021DC0801 – NL – EUR-Lex (europa.eu)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
SWD (2021) 452
f) Behandelingstraject Raad
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken, gekwalificeerde
meerderheid
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
2. Essentie voorstel
In juli 2021 heeft de Commissie het Fit-for-55 pakket (Ff55-pakket) gepresenteerd
om uitvoering te geven aan de in de Klimaatwet gestelde doelstelling van 55% broeikasgasreductie
in 2030 ten opzichte van 19901. De transitie richting klimaatneutraliteit heeft substantiële sociaaleconomische
gevolgen. De Commissie stelt dat, met de juiste begeleidende maatregelen, de groene
transitie rond de 1 miljoen extra banen in de Europese Unie (EU) kan opleveren in
2030 en rond de 2 miljoen in 2050. De Commissie brengt daarom deze Raadsaanbeveling
uit die bestaat uit vier onderdelen: beleidspakketten van maatregelen, horizontale
elementen voor beleidsacties, gebruik van private en publieke financiering en toekomstige
acties vanuit de Commissie.
Ten aanzien van beleidspakketten van maatregelen nodigt de Commissie lidstaten uit
om, waar relevant in nauwe samenwerking met sociale partners, beleidspakketten aan
te nemen om de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van de klimaattransitie te adresseren.
De maatregelen zijn bedoeld voor mensen die het meest geraakt worden door de groene
transitie, met name mensen in kwetsbare situaties, en zijn ingedeeld rondom de volgende
thema’s: mensen helpen om door te stromen, als werknemer of als zelfstandige, naar
economische activiteiten die bijdragen aan klimaat- en milieudoelstellingen, ook wel
actieve ondersteuning naar kwaliteitsbanen genoemd; zorgen voor gelijkwaardige toegang
tot kwalitatief goed en inclusief onderwijs, training en leven lang ontwikkelen; het
ondersteunen van arbeidsmarkttransities en het voorkomen van energiearmoede2 en armoede onder transportgebruikers, en daarbij zorgen voor blijvende eerlijkheid
van fiscale systemen en systemen gericht op sociale bescherming in de context van
de groene transitie; en zorgen voor toegang tot betaalbare essentiële diensten3 en huizen.
Ten aanzien van horizontale elementen voor beleidsactie worden lidstaten opgeroepen
om de groene transitie op een inclusieve manier te bevorderen door transitiedoelstellingen
te integreren in alle niveaus van beleidsontwikkeling, en om de kwaliteit en beschikbaarheid
van data over sociaal- en arbeidsmarktbeleid te waarborgen. Zo worden lidstaten opgeroepen
om regionale en lokale overheden een actieve rol te geven en sociale partners te betrekken
bij beleidsvorming die volgt uit deze aanbeveling. In het kader van kwaliteit en beschikbaarheid
van data worden lidstaten onder meer uitgenodigd om vooruitgang te boeken ten aanzien
van de geleidelijke harmonisatie en consistentie van definities, concepten en methodologieën,
ook op basis van de aanbeveling van de Commissie over energiearmoede4. Tevens worden lidstaten opgeroepen om te zorgen voor doeltreffende en transparante
monitoring en onafhankelijke evaluatie (achteraf) van de werkgelegenheids-, sociale
en verdelingseffecten van nationale hervormingen en maatregelen.
De Raadsaanbeveling gaat in op het gebruik van publieke en private financiering, waarbij
lidstaten worden opgeroepen om kosteneffectieve investeringen te doen en financiële
steun te verstrekken om sociale- en arbeidsmarktaspecten van de transitie aan te pakken,
in overeenstemming met de bestaande staatssteunkaders. Synergiën tussen programma’s
en instrumenten moeten worden benut en de nadruk moet komen te liggen op de meest
geraakte regio’s en industriële clusters. De Commissie gaat hierbij nadrukkelijk in
op het belang van het Social Climate Fund5.
Tot slot gaat de voorgestelde Raadsaanbeveling in op toekomstige acties van de Commissie
om een eerlijke groene transitie te verzekeren. Verschillende voornemens van de Commissie
worden aangekondigd, waaronder het beter monitoren van energiearmoede en het monitoren
van de voortgang van de implementatie van de Raadsaanbeveling in het Europees Semester.
Verder wordt ten aanzien van monitoring voorgesteld dat de lidstaten de implementatie
van de Raadsaanbeveling meenemen in de update van het integraal nationaal klimaat-
en energieplan (INEK) in 2023 en 2024 en in de nationale energie- en klimaatvoortgangsrapportages
die worden opgesteld conform de afspraken in de Governance verordening («the Governance
of the Energy Union and Climate Action»)6.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Klimaatverandering is een urgent probleem waarop snel actie nodig is. In het coalitieakkoord
«Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» zet het kabinet stevig in op
een ambitieus klimaatbeleid7. In het Klimaatakkoord is reeds een ambitieus pakket met maatregelen neergelegd om
invulling te geven aan een duurzame toekomst voor Nederland. Met de aankondiging van
een aantal miljardenfondsen komt bovendien veel geld beschikbaar voor groene investeringen.
Het kabinet onderschrijft het belang van een eerlijke transitie met aandacht voor
de sociaaleconomische gevolgen en het behoud van breed maatschappelijk draagvlak.
Om te zorgen dat zoveel mogelijk bedrijven, maatschappelijke organisaties en huishoudens
de nodige investeringen kunnen doen, kan nadere ondersteuning nodig zijn. Het kabinet
zal dan ook rekening houden met de uitvoerbaarheid, gevolgen voor koopkracht voor
burgers en huishoudens, en de financiële gevolgen van de klimaattransitie voor het
mkb, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Nationaal beleid op de sociaaleconomische dimensie van de transitie is er op gericht
om werkenden waar nodig actief te begeleiden naar goed en aantrekkelijk werk in duurzame
technologieën, leven lang ontwikkelen te stimuleren en de transitie voor burgers,
maatschappelijke organisaties en bedrijven betaalbaar te houden door te sturen op
kosteneffectieve maatregelen. Negatieve sociaaleconomische effecten worden zoveel
mogelijk geadresseerd door middel van algemeen sociaal beleid. Nederland heeft gericht
nationaal en lokaal beleid ten aanzien van armoedebestrijding, in nauwe samenwerking
tussen het Rijk, gemeenten en maatschappelijke organisaties. Om reizen naar werk betaalbaar
te houden, heeft het kabinet in het coalitieakkoord aangegeven de onbelaste reiskostenvergoeding
te gaan verhogen8. Ook vinden er onderzoeken plaats naar de omvang en achterliggende mechanismen van
vervoersongelijkheid in Nederland.
Jaarlijks kijkt het kabinet integraal naar de koopkracht om waar nodig maatregelen
te nemen om de inkomensontwikkeling bij te sturen.
Het coalitieakkoord noemt als randvoorwaarde voor ambitieus klimaatbeleid het hebben
van voldoende vakmensen, nu maar ook op weg naar 2050. In Nederland is het niet meer
de vraag óf de transitie banen oplevert; maar vooral hoe we deze banen invullen met
voldoende technische vakmensen. Het kabinet gaat aan de slag met onderwijsinstellingen,
overheden en sociale partners om vakmensen op te leiden en, waar nodig, om- of bij
te scholen. Vanuit het Rijk en sectoren wordt op uiteenlopende wijzen gewerkt om krapte
op de arbeidsmarkt en in specifieke sectoren op te lossen. Hierbij wordt ingezet op
generiek beleid, zoals leven lang ontwikkelen, het verhogen van het aantal gewerkte
uren en de arbeidsparticipatie en van-werk-naar-werk beleid, en op sectorspecifiek
beleid, bijvoorbeeld het techniekpact breed gericht op de Techniek. Europese ondersteuning,
zoals onder andere via het Just Transition Fund (JTF), kan hieraan bijdragen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de brede en ambitieuze klimaatinzet van de Commissie in het Ff55-pakket
ten zeerste. Het pakket vormt een belangrijke stap om de doelen die zijn vastgesteld
in de Europese Klimaatwet te halen. Het kabinet is het met de Commissie eens dat er
voldoende aandacht dient te zijn voor de sociale- en werkgelegenheidsaspecten van
de klimaattransitie. Over het algemeen verwelkomt het kabinet de Raadsaanbeveling
dan ook. In verschillende Ff55-voorstellen wordt ingegaan op de sociaaleconomische
gevolgen van het pakket, maar een integraal overzicht ontbrak. De Raadsaanbeveling
biedt dit integrale overzicht van de verschillende beleidsopties ten aanzien van de
sociaaleconomische gevolgen. De Raadsaanbeveling kan daarom voor lidstaten een nuttig
middel zijn. Het kabinet verwelkomt ook het feit dat het gaat om een Raadsaanbeveling
waarbij lidstaten worden aangemoedigd om beleidsopties te overwegen. Op deze manier
behouden lidstaten de ruimte om zelf nationaal afwegingen te maken welke maatregelen
geschikt zijn om de uitdagingen te adresseren. Het kabinet hecht er daarbij belang
aan, conform het voorstel voor de Raadsaanbeveling, dat maatregelen in overeenstemming
zijn met de bestaande staatssteunkaders om marktverstoring te voorkomen.
Het kabinet herkent de door de Commissie gekozen beleidsthema’s. Begeleiding naar
werk, toegang tot kwalitatief hoogwaardig en inclusief onderwijs, leven lang ontwikkelen,
het voorkomen dat mensen in de knel komen door de groene transitie door eerlijke fiscale
en sociale beschermingssystemen, toegang tot essentiële diensten en verduurzaming
van huizen zijn belangrijke onderdelen van een eerlijke groene transitie. Wel wil
het kabinet hier nog aan toevoegen dat er in het kader van de werkzaamheden aan de
transitie, ook aandacht moet zijn voor het gezond en veilig uitvoeren van de werkzaamheden
en had hier meer aandacht voor verwacht in de Raadsaanbeveling. De aanbeveling omvat
een groot aantal maatregelen die lidstaten kunnen overwegen. Het kabinet gaat aan
de slag met de transitieopgave en het is nog te vroeg om te zeggen op welke wijze
exact invulling gegeven zal worden aan de sociaaleconomische gevolgen van deze transitie.
Omdat de effecten van de klimaattransitie per lidstaat kunnen verschillen kan een
maatregel die minder geschikt is in de Nederlandse situatie wel passend zijn voor
een andere lidstaat. Het kabinet steunt dan ook het brede karakter van de Raadsaanbeveling.
Het kabinet ziet daarnaast enkele andere aandachtspunten, die het naar voren zal brengen
bij bespreking van de Raadsaanbeveling. Allereerst vindt het kabinet de Raadsaanbeveling
nog onvoldoende duidelijk over de monitoring van de implementatie. De Commissie stelt
dat deze plaats zal vinden binnen het Europees Semester. Daarbij merkt het kabinet
op dat de Commissie niet exact aangeeft op welke wijze monitoring binnen het Semester
plaats zal vinden en welke eventuele rapportageverplichtingen dit met zich meebrengt.
Het kabinet zal hier de Commissie over bevragen en zet erop in dat de Raadsaanbeveling
niet zorgt voor een onnodige toename in administratieve lasten. Met het oog op de
effectiviteit van het Semester vindt het kabinet het hierbij ook van belang dat de
focus van het Semester op economisch, begrotings- en werkgelegenheidsbeleid behouden
blijft. In dat kader vindt het kabinet het monitoren van de arbeidsmarkttransities
als onderdeel van werkgelegenheidsbeleid binnen het Semester passend. De Commissie
stelt ook voor dat lidstaten de Raadsaanbeveling meenemen in de update van de INEK
in 2023 en 2024. Omdat lidstaten in de INEK al rapporteren over de beleidsinzet op
arbeidsmarkt, scholing werkgelegenheid in relatie tot de transitie, acht het kabinet
dit een geschikte plek.
Het kabinet heeft begrip voor de oproep om meer vooruitgang te boeken ten aanzien
van de geleidelijk harmonisatie en consistentie van definities, concepten en methodologieën,
onder meer op basis van de aanbeveling van de Commissie over energiearmoede, maar
wijst erop dat voldoende ruimte moet zijn om rekening te houden met de verschillen
tussen lidstaten in de aanpak van (energie)armoede.
Daarnaast merkt het kabinet op dat in de Raadsaanbeveling veelvuldig wordt gerefereerd
aan het Social Climate Fund (SCF). De onderhandelingen over het fonds zijn onlangs
gestart en wat het kabinet betreft dient niet, middels de Raadsaanbeveling, vooruitgelopen
te worden op de uitkomst van deze onderhandelingen. Voor de kabinetspositie t.a.v.
het SCF verwijst het kabinet naar de desbetreffende BNC-fiches.9
Gevolgen voor de brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de motie van het lid Van Raan10 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Het beoogde effect van deze Raadsaanbeveling,
namelijk het verzekeren van een eerlijke transitie door het adresseren van sociale-
en werkgelegenheidseffecten van de klimaattransitie, kan bijdragen aan een verbetering
van deze vier aspecten. De precieze invulling is echter afhankelijk van de maatregelen
die lidstaten nationaal nemen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Over het algemeen bestaat er breed draagvlak binnen de Unie voor een sociaal rechtvaardige
transitie. Deze aanbeveling kan daaraan bijdragen. De impact van de transitie kan
echter in elke lidstaat anders zijn. Het ligt daarom voor de hand dat de brede reikwijdte
van deze aanbeveling gesteund kan worden door een groot deel van de lidstaten. Ook
vanuit het Europees Parlement bestaat er brede steun voor een sociaal rechtvaardige
transitie.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het kabinet oordeelt positief over de bevoegdheid voor de Raadsaanbeveling. Het voorstel
voor de Raadsaanbeveling is gebaseerd op artikel 292 VWEU, op basis waarvan de Raad
aanbevelingen kan vaststellen op basis van een voorstel van de Commissie op gebieden
waarvoor de EU bevoegd is, in samenhang met artikel 149 VWEU en artikel 166, lid 4
VWEU. Artikel 149 VWEU voorziet in de mogelijkheid tot vaststelling van stimuleringsmaatregelen
die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid
te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling
van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en
advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen,
in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten. Artikel 166, lid 4 VWEU
geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen die bijdragen aan de verwezenlijking
van de doelstellingen van dit artikel, waaronder de aanpassing aan veranderingen in
het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing.
Het kabinet acht dit de juiste rechtsgrondslag. De EU heeft een met de lidstaten gedeelde
bevoegdheid op het terrein van het sociaal beleid voor de in het Verdrag genoemde
aspecten (artikel 4, lid 2, onder b, VWEU).
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit. Klimaatbeleid
is grensoverschrijdend van aard en de sociaaleconomische uitdagingen die hieruit voortkomen
kunnen gevolgen hebben voor het groeipotentieel van de EU als geheel. Hierdoor kan
de doelstelling van het optreden onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal
of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Optreden op EU-niveau kan bovendien bijdragen
aan het vinden van de juiste maatregelen om sociaaleconomische effecten van de klimaattransitie
aan te pakken. Optreden op EU-niveau is daarom gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
De grondhouding ten aanzien van proportionaliteit is positief. Het kabinet steunt
de keuze van de Commissie voor een Raadsaanbeveling, een juridisch niet-bindend instrument,
die verschillende beleidsopties ter overweging aan de lidstaten voorlegt. Het kabinet
vindt het optreden geschikt om het beoogde doel te bereiken. Het betreft een Raadsaanbeveling
met een breed karakter die een gedifferentieerde aanpak mogelijk maakt. De thema’s
die worden genoemd onder beleidspakketten zijn volgens het kabinet geschikt om een
eerlijke transitie te bereiken. De Raadsaanbeveling biedt handvatten voor lidstaten
om de sociaaleconomische effecten van de klimaattransitie te adresseren, maar laat
tegelijkertijd ruimte voor lidstaten om maatregelen te treffen die passend zijn bij
de nationale situatie. Het voorstel gaat daarmee niet verder dan noodzakelijk.
d) Financiële gevolgen
De Raadsaanbeveling zelf heeft geen directe financiële gevolgen voor de EU begroting.
In de Raadsaanbeveling wordt gerefereerd aan het mogelijke gebruik van diverse Europese
fondsen, zoals de Cohesie fondsen, het Just Transition Mechanism, InvestEU, Erasmus+,
EGF, het Moderniseringsfonds en het Social Climate Fund. Het kabinet is van mening
dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
De Raadsaanbeveling bevat verwijzingen naar nationale begrotingen en hun mogelijke
rol bij de uitvoering van de aanbeveling. Eventuele budgettaire gevolgen voor de Nederlandse
begroting worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement,
conform de regels van de budgetdiscipline. Daarbij dient ook rekening gehouden te
worden met eventuele budgettaire gevolgen voor lokale overheden.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het is nog onduidelijk hoe de monitoring van de implementatie van de Raadsaanbeveling
er exact uit gaat zien. Indien er rapportages vanuit de lidstaten worden gevraagd
heeft dit gevolgen voor de administratieve lasten van de lidstaten. Dit voorstel heeft
geen gevolgen voor de regeldruk van de marktsector en/of burgers.
In zoverre dat de Raadsaanbeveling klimaatrelevante investeringen stimuleert en steun
verzorgt voor het bredere Ff55-pakket, biedt het een positieve impuls voor het behalen
van klimaatneutraliteit in 2050. Daarmee kan de Raadsaanbeveling bijdragen aan de
mondiale voortrekkersrol van de EU. Deze voortrekkersrol kan ook positieve effecten
hebben op de concurrentiekracht van de EU.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken