Brief regering : Voortgang en vooruitblik aanpak kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 948 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP, VAN ECONOMISCHE ZAKEN
EN KLIMAAT EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 januari 2022
Internationale samenwerking op het gebied van hoger onderwijs en wetenschap is van
essentieel belang. Excellent onderzoek van wereldklasse kan niet zonder. Tegelijk
constateren we dat kennisinstellingen worden geconfronteerd met uiteenlopende dreigingen
vanuit statelijke actoren. Kennisveiligheid omvat daardoor diverse aspecten. Zo kunnen
kennis en technologie onbedoeld weglekken en worden ingezet op een manier die onze
nationale veiligheid aantast of die op gespannen voet staat met wat wij in Nederland
ethisch achten. Ook kan er binnen kennisinstellingen sprake zijn van heimelijke beïnvloeding
door statelijke actoren, die de academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit
aantast.
Kennisveiligheid vergt een robuuste aanpak, waarbij de academische kernwaarden zoals
academische vrijheid en wetenschappelijke integriteit steeds het uitgangspunt vormen.
Proportionaliteit en maatwerk zijn daarbij leidend («open waar mogelijk, beschermen
waar nodig»). Het is essentieel dat de Nederlandse kennisinstellingen internationaal
blijven samenwerken met buitenlandse kennisinstellingen en bedrijven en dat openheid
daarbij de norm is; maar het is evenzeer essentieel dat die samenwerking veilig verloopt.
Met de Kamerbrief kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap van november 2020
(hierna: de Kamerbrief kennisveiligheid)1 presenteerde het kabinet een samenhangend pakket maatregelen om kennisveiligheid
in Nederland structureel te verhogen. De aanpak is landenneutraal, dat wil zeggen
dat deze toepasbaar is op iedere statelijke actor waar een dreiging van uitgaat. Sindsdien
zijn door het kabinet én het kennisveld de nodige stappen gezet. Het onderwerp staat
op de agenda, het bewustzijn is toegenomen. Zowel binnen de sector als binnen de rijksoverheid
wordt urgentie gevoeld om hier samen werk van te maken.
Met deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang bij de uitwerking van
de in de Kamerbrief kennisveiligheid aangekondigde maatregelen.
1. Dreigingsbeeld in relatie tot de Nederlandse kennisinstellingen
Het afgelopen jaar is geïnvesteerd in het verder verdiepen van kennis van en inzicht
in de dreigingen en risico’s waar de Nederlandse kennissector mee wordt geconfronteerd.
Het Dreigingsbeeld Statelijke Actoren (DBSA) van de AIVD, MIVD en NCTV van februari
20212 en de jaarverslagen 2020 van de AIVD en de MIVD van april 20213 besteden hier dan ook opnieuw aandacht aan. Daaruit blijkt dat de dreiging die in
de Kamerbrief kennisveiligheid werd geschetst, hierna nog eens toegelicht, niet is
afgenomen.
Vanuit de intentie om de eigen militaire, technologische, politieke en economische
macht te vergroten, zijn verschillende statelijke actoren ook in Nederland actief
op zoek naar kennis en technologie. In de Kamerbrief kennisveiligheid beschreef het
kabinet reeds enkele voorkomende methoden die statelijke actoren inzetten tegen kennisinstellingen,
ook in Nederland. Hierbij is sprake van een glijdende schaal, waarbij het onderscheid
tussen legitieme samenwerking, samenwerking met heimelijke intenties en illegale activiteiten
niet altijd eenvoudig te maken is. In het DBSA waarschuwen AIVD, MIVD en NCTV eveneens
voor structurele en centraal aangestuurde activiteiten van bepaalde statelijke actoren,
die de Nederlandse belangen kunnen aantasten. Ook hieruit komt het beeld naar voren
dat hoger onderwijsinstellingen en de wetenschap doelwit zijn van beïnvloeding en
inmenging en ongewenste kennisoverdracht.
Nederland loopt het risico dat gedeelde kennis later ingezet kan worden voor doeleinden
die direct onze nationale veiligheid raken, bijvoorbeeld in de vorm van militaire
middelen, of dat de gedeelde kennis gebruikt wordt voor doeleinden die indruisen tegen
onze fundamentele normen en waarden, bijvoorbeeld voor (massa)surveillancemiddelen.
Bovendien kan door het ongewenst wegvloeien van gevoelige kennis, technologie en intellectueel
eigendom naar andere landen onze innovatiekracht worden aangetast. Ook dient Nederland
zich te houden aan sancties die gelden vanuit de VN en de EU ten aanzien van Iran
en Noord-Korea.
Naast de verwerving van kennis en technologie vinden er in relatie tot kennisinstellingen
ook beïnvloedings- en inmengingsactiviteiten plaats door statelijke actoren. Daarbij
probeert een actor bijvoorbeeld meningen en publicaties te beïnvloeden en wetenschappelijk
onderzoek en onderzoeksresultaten te censureren. Een actor kan hiervoor bijvoorbeeld
gebruik maken van een financiële afhankelijkheid. Ook houden sommige statelijke actoren
hun burgers in de gaten om te voorkomen dat zij onwelgevallige meningen over het thuisland
verkondigen. De druk van deze activiteiten kan leiden tot zelfcensuur, waarbij individuen
en groepen zich niet altijd openlijk kritisch uit durven te laten of academici worden
gehinderd om onderzoeksresultaten te publiceren wanneer deze onwelgevallig zijn voor
een bepaalde statelijke actor. Dit is een bedreiging van fundamentele vrijheden als
de vrijheid van meningsuiting en voor kernwaarden als academische vrijheid en wetenschappelijke
integriteit.
In de vandaag gepubliceerde Nationale Leidraad Kennisveiligheid (zie hierna, paragraaf
2.2) wordt in meer detail ingegaan op de intenties en werkwijzen van statelijke actoren
en wordt kennisinstellingen handelingsperspectief geboden hoe met deze uitdagingen
om te gaan.
2. Versterkte zelfregulering binnen de kennissector
De kennissector wordt gekenmerkt door een hoge mate van autonomie. Instellingen maken
risicoafwegingen en geven zelf invulling aan hun interne beleid op het vlak van kennisveiligheid,
uitgaand van bestaande wettelijke kaders, gedragscodes en richtlijnen. De overheid
staat de instellingen daarbij met raad en daad terzijde. De door het kabinet in de
Kamerbrief kennisveiligheid aangekondigde maatregelen helpen de zelfregulering binnen
de kennissector te versterken en om, waar nodig, kaders te stellen. Hierna wordt de
voortgang per maatregel beschreven en wordt vooruitgeblikt op de komende periode.
2.1 Kennisveiligheidsdialoog
In de tweede helft van 2020 is de kennisveiligheidsdialoog van start gegaan: een reeks
gesprekken op bestuursniveau tussen de rijksoverheid en vrijwel alle kennisinstellingen
van Nederland.
Er zijn in dit kader door OCW in samenwerking met de NCTV en de AIVD gesprekken gevoerd
met Universiteiten van Nederland (UNL) en de veertien daarbij aangesloten universiteiten,
met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de negentien daaraan verbonden
onderzoeksinstituten en met Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra
(NFU) en de zeven daarbij aangesloten universitair medische centra. Ook zijn er gesprekken
gevoerd met Vereniging Hogescholen (VH) en een selectie van twaalf hogescholen. Daarnaast
zijn er door EZK bestuurlijke en technische workshops georganiseerd voor de vijf instellingen
voor toegepast onderzoek (de TO2-instellingen TNO, Marin, NLR, Deltares en Wageningen
Research) en Wetsus. Als vervolg hierop is een serie verdiepende thematische sessies
georganiseerd.
Het algemene beeld dat naar voren komt is dat het bewustzijn binnen de sector varieert.
Voor een belangrijk deel laten deze verschillen zich verklaren door de verschillen
in risicoprofielen van de instellingen. Bestuurders van kennisinstellingen delen over
het algemeen het gevoel van urgentie rond kennisveiligheid en er is bereidheid om
verantwoordelijkheid te nemen en maatregelen te treffen. Zo hebben de universiteiten
gezamenlijk een kennisveiligheidskader uitgewerkt4 en bestuurlijk trekkers voor kennisveiligheid benoemd, hebben zowel UNL als NWO werkgroepen
kennisveiligheid ingesteld die het leren van elkaar bevorderen en worden er bewustwordingscampagnes
gevoerd.
De kennisveiligheidsdialoog heeft bijgedragen aan het veiligheidsbewustzijn op bestuurlijk
niveau binnen de kennisinstellingen. Tegelijk leverde de gesprekkenreeks het kabinet
inzicht op in waar kennisinstellingen behoefte aan hebben en waar nog stappen gezet
moeten worden. Zo geven bestuurders van kennisinstellingen aan dat zij behoefte hebben
aan heldere kaders van de overheid en aan een loket waar zij terecht kunnen voor informatie
en advies.5
Deze inzichten zijn gebruikt bij de ontwikkeling en uitwerking van de beleidsmaatregelen.
Het is nadrukkelijk de bedoeling dat de dialoog wordt voortgezet en dat het dus niet
bij één gespreksronde blijft. Het uiteindelijke doel is om kennisveiligheid door te
laten dringen tot in de haarvaten van alle kennisinstellingen. Met de betrokken veldpartijen
(VH, UNL, KNAW, NWO, NFU en TO2-federatie) wordt dit voorjaar uitgewerkt welke aanvullende
stappen we in die richting gaan zetten.
2.2 Nationale Leidraad Kennisveiligheid
De Nederlandse kennissector en de rijksoverheid hebben de afgelopen maanden gezamenlijk
de Nationale Leidraad Kennisveiligheid uitgewerkt. Deze is vandaag officieel gepubliceerd6. Aan de totstandkoming ervan hebben de veldpartijen (VH, UNL, KNAW, NWO, NFU en TO2-federatie)
en verschillende ministeries en diensten van de rijksoverheid bijgedragen.
De leidraad is een centraal referentiedocument voor zowel de besturen van kennisinstellingen
en onderzoekers als de overheid over alle aspecten die met kennisveiligheid samenhangen.
Het is de bedoeling dat de leidraad kennisinstellingen en onderzoekers op weg helpt,
door hen te wijzen op risico’s en dreigingen en daarbij kaders en handelingsopties
te schetsen. Het geeft bestuurders van kennisinstellingen een basis waarop zij hun
instellingsbeleid kunnen (her)ijken. Zo draagt de leidraad zowel bij aan het bewustzijn
als aan de weerbaarheid van de kennissector.
De leidraad is tevens een belangrijk brondocument voor het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid
(zie hierna, paragraaf 2.4). De Nationale Leidraad Kennisveiligheid zal een belangrijke
rol spelen in bewustwordingscampagnes en bij (bestuurlijke) gesprekken over kennisveiligheid.
Om de leidraad ook in internationaal verband in te kunnen zetten, wordt voorzien in
een Engelse vertaling. De leidraad zal worden geactualiseerd wanneer ontwikkelingen
in het dreigingsbeeld en/of de beleidsontwikkeling rond kennisveiligheid daar om vragen.
2.3 Bestuurlijke afspraken kennisveiligheid
Voor alle in de Kamerbrief kennisveiligheid aangekondigde maatregelen geldt dat samenwerking
essentieel is. Actieve samenwerking met en inzet van zowel de veldorganisaties voor
hoger onderwijs en (toegepast) onderzoek als alle betrokken onderdelen van de rijksoverheid
is cruciaal. Hiertoe is begin dit jaar door OCW een samenwerkingsstructuur in het
leven geroepen met reguliere overleggen tussen alle betrokken partijen, zowel op bestuursniveau
als op technisch niveau. Naast afstemming over maatregelen die in gezamenlijkheid
worden ontwikkeld, is het bespreken van de follow-up ervan een belangrijk doel van
deze structuur.
In de context van deze samenwerkingsstructuur hebben de veldpartijen en de rijksoverheid
de afgelopen periode over en weer commitment uitgesproken en afspraken gemaakt. De
veldpartijen hebben actief meegewerkt aan de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en
zich er inhoudelijk aan gecommitteerd. Zij zetten zich in voor een op maat gemaakte
doorvertaling binnen de eigen organisatie, rekening houdend met de specifieke kenmerken
en uitgangsposities ervan. De rijksoverheid zal daaraan bijdragen door informatie
en expertise te delen, o.a. via het Rijksbrede Loket Kennisveiligheid (zie hierna),
en door handvatten te bieden en kaders te stellen. Via de eerdergenoemde samenwerkingsstructuren
kan de voortgang gemonitord worden en kan – waar nodig – worden bijgestuurd.
2.4 Rijksbreed Loket Kennisveiligheid
Kennisinstellingen geven aan dat zij bij het afwegen van kansen en risico’s rond internationale
samenwerking behoefte hebben aan informatie en advies van de rijksoverheid. Het Rijksbrede
Loket Kennisveiligheid7 dat vandaag officieel van start is gegaan, wil tegemoet komen aan deze behoefte.
Het loket is bedoeld als een laagdrempelig centraal contactpunt van de hele rijksoverheid,
waar kennisinstellingen terecht kunnen met hun aan kennisveiligheid gerelateerde vragen.
Denk aan vragen rond het toelaten van buitenlandse promovendi en het aangaan van samenwerkingsverbanden
met buitenlandse kennisinstellingen en bedrijven. Daarbij geldt dat de rijksoverheid
informatie deelt en meedenkt, maar dat de kennisinstellingen – in lijn met hun institutionele
autonomie – zelf verantwoordelijk blijven.
Na een verkennende fase, begin 2021, is de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) gevraagd een kortlopend onderzoek (quickscan) uit te voeren onder kennisinstellingen om een zo concreet en praktisch mogelijk beeld
te krijgen van de wensen en behoeften van de kennisinstellingen. Het eindrapport treft
u aan als bijlage bij deze brief8.
Het onderzoek laat zien dat er behoefte is aan informatie en advies rond uiteenlopende
thema’s zoals IT/cyber, samenwerkingen met buitenlandse instellingen en toelating
van buitenlandse promovendi en onderzoekers. Er is behoefte aan algemene informatie
maar ook aan specifieke informatie in relatie tot landen en vakgebieden en aan de
mogelijkheid om te «sparren» over twijfelgevallen. RVO adviseert daarom o.a. te benadrukken
dat het loket ondersteuning biedt bij vragen over verschillende derde landen en een
breed spectrum aan thema’s rond kennisveiligheid. Ook moeten de medewerkers van het
loket serieuze gesprekspartners zijn en niet slechts een doorverwijsfunctie krijgen.
De uitkomsten zijn betrokken bij het bepalen van de reikwijdte en werkwijze van het
loket.
Na de zomer is RVO gevraagd de frontoffice van het loket in te richten waar vragen
binnenkomen en zo mogelijk direct worden beantwoord. De backoffice wordt gevormd door
de inhoudelijk experts van de betrokken departementen en diensten: OCW, EZK, BZ, LNV,
NCTV, AIVD en MIVD. Andere onderdelen van de rijksoverheid kunnen op ad hoc-basis
betrokken worden. Het streven hierbij is steeds om binnenkomende meldingen van kennisinstellingen
snel en inhoudelijk afgewogen te beantwoorden.
De basisfuncties van het loket zijn vanaf nu operationeel. Er wordt nog gewerkt aan
een eigenstandige website, die dit voorjaar live zal gaan. De startfase wordt gebruikt om werkendeweg ervaring op te doen. In juni
dit jaar is een eerste herijkingsmoment voorzien, waarbij reacties en ervaringen van
alle betrokkenen (frontoffice, backoffice en veldpartijen) zullen worden meegenomen.
Na de zomer 2022 zal het loket stapsgewijs verder worden doorontwikkeld. Denk aan
(pro)actieve kennisdeling, ontwikkeling van praktische tools en trainingsmodules en (ondersteuning bij) de organisatie van bewustwordingsactiviteiten.
3. Toetsingskader ongewenste kennis- en technologieoverdracht
3.1 Toetsing van individuen
Daar waar de risico’s voor de nationale veiligheid het grootst zijn, zijn verdergaande
maatregelen nodig en volstaat zelfregulering niet. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief
kennisveiligheid werkt het kabinet aan een toetsingskader om ongewenste kennis- en
technologieoverdracht te voorkomen. Het gaat hierbij om de toetsing van individuen
die toegang willen tot kennisgebieden waarop de risico’s voor de nationale veiligheid
het grootst zijn, de risicovakgebieden. Denk bijvoorbeeld aan kennis die kan worden
ingezet voor zowel civiele als militaire doeleinden (dual-use). Er wordt langs meerdere sporen aan deze maatregel gewerkt.
Daarbij wordt er gekeken naar bestaande regelgeving en processen, zoals het Verscherpt
Toezicht9 en naar ervaringen in andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk10, Frankrijk11 en Duitsland12. Voorop staat dat het toetsingskader juridisch houdbaar moet zijn en dat het non-discriminatiebeginsel
wordt gerespecteerd.
Bij het uitwerken van een juridische basis, is een fundamentele vraag of iedereen
ongeacht nationaliteit getoetst zal worden, of dat de toetsing alleen gaat gelden
voor derdelanders. Vanuit het oogpunt van proportionaliteit en op grond van de actuele
dreigingsanalyses, onderzoekt het kabinet een variant waarbij de kennisveiligheidstoetsing
uitsluitend voor derdelanders, burgers van buiten de EU, gaat gelden. Dat betekent
dat derdelanders die bij een Nederlandse kennisinstelling toegang willen tot een risicovakgebied
een kennisveiligheidstoets moeten ondergaan.
Een andere fundamentele vraag betreft de afbakening van de risicovakgebieden waarop
het toetsingskader van toepassing zal worden. Welke kennis en technologie is vanuit
het oogpunt van nationale veiligheid risicovol? Deze vraag speelt ook bij andere beleidsinstrumenten,
zoals bij exportcontrole13 en bij het wetsvoorstel voor de investeringstoets14.
Aangezien de afbakening van sensitieve technologieën in het kader van de investeringstoets
wat de inhoudelijke insteek betreft vergelijkbaar is met de afbakening van risicovakgebieden
in het kader van het toetsingskader zal het kabinet beide trajecten in beginsel parallel
laten lopen. Dit draagt bij aan onderlinge synergie tussen de instrumenten en aan
beleidsconsistentie.
Dit traject moet resulteren in een lijst van risicovakgebieden die politiek wordt
bekrachtigd en wanneer nodig wordt geactualiseerd. Zowel bij het opstellen van de
lijst als bij de vertaling ervan naar onderdelen van individuele kennisinstellingen
zal het kabinet het kennisveld betrekken.
Tegelijk met de verdere uitwerking van de juridische basis en de afbakening van de
risicovakgebieden zal gestart worden met het uitwerken van de uitvoeringsmodaliteiten.
Zo zal er een toetsingseenheid worden ingericht die de toetsingsaanvragen zal gaan
behandelen en zal er aandacht zijn voor toezichts- en handhavingsaspecten. Daarbij
horen een uitvoeringstoets en een impact assessment waarbij ook de impact op het kennisveld
aan de orde komt.
Zoals in de Kamerbrief kennisveiligheid al werd aangekondigd zal het toetsingskader
realistisch gezien op zijn vroegst in 2023 in werking treden. Dat is, gezien de complexiteit
en ingrijpendheid van de maatregel, nog altijd het uitgangspunt van het kabinet. Het
kabinet onderstreept daarbij het belang van zorgvuldigheid en van draagvlak onder
de Nederlandse kennisinstellingen.
3.2 Doorlichting van samenwerkingsovereenkomsten
Aan samenwerkingen van Nederlandse kennisinstellingen met buitenlandse kennisinstellingen
of bedrijven kunnen risico’s voor de nationale veiligheid verbonden zijn. Het is belangrijk
dat in de onderliggende samenwerkings- of financieringsovereenkomsten deze risico’s
zo veel mogelijk worden gemitigeerd.
Uit eerder onderzoek15 kwam naar voren dat kennisinstellingen niet altijd een volledig beeld hebben van
de samenwerkingsovereenkomsten die in naam van hun instelling of onderdelen daarvan
zijn of worden aangegaan. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid (zie paragraaf 2.2)
zegt hierover dat besturen van kennisinstellingen te allen tijde inzicht horen te
hebben in de significante samenwerkingen die de organisatie aangaat, zonder daarvoor
de betrokken partijen binnen de organisatie nog te moeten consulteren. Ook beschrijft
de leidraad waar kennisinstellingen in ieder geval op moeten letten bij het aangaan
van samenwerkingen.
Het kabinet herhaalt in deze context de eerdere oproep16 aan kennisinstellingen om bestaande samenwerkingsovereenkomsten met buitenlandse
partners (kennisinstellingen of bedrijven) tegen het licht te houden en na te gaan
of fundamentele waarden hierin voldoende geborgd zijn. Waar dat niet het geval is
zou het wenselijk zijn dat de afspraken op dit punt worden herzien. In voorkomende
gevallen kunnen kennisinstellingen contact opnemen met het Loket Kennisveiligheid
(zie paragraaf 2.4) voor informatie en advies.
In de loop van dit jaar zal bekeken worden of er naast deze vorm van versterkte zelfregulering
aanvullende maatregelen nodig zijn om de risico’s te mitigeren.
4. Ontwikkelingen in partnerlanden en in de EU
Kennis kent geen grenzen en hoger onderwijs en wetenschap zijn sterk internationaal
georiënteerd. Zoals het kabinet in de Kamerbrief kennisveiligheid al schreef, kan
een aanpak alleen effectief zijn als we samen met onze partners optrekken. Dat geldt
zeker binnen de Europese Unie, waarbinnen sprake is van een gemeenschappelijke onderzoeks-
en onderwijsruimte en vrij verkeer.
Tegen deze achtergrond heeft het kabinet geïnvesteerd in een internationaal netwerk,
o.a. om te leren van de aanpak van andere landen en om gezamenlijk op te trekken in
de internationale context. Daarbij is er aandacht voor belangrijke EU- en internationale
partners zoals Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Australië en de Verenigde
Staten. De internationale gesprekken inspireren en geven inzicht in wat werkt en wat
niet werkt.
In EU-verband zijn belangrijke stappen gezet om kennisveiligheid op de agenda te zetten.
De Europese Commissie presenteerde op 19 mei jl. haar mededeling «Mondiale benadering
van onderzoek en innovatie»17 waarin veel elementen uit de kabinetsaanpak rond kennisveiligheid zijn terug te vinden.
De Raad heeft deze uitgangspunten onderschreven middels Raadsconclusies die door de
Raad voor Concurrentievermogen zijn aangenomen.18 Daarmee bestaat er een gezamenlijke basis om verdere stappen in EU-verband te zetten.
De Europese Commissie heeft in deze context onlangs Guidelines on R&I foreign interference gepubliceerd.19 Doel hiervan is om lidstaten én de Europese kennissector aan te sporen zelf dergelijke
leidraden uit te werken. De Nationale Leidraad Kennisveiligheid die vandaag is gepresenteerd,
sluit hier derhalve uitstekend op aan.
Tot slot heeft de Europese Commissie de mededeling «Europese strategie voor universiteiten»
uitgebracht.20 In deze mededeling wordt o.a. ingegaan op internationale samenwerking in het hoger
onderwijs en het belang van het borgen van waarden zoals academische vrijheid daarbij.
Uw Kamer wordt hierover separaat via het reguliere BNC-fiche geïnformeerd.
Nederland zal zich actief blijven inzetten op kennisveiligheid in de EU en internationaal.
Specifiek in de EU blijft Nederland inzetten op agendering, zowel richting de lidstaten
als de Europese Commissie. Daarnaast kan gezamenlijk met gelijkgezinden binnen de
EU een meer aanjagende rol worden opgepakt om de discussie verder te brengen en ervoor
te zorgen dat ook andere landen stappen zetten om kennisveiligheid beter te borgen.
De onderwijs- en wetenschapsattachés en de innovatie attachés op de Nederlandse ambassades
kunnen een belangrijke rol spelen in het uitbreiden en benutten van het internationale
netwerk en de informatie-uitwisseling met de internationale partners.
De EU-inzet van het kabinet is met name gericht op:
• het actief agenderen in EU-verband van kennisveiligheid;
• het vergroten van bewustwording over kennisveiligheid bij de EU-lidstaten en het Europese
kennisveld;
• het – binnen de competentieverdeling – maken van concrete afspraken en het opzetten
van samenwerkingsvormen op EU-niveau over kennisveiligheid;
• het onderling delen van kennis en ervaring en het zoeken van een gemeenschappelijke
inzet binnen de EU en bilateraal.
5. Tot slot
Sinds de aankondiging van de kennisveiligheidsaanpak van het kabinet, in november
2020, is er veel in gang gezet. Zowel door de kennissector als door de rijksoverheid.
Het veiligheidsbewustzijn is onmiskenbaar toegenomen. Er is een breed gedeeld gevoel
van urgentie rond kennisveiligheid. Er zijn zowel door de rijksoverheid als door de
kennisinstellingen initiatieven genomen die het handelingsperspectief vergroten. Daarmee
is de weerbaarheid toegenomen.
Tegelijk betekent dit geenszins dat we er al zijn en we zien helaas dat er met enige
regelmaat incidenten zijn die ons met dat feit confronteren. Er moeten dus nog belangrijke
stappen gezet worden. De vandaag gepresenteerde Leidraad zal door de kennisinstellingen
vertaald worden naar interne procedures en processen. Dit moet ertoe leiden dat het
daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht. Het veiligheidsbewustzijn kan zo doordringen
tot in de haarvaten van de kennisinstellingen.
Het vandaag geopende Loket zal zich de komende tijd moeten ontwikkelen tot een snel,
laagdrempelig en effectief contactpunt voor kennisinstellingen. De dialoog met de
kennisinstellingen zal ook komend jaar worden voortgezet en het aangekondigde toetsingskader
zal te zijner tijd de kennisveiligheid moeten borgen in die gevallen waarin zelfregulering
niet afdoende is.
Het kabinet zal zich hier voor blijven inzetten en daarbij samen optrekken met gelijkgezinde
landen zowel in EU-verband als bilateraal.
Deze inspanningen van het kabinet en de kennissector gezamenlijk moeten ervoor zorgen
dat internationale samenwerking in het hoger onderwijs en het (toegepaste) onderzoek
veilig kan plaatsvinden, met oog voor zowel de kansen als de risico’s, en waarbij
academische kernwaarden zoals academische vrijheid steeds worden geborgd.
Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de voortgang bij de presentatie van
de voorstellen voor het toetsingskader, voorzien voor eind dit jaar.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat