Brief regering : Verslag van de informele Energieraad van 21 en 22 januari 2022
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 915 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR KLIMAAT EN ENERGIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2022
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Energieraad die op 21 en 22 januari
2022 onder Frans voorzitterschap plaatsvond in Amiens, Frankrijk.
De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten
Verslag informele Energieraad 21 en 22 januari 2022
Gedachtewisseling: hoge energieprijzen
In de Raad vond opnieuw een gedachtewisseling plaats tussen de lidstaten over de hoge
energieprijzen in vervolg op de Energieraad van 2 december jl.1 en de Europese Raad van 16 december jl.2
Aan het begin van de discussie gaf de Commissie aan dat de energieprijzen licht zijn
gedaald sinds de vorige discussies over dit onderwerp op de Energieraden van 26 oktober
jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 881) en 2 december jl. door een afgenomen vraag naar aardgas en extra aanbod vanuit derde
landen. De energieprijzen zijn echter momenteel nog hoog zijn in vergelijking met
de afgelopen jaren waarin prijzen erg laag waren. De Commissie benadrukte dat de EU
opslagen voor gas momenteel significant minder gevuld zijn dan in voorafgaande jaren,
voornamelijk waar het opslagen beheerd door bedrijven uit derde landen betreft. Daarnaast
gaf zij aan dat het belangrijk is om de leveringszekerheid in het oog te houden en
op regionaal en nationaal niveau voorbereidingen te treffen op de mogelijke impact
van geopolitieke spanningen. Hierbij verwees zij naar een eigen studie naar gasleveringszekerheid
die in februari uitgebracht zal worden. De Commissie gaf aan dat momenteel 22 lidstaten
nationaal maatregelen hebben getroffen, zoals ook uiteengezet in de toolbox,3 om de impact van de hoge energieprijzen te mitigeren. Zij benadrukte dat voor de
langere termijn meer marktintegratie en verduurzaming erg belangrijk zijn. Het is
hiervoor noodzakelijk dat de energietransitie versneld wordt. Daarbij moet ook gekeken
worden hoe consumenten kunnen profiteren van een schoner energiesysteem mede met het
oog op draagvlak.
ACER gaf een update van de huidige marktontwikkelingen. ACER stelde dat in het eerste
gedeelte van 2021 de hoge energieprijzen hoofdzakelijk veroorzaakt werden door wereldwijd
vraag en aanbod. Voor het laatste kwartaal van 2021 ziet zij echter dat onzekerheid
rondom de geopolitieke situatie een grotere rol is gaan spelen waardoor het moeilijker
is geworden om voorspellingen over de energieprijzen te doen. ACER gaf aan dat zij
in haar onderzoek, dat naar verwachting in april 2022 uitgebracht zal worden, ten
eerste zal kijken naar de retailmarkt en hoe de consument onder andere beter beschermd
kan worden in geval van faillissement van energieleveranciers. Daarbij kijkt ACER
ook naar het dilemma om consumenten beter te beschermen tegen excessieve prijsschommelingen
terwijl tegelijkertijd effectieve prijssignalen voor het goed functioneren van de
energiemarkten behouden blijven. Ten tweede zal ACER ingaan op het marktmodel van
de groothandelsmarkt voor elektriciteit waarbij gekeken wordt naar hoe er op de langere
termijn genoeg investeringen in koolstofarme energiecapaciteit gestimuleerd kunnen
worden en hoe er omgegaan kan worden met meer onzekerheid op gebied van inkomstenstromen
wanneer het energiesysteem verder verduurzaamt. Hierbij zal zij ook oog hebben voor
«non-market» barrières. Ten derde zal ACER onderzoek doen naar het waarborgen van
voldoende flexibiliteit en capaciteit. Tot slot zal ACER ingaan op het systeem van
marginale prijsbepalingen waarbij zij aangaf dat er wereldwijd meer vraag zal zijn
naar aardgas wat voor een prijsvloer zal zorgen. Hierdoor zal aardgas de komende tijd
nog een rol blijven spelen «at the margins» om aan de totale vraag naar elektriciteit
te voldoen terwijl het energiesysteem verder verduurzaamt.
Alle lidstaten gaven aan dat nationale maatregelen belangrijk zijn om op korte termijn
de impact van de hoge energieprijzen voor (kwetsbare) consumenten te mitigeren. Daarbij
moet ook gekeken worden naar de positie van consumenten op de energiemarkt voor de
langere termijn.
Meerdere lidstaten gaven aan dat de huidige hoge energieprijzen veroorzaakt worden
door te grote afhankelijkheid van fossiel aardgas. Deze en een aantal andere lidstaten
benadrukten dat de energietransitie versneld moet worden waarbij ingezet moet worden
op zowel meer hernieuwbare energie als meer energie-efficiëntie.
Een groep lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte dat het huidige marktmodel voor
de energiemarkten goed functioneert en dat eventuele aanpassing daarvan pas moet plaatsvinden
op basis van grondige analyse. Een aantal van hen, waaronder Nederland, benoemden
specifiek dat de huidige energiemarkten prijssignalen geven voor innovatie en investeren
en zo bijdragen aan verduurzaming van het energiesysteem. Andere lidstaten stelden
dat het huidige marktmodel tevens bijdraagt aan het concurrentievermogen van de EU.
Een paar lidstaten benadrukten hierbij dat er genoeg oog moet zijn voor het beschermen
van de consument tegen prijsschokken.
Een paar lidstaten benadrukte dat het noodzakelijk is om op Europees niveau maatregelen
te treffen tegen de hoge energieprijzen en dat daarbij ook gekeken moet worden naar
(gezamenlijke) gasopslagen. Een enkele grote lidstaat gaf verder aan dat het huidige
marktmodel voor de energiemarkten aangepast moet worden zodat dit beter de prijs van
(duurzame) elektriciteitsproductie reflecteert. Daarbij moet er ook gekeken worden
naar de rol van speculatie op de energiemarkten. Enkele andere lidstaten gaven aan
uit te kijken naar de definitieve resultaten van het onderzoek van ESMA naar mogelijke
speculatie op de ETS-markt omdat dit een bijdrage zou leveren aan de hoge energieprijzen.
Ook een enkele andere lidstaat benadrukte dat de ETS-prijs tijdelijk verlaagd moet
worden om de hoge energieprijzen af te remmen.
Een aantal lidstaten gaf aan dat er een spanningsveld aanwezig is tussen een grote/snelle
uitrol van hernieuwbare energiecapaciteit en regelgeving voor andere gebieden zoals
biodiversiteit. Ook benadrukten lidstaten dat vergunningverlening versimpeld moeten
worden zodat hernieuwbare energieprojecten sneller opgezet kunnen worden. Een enkele
lidstaat gaf aan graag inzichten van ACER te krijgen voor de marktordening voor wind
op zee specifiek. Meerdere lidstaten stelden dat verbetering van infrastructuur en
interconnecties tussen lidstaten nodig is. Een aantal lidstaten wees op het belang
van verdere diversificatie van routes en aanbieders van aardgas. Een aantal lidstaten
stelde dat geopolitieke spanningen bijdragen aan de huidige hoge energieprijzen en
dat er goed gelet moet worden op verdere ontwikkelingen op dit terrein.
Een aantal lidstaten benoemde de rol die aardgas kan spelen als transitiebrandstof,
de noodzaak van kernenergie als base load en voor prijsstabilisatie en verwelkomde
daarom het conceptvoorstel van de Commissie voor kernenergie en aardgas in de EU-taxonomie.
Andere lidstaten gaven aan juist tegen de opname van kernenergie en aardgas in de
taxonomie te zijn waarbij een enkele lidstaat aangaf helemaal geen rol voor kernenergie
te zien in de Europese energiemix. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn
van de opname van kernenergie maar tegen de opname van aardgas te zijn in lijn met
het wetenschappelijk advies en conform de moties van het lid Erkens c.s.4 en van de leden Thijssen en Kröger.5
Het Franse voorzitterschap concludeerde dat er tijdens de discussie vijf thema’s naar
voren kwamen: de positie van consumenten op de energiemarkten, de leveringszekerheid
en onderlinge solidariteit op dit gebied, de noodzaak voor verdere investeringen in
hernieuwbare energiecapaciteit, het aanbad van (aard-)gas in de EU en gasopslagen
en het optimaliseren van energiemarkten. Tot slot gaf het voorzitterschap aan dat
er na de publicatie van de uiteindelijke onderzoeken van ACER en ESMA (naar verwachting
eind april) op hoogambtelijk niveau opnieuw gesproken zal worden over de hoge energieprijzen.
De volgende Energieraad zal in juni plaatsvinden.
Beleidsdebat Fit-for-55 pakket: energie-efficiëntie
De Raad hield een beleidsdebat over energie-efficiëntie en specifiek de richtlijn
energie-efficiënte (EED),6 die onderdeel is van het Fit-for-55 pakket. Aan het begin van de discussie gaf de
Commissie aan dat energie-efficiëntie een belangrijke rol speelt in het mitigeren
van de huidige hoge energieprijzen en het waarborgen van een eerlijke energietransitie
door energie-armoede te verminderen. Daarom heeft de Commissie het «energie-efficiëntie
eerst» principe (energy efficiency first, EEF-principe) geïntroduceerd. Wel gaf zij aan dat er oog moet zijn voor de nationale
situaties van lidstaten en dat zij daarom op nationaal niveau indicatieve doelen voorstelt
in plaats van bindende doelen.
Alle lidstaten, inclusief Nederland, onderschreven de rol die energie-efficiëntie
speelt in de energietransitie. Hierbij gaven zij aan dat het EEF-principe behulpzaam
kan zijn in het bewerkstelligen van meer energiebesparing. Echter spraken een aantal
lidstaten zorgen uit over een mogelijke toename van administratieve lasten door implementatie
van het EEF-principe. Andere lidstaten gaven aan juist het voorgestelde EEF-principe
te verwelkomen. Wel wees ook een aantal lidstaten erop dat het EEF-principe eerst
verder geoperationaliseerd moet worden voordat het principe effectief kan zijn.
Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan voorstander te zijn van de voorgestelde
ophoging van het Europese doel voor energie-efficiëntie vanwege de rol die energiebesparing
kan spelen bij het behalen van de klimaatdoelen. Veel lidstaten, waaronder Nederland,
gaven hierbij wel aan dat in het algemeen binnen de EED meer flexibiliteit nodig is
en dat er rekening gehouden moet worden met de nationale omstandigheden van de verschillende
lidstaten. Een aantal van hen wees in dit kader specifiek op de voorgestelde verhoging
van de nationale energiebesparingsverplichting.
Ook gaven lidstaten, waaronder Nederland, aan dat er voor de energiebesparingsdoelstellingen
in de EED rekening gehouden moet worden met technologieën die bijdragen aan de klimaat-
en energietransities maar wel voor een toename in energieverbruik zorgen, zoals waterstof
en elektrificatie van de industrie. Een enkele lidstaat benadrukte dat gebruik van
dit soort technologieën niet zou mogen afdoen aan de ambitie op energiebesparing.
Een andere lidstaat gaf in dit kader aan dat energie-efficiëntie ook juist kan bijdragen
aan het verminderen van de druk op het elektriciteitsnetwerk door energieverbruik
te verminderen.
Ook wezen lidstaten op het belang van energie-efficiëntie voor het tegengaan van energie-armoede.
Een aantal lidstaten stelde dat, in tegenstelling tot het Commissievoorstel, ook energiebesparing
door middel van effectievere toepassingen van fossiele brandstoffen meegerekend zou
moeten worden binnen de nationale energiebesparingsverplichting. Een paar lidstaten
benadrukte het belang van energie-efficiëntie voor meer energie-onafhankelijkheid
van derde landen.
Gezamenlijke sessie met Milieuministers: bossen
Tijdens de gezamenlijke sessie van klimaat-, milieu en energieministers over Bossen
werd er gesproken over bossen en houtproducten als onderdeel van milieu en energiebeleid.
Het Franse voorzitterschap opende de discussie met het onderstrepen van het belang
van bossen in het kader van koolstofputten, biodiversiteit en biogrondstoffen. De
discussie ging in op het Fit-for-55% pakket, namelijk het voorstel voor de herziening
van de landgebruiksverordening (LULUCF).7 Er werd tevens gesproken over wetgeving en beleid om koolstofputten te vergroten,
koolstofopslag, de relatie met hernieuwbare energie en het cascaderingsprincipe8als onderdeel van het voorstel voor de hernieuwbare energierichtlijn (RED).9
De Commissie gaf aan dat houtige biomassa afkomstig uit bossen op dit moment nog de
belangrijkste bron voor opwerking van bioenergie is en momenteel onmisbaar is voor
de energietransitie in een aantal lidstaten. Daarbij gaf zij echter wel aan dat biobrandstoffen
duurzaam geproduceerd moeten worden, zoals aangegeven in het LULUCF-voorstel voor
de criteria van duurzaamheid, in het cascaderingsprincipe in het kader van het RED-voorstel
en in de EU-biodiversiteitstrategie.10 De Commissie gaf aan overtuigd te zijn dat met de nieuwe voorstellen biomassa ook
duurzaam kan worden ingezet. Volgens de Commissie zullen bossen in de toekomst gezonder
en groter moeten worden waar het LULUCF-voorstel aan kan bijdragen. Lidstaten moeten
ecosysteem-diensten belonen en perverse prikkels wegnemen. Daarbij gaf de Commissie
aan dat biomassa die nu gebruikt wordt als energiebron, nuttiger en duurzamer is voor
andere toepassingen, zoals uitgelicht in het cascaderingsprincipe. LULUCF zal naar
verwachting, samen met een aantal andere Fit-for-55 voorstellen, besproken worden
tijdens de volgende Milieuraad op 16 maart.
Nederland heeft samen met andere lidstaten het standpunt van de Commissie ondersteund
met betrekking tot het belang van koolstofopslag door bossen om klimaatneutraliteit
te behalen. Ook zijn er zorgen geuit rondom de daling van koolstofputten in de EU
en de staat van bossen. Het cascaderingsprincipe voor het gebruik van (producten van)
hout wordt door Nederland en veel andere lidstaten als cruciaal onderdeel van de LULUCF-
en RED-voorstellen gezien, al pleitten verschillende lidstaten voor derogatiemogelijkheden
en flexibiliteit.
Meerdere lidstaten grepen deze sessie aan om kritische kanttekeningen bij de EU-bossenstrategie11 te plaatsen. Het ging hier met name om nationale bevoegdheden en toepassing van het
cascaderingsprincipe. Veel bosrijke lidstaten pleitten voor het behoud van nationale
bevoegdheden en ontheffingen en derogaties op EU-niveau. Deze kanttekeningen waren
in lijn met het joint-paper,12 opgesteld door Zweden en ondertekend door veel andere (bosrijke) lidstaten, waarin
nationale bevoegdheden, administratieve lasten en het cascaderingsprincipe uitgelicht
worden als grote aandachtspunten. Nederland heeft opnieuw de suggestie gedaan om de
externe effecten van de EU-bossenstrategie op bossen buiten de Europese Unie in kaart
te brengen, met name de effecten van houtgebruik, en daarbij te onderzoeken of alleen
houtige biomassa die geproduceerd is binnen de EU toegestaan kan worden in lijn met
het coalitieakkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie