Brief regering : Stand van de Uitvoering Belastingdienst over het jaar 2021
31 066 Belastingdienst
Nr. 962 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2022
Met genoegen bied ik u hierbij de eerste Stand van de Uitvoering (hierna: Stand) Belastingdienst
aan over het jaar 20211.
Dit rapport is voorzien van een beleidsreactie en in deze aanbiedingsbrief wordt tevens
ingegaan op twee andere onderwerpen, te weten: de oplossing voor een eerder geconstateerde
softwarefout in Box 32 en toezeggingen gedaan aan het lid Omtzigt tijdens het Wetgevingsoverleg van 10 november3.
In deze brief neem ik u achtereenvolgens mee in de volgende onderwerpen:
A. Aanleiding voor en achtergrond van de Stand van de Uitvoering
B. Beleidsreactie op de Stand van de Uitvoering 2021
C. Oplossing softwarefout box 3 (tot 2015)
D. Toezeggingen aan het lid Omtzigt gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg van 10 november
Verder stuur ik u gelijktijdig met deze brief een separate brief over het ambtshalve
proces in de inkomensheffing (Kamerstuk 31 066, nr. 961) en ontvangt u het Jaarplan Belastingdienst 2022 met diverse bijlagen (Kamerstuk
31 066, nr. 958). Aan de hand van dit schrijven en de overige documenten die u ontvangt kijk ik uit
naar de dialoog met uw Kamer.
A. Aanleiding voor achtergrond van de Stand van de Uitvoering
In reactie op het rapport «Ongekend onrecht»4 is de Belastingdienst afgelopen jaar, naar voorbeeld van SVB en UWV, gestart met
het opzetten van een «Stand van de uitvoering».
Met de Stand deelt de Belastingdienst «ongefilterd en overzichtelijk signalen met
het kabinet». Middels deze brief deelt het kabinet deze vervolgens met het parlement.
Het kabinet ziet dit overzicht als een belangrijk middel om knelpunten en problemen
bespreekbaar te maken en gezamenlijk te werken aan verbetering van beleid en uitvoering
in het belang van burgers, bedrijven en de organisatie.
Voor de totstandkoming van de Stand zijn diverse doelgroepen geraadpleegd, met allen
hun eigen unieke invalshoek. Dat heeft geleid tot een omvangrijk en waardevol overzicht
van signalen, knelpunten en hardheden onderverdeeld naar diverse categorieën. Ten
behoeve van de uitvoering van de motie van het lid Ploumenn en Jetten5 bevat de Stand tevens de eerste resultaten van de inventarisatie van hardheden in
wet- en regelgeving die voor deze motie is uitgevoerd.
Deze Stand bevat naast wetgevingssignalen, veelal signalen die betrekking hebben op
de dienstverlening en de uitvoering van de Belastingdienst. Net als bij andere acties
voortvloeiend uit de kabinetsreactie op de POK, staat de zoektocht naar het vinden
van de juiste «menselijke maat» ook hierin centraal.
Hoewel het nadrukkelijk niet is bedoeld als een uitputtend overzicht van alle knelpunten,
biedt deze eerste versie van de Stand reeds vele aanknopingspunten voor verbetering.
B. Beleidsreactie op de Stand van de Uitvoering 2021
In de brief «Op weg naar de beste Belastingdienst voor Nederland»6 gaf mijn voorganger aan dat er in het verleden te weinig is geluisterd naar externe
en interne signalen. Signalen die er waren zijn niet altijd of niet tijdig gedeeld
met beleid en politiek. Het niet goed oppakken van deze signalen kan de relatie tussen
de burger en overheid schaden en heeft een negatieve invloed op het vertrouwen van
de burgers in de overheid. De opvolging van deze signalen is al gestart en een deel
komt ook terug in het Jaarplan. De Belastingdienst is tevens gestart met het verder
verbeteren van de relatie tussen burger en overheid. Deze beweging, ook beschreven
in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Kamerstuk
35 788, nr. 77), zal ik met veel aandacht voortzetten.
Ik wil gaan werken aan een Belastingdienst die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en
rechtvaardig is. Het is daarom van groot belang dat de Belastingdienst voorspelbaar
is en zowel de politiek als de samenleving niet op een negatieve manier verrast. De
Belastingdienst moet daarom weten wat er speelt bij burgers, bedrijven en medewerkers
en wat het effect van belastingregels en uitvoeringsbeleid is. De Belastingdienst
moet proactief handelen op toekomstige ontwikkelingen en moet een organisatie zijn
met voelsprieten in de samenleving. Met de eerste Stand is een belangrijke stap gezet
naar een Belastingdienst die beter systematisch (interne) signalen verzamelt, zoekt
naar verbetering en het vertrouwen terugkrijgt van de maatschappij.
Erkennen, herkennen en opvolgen van signalen
Er is in de Stand een viertal rode draden te herkennen, namelijk (1) de kwaliteit
van communicatie met de burger, die invloed heeft op de begrijpelijkheid van brieven
en de duidelijkheid van het beleid; (2) achterstallig onderhoud van ICT, de voorzieningen
waar burgers en bedrijven gebruik van maken en waar medewerkers zelf mee werken; en
(3) complexe wet- en regelgeving, die burgers en bedrijven moeilijk kunnen begrijpen,
maar ook regels en tarieven die vaak veranderen, veel nieuwe regelgeving, of onduidelijkheid
over de mate van discretionaire ruimte die geboden wordt. Maar ook wordt helder dat
er (4) een dalend vertrouwen is in de Belastingdienst. Ik hecht grote waarde aan dit
signaal. Zoals eerder benoemd7 is het heffen en innen een belangrijke taak die zorgvuldig moet plaatsvinden. Dat
betekent dat iedereen, van burgers en bedrijven tot onze samenwerkingspartners, de
medewerkers van de Belastingdienst en de politiek, op de Belastingdienst moet kunnen
vertrouwen.
Deze Stand bevat signalen, waarvan:
a) de opvolging reeds is gestart door te werken aan oplossingen in wet- en regelgeving
of veranderingen in de uitvoering; of
b) de opvolging dit jaar zal starten en waarvoor u de voornemens kunt terugvinden in
het Jaarplan Belastingdienst 2022 (dit plan wordt gelijktijdig met deze documenten
met uw Kamer gedeeld); of
c) de opvolging op een later moment wordt voorzien, omdat nader onderzoek of een prioriteitsafweging
benodigd is; of
d) de opvolging nadrukkelijk onderwerp van gesprek dient te zijn met o.a. uw Kamer omdat
het complexe en soms fundamentele knelpunten betreft waarvoor grote wijzigingen in
wet- en regelgeving noodzakelijk zijn.
De ambitie is er om zo veel mogelijk signalen op te pakken, zodat burgers en bedrijven
beter bediend kunnen worden en medewerkers beter hun werk kunnen doen. Hiermee beoog
ik het vertrouwen in de Belastingdienst te herstellen en te vergroten. Veel aanpassingen
die nodig zijn doen aanspraak op schaarse capaciteit bij de Belastingdienst. Dit leidt
tot prioritering en het moeten maken van keuzes. De keuzes en dilemma’s bespreekbaar
maken – ook met uw Kamer – is de hernieuwde dialoog die ik ambieer.
Vervolg
De Stand zal jaarlijks verschijnen en wordt als product geëvalueerd en verder ontwikkeld.
Parallel worden stappen gezet voor het herkennen, erkennen en opvolgen van signalen.
De leercirkels beschreven in het Jaarplan spelen hier een grote rol. Het moet vanzelfsprekend
zijn dat medewerkers zich uitgenodigd voelen om hierin signalen af te geven en dat
is nu niet voldoende het geval, zo blijkt ook uit het op 12 oktober 2021 aan uw Kamer
aangeboden rapport van de Raadspersonen Belastingdienst. Zoals in de aanbiedingsbrief
bij dit rapport aangegeven blijf ik mij er onverminderd voor inzetten om een open
en inclusieve cultuur te realiseren, waarin burgers en bedrijven centraal staan en
dilemma’s bespreekbaar zijn. Over dit bredere thema blijven de Staatssecretaris van
Toeslagen en Douane en ik graag met de Kamer in gesprek.
De Belastingdienst zet zich de komende periode in om ook signalen van buiten naar
binnen te halen, door externe partijen zoals de Nationale ombudsman en (maatschappelijke)
intermediairs of koepelorganisaties van bijvoorbeeld de sociale advocatuur actief
te betrekken. Hierdoor kunnen externe signalen een nadrukkelijkere rol spelen in de
Stand. De in de kabinetsreactie POK genoemde burgerpanels die worden ingericht en
ander onderzoek onder burgers en bedrijven, zullen bijdragen aan deze ontwikkeling.
Het beter erkennen, herkennen en opvolgen van signalen zal bijdragen aan de kabinetsambities
om de relatie tussen burger en overheid te verbeteren, en de informatievoorziening
aan uw Kamer verbeteren. In een volgende Stand van de Uitvoering zal ik hier ook uitvoeriger
op in gaan. Uw Kamer wordt later geïnformeerd over wanneer de volgende Stand wordt
voorzien.
C. Oplossing softwarefout box 3 (tot 2015)
In de Stand 2021 wordt melding gemaakt van een fout in software van de Belastingdienst
die ertoe heeft geleid dat belastingplichtigen met onroerend goed in het buitenland
dat gefinancierd is met een lening teveel box 3-heffing hebben betaald gedurende de
jaren 2007 tot en met 2015). Het onderzoek naar de mogelijkheden om de gevolgen van
deze softwarefout te herstellen is inmiddels afgerond. Uit dat onderzoek komt naar
voren dat de teveel betaalde belasting jaarlijks € 63 tot maximaal € 72 per belastingplichtige
bedraagt.
De Belastingdienst beschikt voor de jaren 2012 tot en met 2015 over de voor vermindering
benodigde gegevens en kan daarom alleen voor die jaren overgaan tot terugbetaling.
Voor die jaren zal aan de betrokken belastingplichtigen het maximale bedrag aan teveel
betaalde box 3-heffing van € 72 per jaar worden vergoed. Daarnaast zal een rentevergoeding
worden betaald die gelijk is aan het tarief van de wettelijke rente. De uitbetaling
zal semi-geautomatiseerd plaatsvinden. De uitvoeringskosten hiervan worden gedekt
binnen de begroting van het Ministerie van Financiën.
D. Toezeggingen aan het lid Omtzigt gedaan tijdens het Wetgevingsoverleg van 10 november
Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan-pakket 2022 op 10 november
2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 20, item 7) heeft mijn voorganger aan de heer Omtzigt toegezegd om bij de Stand terug te komen
op zijn verzoeken om een completere lijst van door de Belastingdienst – in andere
dan individuele gevallen – overtreden wetten en om inzichtelijk te maken richting
welke burgers hiermee een onrechtmatige daad is begaan. Net als mijn voorganger in
de brief van 12 maart 20218, wil ik voorop stellen dat mijn uitgangspunt uiteraard is dat de Belastingdienst
zich aan alle wet- en regelgeving moet houden. Situaties waarin de Belastingdienst
niet in overeenstemming met de wet handelt of heeft gehandeld, acht ik ongewenst en
de inzet is en blijft deze zo snel en zorgvuldig mogelijk op te lossen. Als er zich
nieuwe situaties voordoen, zal ik de Kamer hierover uiteraard steeds informeren.
Zoals in de brief van 12 maart 2021 is aangegeven, is het niet mogelijk om een eenduidig
en volledig overzicht te geven van alle gevallen en situaties waarin de Belastingdienst
(mogelijk) niet in overeenstemming met de wet heeft gehandeld en de gevolgen daarvan
voor specifieke groepen belastingplichtigen. Dit neemt niet weg dat in vervolg op
de illustratieve voorbeelden9 uit de brief van 12 maart 2021, deze eerste Stand een aantal aanvullende signalen
bevat dat kan duiden op niet in overeenstemming met de wet- en regelgeving handelen
door de Belastingdienst. Daarbij moet worden opgemerkt dat diverse signalen in de
Stand nog nadere duiding en onderzoek behoeven en dat zeker niet vast staat dat hiermee
een compleet beeld bestaat. Ook dient elke situatie op zijn eigen merites te worden
beoordeeld. En ook de in de brief van 12 maart 2021 genoemde onderverdeling die hierbij
kan worden gemaakt, ziet op de vraag in hoeverre belanghebbenden nadeel hebben ondervonden
van het niet (strikt) naleven van de belastingregels door de Belastingdienst. Een
afwijking van de wet kan ook ten voordele van belastingplichtigen strekken of neutraal
uitpakken. Vergelijk bijvoorbeeld diverse in onderdeel 3.7 van de Stand opgenomen
signalen over de belastingheffing van auto’s.10
Ook kan het zich voordoen dat de invulling van een werkwijze die er juist toe strekt
om het voor de burger zo praktisch en eenvoudig mogelijk te maken, tot onbedoelde
spanningen met de bestaande wet- en regelgeving leidt. Vergelijk de signalen in onderdeel
5.2 inzake «deformalisering bezwaarprocedures» en «bezwaar tegen boete via aangifte».
Of dat anderszins voor een praktische en haalbare werkwijze is gekozen; vergelijk
de signalen over de afdracht EB/ODE bij diefstal en over de taxfree regeling in onderdeel
4.2. Alsdan zal steeds een keuze moeten worden gemaakt tussen aanpassing van de werkwijze
of aanpassing van de regelgeving, waarbij deze keuze naar mijn mening nooit ten koste
mag gaan van de rechtsbescherming.
Voor de gevallen waarin buitenwettelijk handelen ten nadele van burgers uitwerkt,
geldt, zoals aangegeven in de brief van 12 maart 2021, dat het bestuursrecht reeds
de nodige voorschriften en waarborgen kent voor situaties waarin formele en materiële
belastingwetgeving niet geheel correct wordt nageleefd. Een belangrijk element in
deze rechtsbescherming betreft bijvoorbeeld de mogelijkheid om een geschil, na bezwaar,
aan de belastingrechter voor te leggen. Als een besluit van de Belastingdienst door
de belastingrechter wegens strijd met het recht wordt herzien of vernietigd, staat
vast dat er sprake is van een onrechtmatigheid die in beginsel aan de Belastingdienst
kan worden toegerekend. De belastingrechter kan alsdan voor eventuele bijkomende kosten
of schade een kosten- of schadevergoeding toekennen. Voor de vergoeding van (andere)
schade is vereist dat de geleden schade is veroorzaakt door het onrechtmatige besluit.
Bij de beoordeling in hoeverre hiervan sprake is, zoekt de belastingrechter zo veel
mogelijk aansluiting bij het civiele schadevergoedingsrecht.11
Wanneer de Belastingdienst meer «systematisch», dus los van een individueel geval,
onrechtmatig heeft gehandeld, zal eerst in beeld worden gebracht wat er precies is
gebeurd en wat hiervan de gevolgen zijn (geweest) voor burgers en bedrijven. Hierbij
is van belang dat elke situatie waarin niet in overeenstemming met de wet- of regelgeving
is gehandeld steeds in haar context wordt bezien om de ernst en betekenis ervan te
bepalen. Bij een buitenwettelijk handelen van de Belastingdienst dat tot nadelige
gevolgen voor burgers of bedrijven heeft geleid, zal primair worden bezien of deze
gevolgen via de reguliere bestuursrechtelijke middelen kunnen worden hersteld. In
(zeer) specifieke situaties waarin de geldende wetgeving of het onterecht handelen
of nalaten van de Belastingdienst tot onbillijkheden van overwegende aard voor groepen
burgers of bedrijven heeft geleid die niet via de reguliere bestuursrechtelijke weg
kunnen worden hersteld, kan het de voorkeur verdienen een daarop toegespitste tegemoetkomingsregeling
te treffen. In een dergelijke tegemoetkomingsregeling worden alsdan de betrokken gevallen,
de voorwaarden en de te verstrekken tegemoetkoming zo duidelijk mogelijk omschreven.
Een voorbeeld hiervan betreft de tegemoetkomingsregeling die is aangekondigd voor
burgers die onterechte nadelen hebben ondervonden van een registratie in FSV.
Voor de signalen uit de Stand over de vervolgingskosten (onderdeel 3.1) en over de
hiervoor reeds genoemde box 3 heffing bij buitenlands onroerend goed over jaren vóór
2016 (onderdeel 3.6) wordt eveneens langs voorgaande lijnen gewerkt aan herstel. De
betekenis van de signalen over incorrecte afboeking kosten en rente (onderdeel 3.5)
en over verzuimboetes (onderdeel 5.2) dient ten slotte eerst nader in kaart te worden
gebracht alvorens over een vervolg kan worden beslist.
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.