Brief regering : Uitwerking coalitieakkoord Klimaat en Energie
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
35 788 Kabinetsformatie 2021
Nr. 974 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2022
Klimaatverandering is dé uitdaging voor onze generatie. Onze aarde warmt op en we
krijgen steeds vaker te maken met extreem weer. Dit bedreigt het leven van mensen,
dieren en de natuur. We werken al hard om die snelle verandering af te remmen en uiteindelijk
stop te zetten, maar de komende jaren gaat het roer nog verder om. Nederland gaat
voor groen. Dat betekent dat we aan de slag gaan om de uitstoot van broeikasgassen
flink verder te verminderen, totdat we in 2050 bij de nul uitkomen. Wij zijn het volgende
generaties verplicht om een klimaatneutraal, fossielvrij en circulair Nederland over
te dragen.
Met de klimaat- en energieparagraaf in het Coalitieakkoord zet het kabinet erop in
om aan die verplichting te voldoen. Moeten we daar veel voor doen? Ja. Moeten we daar
dingen voor laten? Absoluut. Met hier en daar een likje verf redden we het niet. Daarom
pakken we het groter aan. Van de manier waarop we onze energie opwekken tot de manier
waarop we ons huis verwarmen. Van hoe we reizen tot hoe onze industrie werkt. Van
de manier waarop we bouwen tot de manier waarop we ons eten maken. We hebben daarbij
meer oog voor slim gebruik van grondstoffen en de gezondheid van dieren en de natuur. En we maken groenere keuzes aantrekkelijker.
We maken wijken aardgasvrij en leveren duurzame warmte aan woningen. We gaan voor
nog meer wind- en zonne-energie, waarbij we allereerst inzetten op wind op zee en
zon op dak. Voor energieopwekking op land zoeken we samen naar de beste plekken en
zorgen we ervoor dat omwonenden kunnen profiteren van de winst. We bedenken manieren
om de ruimte in ons kleine land het beste in te zetten voor zowel natuur, landbouw
als wonen. De groene omslag van ons land is een grote opgave die van ons allen iets
vraagt, maar wel een opgave die wij moeten en kunnen klaren.
Nederland is een welvarend land dat in de transitie naar een groene economie tot de
kopgroep in Europa kan en wil behoren. Dat levert ook veel maatschappelijke voordelen
op: een grotere biodiversiteit, een schonere lucht en groene banen. Daarom is het
belangrijk dat we nu handelen. Deze aanpak kan slagen als huishoudens, gemeenschappen,
(midden en klein) bedrijven en maatschappelijke organisaties, coöperaties, dorpen
en steden in staat worden gesteld de duurzame omslag te maken. Nederland staat dus
voor een grote opgave. Een opgave waar we nu stappen voor moeten zetten, terwijl tegelijkertijd
corona al heel veel vraagt van mensen en ondernemers in onze samenleving. Daarom werkt
het kabinet voor het klimaat- en energiebeleid ook intensief samen met de medeoverheden:
gemeenten, provincies en de waterschappen. Het kabinet wil er daarom voor zorgen dat
iedereen mee kan doen, dat de vervuiler betaalt en dat niemand achterblijft. Zo doen
we recht aan de aarde, aan volgende generaties en aan elkaar.
In deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), de Minister voor Natuur en Stikstof, de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (VRO), de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de Minister
van Economische Zaken en Klimaat (EZK), de Minister van Financiën, de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat (I&W), de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
(FB) en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over het proces en werkwijze
rondom de uitwerking van het Coalitieakkoord het komende jaar en de wijze waarop regie
en governance worden ingevuld. De Minister van I&W zal u dit voorjaar separaat informeren
over de uitwerking het Coalitieakkoord op het gebied van klimaatadaptatie.
1. Uitwerking beleidsprogramma
Nederland wil koploper zijn bij het tegengaan van de opwarming van de aarde. Nederland
levert zijn bijdrage aan Europese doelen en zet zichzelf nationaal als doel om in
2030 ten minste 55% emissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990. Conform het
Coalitieakkoord richt het kabinet zich bij de uitwerking van beleidsmaatregelen op
een emissiereductie van 60%. Daarmee wil het kabinet ervoor zorgen dat het nieuwe
streefdoel voor 2030 in de Klimaatwet van -55% ten minste wordt gehaald. Uiterlijk
in 2050 moet Nederland klimaatneutraal zijn.
In het Coalitieakkoord zijn maatregelen opgenomen die bijdragen aan het behalen van
de klimaatdoelen. In mei presenteert het kabinet onder regie van de Minister voor
Klimaat en Energie de eerste uitwerking van het beleidsprogramma Klimaat en Energie.
Hierin zal nader worden ingegaan op de uitwerking van maatregelen uit het Coalitieakkoord.
Uitgangspunt hierbij is dat het beleidsprogramma Klimaat en Energie voortbouwt op
het Klimaatakkoord en het Coalitieakkoord. Per sector dient een samenhangend beleidspakket
van subsidiering, beprijzing en normering te ontstaan waarmee de doelen 2030 worden
gerealiseerd en waarin rekening is gehouden met de lastengevolgen voor burgers en
bedrijven. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de verschillende onderwerpen
en welke bewindspersoon hiermee aan de slag gaat1.
Het beleidsprogramma bevat een wetgevingsprogramma, waarmee we zicht houden op de
totstandkoming van de benodigde wet- en regelgeving en de momenten waarop deze aan
de Tweede Kamer worden aangeboden. De financiële verwerking van het beleidsprogramma
Klimaat en Energie zal zoveel als mogelijk al in de Voorjaarsnota en Miljoenennota
van dit jaar meelopen. De uitwerking van de fiscale vergroeningsmaatregelen zal waar
mogelijk meelopen in de besluitvorming over de lasten in dit voorjaar en in het Belastingplan
2023. Het beleidsprogramma zal ook ingaan op de dekking van uitvoeringskosten bij
de rijksoverheid en medeoverheden.
Het kabinet zal de eerste uitwerking van het beleidsprogramma tijdig aanbieden aan
het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zodat het in de Klimaat en Energieverkenning
(KEV) 2022 een inschatting kan geven van het doelbereik van het door het kabinet geagendeerde
beleid. Mocht de analyse van PBL daartoe aanleiding geven, dan zal het beleidsprogramma
worden aangepast, evenals de indicatieve verdeling over sectoren. Het kabinet streeft
ernaar reeds een concept-Klimaatnota gelijktijdig met de Miljoenennota aan de Tweede
Kamer aan te bieden. Om dit te bewerkstelligen zal ik PBL vragen gegevens uit de Klimaat-
en Energieverkenning eerder beschikbaar kunnen worden gesteld en uw Kamer hierover
informeren.
In het vervolg van deze brief zal ik nader ingaan op de verschillende onderdelen van
het beleidsprogramma.
2. Versterking borging en regie
2.1 Aanpassing Klimaatwet
Het kabinet zal met een voorstel komen de Klimaatwet te wijzigen. Dit gebeurt in twee
stappen. De eerste stap betreft een wijziging die op korte termijn noodzakelijk is
om de Nederlandse Klimaatwet in lijn te brengen met de Europese Klimaatwet en het
Coalitieakkoord (zie ook Kamerstuk 32 813, nr. 808). Het doel voor 2030 wordt aangepast: van 49% naar ten minste 55% inclusief landgebruik
emissies. Het doel voor 2050 wordt aangescherpt van 95% CO2-reductie naar klimaatneutraliteit. Ik streef ernaar het wetsvoorstel voorjaar 2022
aan uw Kamer aan te bieden.
In vervolg op deze eerste stap, bereid ik andere aanpassingen in de Klimaatwet voor.
Het gaat om wijzigingen die voortvloeien uit het Coalitieakkoord, zoals het wettelijk
verankeren van de positie van de op te richten wetenschappelijke adviesraad en stroomlijning
van de beleidscyclus van de Klimaatwet met de begrotingscyclus. Ook zal het kabinet
bezien of het met een voorstel komt om tussendoelen voor 2035 en 2040 in de Klimaatwet
op te nemen. Bij het vaststellen van deze tussendoelen zal worden aangesloten bij
het nieuwe Europese doel voor 2040 waarvoor de Europese Commissie in 2024 met een
voorstel komt.
2.2 Sectorale opgaven en restemissies
De maatregelen die zijn opgenomen in het Coalitieakkoord vormen het startpunt voor
de uitwerking van het beleidsprogramma. Na de doorrekening van de beleidspakketten
door PBL zal per sector een maximale uitstoot («restemissiedoel») voor 2030 worden
vastgesteld. Voor de ESR-sectoren volgt daaruit een emissiebudget richting 2030 (aansluitend
bij de Europese borgingsystematiek).
In het Coalitieakkoord is op basis van de voorgenomen klimaatmaatregelen per sector
een hoge en lage inschatting gegeven van de reductie-effecten in 2030. Wanneer de in het coalitieakkoord
genoemde effecten worden opgeteld, reiken deze maatregelen tot 49–62% reductie in
2030, afhankelijk van de wijze waarop maatregelen nu worden uitgewerkt door het kabinet.
Tabel 1 toont de indicatieve restemissies per sector die volgen uit de inschattingen
van emissiereductie-effecten per maatregel in het Coalitieakkoord, rekening houdend
met de doorwerking van reeds geagendeerd beleid uit het Klimaatakkoord. Deze verdeling
van emissiereductie over de sectoren is nadrukkelijk niet definitief maar indicatief.
De verdeling kan bij klimaatnota worden bijgesteld als de analyses van PBL in de KEV
daartoe aanleiding geven.
Tabel 1: Overzicht indicatieve restemissies per sector
Raming uitstoot 2030 KEV2021 (Mton)
Doorwerking Klimaatakkoord (Mton)
Indicatieve reductie Coalitieakkoord (Mton)
Indicatieve restemissies 2030 (Mton)
midden
Laag
Hoog
Laag
Hoog
Laag
Hoog
Gebouwde omgeving
18,9
0,5
1,7
7,2
7,2
11,2
10,0
Landbouw
25,6
0,7
0,7
6,0
6,0
18,9
18,9
Landgebruik
3,5
0,8
1,7
2,7
1,8
Mobiliteit
28,7
0,5
1,5
3,3
3,5
24,9
23,7
Industrie
40,3
0
0
5,0
5,9
35,3
34,4
Elektriciteit
21–8,1
0
0
0,5
2
20,5
6,1
Bandbreedte reductie t.o.v. 19901 (%)
49%–62%
X Noot
1
Hierbij wordt aangesloten bij de bandbreedte die PBL hanteert in haar reflectie op
het Coalitieakkoord.
De verantwoordelijke bewindspersonen gaan aan de slag met de uitwerking van de maatregelen
opgenomen in het Coalitieakkoord. Daarmee moet een aanzienlijke reductie van Nederlandse
broeikasgasemissie worden bereikt. Aangezien het doel van het kabinet is om beleid
te richten op 60% wordt bij de uitwerking van de maatregelen gekoerst op een ambitieniveau
in de uitwerking van het beleid dat aansluit bij «hoge reductie» in tabel 1. Ook de
aanscherping van Europees beleid uit Fit-for-55 en uitwerking van maatregelen gericht
op Circulaire Economie kunnen aan emissiereductie bijdragen.
Met het Coalitieakkoord is het klimaatbeleid niet klaar. Zo schrijft het PBL in zijn
reflectie op het Coalitieakkoord dat vanwege mogelijke overlap tussen maatregelen
en dubbeltellingen, de reductie enkele procentpunten lager kan uitvallen. Daarom zullen
de verantwoordelijk bewindspersonen bij de uitwerking van het beleidsprogramma bezien
welke aanvullende inspanningen denkbaar zijn om de indicatieve restemissies in de
sectoren binnen bereik te brengen. Het kabinet zal het beleidsprogramma aanbieden
aan PBL ten behoeve van de KEV2022. Als uit de inschatting van effecten blijkt dat
bijstelling en/of herijking nodig is ten opzichte van Coalitieakkoord, zal uw Kamer
bij Klimaatnota worden geïnformeerd over de wijze waarop het kabinet hieraan invulling
wil geven.
Samenhang Europese verplichtingen
Nederland draagt bij aan Europese doelen waaruit verplichtingen volgen. Deze doelen
worden, in lijn met de vastgestelde hogere ambitie van Europa, in het Fit-for-55-pakket
opgehoogd. Het betreft doelen voor energiebesparing en hernieuwbare energie en de
verplichting dat de uitstoot voor de ESR-sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit,
landbouw en landgebruik en kleine industrie) per jaar en over de periode 2021–2030
binnen een bepaald budget blijft. Ook wordt het EU Emissiehandelssysteem aangescherpt,
waar de industrie en elektriciteitssector onder vallen. Bij de uitwerking van het
beleid wordt waar mogelijk al rekening gehouden met de verwachte onderdelen uit het
Fit-for-55-pakket. Na vaststelling van het Fit-for-55-pakket zal het klimaatbeleid
indien nodig worden herijkt.
De ESR-verordening werkt met koolstofbudgetten en niet met een puntdoel voor 2030.
In deze systematiek loont het dus om zo snel mogelijk emissiereducties te bewerkstelligen.
Om aan te sluiten bij de systematiek van de ESR-verordening dient bij de uitwerking
van maatregelen dus aandacht te zijn voor spoedige inwerkingtreding van maatregelen.
In de Klimaatnota zal op basis van de KEV2022 worden vastgesteld in hoeverre met de
maatregelen uit het Coalitieakkoord door Nederland invulling kan worden gegeven aan
de hogere Europese doelen en verplichtingen. Op basis hiervan zal het kabinet zo nodig
besluiten over bijstelling en/of aanvullende beleidsinzet voor ESR-sectoren en voor
energiebesparing en hernieuwbare energie, die bijdragen aan het realiseren van het
Fit-for-55-pakket.
2.3 Wetgevingsprogramma
Het klimaatbeleid vergt een ambitieus wetgevingsprogramma. Voor het bereiken van de
klimaatdoelen worden diverse instrumenten ingezet, waarbij wet- en regelgeving één
van de belangrijkste is. De urgentie van de klimaat- en energietransitie vraagt dat
wet- en regelgeving in hoog tempo wordt ontwikkeld een groot risico voor de uitvoering
van het klimaatbeleid is dat de uitvoering van het wetgevingsprogramma, waarvoor kabinet
en beide Kamers nodig zijn, vertraging oploopt. Om voortgang en samenhang van (de
uitvoering van) wetgeving te borgen is onder de Ministeriële Commissie Klimaat en
Energie een hoogambtelijk Interdepartementaal Juridisch overleg ingesteld. Hierin
zal aan de hand van een samenhangend wetgevingsprogramma de voortgang en de planning
van het geheel aan wet- en regelgeving op het gebied van klimaat worden gemonitord
en bewaakt.
Zoals toegezegd tijdens het commissiedebat over het Fit-for-55-pakket op 27 januari
2022 is een overzicht van de (voorstellen voor) wetgeving voor klimaat als bijlage
bij deze brief gevoegd3. In het beleidsprogramma in mei en vervolgens twee keer per jaar, zal aan de Kamer
worden gerapporteerd over de voortgang van het wetgevingsprogramma.
2.4 Circulaire Economie
Het kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Een betere samenhang
tussen klimaat- en energietransitie en de circulaire transitie is noodzakelijk voor
het bereiken van klimaatdoelen op de korte en lange termijn en voor het Nederlandse
bedrijfsleven. Door het gebruik van fossiele en kritieke grondstoffen zoveel mogelijk
terug te brengen en te vervangen door hernieuwbare, algemeen beschikbare en secundaire
grondstoffen, wordt de samenhang tussen beide transities versterkt. De voetafdruk
van de hele keten wordt hiermee kleiner, met naast emissiereductie ook een positief
effect op biodiversiteit, milieu, gezondheid en leveringszekerheid van grondstoffen.
Nederland vervult een koploperspositie op circulaire economie en wil die ook voortzetten.
Daarom is het kabinet voornemens bij de uitwerking van het beleidsprogramma een ambitieus
klimaatdoel voor circulaire economie te bepalen. Hierbij wordt niet alleen gekeken
naar de bijdrage van de circulaire economie aan het terugdringen van nationale emissies
maar ook naar de bijdrage die wordt geleverd aan reductie van de totale klimaatvoetafdruk
van Nederland (inclusief emissies buiten de landsgrenzen). De uitwerking zal, in samenwerking
met de vijf klimaatsectoren en de Transitieagenda’s vanuit het Rijksbrede programma
Circulaire Economie, worden vormgegeven in een uitvoeringsprogramma met activiteiten
en financiële uitwerking.
Zoals in het Coalitieakkoord is vastgesteld heeft de overheid een voorbeeldrol bij
het realiseren van een circulaire economie. Dat doen we via de bedrijfsvoering van
het Rijk, hiervoor zal zowel de inkoopkracht als de werkgeversrol van de rijksoverheid
worden ingezet.
2.5 Versteviging regie op verduurzaming van het energiesysteem
Het kabinet wil het aanbod van hernieuwbare energiebronnen stimuleren en inzetten
op productie van extra CO2-vrije energie. Er wordt ingezet op extra windenergie op zee (tot een totaal van circa
21 GW rond 2030)4, het aanbod van groen gas wordt vergroot evenals de productie van duurzame waterstof.
Ook zet dit kabinet in op de bedrijfsduurverlenging van Borssele en de benodigde stappen
voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. Dit zijn noodzakelijke stappen voor verduurzaming
van het energiesysteem maar vraagt tegelijkertijd om een sterkere invulling van de
regie om deze omschakeling in goede banen te leiden.
Het kabinet werkt toe naar een Nationaal Plan Energiesysteem 2050 dat met de Klimaatnota
wordt aangeboden aan uw Kamer (Kamerstukken 32 813, nr. 965). Een eerste opzet van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050 met afwegingskader
is voor de zomer voorzien. Hierbij wordt enerzijds gebruik gemaakt van de eerste bevindingen
van het onafhankelijk expertteam energiesysteem dat wordt ingesteld ten behoeve van
het Programma Energiesysteem. Ook voeren de netbeheerders voor de zomer een quickscan
uit van de gevolgen van het Coalitieakkoord voor het energiesysteem. Deze quickscan
wordt samen met een eerste uitwerking van het Nationaal Plan Energiesysteem 2050,
de genoemde bevindingen van het expertteam en de eerste uitwerking van het beleidsprogramma
aangeboden aan uw Kamer. Zoals in de brief van 17 december jl. (Kamerstuk 32 813, nr. 965) aan uw Kamer gemeld, kan al voorzien worden om welke keuzes het op hoofdlijnen zal
gaan op weg naar een CO2-neutraal energiesysteem in 2050. Dit zijn ook steeds de belangen en afwegingen op
grond waarvan nieuwe voorstellen beoordeeld moeten worden: leveringszekerheid en betrouwbaarheid,
betaalbaarheid en wijze van stimuleren/bekostigen van investeringen, (omgevings)veiligheid
en afhankelijkheid, leefomgevingskwaliteit en maatschappelijke betrokkenheid.
Met het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) neemt het Rijk
meer regie op de realisatie van de benodigde energie- en grondstoffeninfrastructuur
(Kamerstukken 29 826, 31 239 en 30 196, nr. 132). Het MIEK geeft de planning en voortgang weer van projecten van nationaal belang
en organiseert stapsgewijze besluitvorming in fasen met oog voor integrale afweging,
systeemintegratie en gedragen ruimtelijke inpassing. Het MIEK-overzicht wordt jaarlijks
geactualiseerd. Daarbij is het voornemen om MIEK 2022 verder te verbreden en te voeden
met projecten van nationaal belang vanuit de sectoren transport, landbouw en gebouwde
omgeving. De infrastructuur van nationaal belang moet in nauwe samenhang worden bezien
met de keten van producent tot gebruikers en de onderliggende, regionale netten die
daarbij horen. Dit vraagt om goede regie en coördinatie tussen nationaal en decentraal
niveau. Daarom wordt met medeoverheden en andere betrokken partijen gewerkt aan de
opzet van regionale programma’s.
Ook in ruimtelijke zin is regie nodig. Het tijdig beschikbaar zijn van voldoende ruimte
voor nieuwe energie-infrastructuren en installaties is geen sinecure, zoals eerder
beschreven in de brief over het nationaal plan energiesysteem (Kamerstuk 32 813, nr. 965). Niet alleen voor energie, maar voor alle ruimtelijke vragende functies. En niet
alleen vanuit de nationale belangen maar ook vanuit de provinciale en gemeentelijke
belangen. Om te komen tot ruimtelijke kwaliteit is een zorgvuldige tijdige integrale
afweging nodig. Daarom is voor de zomer ook inzicht nodig in de stapeling van de verschillende
opgaven en de mate waarin daar synergie of keuzes nodig zijn. De Nationale Omgevingsvisie
wordt geactualiseerd, aangescherpt en uitgevoerd. Hierover wordt u geïnformeerd door
de Minister voor VRO.
Veel van de genoemde opgaven spelen wereldwijd. Innovatie van Nederlandse bodem helpt
ons om onze CO2-reductiedoelstellingen in de verschillende sectoren betaalbaar te verwezenlijken
en het versterkt het verdienvermogen van Nederland in een veranderende wereld. Met
de aangescherpte doelstelling voor 2030 en de nieuwe reductiedoelen voor de langere
termijn, is extra inzet op (energie-)innovatie nodig om (nieuwe) technieken te stimuleren,
de kosten omlaag te brengen en maatschappelijk aantrekkelijke alternatieven te vinden.
Energie-innovatie is hiermee een belangrijke randvoorwaarde voor de energietransitie.
2.6 Uitwerking nieuwe langetermijnvisie
De aanscherping van het 2050-doel naar klimaatneutraliteit is fundamenteel. Dit vergt
een update van de langetermijnstrategie die in 2019 bij het Klimaatplan is aangeboden
aan uw Kamer en ingediend bij de Europese Commissie. Het kabinet wil deze visie als
onderdeel van de update van het nieuwe Klimaatplan op basis van de Klimaatwet (eind
2023/begin 2024) gereed hebben.
2.7 Wetenschappelijke Adviesraad
Er komt een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad die het kabinet gevraagd en
ongevraagd zal adviseren over het klimaatbeleid. De adviesraad zal zich buigen over
onder meer de nieuwe langetermijnstrategie maar ook over onderwerpen rondom bijvoorbeeld
techniek en innovatie. Bij het beleidsprogramma zal ik nader ingaan op de inrichting
van de Raad, waarbij ook de uitkomsten zullen worden betrokken van de «Wetenschapstoets op klimaatverantwoording».5 Ik zal dan tevens ingaan op proces en werkwijze van de aangekondigde generatietoets
op het klimaatbeleid. De rol van de wetenschappelijke adviesraad zal worden verankerd
in de Klimaatwet en krijgt daarbij een complementaire rol aan de reeds wettelijk verankerde
rol van de Raad van State en rekenmeester PBL. Ik zal in het beleidsprogramma ook
ingaan op de verhouding met het expertteam energiesysteem, dat al is gestart om snelle
onafhankelijke advisering al voor de zomer te kunnen effectueren.
2.8 Samenhang Stikstof en Klimaat
Maatregelen die leiden tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen kunnen
eveneens een positief effect hebben op het realiseren van de stikstofdoelen. Ook kunnen
stikstofmaatregelen leiden tot een reductie van broeikasgasemissies. Het behalen van
stikstof- en klimaatdoelen en bijbehorende maatregelen kunnen elkaar dus versterken
en het is daarom van belang dat het beleid op deze onderwerpen wordt samengebracht
in een integrale aanpak en dat de effecten van maatregelen op beide doelen worden
geregistreerd en gemonitord. De Ministers van Klimaat en Energie en de Minister van
Natuur & Stikstof zullen in de uitwerking hiervan gezamenlijk optrekken.
Momenteel wordt een integrale gebiedsgerichte aanpak uitgewerkt om een toekomstbestendige
transitie van het landelijk gebied te realiseren. Deze aanpak wordt uitgewerkt in
gebiedsplannen die door provincies in samenspraak met gemeenten en waterschappen worden
opgesteld. Inzet is om andere opgaven in de aanpak mee te nemen, waaronder klimaat
maar ook biodiversiteit en water. De indicatieve restemissie voor de landbouw (zie
2.2) zal bij de uitwerking van deze integrale aanpak als uitgangspunt worden gehanteerd.
Ook bij de realisatie van de ambities van andere sectoren, zoals de verduurzaming
industrie en mobiliteit, moeten we aandacht hebben voor synergie in de aanpak en potentiële
knelpunten door het gebrek aan stikstofruimte.
2.9 Uitwerking fiscale vergroeningsmaatregelen
Het kabinet gaat aan de slag met een ambitieus fiscaal vergroeningspakket dat raakt
aan alle klimaatsectoren. Het gaat hierbij onder andere om aanpassingen in de energiebelasting
(verbreden grondslagen en tariefstructuur minder degressief maken), een aanscherping
van de CO2-heffing voor de industrie en het inpassen van aantal gereden kilometers (MRB Plus)
als grondslag in de motorrijtuigenbelasting. Het kabinet streeft ernaar om deze maatregelen
zo veel als mogelijk al mee te nemen bij het Belastingplan 2023.
3. Governance
3.1 Mede-overheden
Het klimaatbeleid kan alleen een succes worden als overheden schouder aan schouder
werken. Gemeenten, provincies en waterschappen zijn samen met het Rijk kaderstellend
en hun steun voor de doelen van het Coalitieakkoord en de uitwerking ervan is randvoorwaardelijk
voor de uitvoering. Dit geldt niet alleen voor het klimaatbeleid maar ook voor andere
maatschappelijke uitdagingen zoals de stikstofopgave en woningbouw. De interbestuurlijke
regie op kaders, randvoorwaarden en instrumentarium dient hiertoe te worden verstevigd.
Hierover wil ik samen met de Minister van BZK en mijn collega’s van de vakdepartementen
in gesprek met de medeoverheden om te komen tot bestuurlijke afspraken over de uitvoering
van het klimaat- en energiebeleid. Onderdeel hiervan zijn de uitkering van de middelen
die in het Coalitieakkoord zijn gereserveerd voor de dekking van de uitvoeringskosten
van medeoverheden, waarbij ook aandacht is voor de uitvoering in 2022.
Het bestuurlijk overleg met medeoverheden zal structureel plaatsvinden in een Bestuurlijk
Overleg Klimaat en Energie. Dit komt onder mijn voorzitterschap als coördinerend Minister
voor Klimaat en Energie.
3.2 Betrokkenheid burgers
Klimaatbeleid heeft impact op het dagelijks leven van iedereen. Het is daarom cruciaal
dat burgers op goede en innovatieve manieren bij de ontwikkeling van beleid, plannen
en projecten in de transitie worden betrokken. In de reeds lopende landelijke publiekscampagne
en in regio’s wordt het gesprek over de verduurzaming van Nederland al volop gevoerd.
Mijn inzet is om hierin meer samenhang te brengen en met een integrale visie op burgerbetrokkenheid
bij de transitie te komen. Hiervoor werk ik samen met collega-ministers een voorstel
uit in het beleidsprogramma. Daarbij betrek ik de adviezen over burgerfora uit het
rapport van de Adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid.
Tot het zover is, wil ik tijdens de uitwerking van het beleidsprogramma al rekening
kunnen houden met de wensen en voorkeuren van burgers. Daarom heb ik TNO gevraagd
om op korte termijn de zorgen en aandachtspunten van burgers bij het klimaatbeleid
in kaart te brengen. Daarnaast wil ik een aantal gedragsexperts benaderen die bij
de uitwerking van het programma kunnen adviseren over de gevolgen van nieuw beleid
voor het dagelijks leven van mensen. Inzichten uit beide trajecten zal ik voor de
zomer met uw Kamer delen.
3.3 Coalitieakkoord en het Klimaatakkoord
In 2019 sloten bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden het Klimaatakkoord.
Zij spraken af om gezamenlijk de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030
omlaag te brengen. De uitvoering van de afspraken door de partners wordt overkoepelend
overzien door het Voortgangsoverleg en sectoraal door verschillende Uitvoeringsoverleggen.
Vanuit de rijksoverheid is per sector een bewindspersoon verantwoordelijk.
De afspraken uit het Klimaatakkoord worden voortgezet. Het Coalitieakkoord heeft voor
de afspraken uit het Klimaatakkoord wel gevolgen. De ambities zijn aangescherpt en
er wordt uitwerking gegeven aan nieuwe beleidsmaatregelen. De verantwoordelijk bewindspersonen
gaan als onderdeel van de uitwerking van het beleidsprogramma in gesprek met de Uitvoeringsoverleggen
van het Klimaatakkoord. De klimaatdoelen en het beleid zijn vastgesteld in het Coalitieakkoord.
Deze gesprekken zijn derhalve geen onderhandeling over het beleid, maar gericht op
de uitvoering van bestaand en nieuw beleid. De uitvoering van deze maatschappelijke
transitie kan echter alleen succesvol zijn met de inzet van vele betrokken partijen.
Zij zullen adviseren hoe beleidsmaatregelen in de praktijk hun uitwerking krijgen.
Het gesprek met de uitvoerende partijen zal ook gaan over de vraag hoe een stabiele
uitvoeringsstructuur voor de lange termijn kan worden ingericht. Een belangrijke vraag
daarbij is in hoeverre met de huidige samenstelling van de Uitvoeringsoverleggen de
ambities uit het Klimaatakkoord en Coalitieakkoord tijdig kunnen worden gerealiseerd.
Ook de relatie tot de stikstofaanpak wordt bezien. Tevens zal aandacht uitgaan naar
de werkwijze rondom lucht- en scheepvaart.
Hoewel per sector sprake zal moeten zijn van maatwerk, zal ik als coördinerend Minister
met betrokkenheid van het centrale Voortgangsoverleg invulling geven aan aanpassingen
in de governance van de uitvoering die nodig zijn om stevigere regie te kunnen voeren
op de voortgang en samenhang op centrale thema’s, zoals het energiesysteem. Aanpassingen
zullen gericht zijn op een transparante en scherpere programmatische werkwijze in
de uitvoering en een stevige verankering van monitoring en evaluatie. Het mandaat
van de voorzitters wordt aangescherpt zodat zij goed zijn toegerust en tijdig richting
kabinet, parlement en maatschappij kunnen signaleren als er knelpunten in de uitvoering
optreden. Het voorstel voor aanpassing van de governance wordt opgenomen in het beleidsprogramma.
3. Klimaatfonds
Om de klimaatdoelen uit het Coalitieakkoord en de transitie richting klimaatneutraliteit
in 2050 te realiseren zijn de komende jaren forse investeringen nodig. Met het klimaat-
en transitiefonds van in totaal 35 miljard euro tot en met 2030 voorziet het kabinet
in deze investeringsbehoefte. Deze middelen zijn bedoeld voor CO2-vrije gascentrales, de bouw van kerncentrales, stimulering van hybride warmtepompen,
het Nationaal Isolatieprogramma, verduurzaming van maatschappelijk vastgoed, vroege-fase-opschaling,
duurzame energie-infrastructuur (bijvoorbeeld waterstof, warmte, laadinfrastructuur)
en bindende maatwerkafspraken voor de industrie, inclusief het stimuleren van CO2-reducerende innovatie bij het MKB. De middelen die ter beschikking worden gesteld
via het klimaat- en transitiefonds worden geïnvesteerd om de noodzakelijke klimaattransitie
in verschillende sectoren – industrie, elektriciteit, glastuinhouw, mobiliteit en
gebouwde omgeving – te ondersteunen. Deze middelen zijn additioneel aan bestaande
regelingen, zoals de SDE++, en andere fondsen, zoals het Nationaal Groeifonds, het
Mobiliteitsfonds en Invest-NL.
Een doelmatige en doeltreffende besteding van alle middelen is essentieel om te zorgen
dat de klimaatdoelen binnen bereik blijven. De investeringen kunnen daarom niet los
worden gezien van de uitwerking van het beleidsprogramma om de door het kabinet gestelde
klimaatdoelen te halen. In de uitwerking van het fonds zal aandacht zijn voor een
integrale afweging hoe investeringen uit het fonds zo goed mogelijk bijdragen aan
de energietransitie. Zoals afgesproken in het Coalitieakkoord zal het klimaat- en
transitiefonds een robuust mechanisme en governance van besluitvorming krijgen met
stevige parlementaire controle op de besteding van middelen. Het kabinet kiest er
daarom voor om net als bij het stikstoffonds, een instellingswet in te dienen bij
het parlement voor het klimaat- en transitiefonds. Over de opzet en uitwerking wordt
het parlement uiterlijk bij Voorjaarsnota geïnformeerd. Bij de uitwerking wordt in
lijn met de motie van de leden Segers en Hermans een inhoudelijke toets op de doelmatigheid
uitgevoerd (Kamerstuk 35 788, nr. 137). Vooruitlopend op de instellingswetten wordt een proeve van beoogde begrotingen
op de Prinsjesdag 2022 aan het parlement voorgelegd. Het budgetrecht wordt in alle
gevallen gewaarborgd.
4. Arbeidsmarkt en de klimaatopgave
Voor het realiseren van de klimaatopgave is de beschikbaarheid van voldoende vakmensen
essentieel. Tegelijkertijd is de arbeidsmarkt momenteel krap. Veel bedrijven in de
uitvoering van de transitie hebben al dagelijks te maken met hoge werkdruk en vertraagde
projecten vanwege het actuele tekort aan technische vakmensen. Het is dus allang niet
meer de vraag óf de transitie banen oplevert, maar vooral hoe we al die banen invullen
en hoe we de energietransitie zo efficiënt mogelijk organiseren rond de beschikbare
menskracht. Primair zijn werkgevers en sectoren zelf aan zet om mensen aan te trekken
en te behouden. Dit is niet gemakkelijk in een krappe arbeidsmarkt waarin technici
schaars zijn en technici ook uitstromen. Het is daarom goed dat hier al op verschillende
manieren aan wordt gewerkt, zoals de inspanningen van de Taakgroep Arbeidsmarkt en
Scholing van het Klimaatakkoord en het Techniekpact. Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord
aangekondigd hier met sociale partners, medeoverheden en onderwijsinstellingen aan
de slag te gaan om vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen. Daarbij
wil ik breed kijken wat hiervoor nodig is.
Vanwege de urgentie van de problematiek spreek ik op korte termijn met mijn collega’s
in het kabinet over een gepaste aanpak. De komende maanden wil ik in kaart brengen
hoe we kunnen komen tot een stevige aanpak van het probleem. Dit wil ik laten landen
in een Actieplan Groene Banen. Ik streef ernaar om de eerste contouren van het Actieplan
Groene Banen bij de uitwerking van het beleidsprogramma met uw Kamer te delen. Daarbij
zal ik ook ingaan op de samenhang met de digitale transitie. Hierbij zal ik de recent
aangenomen moties van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 925 XIII, nr. 38) en van de leden Paternotte en Pieter Heerma (Kamerstuk 35 788, nr. 128) betrekken, evenals lopende onderzoeken en adviestrajecten6.
5. Internationaal klimaatbeleid
PBL heeft in zijn reflectie op het Coalitieakkoord bezien of de ambities van het nieuwe
kabinet in lijn zijn met het 1.5 °C-doel. PBL geeft aan dat de -55%-doelstelling voor
Nederland grenst aan het tot 2030 maximaal realiseerbare. Ook geeft PBL aan dat Nederland
en de EU met het huidige klimaatneutraliteitsdoel aan de ambitieuze zijde zitten van
het reduceren van de mondiale broeikasgasuitstoot om de opwarming tot 1,5 °C te beperken.
Tegelijkertijd concludeert PBL dat er voor 1,5 °C mogelijk meer nodig is, maar onderbouwt
niet hoeveel meer. Door het beleid te richten op circa 60%-reductie in 2030, kiest
het kabinet een doel dat het maximaal haalbare vertegenwoordigt en volgens het kabinet
in lijn is met het 1.5 °C-doel.
Een andere manier om invulling te geven aan het 1,5 °C-doel dan extra binnenlandse
emissiereducties, is volgens PBL door ondersteuning van ontwikkelingslanden en overdracht
van kennis en technologie. Hiervoor zet het kabinet de Nederlandse klimaatfinanciering
voor ontwikkelingslanden voort in lijn met de ambities uit het Coalitieakkoord. Tevens
zet Nederland de klimaatdiplomatieke inspanningen voort om derde landen te bewegen
tot het verhogen van mitigatieambities en doelstellingen die Parijs-conform zijn.
PBL stelt ook dat de klimaatparagraaf uit het Coalitieakkoord weinig aandacht schenkt
aan de internationale afhankelijkheden die horen bij het verwezenlijken van de klimaatdoelen
en ambities. De Nederlandse nationale en internationale klimaatinzet zijn nauw met
elkaar verweven. Het realiseren van Nederlandse doelen is deels afhankelijk van de
transitie in andere landen. Verder zijn er kansen voor het Nederlandse internationale
groene verdienvermogen en de inzet van Nederlandse kennis en kunde. Het kabinet wil
voor haar internationale klimaatinzet een internationale klimaatstrategie formuleren.
Vanuit de verantwoordelijkheid voor internationaal klimaatbeleid zal de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking dit proces, in nauwe samenwerking
met de Minister voor Klimaat en Energie en andere betrokken bewindspersonen coördineren.
Uw Kamer wordt deze zomer over de strategie geïnformeerd. Hierbij zal het kabinet
relevante stakeholders goed betrekken bij de uitwerking van de internationale klimaatinzet
om opwarming tot 1,5 °C te beperken.
Internationale afhankelijkheden zijn des te duidelijker als we dit op Europees vlak
bekijken. In een steeds verder integrerende energiemarkt kan het gelijke speelveld
alleen gerealiseerd worden als er in EU-verband afspraken worden gemaakt over klimaat-
en energie beleid. Sterk Europees beleid zorgt niet alleen voor een gelijk speelveld,
maar is vaak (kosten)effectiever dan alleen nationale maatregelen en borgt dat de
transitie in alle lidstaten in alle sectoren doorgaat. Dat is cruciaal gezien het
doel van klimaatneutraliteit in 2050. In de onderhandelingen over het Fit-for-55-pakket
stelt Nederland zich dan ook ambitieus op en zet het zich in voor snelle afronding
van de onderhandelingen, waarbij het hele pakket in samenhang moet garanderen dat
de juridische verplichting van ten minste netto 55% reductie in 2030 uit de Europese
Klimaatwet wordt behaald. Daar ga ik mij, samen met de collega’s in het kabinet, de
komende tijd voor inzetten, zodat er ambitieuze en effectieve maatregelen worden genomen
die onze nationale transitie én de Europese transitie ten goede komen.
Tot slot
De Klimaat- en Energieparagraaf in het Coalitieakkoord is ambitieus. Realisatie van
de doelen zal alleen slagen met de inzet van vele partijen: burgers, bedrijven, maatschappelijke
organisaties en overheden. Het kabinet zal alles op alles zetten om de plannen in
het Coalitieakkoord met vaart maar met zorgvuldigheid ten uitvoering te brengen, samen
met de beide Kamers der Staten-Generaal.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Bijlage – Wie-doet-wat-lijst
Hieronder is een overzicht opgenomen van de onderwerpen op het gebied van Klimaat
en Energie uit het Coalitieakkoord. Per maatregel is aangegeven welke bewindspersoon
verantwoordelijk zijn voor de uitwerking. In het beleidsprogramma wordt per maatregel
een status van de uitwerking gegeven.
Voor onderstaande lijst is aangesloten bij de maatregelenlijst opgenomen in de bijlage
van het Coalitieakkoord.
Elektriciteitssector (ETS)
Wie?
Subsidieregeling CO2-vrije gascentrales (F)1
Minister voor Klimaat en Energie
Bouw twee kerncentrales (cumulatief 5 mld.) (F)1
Minister voor Klimaat en Energie & Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat
Industrie
Toezicht en handhaving energiebesparingsplicht (N)1
Minister voor Klimaat en Energie
Stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling
Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat
Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen (N)1
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Circulaire ketenprojecten
Staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat
CCS
Staatssecretaris Mijnbouw
Aanscherpen CO2-heffing industrie
Minister van Economische Zaken en Klimaat & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Oplopende CO2 minimumprijs
Minister van Economische Zaken en Klimaat & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Tariefstructuur energiebelasting EB (Fit for 55) (gas en elektra)
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister voor Klimaat en Energie
Verlagen tarief ODE 2e en 3e schijf (elektra)
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister voor Klimaat en Energie
Afschaffen vrijstellingen EB – mineralogische en metallurgische procedés
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Bindende maatwerkafspraken industrie incl. mkb (F)1
Minister van Economische Zaken en Klimaat
Gebouwde omgeving
Stimulering hybride warmtepompen (150.000 p/j) (F, N)1
Minister voor Klimaat en Energie
Nationaal isolatieprogramma (F)1
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Sneller naar isolatienorm huur (koppeling afsc. VHH) (N)1
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Verduurzaming maatschappelijk vastgoed (F)1
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Energieprestatie-eisen nieuwbouw industrie (N)1
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Schuif energiebelasting 1e schijf (van elektriciteit)
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Bijmengverplichting groen gas (20%) (N)1
Minister voor Klimaat en Energie
Landbouw
Stikstofpakket (kosten lopen elders mee)
Minister voor Natuur en Stikstof
L w.v. beperken inputvrijstelling WKK
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
L w.v. afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Mobiliteit
Vergroening personenvervoer en reisgedrag
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
MRB+ EV/Fossiel (km-stand)
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en bewindspersonen Infrastructuur
en Waterstaat
Vrijstelling bpm bestelauto naar 0% in 2026
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Verhogen onbelaste reiskostenvergoeding
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Verhogen vliegbelasting (400 mln. taakstellend)
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Infrastructuur en innovatie
Subsidie vroege fase opschaling (F)1
Minister voor Klimaat en Energie
Investeringen infrastructuur (warmte, waterstof, laadinfra) (F)1
Minister voor Klimaat en Energie
Verhogen budget EIA
Minister voor Klimaat en Energie
Verhogen budget MIA/VAMIL
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
X Noot
1
(F) = gefinancierd uit Klimaatfonds, (N) = Normerend beleid.
Bijlage – Wie-doet-wat-lijst (vervolg)
Onderstaande onderwerpen zijn niet opgenomen in het overzicht van klimaatmaatregelen
in de bijlage van het Coalitieakkoord – maar zijn wel relevant voor uitwerking van
het beleidsprogramma.
Passages Coalitieakkoord Klimaat en Energie
Klimaatwet
We scherpen het doel voor 2030 in de Klimaatwet aan tot tenminste 55% CO2 reductie
Minister voor Klimaat en Energie
Ook na 2030 is het nodig om ambitieus door te gaan met CO2 reductie. We zetten in op een reductie van 70% in 2035 en 80% in 2040.
Minister voor Klimaat en Energie
Governance
We versterken de uitvoeringskracht van het Rijk en de medeoverheden om de transitie
te kunnen uitvoeren.
Minister voor Klimaat en Energie
Een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad (zoals in het Verenigd Koninkrijk)
beoordeelt het beleid en adviseert erover.
Minister voor Klimaat en Energie
Met een generatietoets borgen we dat het beleid ontwikkeld wordt vanuit een brede-welvaartsbenadering.
Minister voor Klimaat en Energie
We betrekken burgers actief bij het klimaatbeleid.
Minister voor Klimaat en Energie
Klimaatfonds
Een klimaat- en transitiefonds van € 35 mrd voor de komende 10 jaar, aanvullend op
de huidige Subsidieregeling Duurzame Energie SDE++, helpt om de benodigde energie-infrastructuur
(elektriciteit, warmte, waterstof en CO2) aan te leggen, de groene industriepolitiek te verwezenlijken en de mobiliteit en
de gebouwde omgeving te verduurzamen.
Minister voor Klimaat en Energie
Crisis en herstelwet
De procedures voor de realisatie van nieuwe grootschalige energie-infrastructurele
projecten die van nationaal belang zijn, gaan te traag. We brengen daarin versnelling
aan door een aanpak zoals in de Crisis- en Herstelwet (Chw).
Minister voor Klimaat en Energie
Arbeidsmarkt en scholing
Een randvoorwaarde voor een ambitieus klimaatbeleid is het hebben van voldoende vakmensen,
nu maar ook op weg naar 2050. We gaan met onderwijsinstellingen, overheden, en sociale
partners aan de slag om vakmensen op te leiden en, waar nodig, om of bij te scholen
Minister voor Sociale Zaken en werkgelegenheid
Innovatie
Er wordt extra geïnvesteerd in onderzoek en innovatie van klimaat neutrale technologieën.
Minister van Economische Zaken en Klimaat
Glastuinbouw
We creëren de randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te verduurzamen en koploper
te laten zijn in energiezuinige, circulaire producten.
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Circulaire Economie
Er komt een ambitieus klimaatdoel voor de circulaire economie en een uitvoeringsprogramma.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
MKB
We helpen het mkb met verduurzamen. We zorgen voor inzicht in en advies over de stappen
die het mkb kan zetten. We stimuleren verduurzaming en versimpelen de regelingen voor
ondernemers. Toekomstig klimaatbeleid toetsen we op de effecten op het mkb.
Minister van Economische Zaken en Klimaat
Energiesysteem
We stimuleren het aanbod van hernieuwbare energiebronnen, door in te zetten op extra
wind op zee, zon-op-dak, aardwarmte, groen gas en aquathermie. Tegelijkertijd schalen
we de productie en import van waterstof op.
Minister voor Klimaat en Energie
Ook maken we in deze kabinetsperiode onze energie-netwerken toekomstbestendig.
Minister voor Klimaat en Energie
Daarom blijft de kerncentrale in Borssele langer open, met uiteraard oog voor de veiligheid.
Minister voor Klimaat en Energie en Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat
Biomassa
We bouwen het gebruik van houtige biomassa voor energiedoeleinden zo snel mogelijk
af, waarbij we rekening houden met de kosteneffectiviteit.
Minister voor Klimaat en Energie
Afstandsnormen
Er komen heldere afstandsnormen voor de bouw van windmolens op land en we stimuleren
(financiële) participatie van omwonenden om het draagvlak te versterken.
Minister voor Klimaat en Energie
Financiële prikkels
We onderzoeken de mogelijkheden om financiële prikkels voor fossiele brandstoffen
af te bouwen om vervolgens de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk
te beëindigen.
Minister voor Klimaat en Energie & Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Normering gebouwde omgeving
Met normering en positieve prikkels bevorderen we dat verhuurders huurwoningen met
slechte isolatie verduurzamen.
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Via normering krijgen leveranciers de verantwoordelijkheid om steeds meer (hybride)
warmtepompen te installeren, in combinatie met een subsidie voor de meerkosten die
huishoudens moeten maken.
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Ontwikkeling warmtenetten
Op wijkniveau zetten we, waar dat kosteneffectief kan, in op de realisatie van duurzame
warmtenetten. De onrendabele top van collectieve warmteprojecten zal deels worden
gefinancierd uit een nationale subsidieregeling, zodat dit voor huishoudens betaalbaar
blijft.
Minister voor Klimaat en Energie
Schone mobiliteit
Elektrisch vervoer wordt gestimuleerd; ook de tweedehandsmarkt. Overstimulering wordt
voorkomen. Ook duurzame stadslogistiek en vrachtverkeer krijgen ondersteuning. De
uitrol van laadinfrastructuur wordt versneld. Bijmenging van duurzame biobrandstoffen
wordt gestimuleerd.
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
We verhogen de vliegticketbelasting waarbij de opbrengst deels gebruikt wordt voor
de verduurzaming van de luchtvaart en vermindering van leefomgevingseffecten
Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur
en Waterstaat
Daarnaast zetten we in op het verder verduurzamen van vliegtuigbrandstoffen. Om de
lucht- en scheepvaart te vergroenen, investeren we in de ontwikkeling en productie
in Nederland van o.a. synthetische kerosine.
Minister van Infrastructuur en Waterstaat
We ondersteunen de voorstellen van de Europese Commissie voor een belasting op kerosine
op EU-niveau. Eveneens ondersteunen we de voorstellen over de vergroening van de scheepvaart.
Staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst & Minister van Infrastructuur
en Waterstaat
We zetten de voorstellen voor verduurzaming uit de Luchtvaartnota 2020–2050 «Verantwoord
vliegen naar 2050» (2020) door, waaronder emissieplafonds per luchthaven.
Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Indieners
-
Indiener
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie