Brief regering : Fiche: Commissieaanbeveling gemeenschappelijke Europese dataruimte voor cultureel erfgoed
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3268 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 januari 2022
Fiche: Herziening richtlijn kiesrecht mobiele EU burgers bij gemeenteraadsverkiezingen,
Herziening richtlijn kiesrecht mobiele EU burgers bij verkiezingen van het EP, Mededeling
bescherming integriteit verkiezingen en stimulering democratische participatie (Kamerstuk
22 112, nr. 3261)
Fiche: Verordening transparantie en gerichte politieke reclame (Kamerstuk 36 013, nr. 2)
Fiche: Herziening verordening statuut en financiering Europese politieke partijen
en stichtingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3263)
Fiche: Herziening richtlijn betreffende energieprestatie gebouwen (Kamerstuk 36 012, nr. 2)
Fiche: Herziening verordening en richtlijn markten voor financiële instrumenten (Kamerstuk
22 112, nr. 3264)
Fiche: Verordening centraal Europees toegangspunt publieke informatie financiële diensten
(Kamerstuk 22 112, nr. 3265)
Fiche: Herziening richtlijn AIFMD en richtlijn UCITS met betrekking tot uitbesteding,
liquiditeitsmanagement-instrumenten, toezichtrapportages, bewaarders en schuldfondsen
(Kamerstuk 22 112, nr. 3266)
Fiche: Verordening voor Europese langetermijninvesteringsfondsen (European Long-Term
Investment Funds, ELTIF’s) (Kamerstuk 22 112, nr. 3267)
Fiche: Commissieaanbeveling gemeenschappelijke Europese dataruimte voor cultureel
erfgoed
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Commissieaanbeveling gemeenschappelijke Europese dataruimte voor cultureel
erfgoed
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Commissieaanbeveling betreffende een gemeenschappelijke Europese dataruimte voor cultureel
erfgoed.
b) Datum ontvangst Commissiedocument
10 november 2021
c) Nr. Commissiedocument
2021/1970
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32021H1970&from=EN)
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
N.v.t.
f) Behandelingstraject Raad
Geen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2. Essentie voorstel
Dit voorstel betreft een Commissieaanbeveling over het creëren van een dataruimte
voor cultureel erfgoed, voortbouwend op, en ter vervanging van een eerdere Commissieaanbeveling
over digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale
bewaring (2011/711/EU).
In de aanbeveling benadrukt de Commissie het belang van digitalisering voor cultureel
erfgoed als onderdeel van de gehele digitale transformatie. Digitalisering draagt
o.a. bij aan het vergroten van de bekendheid van cultuurschatten, het creëren van
informatiebronnen voor wetenschappers, en aan de bescherming van cultuurgoederen.
Het initiatief om te komen tot sectorale dataruimtes voor een tiental gebieden is
eerder aangekondigd in de Mededeling over de Europese Datastrategie waarin werd aangegeven
dat de Commissie de creatie van sectorale dataruimtes zou stimuleren en ondersteunen1. In het Digitale Kompas kondigde de Commissie het streven aan om het Europese aanbod
van publieke infrastructuren voor cloud- en edge-diensten te vergroten2. De dataruimte voor cultureel erfgoed bouwt voort op het bestaande digitale platform
voor Europees erfgoed, Europeana. Het idee is dat culturele instellingen in de EU
via dit platform gedigitaliseerd erfgoed zullen kunnen preserveren en uitwisselen.
De Commissie hecht hierbij grote waarde aan het digitaliseren van erfgoed via 3D-technologie,
mede gezien het potentieel voor de realisering van de Green Deal, en aan het hanteren
van de FAIR-beginselen3. Aan de lidstaten vraagt zij om culturele instellingen te stimuleren zich aan te
sluiten bij het initiatief, om hen te ondersteunen bij het digitaliseren van hun erfgoed.
Daarnaast vraagt de Commissie de lidstaten om bij de financiering van digitalisering
van cultureel erfgoed de voorwaarde op te leggen om de data aan de gemeenschappelijke
dataruimte aan te leveren. De lidstaten zouden de actoren in de sector meer bewust
moeten maken van de financieringsmogelijkheden die EU-programma’s zoals Digitaal Europa
en Horizon Europa op dit gebied bieden. De Commissie vraagt de lidstaten haar elke
twee jaar te informeren over de maatregelen die zij naar aanleiding van de aanbeveling
hebben genomen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet erkent het belang van digitalisering voor erfgoed. Het belang van digitaal
erfgoed is groot en groeit, maar vervangt het fysieke erfgoed niet. Sinds 2015 is
er een Nationale Strategie Digitaal Erfgoed die in maart 2021 door het kabinet is
geactualiseerd4. Kern van deze strategie is het digitaal verbinden van erfgoedcollecties vanuit de
optiek van de gebruiker. Deze gebruiker kan een professional zijn zoals een (wetenschappelijk)
onderzoeker of journalist, maar ook een erfgoedvrijwilliger of het brede in historie
geïnteresseerde publiek. Het Netwerk Digitaal Erfgoed geeft uitvoering aan deze strategie.
De Nationale Strategie Digitaal Erfgoed is ook verbonden met de kabinetsbrede Nationale
Digitalisering Strategie. Uitgangspunt hierin is dat cross-sectoraal datadelen van
belang is voor alle sectoren en de ontwikkeling van innovaties als Artificial Intelligence
(AI). Het is daarom belangrijk dat dataruimtes interoperabiliteit en standaardisatie
rondom data bevorderen, ook tussen dataruimtes.
Nederland levert op dit moment via Collectie Nederland data over cultureel erfgoed
aan bij Europeana. Dit gebeurt via een proces van aggregatie dat in Nederland langzaamaan
achterhaald raakt. Bij de uitwerking van de Nationale Strategie Digitaal Erfgoed wordt
de Digitaal Erfgoed Referentie Architectuur gehanteerd waarbij de FAIR-beginselen
een belangrijk uitgangspunt vormen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Goed samenwerkende, schaalbare en veilige digitale infrastructuren en diensten spelen
een belangrijke rol voor het veilig en betrouwbaar toegankelijk maken van data. Initiatieven
tot Europese samenwerking op dit gebied kunnen worden verwelkomd, zoals eerder door
het kabinet benadrukt in het kader van de Europese datastrategie5 en de Mededeling Digitaal Kompas 20306. Het kabinet was eerder ook positief over de mogelijkheid om binnen het programma
Digital Europe samenwerking rond digitaal cultureel erfgoed te steunen. Dit programma
is in november 2021 van start gegaan.
Het feit dat het hier om een Commissieaanbeveling- en niet een Raadsaanbeveling- gaat,
betekent dat niet onderhandeld wordt over de aanbeveling en dat deze niet wordt aangenomen
door de Raad. Het kabinet had liever een Raadsaanbeveling gezien waar lidstaten invloed
op hadden uit kunnen oefenen om gezamenlijk tot een betere aanbeveling te komen. Het
kabinet zelf constateert aandachtspunten en is voornemens om deze te communiceren
richting de Commissie en in de Raad7 met het oog op een zo goed mogelijke (door)ontwikkeling van het Europese beleid.
Het kabinet is positief over de mogelijkheden van digitalisering voor cultureel erfgoed.
De inrichting van een Europese dataruimte kan hier zeker van betekenis zijn. Nederland
heeft hier, als één van de weinige lidstaten, een Nationale Strategie voor. Daarmee
sluit de kernboodschap van de Commissieaanbeveling met betrekking tot het opzetten
van een dataruimte voor cultureel erfgoed aan bij het staande kabinetsbeleid.
Wel heeft het kabinet een aantal aandachtspunten bij de Commissieaanbeveling waarover
het zich zal uitspreken. Ten eerste vindt het kabinet het een gemiste kans dat een
technologie als 3D wel wordt genoemd in de Commissieaanbeveling, maar andere belangrijke
ontwikkelingen rond digitale technologieën niet, zoals AI, Augmented Reality (AR)8, Linked Open Data rond Europese data-initiatieven (zoals de European Open Science
Cloud) en projecten van het European Strategy Forum on Research Infrastructures als
E-RIHS9. Het kabinet ziet voor een zo effectief mogelijk Europees beleid liever een ontwikkeling
van deze dataruimte in samenhang met de andere dataruimten die in het Digital Europe-programma
zijn benoemd. Een samenhangende aanpak kan bijdragen aan het gebruik van alle dataruimten
en de interoperabiliteit tussen deze dataruimten. Dit draagt bij aan toekomstbestendige
keuzes op dit terrein. Het kabinet zal aangeven dat het van belang is om de dataruimtes
in samenhang te bezien en in samenhang (door) te ontwikkelen.
Ten tweede ziet het kabinet dat de aanlevering van data aan het huidige platform van
Europeana kostbaar zou kunnen zijn. De levering van data vraagt om een bewerkelijke
vertaalslag waarbij veel brondata verloren gaan. Als culturele instellingen die op
dit moment nog geen data aanleveren verplicht zouden worden om dit te doen om in aanmerking
te komen voor subsidie zou dit dan ook leiden tot significante additionele administratieve
en financiële lasten. Het kabinet zal dan ook aangeven dat de Commissie er goed aan
zou doen om het Europeana-platform door te ontwikkelen en om samen na te denken over
hoe de aanbeveling geïmplementeerd kan worden op een manier die de lasten beperkt.
Dit zou lidstaten, waaronder Nederland, beter in staat stellen om aan de slag te gaan
met de aanbevelingen.
Tenslotte merkt het kabinet op dat de Commissieaanbeveling veel en uiteenlopende doelstellingen
voor de dataruimte benoemt. Aan de ene kant moet de dataruimte bijdragen aan de Green
Deal en de veiligheid van erfgoed, aan de andere kant aan gebruik en hergebruik van
erfgoed. Het kabinet vraagt zich af of het technisch mogelijk is om al deze ongelijksoortige
doelstellingen tegelijk te realiseren. Ervaring met grote ICT-projecten leert dat
het belangrijk is om een duidelijke scope, fasering en prioriteitstelling te hanteren
bij het ontwikkelen van ICT-voorzieningen en voort te bouwen op de ervaringen met
en te leren van andere data-initiatieven die momenteel in EU-verband (o.a. European
Open Science Cloud) ontwikkeld worden. Het kabinet hecht waarde aan toegankelijkheid
en gebruik en hergebruik van erfgoed en zal dit aankaarten bij de Commissie. Een meer
gerichte aanpak maakt het aannemelijker dat lidstaten op een effectieve manier aan
de slag kunnen met de aanbevelingen en is van belang voor de doorontwikkeling van
het Europees beleid op dit gebied.
Aangezien het een Commissieaanbeveling betreft, zijn de aanbevelingen niet bindend
(politiek noch juridisch). Vanwege het belang dat het kabinet aan de digitalisering
van cultureel erfgoed hecht, zal het in gesprek gaan met het veld en het Europeana-platform
om te bekijken op welke manier het een opvolging kan geven aan de aanbevelingen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
De inschatting is dat veel lidstaten grote stappen zullen moeten zetten indien zij
voornemens zijn om de aanbevelingen te implementeren. Weinig Europese lidstaten plegen
reeds inzet op het (verder) ontwikkelen van een dataruimte voor erfgoed. Omdat het
voorstel in dit geval een Commissieaanbeveling betreft, is er geen rol voor het Europees
Parlement.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
a) Bevoegdheid
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid van de
EU voor deze Commissieaanbeveling. De aanbeveling ziet op het beleidsterrein cultuur.
Op grond van artikel 6, onder c, VWEU is heeft de EU een aanvullende bevoegdheid om
lidstaten op het terrein van cultuur. Op grond van artikel 292 VWEU is de Commissie
bevoegd om aanbevelingen vast te stellen op de gebieden waarvoor de EU bevoegd is.
De Commissie is daarmee bevoegd deze aanbeveling uit te vaardigen.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit van
deze Commissieaanbeveling. Het doel van deze aanbeveling is het stimuleren van digitalisering
van cultureel erfgoed in de lidstaten met het oog op toegankelijkheid en behoud van
Europees erfgoed. Het Deze doelstelling zou door individuele lidstaten gerealiseerd
kunnen worden, maar de aanbevelingen van de Commissie kunnen het proces van digitalisering
van erfgoed in lidstaten – bijvoorbeeld door het gezamenlijke gebruik van Europeana –
vergemakkelijken. Hierdoor is er meerwaarde in optreden op EU-niveau en is het kabinet
van mening dat optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is.
c) Proportionaliteit
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
Het instrument van de Commissieaanbeveling is niet bindend en laat de lidstaten vrij
overeenkomstig hun nationale omstandigheden te beslissen of en hoe zij gevolg geven
aan de aanbeveling. Daarmee gaat de aanbeveling niet verder dan noodzakelijk. De voorgestelde
maatregelen in de Commissieaanbeveling worden ook geschikt geacht om de toegankelijkheid
en het behoud van Europees erfgoed te vergroten, omdat het samen kunnen werken aan
één gedeelde dataruimte, in dit geval Europeana, vermoedelijk de kwaliteit van de
dataruimte ten goede zal komen, waardoor Europees erfgoed beter toegankelijk wordt
en beter behouden blijft. Daarnaast moedigt de aanbeveling de lidstaten aan om bepaalde
informatie beschikbaar te stellen in het Europeana-platform. Hierdoor kunnen bepaalde
lidstaten een voortrekkersrol kunnen vervullen binnen het Europeana-platform en zouden
andere lidstaten de manier waarop de voortrekkers cultureel erfgoed binnen Europeana
digitaliseren als goed voorbeeld kunnen gebruiken. Dit zou zorgen voor een opwaartse
convergentie op het gebied van de digitalisering van cultureel erfgoed en daarmee
bijdragen aan de toegankelijkheid en het behoud van cultureel erfgoed. Het kabinet
vraagt zich wel af of een Commissieaanbeveling het meest geschikte instrument is om
de doelstelling van het optreden te verwezenlijken. Mogelijk zou het instrument van
een Raadsaanbeveling geschikter zijn geweest, omdat hierover wordt onderhandeld in
de Raad waardoor mogelijk meer draagvlak voor uitvoering van de maatregelen zou kunnen
worden gecreëerd.
d) Financiële gevolgen
Indien Nederland ervoor kiest om de aanbevelingen op te volgen, leidt dit mogelijk
tot een kostenverhoging van digitaliseringsprojecten van cultureel erfgoed in Nederland
aangezien nieuwe vormen van data moeten worden geleverd. Hiervoor zou de bestaande
koppeling via Collectie Nederland ook moeten worden aangepast en de nieuwe data zouden
onderhouden moeten worden. Het vergaren van de data en het afstemmen met de nog te
ontwikkelen dataruimtes zou ook financiële lasten met zich mee brengen. Eventuele
budgettaire gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van
het beleidsverantwoordelijk departement conform de regels van de budgetdiscipline.
Indien Europeana inderdaad verder wordt ontwikkeld met als doel de nationale lasten
te mitigeren zou dit tot financiële consequenties op Europees niveau kunnen leiden.
Het programma Digital Europe, werkprogramma 2021–2022, voorziet ook in middelen hiervoor
tot in totaal € 15 mln. Een nadere invulling van deze begroting volgt nog. Nederland
is van mening dat de eventuele additioneel benodigde middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en
dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
e) Gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De vergaring, aanpassing en het onderhoud van de data die nodig zouden zijn voor de
implementatie van deze Commissieaanbeveling kunnen tot extra administratieve lasten
leiden. Deze gevolgen voor regeldruk kunnen op dit moment onvoldoende ingeschat worden,
maar zullen naar verwachting duidelijker worden naarmate de gesprekken met het veld
en Europeana vorderen.
De Commissieaanbeveling kan bijdragen aan het behoud en bescherming van Europees erfgoed.
Daarmee kan het positieve gevolgen hebben voor de promotie en positionering van de
Europese cultuur in de wereld en dus de concurrentiekracht, als ook de geopolitieke
situatie. De dataruimte kan als goed voorbeeld dienen voor de rest van de wereld en
daarmee mogelijk een positieve impact hebben op ontwikkelingslanden die voor de opgave
van de bescherming en het behoud van hun cultureel erfgoed staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken