Brief regering : Pilotstudies 2 en 3: Doorwerking Nationale Ruimtelijke Belangen- Werelderfgoed en Militaire Terreinen
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 211 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2022
Op 10 februari 2020 heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het rapport
«De borging van de nationale ruimtelijke belangen» gepubliceerd. Dit rapport ging
over de borging van verschillende nationale ruimtelijke belangen zoals werelderfgoed,
grote rivieren, defensie, Waddenzee, luchthavens, buisleidingen en externe veiligheid
in ruimtelijke plannen en verordeningen van provincies1.
Naar aanleiding van dit rapport heeft de Minister van Milieu en Wonen benadrukt dat
een goede uitvoering van regels en de borging van nationale belangen blijvend aandacht
vraagt van alle overheden. De Minister heeft het rapport daarom besproken met medeoverheden
en betrokken departementen en het initiatief genomen om een drietal pilots te starten
naar leer- en verbeterpunten2.
Drie pilotstudies uitgevoerd
In dat kader is gestart met de pilot buisleidingen en inrichtingen. Deze pilot is
op 12 maart 2021 afgerond en bij brief van 24 maart 2021 aan de Eerste en Tweede Kamer
verzonden3. Daarbij is aangegeven dat er twee vervolgpilots worden uitgevoerd om een breder
beeld van de borging van nationale belangen te krijgen. De vervolgpilots zijn gericht
op de doorwerking van het nationaal belang van (wereld)erfgoed van uitzonderlijke
universele waarde en het belang van defensie en militaire luchtvaartterreinen. Beide
pilots zijn op 1 december 2021 afgerond. Hierbij bied ik u de resultaten uit deze
twee pilotstudies aan4.
De bevindingen en de aanbevelingen uit de pilots zijn door mij op 27 januari jl. in
Bestuurlijk Overleg met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, en de
koepelorganisaties IPO, VNG en UVW besproken. Tijdens het overleg is het beeld gedeeld
dat uit de pilots blijkt dat decentrale overheden niet bewust nationale belangen en
regels negeren. Uitgesproken is dat de pilots het beeld geven dat in de gevallen die
onderzocht zijn de borging over het algemeen goed gaat, maar dat er zeker ook verbeteringen
mogelijk zijn en dat het niet vanzelf goed gaat. De borging van nationale belangen
in de uitvoering blijft mensenwerk.
Uit de pilots blijkt dat kennis en kennisontwikkeling belangrijk is. Ook moeten organisaties
elkaar weten te vinden. Daarnaast bieden regels soms te weinig flexibiliteit, en door
de veelheid aan nationale belangen en decentrale keuzes is het voor decentrale overheden
soms lastig om de goede keuzes te maken. De aandachtspunten kennis en samenwerking
komen ook uit andere onderzoeken naar voren, zoals het rapport «Om de Leefomgeving»
van de Commissie Van Aartsen over versterking van het stelsel van vergunningverlening,
toezicht en handhaving (VTH).
Interdepartementaal en met bestuurlijke partners zijn afspraken gemaakt over de opvolging
van de aanbevelingen uit de pilotstudies. Daarbij wordt in overleg met de betrokken
ministeries zo veel mogelijk aangesloten op lopende verbetertrajecten, zoals de opvolging
van het rapport Van Aartsen over VTH-taken door Omgevingsdiensten (i.o.m. IenW) en
de verdere uitwerking van de NOVI en de regiefunctie zoals die in het regeerakkoord
van het kabinet Rutte IV is afgesproken (Kamerstuk 35 788, nr. 77).
Politiek-democratische cultuur
Tijdens de plenaire behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet heeft de Minister
voor Milieu en Wonen aan de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk
(ChristenUnie), toegezegd om met overheden het onderwerp «politiek-democratische cultuur»
te bespreken naar aanleiding van het rapport «Borging van de nationale ruimtelijke
belangen» van de ILT.
In het bestuurlijk overleg van 27 januari jl. is het punt van een goede politiek-democratische
cultuur besproken vanuit het perspectief van samenwerking, vertrouwen en goede afstemming
tussen alle overheden. Deze punten zijn belangrijk voor het slagen van de grote transities
die we als gezamenlijke overheid in het fysieke domein willen realiseren. De Omgevingswet
ondersteunt daarbij door een meer integrale benadering van de fysieke leefomgeving
waarbij Rijk, provincies en gemeenten met samenhangend beleid en een gezamenlijke
aanpak vanuit ieders bevoegdheid en vanuit vertrouwen ruimtelijke opgaven integraal
oppakken.
De borging van de nationale belangen vraagt blijvend aandacht. Daarom zal ik na inwerkingtreding
van de Omgevingswet in het kader van leren en verbeteren vinger aan de pols houden
of de uitvoering goed verloopt bij vervolgonderzoek naar de doorwerking van nationale
belangen in de gemeentelijke omgevingsplannen. Ook de uitkomsten van dit vervolgonderzoek
bespreek ik met medeoverheden. Ik zal de Eerste en Tweede Kamer over de resultaten
informeren.
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening