Brief regering : Stand van zaken Covid-19 en 138e OMT advies
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1717 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Ontvangen ter Griffie op 14 januari 2022.
De vastgestelde ministeriële regeling treedt in werking op 15 januari 2022
De vastgestelde ministeriële regeling vervalt van rechtswege indien de Kamer, op voorstel
van vijftig leden uiterlijk 21 januari 2022 te kennen geeft niet in te stemmen met
de regeling.
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2022
Het is bijna twee jaar geleden dat de eerste Nederlander met het coronavirus besmet
raakte. Sindsdien leven we met de onzekerheden die de komst van het virus en alle
varianten daarop met zich meebrengen. We hebben te maken gehad met wisselende maatregelen
die impact hebben op iedereen en op de maatschappij als geheel. Na twee jaar komen
we in een nieuwe fase, het coronavirus gaat niet meer weg. We moeten leren te leven
met dit virus.
Inmiddels is de omikronvariant dominant in Nederland, een variant die zich veel sneller
verspreidt dan voorgaande varianten, maar ook minder ziekmakend is. De omikronvariant
leidt dagelijks tot een ongekend hoog aantal besmettingen. En de piek lijkt nog niet
bereikt. Het OMT geeft aan dat we rekening moeten houden met 75.000 tot 100.000 besmettingen
per dag. Op dit moment vertaalt het hoge aantal besmettingen zich nog niet in een
groter beroep op de zorg. De verwachting is dat door het grote aantal mensen dat besmet
is en nog wordt, ook al is de omikronvariant minder ziekmakend, per saldo veel mensen
zorg nodig zullen hebben. Dit zien we ook in landen zoals Frankrijk, Verenigd Koninkrijk
en de Verenigde Staten. Ook leidt het hoge aantal besmettingen ertoe dat er veel mensen
thuis moeten blijven – ook zorgpersoneel – of in quarantaine zitten als ze nauwe contacten
hebben die besmet zijn met het virus, zoals huisgenoten. Dit levert een uitdaging
op voor de continuïteit van essentiële functies in onze maatschappij.
De boostercampagne heeft de afgelopen periode een enorme impuls gehad. Iedereen die
hier gebruik van wil maken, heeft binnenkort de boosterprik kunnen laten zetten en
draagt daarmee bij aan het verkleinen van de overdrachtskans van het virus, en het
verlagen van het risico op ernstig ziek worden. Helaas blijft het percentage mensen
dat de booster heeft gehaald nog wel achter bij het streven, dus daar blijven we op
inzetten.
Ondanks deze verwachtingen gaat het kabinet nu al wel substantiële versoepelingen
doorvoeren. Het is noodzakelijk dat jongeren naar hun opleiding kunnen en dat iedereen
kan sporten of zelf bezig kan zijn met het beoefenen van kunst en cultuur.
Op basis van het 138e OMT advies neemt het kabinet dit weloverwogen risico.
Op 25 januari bekijkt het kabinet opnieuw of er verdere versoepelingen mogelijk zijn.
Het kabinet vindt dat naast het waarborgen van toegang tot de zorg er met nadruk aandacht
moet zijn voor maatschappelijke continuïteit. We nemen deze stap ten behoeve van het
sociaal en mentaal welzijn van mensen.
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Langdurige Zorg
en Sport, Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris voor Cultuur en Media
over de huidige stand van zaken rondom de ontwikkelingen van COVID-19.
Aanbieding regelingen
Hierbij bied ik u mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de navolgende regeling aan1:
– Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie
en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 14 januari
2022, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband
met verlenging van de lockdown en het doorvoeren van enkele versoepelingen en van
de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 Saba en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius in verband
met de toevoeging van een aantal maatregelen met het oog op het oplopende aantal infecties
De huidige lockdownregels lopen van rechtswege af op 15 januari 2022 om 05.00 uur.
Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid,
Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling
en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 22 januari
2022. De bepalingen dienen gezien de epidemiologische situatie echter zo spoedig mogelijk
in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling is – aansluitend aan de
bestaande lockdownregels – vastgesteld op 15 januari 2022 om 05.00 uur, met uitzondering
van verschillende regels over testverplichtingen voor reizigers die, gelet op de benodigde
voorbereidingstijd voor reizigers en aanbieders van vervoer, vastgesteld is op 17 januari
2022. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling wordt binnen twee dagen
na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. De regeling vervalt
van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending besluit niet
in te stemmen met de regeling.
Toepassing artikel 58s Wpg
Met deze voortgangsrapportage voldoe ik aan de maandelijkse rapportageplicht van artikel 58s
Wpg. De situatie is op dit moment dusdanig dat het treffen van maatregelen op grond
van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 nog steeds nodig is. Een toelichting op
de maatregelen is in deze brief weergeven.
Leeswijzer
– Onder «Zicht op en inzicht in het virus» ga ik in op: het OMT-advies inclusief het
epidemiologisch beeld, de maatregelen, het proces van de lange termijn, gevolgd door
het coronatoegangsbewijs/Digitaal Corona Certificaat, reizen en quarantaine, testen
en traceren, vaccinatie, wijkgerichte aanpak, innovatieve behandelingen, ventilatie
en digitale ondersteuning (paragraaf 1 t/m 11).
– Onder «toegankelijkheid van de zorg» ga ik in op: de zorg voor patiënten in de keten
(paragraaf 12).
– Onder «Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid» ga ik in op: bescherming
kwetsbare personen (paragraaf 13).
– Onder «Andere onderwerpen» ga ik in op: de maatschappelijke ondersteuning, de persoonlijke
beschermingsmiddelen, de communicatie, de arbeidsmarkt, het Caribisch deel van het
Koninkrijk, het afdoen van moties, toezeggingen en verzoeken en de Catshuisstukken
(paragraaf 14 t/m 21).
Hiermee voldoe ik aan de volgende moties en toezeggingen:
– De toezegging van de Minister van Financiën aan het lid Hammelburg over de verkoopprijs
van mondkapjes uit de noodvoorraad.
– De toezegging aan het lid Paternotte om nader in te gaan op de mogelijkheid om kinderen
in groep 3, 4 en 5 van zelftesten te voorzien.
– De motie van het lid Bikker c.s. om een landelijke testdag na de feestdagen te promoten
(Kamerstuk 25 295, nr. 1669).
– De motie van het lid Omtzigt met het verzoek aan de regering een academisch onderzoek
uit te voeren naar de redenen en oorzaken van oversterfte tot en met november 2021
(Kamerstuk 25 295, nr. 1617).
– De toezegging van de Minister van Financiën aan het lid Hammelburg over de verkoopprijs
van mondkapjes uit de noodvoorraad.
– De toezegging aan het lid Paternotte om nader in te gaan op de mogelijkheid om kinderen
in groep 3, 4 en 5 van zelftesten te voorzien.
– De toezegging de uitkomsten van de opdracht om scenario’s uit te werken over de zorgvraag
die voort kan komen uit de verspreiding van de omikronvariant voor medio januari met
uw Kamer te delen.
– De gewijzigde motie van het lid Bikker (ChristenUnie) c.s. om een landelijke testdag
na de feestdagen te promoten (Kamerstuk 25 295, nr. 1669).
– De motie van het lid Omtzigt met het verzoek aan de regering een academisch onderzoek
uit te voeren naar de redenen en oorzaken van oversterfte tot en met november 2021
(Kamerstuk 25 295, nr. 1617).
– De motie van de leden Hijink (SP) en van den Berg (CDA) om zorgreservisten zo snel
mogelijk in te zetten (Kamerstuk 25 295, nr. 1640).
– De gewijzigde motie van het lid Den Haan (Fractie Den Haan) om tijdig de niet-mobiele
thuiswonenden van een boostervaccinatie voorzien (Kamerstuk 25 295, nr. 1670).
– De moties van de leden Paternotte (D66) en Kuiken (PvdA) en de motie Den Haan (Fractie
den Haan) om voor een volgende boostercampagne een plan van aanpak gereed te hebben
(Kamerstuk 25 295, nr. 1567), (Kamerstuk 25 295, nr. 1603).
– De motie Pouw-Verweij (JA21) c.s. over voortzetten van de pilot in scholen met luchtreinigers
die aerosolen uit de lucht filteren (Kamerstuk 25 295, nr. 1687).
– De motie van de leden Paternotte (D66) en Van den Berg (CDA) om voor te bereiden op
een scenario met een minder ziekmakende variant van het coronavirus (Kamerstuk 25 295, nr. 1675).
– De motie van de leden van der Staaij (SGP) en Paternotte (D66) over maatregelen om
de verbetering van ventilatie in scholen landelijk aan te jagen (Kamerstuk 25 295, nr. 1689).
Zicht op en inzicht in het virus
1. OMT-advies
Het OMT is 12 januari bijeen geweest om de laatste ontwikkelingen met betrekking tot
de omikronvariant te duiden en de epidemiologische situatie te beoordelen. Het OMT
acht het volledig loslaten van de lockdownmaatregelen op epidemiologische gronden
op dit moment niet wenselijk. Het OMT adviseert stapsgewijze versoepelingen op geleide
van de ontwikkelingen van de epidemie. De eerste stap in de versoepeling van de lockdownmaatregelen,
wordt in het advies nader beschreven. Het OMT adviseert na het doorvoeren van versoepelingen
een pauze in te lasten om het effect ervan, en de nieuw beschikbare informatie met
betrekking tot omikron, te kunnen vervolgen, alvorens tot verdere versoepelingen over
te gaan.
Daarnaast heeft het OMT enkele aspecten van het gebruik van mondneusmaskers in de
openbare ruimte uit het 137e advies van 9 januari jl. verduidelijkt (Bijlage bij Kamerstuk 25 295, nr. 1713). Het OMT adviseert het breder gebruik van vooral chirurgische mondneusmaskers van
type II of IIR in publieke binnenruimtes en in drukke publieke buitenruimtes. Tenslotte
adviseert het OMT over het vereenvoudigen van quarantaineregels. Het advies is dat
personen die de afgelopen acht weken een (omikron)infectie hebben doorgemaakt of een
booster hebben gekregen niet in quarantaine hoeven en dat personen die onmisbaar zijn
voor hun werk (behorend tot cruciale c.q. vitale beroepen), in overleg met de werkgever,
met gebruik van dagelijkse zelftesten en aanvullende voorzorgen naar hun werk kunnen.
Het advies is opgenomen in de bijlage (advies n.a.v.138e OMT)2.
BAO-advies
Het BAO dat 13 januari bijeen is gekomen, vindt het advies navolgbaar. Het BAO begrijpt
dat het van belang is om behoedzaam en stapsgewijs te versoepelen gelet op de onzekerheden
in de of prognoses voor ziekenhuisopnames. Het BAO is wel van mening dat perspectief
moet worden geboden aan sectoren die nu nog niet open kunnen en stelt voor de situatie
per week te bekijken en de besluitvormingscycli kort te houden.
Het BAO merkt op dat het bij het openen van de detailhandel goed is om na te gaan
of en hoe het gebruik van het CTB kan worden ingezet om dit veilig te kunnen vormgeven.
Daarbij is het raadzaam om naar het gebruik van het CTB in Duitsland en België te
kijken. Het BAO merkt op dat de quarantaine regels niet alleen knellen in de werkgever/werknemer
relatie, maar dat het ook voor scholieren (vanaf groep 8) van groot belang is dat
zij gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om met het gebruik van zelftesten wel
naar school te kunnen voor het maken van een cito toets, een examen of een tentamen
als sprake is van een coronabesmetting bij huisgenoten en nauwe contacten. Tenslotte
vraagt het BAO aandacht voor het belang van de beoefening van kunst en cultuur, zeker
voor jongeren, waarbij ballet en dans overigens in de regel als sport kan worden gezien.
2. Sociaal Maatschappelijke en Economische Reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
Voor de besluitvorming van 14 januari 2022 is er, naast het epidemiologisch beeld
en OMT-advies, opnieuw rekening gehouden met het maatschappelijk beeld volgens de
inzichten van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), reflecties op de maatregelen
volgens de inzichten van het SCP en de Ministeries van Financiën, Economische Zaken
en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de «Trojka») en met uitvoeringstoetsen
op de maatregelen door andere departementen, de gedragsunit van het RIVM, de Nationale
Politie, de Veiligheidsregio’s en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Ook
de gedragsreflectie op het maatregelenpakket van het SCP en RIVM Corona Gedragsunit
treft uw Kamer aan in de bijlagen3.
Maatschappelijk beeld en reflectie SCP
Het SCP stelt in haar advies dat de mogelijkheid tot het volgen van (fysiek) onderwijs
– net als volksgezondheid – een grondrecht is. Bovendien oordeelt het planbureau dat
het volgen van fysiek onderwijs voor jongeren en studenten essentieel is voor de ontwikkeling
van cognitieve en sociale vaardigheden en komt het hun mentale welbevinden ten goede.
Schoolsluiting vergroot het risico op eenzaamheid, overmatig beeldschermgebruik en
in het ergste geval mentale klachten. Zeker als in de winterperiode ook alle andere
uitlaatkleppen, zoals sport en uitgaan, wegvallen door de algehele lockdown. Schoolsluiting
hindert de ontwikkeling van jongeren. Daarbij moet in acht worden genomen dat de gezondheidsrisico’s
van het virus voor hen beperkt zijn. Het SCP geeft aan dat uit onderzoek van het Trimbos
Instituut blijkt dat de helft van de studenten (51%) psychische klachten ervaart (zoals
angst en somberheid), van wie 12% in ernstige mate. Voor mbo-studenten geldt dat er
in het schooljaar 2020/2021 minder stageplaatsen waren. Instellingen maken zich zorgen
dat het tekort aan stageplaatsen verder oploopt. Ook zijn er zorgen over de kwaliteit
van de stageplaatsen doordat de begeleiding van studenten onder druk staat. Volgens
het SCP zou de vraag dus niet moeten zijn óf het onderwijs fysiek of op afstand moet
worden georganiseerd, maar wát er nodig is om fysiek onderwijs op een veilige en verantwoorde
manier weer mogelijk te maken.
Ten aanzien van sportbeoefening schrijft het SCP dat bewegen en sporten niet alleen
positieve gevolgen kennen voor de volksgezondheid, maar ook voor het individueel mentaal
welbevinden. Het levert een hogere eigenwaarde, een betere emotieregulatie en minder
angstige en depressieve gevoelens op. Het toestaan van extra mogelijkheden om te sporten
levert naar verwachting een positieve bijdrage aan zowel de lichamelijke als de psychische
gezondheid. Het sporten in teamverband heeft een belangrijke sociale waarde volgens
het SCP. Het sporten in groepsverband is niet alleen bij sportverenigingen, maar ook
bij fitnesscentra, maneges of zwembaden, bedrijfssport of sport via zorginstellingen
heel gebruikelijk. Ook informeel wordt vaak in groepsverband gesport. Het houden van
anderhalve meter afstand is bij sport in groepsverband vaak niet mogelijk. Het SCP
geeft aan dat jongeren over het algemeen meer sporten dan ouderen. Sportende jongeren
hebben meer zelfcontrole, zelfvertrouwen en gevoel voor sociale normen dan jongeren
die niet sporten.
Het SCP stelt dat hoe restrictiever het pakket aan maatregelen en hoe langer dit voortduurt,
hoe lager het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers en hoe hoger de (gemiddelde)
gevoelens van eenzaamheid. Daarbij zijn een aantal groepen in de samenleving harder
geraakt door de coronacrisis dan andere groepen. De sociaal-maatschappelijke gevolgen
van de crisis – zoals een lager psychisch welbevinden, eenzaamheidsgevoelens en opgelopen
schulden – herstellen zich doorgaans niet snel en kunnen nog lang in het welbevinden
van mensen doorwerken. Het SCP noemt het belangrijk de ontwikkeling in sociaal-maatschappelijke
effecten in het oog te houden, rekening te houden met een mogelijk verhoogde vraag
naar ondersteuning vanuit het sociaal domein, de geestelijke gezondheidzorg en de
jeugdzorg, en de beschikbare ondersteuning daar op orde te brengen. Ook in de periode
na de lockdown. Enkele sectoren, waaronder de culturele sector, de horeca en evenementenbranche
zijn hard geraakt door de crisis en bijbehorende maatregelen. De culturele sector,
de horeca en evenementenbranche bieden voor veel mensen belangrijke activiteiten die
bijdragen aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting.
De lockdown en het sluiten van bedrijven, winkels en instellingen brengt vanzelfsprekend
financiële gevolgen voor de getroffen sectoren met zich mee. Het doelbereik en de
effectiviteit van het beperkt veranderen van sluitingstijden zou vooraf inzichtelijk
moeten zijn. Volgens het SCP is heldere en transparante communicatie en toegankelijke
informatievoorziening belangrijk voor draagvlak in de samenleving, vertrouwen in instituties
en voor het bereiken van zowel kwetsbare groepen als de mensen die niet gevaccineerd
zijn. Ook hier geldt dat het belangrijk is om het doel en de effectiviteit van maatregelen
helder te onderbouwen en inzichtelijk te maken. Daarnaast verdient het de aanbeveling
in de communicatie voldoende aandacht te besteden aan de betekenis van de gedeelde
(en eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor hun gezondheid en die van anderen.
Het SCP geeft aan dat het bij alle communicatie, zowel over maatregelen als het vaccinatiebeleid,
het belangrijk is aandacht te hebben voor hoe informatie iedereen bereikt, en welke
kanalen daarvoor kunnen worden gebruikt. Voor wat betreft aanscherping van de mondkapjesplicht
en de hogere kwaliteitseisen die mogelijk gesteld gaan worden constateert het SCP
dat het van belang is om aandacht te hebben voor de hogere kosten die hiermee gepaard
gaan. Niet iedereen kan die kosten even gemakkelijk dragen.
Tot slot benadrukt het SCP nogmaals het eerdere advies om helder en transparant te
communiceren over de besluitvorming, meer voorspelbaar te zijn in gehanteerde oplossingsrichtingen
die ten grondslag liggen aan de te nemen besluiten als het virus opleeft, en de aanpak
van de maatschappelijke effecten van corona onderdeel te maken van langetermijnbeleid
dat zich richt op reeds bestaande maatschappelijke vraagstukken die door corona nog
zichtbaarder zijn geworden. Daarnaast zijn de maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs
dusdanig groot dat zij adviseren fysiek onderwijs ook voor het MBO en HO snel weer
veilig en verantwoord mogelijk te maken. Het SCP noemt dat alle adviezen van deskundigen
op het gebied van onderwijs en mentale en maatschappelijke effecten van het sluiten
van onderwijsinstellingen daarop wijzen.
Sociaal-maatschappelijke en economische reflectie Trojka
Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Ministeries van SZW,
EZK en FIN (Trojka) blijkt dat heropening van het onderwijs vanuit sociaal, maatschappelijk
en economisch (SME-)perspectief de belangrijkste versoepeling is. Volledige heropening
van het onderwijs heeft op korte, maar zeker ook op lange termijn grote baten. Heropening
verhoogt het mentaal welzijn, gezondheid, de levensverwachting en het toekomstperspectief
van jongeren en is gunstig voor de economie. De Trojka constateert dat afstandsonderwijs
makkelijker te organiseren is voor hogere leeftijdsgroepen dan voor lagere leeftijdsgroepen,
maar dat het voor alle leeftijdsgroepen een zware wissel trekt op de mentale gezondheid.
Een kwart van de jongeren is psychisch ongezond blijkt uit cijfers van het CBS. Dat
blijkt ook uit het feit dat voor het eerst in tientallen jaren een duidelijke toename
van angst- stemmings- en eetstoornissen bij kinderen en jongeren te zien is, die hen
gedurende het leven kwetsbaarder kan maken. Kwetsbare jongeren zijn ook meer gaan
drinken en blowen tijdens de pandemie, door eenzaamheid, stress, angst of recalcitrantie
(Antenne Regiomonitor). De lagere mentale gezondheid veroorzaakt blijvende schade
met lagere kwaliteit van leven, hogere ziekte en sterfte, en hoge kosten aan ziekteverzuim
en zorg tot gevolg. Ook volgt uit onderzoek naar eerdere schoolsluitingen dat in die
periode circa drie keer vaker sprake was van kindermishandeling. De Trojka geeft aan
dat afstandsonderwijs leidt tot een stapeling van achterstanden (en daarmee studieschulden)
en ook de kans op het bereiken van een bepaald onderwijsniveau verlaagt. Een lager
onderwijsniveau heeft majeure effecten op leerlingen, bijvoorbeeld via een lagere
levensverwachting en een structureel lager inkomen. Afstandsonderwijs vergroot de
kansenongelijkheid. De achterstanden van leerlingen met ouders met een laag of gemiddeld
opleidingsniveau liepen tijdens de eerdere lockdowns relatief hard op. Onderwijssluiting
betekent een aanzienlijke herverdeling van jonge naar oude generaties; economisch,
maar ook in termen van gezonde levensjaren. De schade slaat immers neer bij jonge
generaties. De Trojka pleit ervoor om sluiting van het onderwijs van toekomstige maatregelenpakketten
uit te zonderen.
Over sportbeoefening stelt de Trojka dat meer ruimte hiervoor zowel de mentale als
fysieke gezondheid (ook op lange termijn) verhoogt. Eén op de drie mensen is minder
gaan sporten in 2021 vanwege de coronamaatregelen. Naarmate de sportsector langer
gesloten blijft, wordt de kans op terugkeer naar het oude sportritme kleiner (gewoontes
verdwijnen, clubjes vallen uit elkaar, sportclubs gaan failliet, etc.). Voldoende
beweging is een belangrijk onderdeel van een gezonde levensstijl en draagt bij aan
mentale gezondheid (uitlaatklep). Sporten maakt mensen daarmee weerbaar tegen de mentale
belasting van coronamaatregelen en tegen de fysieke gevolgen van een eventuele besmetting.
De Trojka pleit ervoor om deze sociaal-maatschappelijke en gezondheidseffecten voldoende
mee te wegen. Wanneer het vanuit epidemiologisch perspectief vooralsnog niet verantwoord
blijkt om binnensport te heropenen, adviseert de Trojka een uitzondering te maken
voor buitensport.
De Trojka constateert dat de huidige lockdown aanzienlijke SME-schade veroorzaakt
en het belang van heropening daarom groot is. In gesloten sectoren zijn de mogelijkheden
om nog enige omzet te draaien zeer beperkt. De sluiting heeft bovendien ook bredere
effecten op het welzijn van mensen. De Trojka geeft aan dat er in sectoren veel onbegrip
is voor de sluiting van detailhandel, contactberoepen, cultuur en horeca doordat Nederland
internationaal inmiddels flink uit de pas loopt. Indien heropening vanuit epidemiologisch
perspectief geen optie is, vindt de Trojka het van belang om slimme alternatieven
toe te staan om omzet te kunnen draaien. Denk bijvoorbeeld aan winkelen op afspraak
in de detailhandel. Hoewel de impact van corona macro-economisch vooralsnog meevalt,
is er onder de radar forse schade. De Trojka concludeert dat de huidige dynamiek van
sluitingen én steun onhoudbaar is. Het beslag op overheidsfinancíën van steunmaatregelen
is zeer groot. Dit zal uiteindelijk ook moeten worden terugbetaald door jonge generaties.
Door de steunpakketten worden ook niet-productieve bedrijven in leven gehouden, wat
ten koste gaat van het lange termijn verdienvermogen van Nederland.
Ook stelt de Trojka dat de negatieve maatschappelijke en sociaaleconomische gevolgen
van contactbeperkingen gelijk zijn of toenemen over tijd. Een lagere ziektelast van
omikron dan de deltavariant zou daarom aanleiding kunnen geven om te kiezen voor een
nieuw evenwicht, met meer ruimte voor samenleving en economie. De samenleving heeft
behoefte aan consistent en voorspelbaar beleid. Versoepelingen die op dit moment genomen
worden, dienen daarom consistent te zijn met de langetermijnstrategie waar het kabinet
later deze maand over communiceert naar de Kamer. De Trojka constateert dat de schade
van een uitbreiding van de mondkapjesplicht beperkt is mits er voldoende medische
mondkapjes beschikbaar zijn. Volgens de Trojka zijn er signalen dat de beschikbaarheid
onvoldoende zou zijn; in dat geval is de schade uiteraard groter maar niet vergelijkbaar
met de schade van het doorzetten van de bovengenoemde maatregelen. Tot slot constateert
de Trojka dat het Nederlandse quarantainebeleid recent is aangescherpt voor gevaccineerden,
en is daarmee in internationaal perspectief relatief stringent. Gezien de hoge besmettingscijfers
zorgt dit steeds vaker voor uitval van personeel dat niet thuis kan werken. Tegelijk
is de quarantainemaatregel een gerichte, effectieve maatregel om de virusverspreiding
te beperken. Daarom is het volgens de Trojka wenselijk om de maatschappelijke nadelen
van de stingentere quarantainevoorschriften nogmaals expliciet te wegen tegen de epidemiologische
winst.
3. Maatregelen
Het kabinet heeft op 18 december jl. een lockdown afgekondigd om de verspreiding van
de omikronvariant te vertragen en om de zorg toegankelijk te houden (Kamerstuk 25 295, nr. 1672). Eén van de doelen van deze lockdown was ook om de tijd te benutten zodat iedereen
een booster kon krijgen en daarmee zo goed mogelijk beschermd zou zijn tegen een besmetting
met de omikronvariant. Inmiddels heeft iedere volwassene die dat wil de mogelijkheid
gehad om een afspraak voor een boosterprik in te plannen.
Desalniettemin is het epidemiologisch beeld op dit moment nog ernstig. De besmettingscijfers
bereiken recordhoogtes en de verwachting van het OMT is dat de bedbezetting in de
ziekenhuizen de komende periode weer zal oplopen. Ook wordt de planbare zorg nog steeds
door acute coronazorg verdrongen. Hoewel er enige lucht is ontstaan, zou zonder het
nemen van maatregelen de gehele zorgketen snel weer overbelast raken en de toegankelijkheid
van zorg onder druk komen te staan. Het OMT heeft in haar 138e-advies geadviseerd om de huidige lockdown voort te zetten en waar mogelijk stap voor
stap versoepelingen door te voeren. Het kabinet volgt dit advies.
De huidige maatregelen worden voortgezet, met een aantal aanzienlijke versoepelingen
voor het onderwijs, sport, contactberoepen, detailhandel, kunst,- en cultuurbeoefening,
groepsvormingsverbod, alsmede een aantal aanpassingen ten aanzien van het gebruik
van mondkapjes en quarantaineregels. De samenleving wordt verder geopend, waarmee
getracht wordt sociaal-maatschappelijke ruimte te creëren in lijn met adviezen zoals
gegeven door het SCP en de trojka. De maatregelen gaan zaterdag 15 januari 05:00 uur
in en lopen af op 26 januari 2022 om 05:00 uur. Hiermee neemt het kabinet een weloverwogen
risico. Het kabinet is zich tegelijkertijd bewust dat voor een groot aantal sectoren
de verlenging van de lockdown nog altijd betekent dat zij gesloten moeten blijven.
Op dit moment wordt het risico echter te groot geacht, om verdere versoepelingen toe
te passen. Wel acht het kabinet het van groot belang om, als dit verantwoord is, ook
versoepelingen voor andere sectoren te kunnen doorvoeren. Op dinsdag 25 januari vindt
een nieuw wegingsmoment plaats voor de situatie vanaf 26 januari, waarbij wordt bezien
of verdere versoepelingen verantwoord zijn. Uiteraard houdt het kabinet de situatie
in de tussentijd nauwlettend in de gaten.
Versoepelingen voor onderwijs, sport, kunst- en cultuurbeoefening, contactberoepen
en detailhandel
Conform het OMT-advies en de sociaal-maatschappelijke adviezen heeft het kabinet besloten
om het onderwijs in het mbo en ho voor iedere student fysiek mogelijk te maken. Hiermee
volgt het mbo en het ho het funderend onderwijs, dat met ingang van 15 januari weer
fysiek onderwijs verzorgt. Mbo- en hogeronderwijsinstellingen kunnen vanaf 17 januari
weer fysiek onderwijs verzorgen. Daarbij zijn nog steeds enkele voorwaarden van toepassing.
Zo geldt er een maximale groepsgrootte van 75 personen per zelfstandige ruimte in
het mbo en ho (exclusief personeel en met uitzondering van examens en tentamens).
Net als nu al in het po en vo geldt, is het advies om tweemaal per week preventief
te zelftesten voor alle docenten, leerlingen en studenten in het mbo en ho. Verder
geldt een mondkapjesplicht in het mbo en ho zowel bij verplaatsing als op de zitplaats.
Met het fysiek openen van het onderwijs en bovenstaande mitigerende maatregelen, vindt
het kabinet het mede op basis van het OMT-advies en de sociaal-maatschappelijke adviezen
verantwoord en noodzakelijk om deze stap te nemen. Veel onderwijsinstellingen hebben
de colleges voor de komende tijd in digitale vorm gepland. Daarom hoeven zij fysiek
onderwijs vanaf volgende week alleen te organiseren wanneer dit praktisch mogelijk
wordt geacht.
Het kabinet hecht, in lijn met eerdergenoemde adviezen, veel belang aan de mogelijkheid
voor zowel jongeren als volwassenen om te kunnen sporten. Daarom is besloten om voor
iedereen de mogelijkheden om binnen- en buitensport te beoefenen te verruimen. In
de praktijk betekent dit dat binnensport weer mogelijk is (vanaf 18 jaar met gebruik
van CTB), er weer in de avonduren getraind kan worden en groepslessen binnen op 1,5
meter afstand weer mogelijk worden gemaakt. Indien noodzakelijk voor de sportbeoefening,
bijvoorbeeld bij judo mag de 1,5 meter afstand losgelaten worden. Competities en wedstrijden
tussen verschillende amateurclubs zijn verboden, alleen wedstrijden binnen eigen clubverband
zijn toegestaan. Professionele wedstrijden zijn wel toegestaan.
Kleedkamers en douches mogen ook weer geopend worden. Publiek bij wedstrijden, zowel
amateur als professioneel, is vooralsnog niet toegestaan. Sportkantines blijven gesloten,
met uitzondering van de afhaalfunctie. Verder blijft de mondkapjesplicht binnen voor
iedereen vanaf 13 jaar van kracht, met uitzondering van personen die op dat moment
actief sport aan het beoefenen zijn. Voor binnensportlocaties geldt een maximum van
100% van de 1,5m-capaciteit.
Verder wordt er meer ruimte geboden voor de amateur kunst- en cultuurbeoefening. Het
kabinet heeft besloten om dit voor zowel jongeren als volwassenen mogelijk te maken.
Dit betekent dat o.a. kunstencentra, muziek- en dansscholen en repetitieruimten weer
geopend zijn. Zo worden onder andere muziek-, schilder- en danslessen weer mogelijk
voor iedereen. Wel is een CTB verplicht op de locaties waar kunst- en cultuur wordt
beoefend voor mensen vanaf 18 jaar. Daarnaast geldt op deze locaties een mondkapjesplicht
behalve wanneer de beoefening van de activiteit door het dragen van een mondkapje
wordt belemmerd. Publiek is niet toegestaan bij het beoefenen van kunst en cultuur.
Voor binnenlocaties geldt een maximum van 100% van de 1,5m-capaciteit.
Het kabinet heeft conform het OMT-advies besloten om contactberoepen, zoals kappers,
nagelstudio’s en sekswerkers, weer toe te staan tussen 05:00–17:00 uur. Voor contactberoepen
ten behoeve van zorg, rijinstructeurs en rijexaminatoren gelden reguliere openingstijden.
Audiciens en opticiens zijn geopend tot 20:00 uur. Voor alle contactberoepen geldt
een mondkapjesplicht (zowel voor de werknemer als de klant), met uitzondering van
behandelingen aan het gezicht en voor sekswerkers en hun klanten. Bij contactberoepen
blijft de gezondheidscheck en het registreren van contactgegevens ten behoeve van
bron- en contactonderzoek de norm.
Ook in de detailhandel wordt een versoepeling gerealiseerd. Het kabinet heeft besloten
om de niet-essentiële detailhandel onder voorwaarden te openen tot 17:00 uur. Voorwaarden
voor opening zijn het implementeren van hygiënemaatregelen op locatie en het dragen
van een mondkapje voor zowel personeel als klanten. Verder moet de 1,5m-regel in acht
worden genomen en geldt een bezoekersnorm van 1 persoon per 5m2.
Het verlengen van de lockdown betekent dat de horeca gesloten blijft. Het afhalen
bij eet- en drinkgelegenheden blijft gewoon mogelijk. Verder is het evenementenverbod
onverkort van kracht. Uitgezonderd van het evenementenverbod zijn professionele sportwedstrijden
en topcompetities (zonder publiek), uitvaarten en warenmarkten. Verder blijven de
algemene regels, zoals het in acht nemen van de 1,5 meter afstand, placeringsplicht
en mondkapjesplicht, van kracht. Ook de adviezen, zoals het advies om een zelftest
af te nemen indien je bezoek ontvangt of op bezoek gaat, het contactadvies 70+ en
het thuiswerkadvies, worden gecontinueerd. Wanneer er niet thuis gewerkt kan worden
moet er 1,5 meter afstand worden gehouden. Indien voor uitvoering van de werkzaamheden
1,5 meter afstand niet mogelijk is (en tijdens verplaatsing), wordt geadviseerd een
medisch mondneusmasker te dragen.
Ten aanzien van groepsvorming vinden wijzigingen plaats. Het thuisbezoekadvies wordt
verruimd van max. twee personen per dag naar max. vier personen per dag (exclusief
kinderen t/m 12 jaar). Daarnaast komt het groepsvormingsverbod buiten te vervallen.
Wel wordt geadviseerd om buiten met maximaal 4 personen samen te komen (exclusief
kinderen t/m 12 jaar). Er geldt een bezoekersnorm in geplaceerde setting van 100%
van de 1,5m-capaciteit met een maximum van 50 bezoekers per zelfstandige binnenruimte.
In doorstroomlocaties geldt een norm van één persoon per 5m2.
Het kabinet heeft ook besloten dat fysieke cursussen en examens ten behoeve van inburgering
weer mogelijk worden. De inburgeringsexamens worden afgenomen op besloten plaatsen
(eigen toetslocaties van DUO). Deze zijn al opengesteld.
Gezien het maatschappelijke belang en mogelijke uitval van grote aantallen personen
uit het arbeidsproces, heeft het kabinet besloten de regels omtrent quarantaine aan
te passen. Hiervoor verwijs ik naar de quarantaineparagraaf verderop in deze brief
welke hier dieper op ingaat.
Verder heeft het kabinet besloten om essentiële winkels achter de security op Schiphol
te openen conform reguliere openingstijden.
Het kabinet heeft besloten het 137ste en 138ste OMT-advies ten aanzien van mondneusmaskers op te volgen. Het dragen van mondneusmaskers
draagt bij aan voorkomen van verspreiding van het virus. Met het oog op de omikronvariant
wordt deze plicht verder uitgebreid. Dit betekent dat de algemene mondneusmaskerplicht
in publieke binnenruimtes (zoals bibliotheken) zowel geldt tijdens verplaatsing als
geplaceerd. De mondkapjesplicht wordt uitgebreid op het middelbaar beroepsonderwijs
(mbo) en het hoger onderwijs (ho). Hier gaat gelden dat personeel en studenten binnen
een mondneusmasker moeten dragen, zowel tijdens verplaatsing als geplaceerd. Dit betekent
dat ook in de klas een mondkapje gedragen moet worden. Daarnaast dient in een binnensportlocatie
een mondkapje gedragen te worden bij verplaatsing door zowel sporters als personeel.
Gedurende het sporten hoeft geen mondkapje gedragen te worden.
Ook de mondkapjesadviezen wijzigen. Het gebruik van zelfgemaakte en stoffen mondkapjes
wordt dringend ontraden. Het kabinet adviseert het gebruik van medische wegwerpmondkapjes,
type II. Voor mensen met een kwetsbare gezondheid geldt het advies om medische mondneusmaskers
van minimaal type IIR te dragen. Gezien de beperkte voorraden medische mondneusmasker
kan het enige tijd kosten om de overstap te maken van niet-medische naar medische
mondneusmaskers. In die tijd zijn type I mondneusmaskers te gebruiken.
Voor de openbare ruimte geldt het advies om een mondneusmasker te dragen als het moeilijk
is om buiten 1,5 meter afstand te houden, bijvoorbeeld op drukke markten en in drukke
winkelstraten. Voor werknemers die op besloten plaatsen zijn, zoals op kantoor en
in een bedrijf, geldt – in die gevallen dat er niet thuisgewerkt kan worden – het
advies om een mondneusmasker te dragen op plekken waar geen 1,5 meter afstand gehouden
kan worden en bij verplaatsing.
Het kabinet benadrukt hierbij dat het goed gebruik van mondneusmaskers voorop staat.
Zoals het OMT ook aangeeft in zijn 138e advies, moet het gebruik van mondneusmaskers ingebed zijn in handhygiëne, juiste
wijze van opdoen, zo goed mogelijk aansluiting aan gelaat om lekstroom te voorkomen
of laag te houden, een gebruiksduur van niet langer dan 3 uur en juiste wijze van
afnemen. De publiekscommunicatie over het gebruik van mondneusmaskers zal hiertoe
geïntensiveerd worden (zie communicatieparagraaf beschermingsmiddelen).
Het kabinet is zich er van bewust dat het verlengen van een deel van de maatregelen
een teleurstelling is en begrijpt ook dat deze maatregelen voor veel vragen zorgt
bij werkenden en ondernemers. Het steunpakket is eind vorig jaar voor het gehele eerste
kwartaal van 2022 verlengd. Werkenden en ondernemers kunnen dus de komende maanden
op de steunmaatregelen blijven rekenen. Het steunpakket is ruimhartig en ademt mee
met de omzetverliezen.
Met het huidige steunpakket poogt het kabinet om ondernemers en werkenden waar mogelijk
te ondersteunen. Met het voortduren van beperkingen in sectoren staan nog steeds veel
ondernemers en werkenden onder druk. Dit heeft de aandacht van het kabinet.
Met betrekking tot de maatregelen is er tijdens de stemming op 21 december 2021 (Handelingen
II 2021/22, nr. 37, item 3) een motie van het Lid Van der Plas aangenomen met het verzoek om dierenartsen en
paraveterinairen aan te wijzen als cruciale beroepen. Deze beroepsgroepen zijn inmiddels
aangewezen als cruciaal beroep met de regeling welke aan de Kamer is verzonden bij
de brief van 22 december jl.4. Hiermee is de motie van het lid Van der Plas afgedaan5.
4. CTB / DCC
In deze paragraaf ga ik in op het coronatoegangsbewijs (CTB), de geldigheidsduur van
het Digitaal Corona Certificaat (DCC) en de oplossing voor gevaccineerde personen
uit derde landen die kort verblijven in Nederland. Voor een uiteenzetting van de technische
aspecten (waaronder CoronaCheck) verwijs ik u graag naar de paragraaf Digitale ondersteuning.
In de paragraaf Vaccinatie vindt u een toelichting over de registratie van boostervaccinaties.
Coronatoegangsbewijs
Het doel van coronatoegangsbewijzen is om eerder, meer mogelijk te maken of sectoren
langer op te houden. Na de besmettingspiek als gevolg van de versoepelingen en een
brede inzet van het CTB in juli 2021, is nogmaals bevestigd dat het CTB geen absolute
veiligheid kan garanderen. Ondanks dat mensen gevaccineerd, genezen of getest zijn,
zullen er altijd restrisico’s op transmissie van het virus zijn. Wel is het met de
inzet van het CTB mogelijk om een veiligere setting te organiseren dan zonder de inzet
van het CTB het geval zou zijn. Daarmee is het nog steeds mogelijk om eerder, meer
mogelijk te maken of sectoren langer open te houden.
Met de intrede van de nieuwe virusvariant verwacht ik – mede gegeven de laatste inzichten –
niet alleen dat het CTB geen absolute veiligheid biedt, maar dat de effectiviteit
van het CTB sterk afhankelijk is van de epidemiologische situatie en dat het effect
van de inzet van het CTB op het reproductiegetal (R) geen constant gegeven is. Medio
december 2021 is het conceptrapport van de TU Delft op basis van de Deltavariant met
het Ministerie van VWS gedeeld. Aan de onderzoekers is nog gevraagd te kijken naar
het effect van de recente epidemiologische ontwikkelingen op de effectiviteit van
CTB. Het definitieve rapport op basis van de omikronvariant zal komende week met uw
Kamer gedeeld worden.
Behandeling wetsvoorstellen
Op dit moment liggen drie wetsvoorstellen voor in de Tweede Kamer die betrekking hebben
op de inzet van het CTB. Het kabinet is van oordeel dat het noodzakelijk blijft om
de voorgestelde wetswijzigingen voor de verschillende modaliteiten en toepassingsgebieden
van het CTB te behandelen. Hiermee kan een waardevol instrument, dat het risico op
virusoverdracht mitigeert, worden toegevoegd aan de juridische gereedschapskist, zodat
wanneer de epidemiologische situatie daarom vraagt besloten kan worden deze in te
zetten om de samenleving verder of eerder te openen. De Tweede Kamer heeft aangegeven
een tweede schriftelijke ronde te plannen voor maandag 17 januari 2022. Ik wil aan
de Tweede Kamer ter overweging meegeven om het definitieve rapport van TU Delft, waarin
ook de omikronvariant is verwerkt, af te wachten voor het indienen van nader schriftelijk
verslag.
Aanpassing geldigheidsduur CTB
In de brief aan uw Kamer van 14 december 20216 is het streven geuit om de geldigheidsduur van het (nationale) CTB op basis van vaccinatie
en herstel te harmoniseren met de termijnen die vanaf 1 februari 2022 in Europa voor
het DCC gelden gedeeld. Over de exacte invulling van deze geldigheidsduur en voorwaarden,
de consequenties voor de burger en de uitvoering zal ik uw Kamer informeren zodra
het kabinet hierover besloten heeft.
5. Reizen en Quarantaine
Voortzetting wegcontroles
Op grond van de huidige epidemiologische situatie geldt nu voor alle landen binnen
de Europese Unie dat reizigers die vanuit deze landen naar Nederland komen, een coronabewijs
moeten kunnen tonen als zij inreizen. In het personenvervoer over de weg wordt hierop
gecontroleerd door de Douane, de Koninklijke Marechaussee en de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT), in samenwerking met Rijkswaterstaat (RWS).
Procesevaluatie gebeurtenissen van 26 november 2021 op Schiphol
Tijdens het Kamerdebat van 15 december 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 29, item 7) heeft mijn voorganger, naar aanleiding van de motie van het lid Van Esch c.s.7, aan mevrouw Van Esch (PvdD) toegezegd met een externe partij in gesprek te gaan
om tot een evaluatie te komen van de gebeurtenissen die zich naar aanleiding van de
omikronvariant op vrijdag 26 november op Schiphol hebben afgespeeld. Inmiddels is
adviesbureau Berenschot met de uitvoering van dit onderzoek gestart. Naar verwachting
zal het onderzoek in de loop van februari afgerond zijn. In lijn met de motie van
het lid Van Esch c.s.8 neemt het kabinet de bevindingen en aanbevelingen uit het onderzoek mee bij de herziening
van de bestaande draaiboeken. Hierover zal ik uw Kamer informeren.
Afschaling risiconiveau gebieden zuidelijk Afrika
Eind november 2021 heeft het kabinet vliegverboden ingesteld voor een aantal landen
uit zuidelijk Afrika om de verspreiding van de omikronvariant te vertragen. Naar aanleiding
van de huidige epidemiologische situatie in Europa en de stevige toename van de omikronvariant
van het coronavirus in Nederland in het bijzonder, heeft het kabinet op basis van
RIVM-advies de vliegverboden voor reizigers uit zuidelijk Afrika op 22 december opgeheven.
De betreffende gebieden zijn sindsdien aangewezen gebleven als zeerhoogrisicogebied
met zorgwekkende virusvariant. Het kabinet is voornemens deze gebieden zondag 16 januari
2022 aan te wijzen als «zeerhoogrisicogebieden zonder zorgwekkende variant van het
coronavirus», omdat de omikronvariant ook in Nederland dominant is. Dit is in lijn
met het Europese besluit van 10 januari jl. om de zogeheten noodremprocedure voor
de betreffende landen te beëindigen. Dat betekent dat vanaf 16 januari 2022 voor inreizen
naar Nederland uit deze landen de dubbele testverplichting voor vertrek vervalt en
dat volledig gevaccineerde reizigers uit deze landen weer zijn uitgezonderd op het
EU-inreisverbod. Inreizigers uit deze landen moeten zich voor vertrek naar Nederland
wel laten testen zoals voor alle inreis uit derdelanden geldt, en bij aankomst voor
een periode van 10 dagen (eventueel verkort na een negatieve testuitslag bij de GGD
op dag 5) in quarantaine.
Instellen EU inreisverbod Argentinië, Australië en Canada
De gezondheidssituatie in Argentinië, Australië en Canada is dusdanig verslechterd
dat de EU-lidstaten op 12 januari jl. hebben besloten om Argentinië, Australië en
Canada van de lijst van landen te halen waarvoor het EU inreisverbod kan worden opgeheven,
om daarmee de volksgezondheid in de EU te beschermen. De implementatie van dit besluit
is aan de lidstaten zelf.
In Nederland zal het inreisverbod voor reizigers met bestendig verblijf in Argentinië,
Australië en Canada op 20 januari a.s. (00.00 uur) weer ingaan. Zoals bij uw Kamer
bekend wordt dit besluit genomen op basis van een risico-inschatting met zo objectief
mogelijke criteria over de gezondheidssituatie in de betreffende landen en de daar
geldende maatregelen. Er is onder andere gekeken naar het aantal nieuwe besmettingen.
Dat aantal moet lager zijn dan 75 per 100.000 inwoners over een periode van 14 dagen.
Ook is gekeken naar de algehele reactie op COVID-19 in de betreffende landen. Hierin
worden onder andere het aantal uitgevoerde coronatests, bron- en contactopsporing,
en beheersmaatregelen meegenomen. Gezondheidsorganisaties zoals het ECDC en de WHO
leveren daarvoor de benodigde informatie.
Quarantaine na nauw contact met een besmet persoon
Momenteel geldt een quarantaineadvies voor alle nauwe contacten.
Het OMT geeft in haar 138e advies een nieuwe richtlijn, die erop neerkomt dat quarantaine niet langer nodig
is voor:
– Personen die langer dan een week geleden een booster hebben gehad.
– Personen die op het moment dat zij in aanraking komen met een besmet persoon, minder
dan 8 weken geleden positief getest zijn.
– Personen die na 1 januari 2022 positief zijn getest op corona. Voor deze groep geldt
de termijn van 8 weken niet.
Daarnaast adviseert het OMT over een uitzondering voor cruciale beroepen. Een dergelijke
uitzondering vraagt om een heldere afbakening en duidelijke richtlijnen voor werkgevers
en werknemers. Het kabinet neemt ook dit advies over, in het kader van de maatschappelijke
discontinuïteit, en zal deze richtlijnen de komende week uitwerken en zal uw Kamer
daar zo spoedig mogelijk over informeren.
De aanpassingen in de informatiematerialen van de GGD GHOR en RIVM beslaan enige tijd,
daarom kan het in eerste instantie zo zijn dat de informatiematerialen en de informatie
die telefonisch aan positief geteste mensen en hun nauwe contacten wordt verstrekt,
niet actueel is.
Op dit moment geldt voor reizigers uit een aangewezen zeerhoogrisicogebied een quarantaineplicht.
Voor reizigers die zijn gevaccineerd of hersteld bestaat geen uitzondering op deze
plicht. Het 138e OMT advies geeft aanleiding om een uitzondering op deze quarantaineplicht te overwegen
voor reizigers die recent zijn hersteld of een boostervaccinatie hebben ontvangen.
Het kabinet zal op korte termijn besluiten over een dergelijke uitzondering en uw
Kamer daarover informeren.
6. Testen en traceren
Het testbeleid heeft twee doelstellingen:
1. Testen om het virus op te sporen en te bestrijden (spoor 1);
2. Testen ten behoeve van het verkrijgen van een coronatoegangsbewijs (spoor 2).
Hieronder vat ik samen wat de stand van zaken is en welke acties worden ondernomen
om deze twee doelen te realiseren.
Spoor 1: Testen gericht op opsporen en bestrijden
Cijfers afgenomen testen
Het aantal afgenomen testen stijgt. In week 1 (3 januari t/m 9 januari) zijn ca. 617.000
testen afgenomen, dit komt neer op gemiddeld ca. 88.000 testen per dag. Het percentage
positieve testen schommelt tussen de 30% en de 40%.
De GGD’en werken onverminderd hard op ca. 155 vaste fysieke testlocaties. De GGD’en
proberen zoveel mogelijk Nederlanders zo goed mogelijk te bedienen, zo zijn op een
aantal fysieke locaties prioriteits- en kindstraten ingericht. De openingstijden van
de testlocaties worden zo goed mogelijk afgestemd op de testvraag.
De GGD’en zijn als gevolg van het stijgend aantal besmettingen continue aan het opschalen
om aanvullende capaciteit voor het testen te creëren. De afgelopen weken is hard gezocht
naar mogelijkheden om de testcapaciteit bij de GGD’en te vergroten zodat de omikronpiek
ondervangen kan worden. Zo werken GGD GHOR Nederland en SON in afstemming met mijn
departement de laatste punten uit omtrent afspraken over de inzet van testcapaciteit
voor testen voor toegang indien de testvraag bij de GGD’en de capaciteit overschrijdt.
Spoor 2: Testen ten behoeve van een coronatoegangsbewijs
Sinds de huidige lockdown zijn de meeste plekken waar een coronatoegangsbewijs verplicht
is, gesloten (met uitzondering van coronatoegangsbewijs gebruik bij zwemlessen en
coronatoegangsbewijs gebruik bij buitensport voor max. 2 personen). Hierdoor is momenteel
de inzet van het coronatoegangsbewijs beperkt en wordt de testcapaciteit ten behoeve
van Testen voor Toegang beperkt benut.
Zelftesten
Uit onderzoek9 blijkt dat de in Nederland veel gebruikte antigeentesten/zelftesten, gevoelig zijn
voor aantonen van de omikronvariant.
Preventief zelftesten in het onderwijs en bevoorrading scholen
De leveringen van zelftesten aan scholen in het primair en voortgezet onderwijs zijn
deze week hervat. Voor de leerlingen van groep 6, 7 en 8 in het primair onderwijs
zijn voor de kerstvakantie twee automatische zendingen met zelftesten aan de scholen
gestuurd, om te zorgen voor een basisvoorraad. Vanaf medio januari moeten basisscholen
het benodigde aantal testen zelf aanvragen. Die procedure gold al voor de leraren
in het primair onderwijs en de docenten, leerlingen en studenten in de andere onderwijssectoren
en is vanaf nu dus voor het hele onderwijs gelijk. Deze week zijn in het primair en
voortgezet onderwijs ongeveer 2 miljoen zelftesten geleverd, volgende week (17 t/m
23 januari) worden ongeveer 2,5 miljoen zelftesten geleverd.
Ook de leveringen aan onderwijslocaties in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en
het hoger onderwijs zijn deze week hervat. Komende week (17 t/m 23 januari) worden
in het mbo en hoger onderwijs 190.000 zelftesten op aanvraag geleverd aan onderwijslocaties.
Daarnaast is de afgelopen periode voor studenten en medewerkers in het mbo en het
hoger onderwijs het landelijke portaal (www.zelftestonderwijs.nl) toegankelijk geweest. Zij kunnen tweewekelijks zelftesten aanvragen via het portaal
en deze kosteloos laten thuisbezorgen. Per aanvraag worden er vier zelftesten thuisbezorgd.
De afgelopen zeven dagen kwamen er gemiddeld 16.000 aanvragen per dag binnen.
Aan het lid Paternotte heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd om in deze brief nader
in te gaan op de mogelijkheid om kinderen in groep 3, 4 en 5 het primair onderwijs
van zelftesten te voorzien. Dit is praktisch uitvoerbaar, al duurt het wel enkele
weken om alle leerlingen op alle te beleveren scholen van zelftesten te voorzien.
Het kabinet heeft eerder besloten om het zelftesten onder leerlingen in het voortgezet
onderwijs door te trekken naar de hoogste groepen in het primair onderwijs. Dit omdat
de besmettingscijfers in deze leeftijdsgroepen het hoogst waren. Daarnaast zijn er
andere maatregelen genomen, waaronder een aanscherping van het zogenaamde snottebellenbeleid,
het quarantainebeleid en het dragen van mondkapjes. Het OMT heeft het kabinet begin
januari geadviseerd dat het verantwoord is om de scholen te openen met een continuering
van het maatregelenpakket zoals dat voor de kerstvakantie gold. Het kabinet heeft
dit advies overgenomen. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een uitbreiding
van de zelftestmaatregelen in het primair onderwijs.
Sociale minima
Het kabinet hecht waarde aan het beschikbaar stellen van zelftesten voor mensen die
financiële drempels ervaren om zelf een zelftest te kopen. In 2021 zijn ruim 2,5 mln.
zelftesten uitgereden naar de voedselbanken, het Armoedefonds, het Rode Kruis en het
Leger des Heils. Ook in 2022 zet het kabinet zich in voor het beschikbaar stellen
van zelftesten aan sociale minima via bestaande maatschappelijke organisaties; de
inzet is om deze distributie uit te breiden naar gemeenten. De inrichting van distributie
aan gemeenten via het portaal van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) start
in februari, gemeenten worden geïnformeerd hoe en wanneer zij hierop kunnen worden
aangesloten.
Laboratoriumcapaciteit
Bestendiging afname- en analysecapaciteit in het testlandschap
Om de doel- en rechtmatigheid in de testketen te verbeteren heeft een aanbesteding
van de NAAT-analysecapaciteit plaatsgevonden, tot een maximum van 92.000 analyses
per dag; in de zomer van 2021 werd deze capaciteit als ruim ingeschat in relatie tot
de verwachte testvraag. Met twee percelen buiten de aanbesteding (Amsterdam en Brabant-Zuidoost)
wordt hiermee zorg gedragen voor een analysecapaciteit van 100.000 testen per dag.
Zoals uw Kamer eerder is vermeld, is de definitieve gunning vertraagd door verschillende
juridische procedures die zijn aangespannen door laboratoria10. Deze procedures hebben inmiddels allemaal gediend, en VWS is in elke zaak in het
gelijk gesteld. Definitieve gunning kan hierdoor op korte termijn plaatsvinden. Parallel
wordt verdere opschaling voorbereid, om samen met de NAAT-analysecapaciteit tot maximaal
175.000 analyses per dag te realiseren. Hiermee wordt zorggedragen voor voldoende
analysecapaciteit om een piek in de testvraag als gevolg van de omikronvariant op
te kunnen vangen. Hiervoor zijn aanvullende afspraken gemaakt met enkele hoogvolumelaboratoria.
Ten behoeve van de operationele continuïteit van de testketen wordt ernaar gestreefd
om de transitie naar de nieuwe situatie in één keer plaats te laten vinden, met inbegrip
van de aanvullende capaciteit. Hierom staat de definitieve gunning nu gepland op 24 januari
2022, waarna de transitieperiode start en alle gecontracteerde labs op de juiste wijze
worden aangesloten op het testlandschap.
Voorraad antigeensneltesten
In lijn met de motie van de leden Bikker en Westerveld over een zo goed mogelijke
inzet van de voorraden antigeentesten (Kamerstuk 25 295, nr. 1587), wordt gekeken om antigeentesten met een houdbaarheid t/m maart 2022 te doneren
of te verkopen aan derden. Dit gaat om 3,3 miljoen antigeentesten.
Feiten en Cijfers
Tabel 1. Feiten en cijfers Testen en Traceren week 51–1
Indicator
Week 51
Week 52
Week 1
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen (GGD-testlocaties en klinische testen)1, 2
365.631 totaal per week
52.233 gemiddeld per dag
372.631 totaal per week
53.233 gemiddeld per dag
616.966 totaal per week
88.138 gemiddeld per dag
Totaal aantal afgenomen COVID-19 testen bij GGD testlocaties1
349.608 testen per week
49.944 gemiddeld per dag
357.427 testen per week
51.061 gemiddeld per dag
593.859 testen per week
84.837 gemiddeld per dag
Percentage sneltesten van het totaal aantal afgenomen testen bij de GGD1
1,9%
1,6%
1,1%
Totaal aantal afgenomen testen voor toegang en percentage positief3
114.578 testen per week
1,7% positieven in testen voor toegang
114.416 testen per week
2,2% positieven in testen voor toegang
115.475 testen per week
3,4% positieven in testen voor toegang
Het aantal meldingen positieven en percentage positieve testresultaten3
84.398 meldingen bij het RIVM
81.000 positieven uit de GGD-testlocaties
23,4% positieven in GGD-testlocaties
113.554 meldingen bij het RIVM
109.210 positieven uit de GGD-testlocaties
30,8% positieven in GGD-testlocaties
201.536 meldingen bij het RIVM
201.353 positieven uit de GGD-testlocaties
34,2% positieven in GGD-testlocaties
Percentage mensen met nieuwe klachten dat bereid is zich te laten testen4
46% (meting 7–13 december)
46% (meting 7–13 december)
46% (meting 7–13 december)
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en de testafname1
17,3 uur
16 uur
19,2 uur
Gemiddelde tijd tussen de testafname en testuitslag1
16,6 uur
19,5 uur
16,2 uur
Gemiddelde tijd tussen inplannen testafspraak en testuitslag1
33,9 uur
35,4 uur
35,4 uur
Gemiddelde tijd tussen het inplannen van een afspraak en testuitslag voor prioritair
testen (zorgpersoneel en onderwijs via GGD-testlocaties)1
33,3 uur
30,7 uur
30,3 uur
X Noot
1
Bron: CoronIT en Dienst Testen lab-uitvraag.
X Noot
2
Het gaat hier om het totaal aantal COVID-19 testen afgenomen door GGD teststraten
en zorginstellingen (ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen).
X Noot
3
Bron: Epidemiologische situatie Nederland, RIVM (11/01/2022).
X Noot
4
Bron: Trendonderzoek RIVM via https://www.rivm.nl/gedragsonderzoek/trendonderzoek/naleving-van-en-dra….
7. Vaccinatie
Stand van zaken boostercampagne
De afgelopen weken is de boostercampagne verder opgeschaald. Met de opkomst van de
omikronvariant en het stijgende aantal besmettingen was het nodig om zo snel mogelijk
alle volwassenen in staat te stellen een boostervaccin te krijgen. Inmiddels zijn
alle 18-plussers in Nederland opgeroepen een afspraak te maken voor hun boostervaccinatie.
Dat dit streven inmiddels is behaald, is te danken aan de grote inzet van de GGD’en
en verschillende andere partijen, zoals ziekenhuizen, zorginstellingen, huisartsen,
Defensie, en het Rode Kruis. Hiermee is ook invulling gegeven aan de motie van de
leden Hijink (SP) en Van den Berg (CDA) om zorgreservisten zo snel mogelijk in te
zetten11.
Tot en met 12 januari zijn bijna 7,1 miljoen boosterprikken gezet. Het percentage
van de bevolking van 18 jaar en ouder (geboren in 2003 en eerder) dat een boostervaccinatie
gehad heeft tegen COVID-19 is daarmee 49,6%. Binnen de groep 60-plussers die nu langer
dan drie maanden geleden volledig zijn gevaccineerd of een infectie hebben doorgemaakt
is de opkomst met 88% gelukkig hoog. Dat is belangrijk, omdat zij meer risico lopen
op ernstige ziekte. Ongeveer 4% van de 60-plussers heeft in de komende periode een
afspraak bij de GGD staan voor een booster. Het is daarnaast van groot belang dat
ook de resterende 8% uit deze leeftijdsgroep een boostervaccin komt halen.
In de groep van 18 tot en met 59 jaar is de opkomst voor de boostervaccinatie met
52% een stuk lager. Het is belangrijk dat ook de opkomst in deze groep verder omhoog
gaat.
Boostervaccinaties bij de GGD
De GGD’en hebben inmiddels bijna 6,3 miljoen boostervaccinaties toegediend en leveren
hiermee een topprestatie. Vorige week zijn bij de verschillende GGD-vaccinatielocaties
ruim 1,8 miljoen boostervaccins toegediend. Nog nooit werden er zoveel prikken gezet
in één week. De komende weken blijft de prikcapaciteit bij de GGD’en hoog. Iedereen
die dat wil kan dus op korte termijn terecht bij één van de vaccinatielocaties. In
steeds meer plaatsen kan dat ook zonder afspraak. Op de website www.prikkenzonderafspraak.nl is een aparte pagina ingericht waarop is te zien bij welke locaties mensen zonder
afspraak terecht kunnen voor hun boostervaccinatie. De verwachting is dat het aantal
locaties waar dit mogelijk is de komende dagen nog verder zal toenemen.
GGD’en gaan daarnaast op regionaal niveau, net als de afgelopen maanden, het aantal
laagdrempelige vaccinatielocaties in de wijken verder uitbreiden. Deze aanpak is gericht
op het verder verhogen van de boostervaccinatiegraad. Hiervoor worden onder andere
pop-uplocaties, vaccinatiebussen en mobiele units ingezet. Dit wordt de komende weken
ondersteund met een aanvullende communicatiecampagne vanuit het Ministerie van VWS,
in samenwerking met GGD GHOR Nederland en het RIVM.
Boostervaccinaties met betrokkenheid van andere uitvoerende partijen
Naast de GGD’en zijn verschillende andere partijen betrokken bij het zetten van boostervaccins,
waaronder huisartsen, zorginstellingen en ziekenhuizen. Naast de massacampagne op
de GGD-vaccinatiestraten zijn ook versnellingen ingezet ten aanzien van specifieke
doelgroepen.
i. Patiënten met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem
Vanaf oktober zijn mensen met een ernstig gecompromitteerd immuunsysteem door de eigen
medisch specialist uitgenodigd om op de GGD-vaccinatielocatie een derde prik te halen.
Bijna 132.000 mensen hebben een derde prik ontvangen. Bij patiënten met een ernstig
gecompromitteerd immuunsysteem geldt de derde prik als onderdeel van de basisreeks.
Zij komen de komende maanden in aanmerking voor een boostervaccinatie. In het kader
van individuele patiëntenzorg kan op advies van de behandelend medisch specialist
een aantal mensen uit deze groep de booster al binnen drie maanden na de derde vaccinatie
ontvangen.
ii. Zorginstellingen met een eigen medische dienst
De zorginstellingen met een eigen medische dienst zijn voortvarend aan de slag gegaan
en hebben de eigen bewoners gevaccineerd Veel van deze zorginstellingen hebben ook
het eigen zorgpersoneel gevaccineerd. Op 9 december 2020 is een motie van de leden
Marijnissen (SP) en Asscher (PvdA) aangenomen met het verzoek om de werkdruk in verpleeghuizen
niet te verhogen door het inzetten van verpleeghuispersoneel in de GGD-vaccinatiestraten.
Met het vaccineren van het eigen zorgpersoneel is hierin een goede balans gevonden.12
iii. Zorginstellingen zonder eigen medische dienst
Met de versnelde inzet van de GGD’en en de hulp van de huisartsen en instellingen
met een medische dienst, lukt het om half januari in 95% en eind januari in 100% van
de zorginstellingen zonder eigen medische dienst een boostervaccinatie aan te bieden.
iv. Niet-mobiele thuiswonenden
De GGD’en hebben mobiele prikteams ingezet om deze doelgroep te prikken. Voor het
vaccineren van de niet-mobiele thuiswonenden is ook een beroep gedaan op de huisartsen.
Met het ophalen van opgetrokken spuiten bij de GGD, is het mogelijk dat de huisarts
de eigen niet-mobiele patiënten vaccineert. Van de circa 35.000 niet-mobiele thuiswonenden
heeft naar verwachting 75% medio januari een booster ontvangen en 90% eind januari.
Hiermee voldoe ik aan de motie van het lid Den Haan (Fractie Den Haan) om tijdig de
niet-mobiele thuiswonenden van een boostervaccinatie voorzien.13
v. Zorgmedewerkers
De zorgmedewerkers met patiënt- en cliëntcontact hebben versneld een boostervaccinatie
ontvangen. Dit om de continuïteit van zorg niet in gevaar te brengen. De ziekenhuizen
hebben hun eigen zorgpersoneel gevaccineerd. Daarnaast hebben zij ook de huisartsen,
het personeel uit de huisartsenpraktijk en het ambulancepersoneel gevaccineerd. De
overige zorgmedewerkers zijn door het RIVM uitgenodigd en op de GGD-vaccinatielocaties
gevaccineerd. Hiervoor is een speciaal aanmeldsysteem ontwikkeld, zodat de zorgmedewerkers
ook daadwerkelijk eerder een boostervaccinatie konden krijgen. Zoals eerder aangegeven
zijn er ook zorginstellingen met een eigen medische dienst die het eigen zorgpersoneel
een boostervaccinatie hebben gegeven.
Samenvattend zijn in totaal bijna 7,1 miljoen boostervaccinaties gezet, waarvan bijna
6,3 miljoen bij de GGD’en. Verder zijn naar schatting 316.000 boostervaccins gezet
bij instellingen met een medische dienst, 268.000 door ziekenhuizen, 197.000 door
huisartsen en 33.000 door overige partijen zoals Defensie.
Adviesaanvraag Gezondheidsraad aangaande boostervaccinatie jongeren van 12 tot en
met 17 jaar
Met het oog op de snelle verspreiding van de omikronvariant werd tijdens het plenair
debat met uw Kamer van 21 december jl. de vraag gesteld of een boostervaccinatie ook
voor jongeren onder de 18 jaar kan worden overwogen. Mijn voorganger heeft daarom
op 29 december jl. de Gezondheidsraad gevraagd aanvullend te adviseren over de noodzaak
en mogelijkheid van boostervaccinatie voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar, vooruitlopend
op een eventueel positief oordeel van het EMA voor inzet van boostervaccins voor deze
groep. De raad is specifiek gevraagd zowel de directe als indirecte (gezondheids)belangen
van jongeren mee te laten wegen in de advisering. Ik verwacht komende week een eerste
advies te ontvangen en zal uw Kamer hierover informeren.
Reflectie op Gezondheidsraadadvisering boostervaccinatie
Zoals mijn voorganger in zijn brief van 14 december jl. aan uw Kamer heeft aangegeven,
is de Gezondheidsraad gevraagd te reflecteren op de vraag of op basis van enkele Israëlische
studies destijds tot een andere afweging gekomen had kunnen of moeten worden met betrekking
tot de timing van de boostercampagne. In reactie op deze brief heeft de Gezondheidsraad
aangegeven dat zijn advisering rond COVID-19 onderdeel uitmaakt van de wettelijke
periodieke evaluatie van de Gezondheidsraad, over de periode 2017 tot en met 2021.
De Gezondheidsraad heeft het externe evaluatiebureau gevraagd specifiek aandacht te
besteden aan deze vraag, en een beeld te vormen over de opeenvolgende adviezen over
boostervaccinatie. Het eindrapport wordt in het eerste kwartaal van 2022 verwacht.
Ik zal uw Kamer over de bevindingen van deze evaluatie informeren.
Volgende boostercampagnes
Er wordt rekening gehouden met het scenario dat nieuwe boostercampagnes noodzakelijk
zijn. Mijn ambitie is om, indien nodig, heel snel na advies van de Gezondheidsraad
en besluitvorming een nieuwe ronde te kunnen starten en de doorlooptijd van de campagne
te beperken. Ik heb het RIVM gevraagd in dit kader scenario’s voor te bereiden, om
zo klaar te staan voor een snelle uitvoering van een nieuwe boostercampagne. Er worden
in dit kader voorbereidende gesprekken gevoerd met GGD GHOR Nederland en diverse stakeholders,
zoals de LHV, ziekenhuiskoepels, koepels van zorginstellingen uit de langdurige zorg
en de LNAZ. Dit betreft met name vraagstukken rondom de uitvoering en hiervoor zullen
diverse scenario’s ontwikkeld worden op basis van de ervaringen die zijn opgedaan
in de afgelopen vaccinatiecampagnes. Het RIVM heeft hierin de regie. GGD’en bereiden
zich voor om snel te kunnen opschalen en hiervoor zo nodig ook personeel in dienst
te kunnen houden. Dit kan bijvoorbeeld door personeel flexibel in te zetten, bijvoorbeeld
door personeel werkzaam in de teststaat in te zetten voor het vaccineren, of personeel
van de vaccinatielocatie in te zetten in mobiele units in de wijken. Een daadwerkelijk
besluit daartoe volgt op een later moment, de voorbereidingen zijn echter al wel opgestart.
In aanvulling daarop vraag ik de Gezondheidsraad te adviseren over de medisch-inhoudelijke
aspecten van een nieuwe boostercampagne, waaronder doelgroepen en timing. Daarbij
kijken we ook naar ervaringen in het buitenland. Hiermee voldoe ik aan de motie van
de leden Paternotte (D66) en Kuiken (PvdA)14 en de motie van het lid Den Haan (Fractie Den Haan)15 om voor een volgende boostercampagne een plan van aanpak gereed te hebben.
Voortgang vaccinatiecampagne kinderen van 5 jaar t/m 11 jaar
Op basis van Gezondheidsraadadvies van 3 december jl., heeft mijn voorganger uw Kamer
op 8 december jl. gemeld dat kinderen van 5 tot en met 11 jaar uit medische risicogroepen
vanaf de tweede helft december in aanmerking komen voor een COVID-19-vaccinatie. De
kinderartsen hebben daarbij een groep van 9.000 kinderen geselecteerd. Vanaf 17 december
jl. zijn deze kinderen uitgenodigd via de kinderartsen/medisch specialisten voor een
eerste vaccinatie. Op 20 december zijn de eerste vaccinaties gegeven. Kinderen die
mobiel zijn krijgen hun COVID-19-vaccinatie bij de GGD. Niet-mobiele kinderen worden
gevaccineerd door de mobiele teams van de GGD of door de instelling met eigen medische
dienst. Op dit moment zijn 1.350 kinderen met een hoog medisch risico gevaccineerd.
Ook staan er nog 1.450 afspraken ingepland.
In de Kamerbrief van 10 december jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1632) is ingegaan op het advies van de Gezondheidsraad over het vaccinatieaanbod aan de
overige kinderen in de leeftijd van 5 tot en met 11 jaar. Hieronder licht ik de nadere
uitvoeringsaspecten die door het RIVM en GGD GHOR Nederland worden uitgewerkt aan
u toe.
Voor de kinderen zonder medisch risico zijn dertig GGD-vaccinatiestraten speciaal
op het vaccineren van kinderen ingericht. Dit aantal wordt in de komende weken nog
uitgebreid. Vanaf 18 januari worden de eerste uitnodigingen aan ouders van kinderen
uit deze leeftijdsgroepen bezorgd, verspreid over vijf dagen. Vanaf 18 januari is
het ook mogelijk een afspraak te maken en daadwerkelijk een vaccinatie te halen, mits
de uitnodigingsbrief is ontvangen. Er is een speciaal informatiepakket ontwikkeld
voor ouders en kinderen. Dit pakket betreft informatie over de COVID-19-vaccinatie
voor kinderen. Informatie over de registratie van de vaccinatie, een gezondheidsverklaring
en informatie in het kort over het vaccin. De kinderen worden gevaccineerd met het
vaccin van BioNTech/Pfizer. Het EMA beoordeelt op dit moment de onderzoeksgegevens
van het Moderna-vaccin Spikevax (kinderdosering) voor gebruik bij kinderen van 6 tot
en met 11 jaar. Op 20 december jl. is de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over
de inzet van het Moderna-vaccin voor kinderen vanaf 6 jaar, binnen de reeds ingezette
vaccinatiestrategie. De raad is gevraagd om zo snel mogelijk nadat het vaccin door
het EMA is goedgekeurd voor deze jonge leeftijdsgroep een advies uit te brengen.
Vaccineffectiviteit tegen ziekenhuisopname
Het RIVM heeft op 28 december jl. een nieuwe rapportage gepubliceerd over de effectiviteit
van de in Nederland gebruikte COVID-19-vaccins tegen ziekenhuis- en IC-opnames.16 De rapportage is bij deze brief gevoegd. In deze rapportage gaat het om de effectiviteit
van de primaire vaccinatie tegen de tot dan toe dominante deltavariant. Nu inmiddels
de omikronvariant dominant is, is er behoefte aan Nederlandse data over de effectiviteit
van zowel de primaire vaccinatiereeks als de boostervaccinatie tegen ziekenhuis- en
IC-opname door COVID-19. Het RIVM verwacht op 19 januari een volgend rapport te kunnen
publiceren met recente data waarbij waarin het RIVM tevens onderscheid maakt tussen
volledige vaccinatie met de basisserie en boostervaccinatie. Dit rapport zal ik na
publicatie aan uw Kamer sturen. Hiermee geef ik invulling aan de toezegging aan uw
Kamer over het inzichtelijk maken van de implicaties van de omikronvariant voor de
vaccineffectiviteit.
Verder verhogen van de vaccinatiegraad
Het overgrote merendeel van de Nederlanders van 12 jaar en ouder heeft zich inmiddels
laten vaccineren tegen COVID-19. Naast de inmiddels lopende boostercampagne zal ik
mij de komende periode blijven inzetten om de vaccinatiegraad verder te verhogen.
Vaccineren is namelijk verstandig. Het geeft bescherming voor jezelf én van je omgeving.
Ik adviseer iedereen die zich nog niet heeft laten vaccineren dat alsnog te doen.
Tot en met 9 januari heeft 89,1% van alle 18-plussers minimaal één prik ontvangen
en is 86,1% volledig gevaccineerd. Van alle 12-plussers heeft op dit moment 87,4%
een eerste prik ontvangen en is 84,5% volledig gevaccineerd.17
Het RIVM en de GGD’en blijven zich samen met andere betrokken partijen inzetten om
de vaccinatiegraad verder te verhogen. Dit geldt zowel voor de eerste en tweede vaccinatie
als voor de boostervaccinatie. Dit gebeurt met name in gebieden waar de vaccinatiegraad
achterblijft, zoals de stadswijken. Het RIVM en de GGD’en doen dit steeds in samenwerking
met partners in het sociaal domein, zorgprofessionals, lokale organisaties en sleutelfiguren.
De nadruk komt daarbij te liggen op het verbeteren van de informatiegraad. De aanpak
is allereerst gericht op informeren en attenderen, alvorens ook laagdrempelige vaccinatiemogelijkheden
worden geboden.
Het RIVM doet onderzoek om verdere inzichten te verkrijgen in de mogelijkheden om
de vaccinatiegraad verder te verhogen. Zo heeft de gedragsunit van het RIVM bijvoorbeeld
onderzoek gedaan naar financiële prikkels ter bevordering van de vaccinatiegraad.
De focus lag hierbij met name op positieve financiële prikkels. Aan de hand van een
verkenning van de wetenschappelijke literatuur en een consultatie van experts op het
gebied van gedrags- en maatschappijwetenschap en ethiek concludeert de gedragsunit
van het RIVM dat er op dit moment geen sterk bewijs is dat het bieden van financiële
prikkels aan ongevaccineerde mensen de vaccinatiegraad in de huidige fase zal verhogen.
Er zijn daarnaast zorgen over mogelijke negatieve neveneffecten. Het kan bijvoorbeeld
oneerlijk voelen voor mensen die zich eerder hebben laten vaccineren, aangezien zij
geen vergoeding hebben ontvangen. Ook kan een dergelijke aanpak leiden toe een afname
van de vaccinatiebereidheid in de toekomst, als daar dan geen vergoeding tegenover
staat. Dit brengt ook risico’s met zich mee als het gaat om het draagvlak voor andere
vaccinaties. In plaats van financiële prikkels, adviseren de geconsulteerde experts
vol in te zetten op het bieden van passende informatie, ondersteunen van de keuze
(bijvoorbeeld in een persoonlijk gesprek) en een toegankelijk aanbod respectievelijk
het wegnemen van praktische barrières om de gevarieerde groep van ongevaccineerde
Nederlanders te bereiken. Uit een andere verkenning van het RIVM blijkt dat er geen
aanleiding is om aan te nemen dat motieven van ongevaccineerde mensen met hoog risico
op ziekenhuisopname (aanzienlijk) afwijken van motieven bij ongevaccineerden met laag
risico op ziekenhuisopname (op basis van leeftijd en kwetsbare gezondheid). Mochten
nieuwe (gedrags)wetenschappelijke inzichten daartoe aanleiding geven, dan zal ik deze
vanzelfsprekend betrekken bij mijn aanpak om de vaccinatiegraad verder te verhogen.
Fijnmazig vaccineren
Alle GGD’en gaan ook in 2022 door met de initiatieven rondom fijnmazig vaccineren.
GGD’en blijven inzetten op het verstrekken van informatie het aanbieden van laagdrempelige
vaccinatiemogelijkheden. Daarbij staan persoonlijk contact en ruimte voor het goede
gesprek met mensen voorop. In gemeenten en wijken met een lage vaccinatiegraad gaan
zorgprofessionals, zoals huisartsen, in samenwerking met de GGD-regio zelf de straat
op om mensen te informeren. Daarnaast zetten GGD’en en het RIVM bestaande kennis en
kanalen in voor het verhogen van de boostergraad.
De komende tijd zal de vaccinatiecapaciteit die vrijkomt van de massacampagne onder
andere ingezet worden bij het fijnmazig vaccineren met mobiele prikteams en pop-up
locaties in de wijk. Vrije inloop voor boostervaccinatie wordt, naast de vrije inloop
voor de primaire vaccinatieserie, op steeds meer plaatsen beschikbaar.
Verhogen vaccinatiegraad 50-plussers
De vaccinatiegraad van de leeftijdscohorten boven de 50 jaar is inmiddels 88% of hoger
voor de eerste en tweede vaccinatie, en neemt nauwelijks verder toe. Aangezien deze
leeftijdsgroep een grotere kans heeft om opgenomen te worden in het ziekenhuis en
IC, vraagt het continue aandacht. Deze groep wordt daarom reeds meegenomen in de reguliere
wijk- en doelgroepenaanpak in landelijke communicatiecampagnes. Interventies die doeltreffend
zijn voor deze groep betreffen pop-up locaties in ziekenhuizen, informatie (en vaccinatie)
door huisartsen en artsen op straat. RIVM en GGD kijken welke acties effectief zouden
zijn en hier aanvullend ingezet kunnen worden begin 2022. Zoals het uitzetten van
sms-acties, waarbij mensen proactief worden benaderd om een afspraak te maken voor
een boostervaccinatie. Hiervoor is een pilot uitgevoerd. De ervaringen hiermee waren
positief, en de sms-actie zal dan ook de komende week worden opgeschaald. Daarnaast
kunnen ziekenhuizen zelf ongevaccineerden vaccineren, zodat de drempel voor juist
deze kwetsbare doelgroep, zo laag mogelijk is. Van deze mogelijkheid wordt bijvoorbeeld
in ROAZ-regio Zuid-West gebruik gemaakt. Medisch specialisten gaan het gesprek aan
over vaccineren in de spreekkamer en kunnen direct doorwijzen naar een locatie dichtbij.
Inzet huisartsen
De huisartsen spelen nog steeds een belangrijke rol in het verspreiden van de informatie
en verhogen van de vaccinatiegraad vanwege hun vertrouwenspositie en behandelrelatie
met patiënten. Zij geven informatie over de effecten en risico’s van vaccinatie aan
patiënten. Ook helpen huisartsen bij het geven van boostervaccinaties. Dit gebeurt
op verschillende manieren. De huisartsen vaccineren in de GGD-vaccinatiestraat of
halen opgetrokken spuiten op bij de GGD en vaccineren niet-mobiele thuiswonenden.
Ook zetten huisartsen zich in om bewoners van zorginstellingen zonder medische dienst
te vaccineren. Huisartsen kennen vaak de mensen vanuit hun praktijk en kunnen daardoor
gerichte afspraken maken met de mensen thuis en in de instellingen. De GGD houdt de
regie en zal zorgen dat de vaccins beschikbaar zijn en afspraken gemaakt worden over
de registratieverwerking. Met de inzet van de huisartsen is het mogelijk dat deze
doelgroepen eind januari zoveel mogelijk een boostervaccinatie hebben ontvangen. Wel
is het zo dat niet alle huisartsen in staat zijn om extra inspanningen te verrichten,
aangezien het tijdsintensief is en de druk op de huisartsenzorg nog steeds hoog is.
Inzet apothekers
Veel Nederlanders komen regelmatig in de apotheek en de apotheekmedewerkers zijn voor
hen daarmee vertrouwde personen. In een groot aantal apotheken geeft het apotheekteam
voorlichting over coronavaccinaties. Doordat apothekers goed vertegenwoordigd zijn
in de wijken, kunnen zij een belangrijke rol spelen in het bereiken van doelgroepen
die achterblijven in de vaccinatiegraad. Daarvoor ben ik de apotheekteams zeer erkentelijk
en ik moedig hen aan hiermee door te gaan.
In het debat over de ontwikkelingen rondom het coronavirus van 15 december jl. heeft
mijn voorganger toegezegd na te gaan welke drempels voor apothekers bestaan om bij
te dragen aan de vaccinatiecampagne door zelf vaccinaties toe te dienen. Volgens de
Wet BIG zijn apothekers niet zelfstandig bevoegd om vaccinaties toe te dienen. Wel
maakt de opdrachtconstructie uit de Wet BIG het mogelijk dat apothekers en hun medewerkers
onder supervisie van een BIG-geregistreerde arts vaccineren, als ze aangetoond bekwaam
zijn in het toedienen van vaccins. Op alle locaties waar niet zelfstandig bevoegden
vaccineren, zoals apothekers, moet een arts beschikbaar zijn voor direct toezicht
en eventuele tussenkomst. Er moeten dus goede afspraken gemaakt zijn met bijvoorbeeld
de lokale huisarts over de vereiste medische zorg, zodat de veiligheid bij het zetten
van vaccinaties geborgd is.
Naast de zelfstandige prikbevoegdheid zijn ook andere aspecten van belang zoals de
fijnmazige distributie van vaccins, het voorkomen van spillage en de registratie van
gezette vaccinaties. In het debat van 15 december jl. heeft mijn voorganger op vraag
van het lid De Vries (VVD) en het lid Paternotte (D66) toegezegd in gesprek te gaan
met apothekersorganisatie, Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering
van de Pharmacie (KNMP), het RIVM en de GGD’en. Momenteel worden gesprekken gehouden
over of, en zo ja op welke wijze, doelmatige uitvoering van vaccinatie door apothekers
mogelijk is.
Gezamenlijke inzet
GGD GHOR Nederland blijft sociale partners en zorgpartners betrekken om te helpen
bij fijnmazig informeren en het bereiken van de moeilijk bereikbare doelgroepen. Bijvoorbeeld
met een handreiking die werkgevers kunnen gebruiken om met hun medewerkers het gesprek
aan te gaan over vaccineren. VNO-NCW en MKB Nederland hebben hierover een brief naar
werkgevers gestuurd.
Ter ondersteuning van de wijkgerichte aanpak wordt nauw samengewerkt met diverse sectoren
zoals werkgevers, gebedshuizen, onderwijsinstellingen en andere sociale partners.
Via deze sectorale aanpak worden ideeën en initiatieven van partners actief opgehaald
en begeleid, en worden sectoren gestimuleerd zelf initiatieven op te pakken.
Vaccinatie bijzondere doelgroepen
Om het virus zo goed mogelijk te lijf te gaan, is het belangrijk om alle inwoners
in Nederland bescherming te bieden. Sommige doelgroepen kunnen niet gemakkelijk conform
de reguliere (booster)vaccinatiecampagne bereikt worden. Het Ministerie van VWS onderneemt
daarom diverse activiteiten om deze groepen te bereiken en ze de mogelijkheid te bieden
zich te laten vaccineren. Dit gebeurt in goed overleg met de GGD’en en lokale organisaties
om drempels voor diverse doelgroepen weg te nemen. Hieronder de laatste stand van
zaken per doelgroep.
Asielzoekers
De vaccinatiecampagne voor asielzoekers wordt uitgevoerd door de GGD, in samenwerking
met het Centraal Opvang Asielzoekers (COA) een de Gezondheidszorg Asielzoekers (GZA).
Asielzoekers die nog één of twee vaccinaties nodig hebben, krijgen bij de ontvangstlocaties
en bij alle andere centra geregeld de mogelijkheid zich te laten vaccineren. Dit geldt
voor alle asielzoekers vanaf 12 jaar. Dit geldt ook voor de boostervaccinatie voor
18-plussers. Ook voor deze groep worden regionale afspraken gemaakt om zoveel mogelijk
bewoners vanaf februari een boostervaccinatie aan te bieden. Op lokaal niveau wordt
besloten of vaccinatie periodiek plaatsvindt op het AZC of op een nabijgelegen GGD-vaccinatielocatie.
Tevens wordt nu nagedacht over hoe kinderen (5–11 jaar) goed geïnformeerd kunnen worden
en de mogelijkheid krijgen om door de GGD gevaccineerd te worden.
Arbeidsmigranten
De GGD’en hebben het afgelopen jaar verschillende initiatieven opgezet om arbeidsmigranten
laagdrempelig voor te lichten over vaccinatie en de vaccinatie aan te bieden. GGD’en
werken daarbij samen met lokale organisaties zoals lokale werkgevers/uitzendbureaus
om eventuele drempels weg te kunnen nemen. Naast de groepsafspraken die lokaal afgestemd
worden, kunnen arbeidsmigranten die nog 1 of 2 vaccinaties nodig hebben terecht bij
een vrije inloop-locatie of een afspraak maken. Voor de boostervaccinatie kunnen arbeidsmigranten
na het maken van een afspraak naar een GGD-locatie. Of zonder afspraak naar een vrije
inloop-locatie.
Voor de arbeidsmigranten met een BSN en DigiD geldt dat zij de CoronaCheck-app kunnen
downloaden en daar hun vaccinatiecertificaat kunnen ophalen om vervolgens een coronabewijs
te genereren. Een deel van de arbeidsmigranten kan echter moeilijk toegang krijgen
tot DigiD. Daarom werkt het Ministerie van BZK momenteel hard aan de capaciteitsopschaling
van de RNI- en DigiD-loketten om zo de wachttijd tot verkrijging van een DigiD te
verkorten. Voor verdere informatie over het verkrijgen van een DigiD door EU-arbeidsmigranten
verwijs ik u naar de Kamerbrief die door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties op 21 december 2021 naar de Tweede Kamer is verstuurd.18 Voor arbeidsmigranten die zijn gevaccineerd bij de GGD maar niet over een BSN en/of
DigiD beschikken, wordt hard gewerkt aan de uitrol een webportaal bij GGD’en. Met
de inzet hiervan is het mogelijk arbeidsmigranten zonder BSN toch een QR-code te geven.
Hiermee verhogen we de motivatie bij arbeidsmigranten om zich te laten vaccineren.
Het beschikken over een QR-code biedt namelijk bewegingsvrijheid.
Zeevarenden
Het volledig en tijdig vaccineren van zeevarenden is eveneens belangrijk. Deze groep
werkt vaak in omstandigheden op zee waar medische voorzieningen beperkt beschikbaar
zijn en met bemanningsleden uit landen die minder ver zijn met vaccineren. Dit kan
een risicovolle werkomgeving creëren bij een eventuele besmetting. Daarnaast is de
zeevaart bij uitstek internationaal van aard waardoor reisbeperkingen van invloed
kunnen zijn op het proces van wereldwijde bemanningswisselingen en de vaart van zeetransport.
Om zeevarenden in staat te stellen om hun werk uit te voeren zonder (reis)beperkingen
van en naar hun werk, is een maatwerkprogramma opgezet. In dit programma krijgen alle
zeevarenden die de Nederlandse havens aandoen, ongeacht nationaliteit en vlag van
het schip, de mogelijkheid om zich te laten vaccineren (basis- of boostervaccinatie).
Hierbij wordt samengewerkt met de KNVR (Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders)
en de arbounie.
Nederlandse diplomaten in het buitenland
Tijdens de primaire vaccinatiecampagne zijn uitgezonden en lokale medewerkers van
het Nederlandse postennet (en hun gezinsleden) die lokaal geen toegang hadden tot
EMA-goedgekeurde vaccins, aangemerkt om met voorrang in aanmerking te komen voor vaccinatie.
Veel van deze medewerkers wonen en werken in landen met gebrekkige medische voorzieningen.
Ook voor de huidige boostercampagne heeft deze groep de mogelijkheid gekregen om tijdens
een eventueel verlof in Nederland een vaccinatie te laten zetten. Niet alle uitgezonden
rijksambtenaren en hun gezinsleden zullen de komende maanden naar Nederland komen
en voor lokale medewerkers en hun gezinsleden is dit geen praktische optie. Daarom
wordt ook bekeken in hoeverre het mogelijk is om mRNA-vaccins naar posten te sturen
waar momenteel geen (EMA-goedgekeurde) boostervaccins beschikbaar zijn. Hierbij wordt
tevens gekeken naar de optie om voor jongeren van 12 tot en met 17 jaar in (het afmaken
van) de primaire reeks te voorzien.
Bijwerkingen
Bijwerkingencentrum Lareb ontvangt nog steeds veel meldingen van mogelijke bijwerkingen
na coronavaccinatie. Het gaat vooral om milde klachten zoals vermoeidheid, spierpijn,
koorts of hoofdpijn. Vaak treden deze bijwerkingen binnen enkele uren na vaccinatie
op, en zijn ze na enkele dagen weer verdwenen. Lareb blijft gemelde klachten monitoren,
ook tijdens de boostercampagne en straks bij de COVID-19-vaccinatie voor kinderen
van 5 tot en met 11 jaar.
Meldingen van menstruatiestoornissen na vaccinatie
In december heeft Lareb gerapporteerd over de mogelijke bijwerking waar een menstruatiestoornis
wordt waargenomen na COVID-19-vaccinatie. Tot 1 december jl. heeft Lareb ruim 17.000
meldingen ontvangen van menstruatiestoornissen na COVID-19-vaccinatie, op een totaal
van ongeveer 6,4 miljoen gevaccineerde vrouwen. De klachten die werden gemeld, lopen
uiteen. De meeste meldingen betroffen een hevigere menstruatie dan normaal (4.537
keer), gevolgd door verlate menstruatie (3.198 keer), onregelmatige menstruatie (3.079
keer) en tussentijds bloedverlies (3.079 keer). De meldingen verschilden niet tussen
de eerste en tweede vaccinatie.
Lareb benadrukt dat menstruatiestoornissen ook zonder vaccinatie vaak voorkomen. Om
meer inzicht te krijgen in menstruatiestoornissen na vaccinatie is aanvullend onderzoek
nodig. Lareb voert daarom een vervolgonderzoek uit onder 2.000 vrouwen die een melding
hebben gemaakt van een menstruatiestoornis. Uit een Amerikaans onderzoek (d.d. 5 januari
jl.) naar menstruatiestoornissen onder 4.000 vrouwen blijkt dat een COVID-19-vaccinatie
kan leiden tot een langere menstruatiecyclus19. De onderzoekers concluderen echter dat de waargenomen verstoring in de cyclus slechts
klein is en snel weer normaliseert. Afwijkingen verdwenen vaak na de eerste volledige
cyclus na vaccinatie weer. Deze resultaten zijn geruststellend. Er worden geen nadelige
gevolgen voor de vruchtbaarheid gezien na vaccinatie.
Registratie COVID-19-(booster)vaccinatie
De meeste mensen kunnen nu zelf via CoronaCheck een QR-code maken of aanvragen voor
volledige vaccinatie. Voor mensen die buiten de EU één of meerdere vaccinaties hebben
gehad hebben we de buitenlandroute opgezet. Bij specifieke GGD-locaties in Utrecht,
Groningen en Rotterdam kunnen deze mensen hun vaccinaties om laten zetten naar een
DCC (Digital Corona Certificate) en CTB (coronatoegangsbewijs). Voor gezette prikken binnen de EU kan alleen een CTB
worden afgegeven, omdat de Europese wetgeving het vooralsnog niet toestaat om voor
prikken die zijn gezet in een ander EU-land een DCC uit te geven. Het RIVM verkent
of en hoe vaccinaties die in het buitenland zijn gezet (met toestemming) alsnog in
Nederland kunnen worden geregistreerd in het CIMS en vervolgens zichtbaar kunnen worden
in MijnRIVM en in de CoronaCheck-app. Ook onderzoeken we of het mogelijk is om betrouwbaar
een buitenlands DCC in te lezen en de buitenlandse prikken toe te voegen aan de eigen
gegevens die al in de app staan.
We hebben signalen ontvangen van burgers die moeilijkheden ervaren bij het ophalen
van een correct bewijs als zij de primaire vaccinatiereeks elders in de EU hebben
gehad en de booster in Nederland, of als zij de primaire vaccinaties in Nederland
hebben gehad en de booster in een van de andere EU-lidstaten. Voor beide groepen werken
we hard aan een oplossing.
Voor de burgers die hun primaire vaccinaties elders in de EU gehad hebben en de booster
in Nederland, wordt een oplossing verkend waarbij deze doelgroep na hun booster een
DCC met de juiste notering ontvangt (3/3). Voor de burgers die hun primaire vaccinatie
in Nederland ontvangen hebben en hun booster elders in de EU, wordt gewerkt aan een
oplossing. De internationale QR-code uitgegeven door andere EU-landen kan in Nederland
gelezen worden door onze CoronaCheck Scanner-app en kan dus gebruikt worden als coronatoegangsbewijs.
Daarbij moet de QR-code natuurlijk wel voldoen aan de juiste voorwaarden.
Doneren van COVID-19-vaccins
Nederland is onverminderd gecommitteerd aan het verbeteren van wereldwijde toegang
tot vaccins. In 2021 was de doelstelling minstens zoveel vaccins te doneren als we
zelf in Nederland gebruiken («Get one – Give one»). Zoals mijn voorganger meldde in zijn brief aan uw Kamer van 14 december 2021, doneerde
Nederland vorig jaar 4,23 miljoen vaccins bilateraal en 22,55 miljoen vaccins aan
COVAX. Via COVAX hebben inmiddels 13,4 miljoen vaccins een bestemming gevonden. Dit
aantal loopt wekelijks op. Met de donatiedoelstelling van vorig jaar was bij de aankoop
van vaccins al rekening gehouden. Met de realisatie van die doelstelling is een substantieel
deel van de lopende inkoopcontracten uitgeput. Ook in 2022 en 2023 krijgt Nederland
nog vaccins geleverd. Deze zijn bedoeld voor eventuele extra boostercampagnes. Afhankelijk
van besluitvorming over de nationale vaccinatiestrategie, bijvoorbeeld ten aanzien
van de timing van extra boostercampagnes, zal blijken hoe groot het surplus in 2022/2023
zal zijn. In elk geval zal de eerder toegezegde en getemporiseerde bilaterale donatie
van 4 miljoen vaccins zo snel mogelijk gestalte worden gegeven. De financiële bijdrage
van Nederland voor de periode 2020–2022 aan de Access to COVID-19 Tools Accelerator is tot nog toe 245 miljoen euro. Het kabinet zal nog besluiten over de omvang van
een eventuele extra bijdrage.
Nieuwe COVID-19-vaccins
Het EMA is gestart met de beoordeling van het COVID-19-vaccin van fabrikant Valneva
voor volwassenen. VLA2001, het vaccin van Valneva, is een zogeheten geïnactiveerd
virusvaccin. Op 20 december jl. is de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over de
inzet van dit vaccin, zodra sprake is van markttoelating. De raad is daarbij gevraagd
of er specifieke doelgroepen zijn die in het bijzonder in aanmerking zouden moeten
komen voor dit vaccin. Mogelijk zijn er – op medische of ethische gronden – groepen
te onderscheiden die gebaat zijn bij alternatieven voor de huidige mRNA- of vector-vaccins.
De Gezondheidsraad is gevraagd dit advies zo snel mogelijk na een oordeel van het
EMA te verstrekken.
8. Innovatieve behandelingen
Antilichaambehandelingen
De omikronvariant heeft ook effect op de behandeling van COVID-19-patiënten. Uit de
eerste laboratoriumonderzoeken blijken de antilichaambehandelingen Ronapreve van firma
Roche en Regkirona van firma Celltrion minder tot niet effectief tegen de omikronvariant.
De beschikbare antilichaambehandelingen worden in verband met de schaarste ingekocht
door de overheid. Op het moment dat overeenkomsten met firma’s worden afgesloten,
is vaak nog geen handelsvergunning verleend en is het standpunt over inzet van de
beroepsgroep nog niet bekend. Tevens is nog onzeker hoeveel een middel daadwerkelijk
wordt ingezet en of een middel werkzaam is tegen een nieuwe virusvariant. Bij aankoop
door de overheid geldt dat deze risico’s bij de overheid liggen. Het is wenselijk
om terug naar het reguliere aankoopproces te gaan, zodat deze risico’s weer terug
naar de firma gaan.
De antilichaambehandeling Xevudy van firma GlaxoSmithKline (GSK) lijkt wel werkzaam
tegen de omikronvariant. Nederland heeft via het gezamenlijk inkooptraject van de
Europese Commissie hiermee al in een vroege fase een overeenkomst afgesloten. Recentelijk
heeft GSK een handelsvergunning verkregen voor dit geneesmiddel. Xevudy is door Nederland
besteld en de levering zal binnenkort plaatsvinden. Dit middel zal via het RIVM beschikbaar
worden gesteld.
IL-6 remmers
Ten aanzien van de beschikbaarheid van de IL-6 remmers sarilumab en tocilizumab geldt
ook dat de omikronvariant het bemoeilijkt om gedegen voorspellingen te doen. Momenteel
is voldoende voorraad aanwezig om tot februari te kunnen voorzien in de behoefte van
zowel COVID-19-patiënten als patiënten die de middelen gebruiken voor één van de andere
geregistreerde indicaties. Of de nieuwe leveringen die in de komende tijd worden verwacht
voor de periode daarna kunnen voorzien in de behoefte, zal in grote mate afhankelijk
zijn van hoe de toename in besmettingen zich vertaalt naar ziekenhuis- en ic-opnames.
Verder geldt dat er nog steeds sprake is van wereldwijde krapte, maar Nederland heeft
goede contacten met de firma’s.
Ziekte voorkomen
In het kader van het ZonMw COVID-19 deelprogramma behandelingen20 zijn 11 januari 2022 twee rapporten gepubliceerd. Eén rapport, opgesteld door Lifestyle4Health
platform21, gaat over leefstijl in relatie tot COVID-19. Het andere rapport, opgesteld door
het Instituut Verantwoord Medicijngebruik (IVM)22, gaat over vitamines en supplementen in relatie tot COVID-19.
Het Lifestyle4Health platform heeft een inventarisatie uitgevoerd naar de reeds beschikbare
wetenschappelijke kennis over de invloed van leefstijlfactoren op vatbaarheid, ziektebeloop
en herstel van COVID-19. Er is nog onvoldoende bewezen over de relatie tussen COVID-19
en leefstijl. Toch lijken er op de onderzochte leefstijldomeinen (voeding, beweging,
roken, alcohol, en slaapgebrek/stress) genoeg aangrijpingspunten te zijn om het functioneren
van het immuunsysteem te verbeteren en daarmee de impact van COVID-19 te verlagen.
Echter, uit de kennisinventarisatie blijkt dat over het effect van de leefstijlfactoren
op vatbaarheid, ziektebeloop en herstel van COVID-19 nog veel onduidelijk is en dat
meer onderzoek nodig is. Er worden momenteel diverse onderzoeken uitgevoerd op dit
terrein.
Daarnaast heeft het Instituut Verantwoord Medicijngebruik (IVM) een inventarisatie
verricht naar ontwikkelingen en kennishiaten van de inzet van vitamines en/of voedingssupplementen
bij de behandeling en preventie van COVID-19. Uit het rapport blijkt dat er nog te
weinig wetenschappelijk onderzoek van voldoende kwaliteit beschikbaar is om uitspraken
te doen over het gebruik van vitamines, mineralen en andere stoffen in voedingssupplementen
bij behandeling en preventie van COVID-19. Ook op dit terrein is meer onderzoek nodig
om onderbouwde conclusies te trekken.
De twee rapporten geven nog geen aanleiding om de huidige leefstijladviezen voor een
goede gezondheid en weerstand te veranderen.
Vanwege de kennislacune van leefstijlfactoren in relatie tot COVID-19 wordt momenteel
met ZonMw overlegd over vervolgonderzoek via een internationaal onderzoeksprogramma.
Dit programma richt zich op de relatie tussen voeding, het immuunsysteem en gezondheid.
Daarnaast zal ZonMw twee nationale onderzoeken starten. Het eerste onderzoek is naar
ondervoeding en obesitas in de acute fase van COVID-19. Het tweede onderzoek kijkt
naar COVID-19-gerelateerde leefstijl interventie (GLI) bij herstel van mensen die
ziek zijn geweest door COVID-19.
Zodra meer informatie beschikbaar is over de relatie van de diverse leefstijlfactoren
in relatie tot COVID-19, zal ik uw Kamer hiervan op de hoogte brengen.
9. Wijkgerichte aanpak
Met de brief van 14 december jl. is uw Kamer reeds geïnformeerd over een eerste stand
van zaken van de wijkgerichte aanpak en een toelichting gegeven op een aantal generieke
instrumenten die ingezet worden op deze 30 gemeenten.
De gesprekken die ik in dit kader tot nu heb gevoerd met gemeenten en GGD’en over
het beschermen van mensen tegen COVID-19, raken op hoofdlijnen twee vraagstukken.
Hierbij spelen enerzijds religieuze overtuigingen een belangrijke rol, anderzijds
gaat het om vraagstukken die een dieperliggende sociaaleconomische oorsprong kennen.
Het gaat daarmee in meerderheid om vraagstukken die geen pasklare oplossing kennen
en een meer structurele en meerjarige aanpak behoeven. Met gemeenten en GGD (GHOR)
zoek ik heel pragmatisch naar interventies die mogelijk toch al op korte termijn effect
kunnen sorteren, ter ondersteuning van de reguliere inzet van GGD en gemeenten.
Daar waar het verhogen van de vaccinatie- of boostergraad slechts beperkt haalbaar
blijkt, richt ik mijn inzet op bescherming van mensen tegen het oplopen van COVID-19
in bredere zin. Hierbij gaat het om context gerichte voorlichting en het stimuleren
van het gebruik van zelftesten en PBM’s. Op basis van de gesprekken met gemeenten
en GGD’en, denk ik in een aantal gemeenten winst te kunnen behalen met capaciteitsondersteuning
gericht op het sociale domein. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan specifieke
ondersteuning van maatschappelijk werk. Ook de inzet van wijkambassadeurs, toegespitst
op de specifieke context van de gemeenten, lijkt in een belangrijke behoefte te kunnen
voorzien. Aan de hand van verdere gesprekken met betreffende gemeenten en ondersteunende
partijen, werk ik momenteel een concrete inzet uit. Als onderdeel hiervan voorzie
ik ook een belangrijke rol voor het delen van goede voorbeelden onder deze gemeenten.
Ten aanzien van vaccineren geldt dat tijdens de massa boostercampagne de basisinfrastructuur
voor 1e en 2e prikken in stand is gehouden (waaronder vrije inloop locaties). Nog steeds worden
iedere dag 1e en 2e prikken gezet. In alle 30 gemeenten die voor de wijkgerichte aanpak zijn geselecteerd,
is de vaccinatiegraad sinds 1 november gemiddeld met 2.5% toegenomen. Dit is boven
het landelijke gemiddelde van 2%. GGD’en zetten al sinds de zomer 2021 in op de wijken
en gemeenten met achterblijvende vaccinatiegraad, hier blijft de opkomst dan ook toenemen.
Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat behoefte is aan continuïteit van deze basisinfrastructuur
en de fijnmazige inzet voor alle vaccinaties (1e, 2e, 3e en booster) om de fysieke,
maar ook de sociale, emotionele en functionele drempel voor de burger zo laag mogelijk
te houden, en dat gemeenten de GGD’en daarbij willen en zullen blijven ondersteunen.
Daarnaast hebben gemeenten aangeven behoefte te hebben aan ondersteuning vanuit het
Ministerie van VWS in de vorm van zelftesten en mondmaskers. Het kabinet hecht waarde
aan een laagdrempelig inzet van zelftesten in de 30 gemeenten waar de vaccinatiegraad
laag is. Daartoe komen tussen 1 januari 2022 en 1 maart 2022 zelftesten beschikbaar
voor de wijkgerichte aanpak. De zelftesten worden verspreid aan een bredere doelgroep
dan alleen de sociale minima in deze 30 gemeenten. De aansluiting voor de betreffende
30 gemeenten op het LCH-portaal start in februari.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan een logistieke voorziening voor de levering
van mondmaskers.
De relevante informatie over communicatie en voorlichting in het kader van de wijkgerichte
aanpak, is opgenomen in paragraaf 18 waar uw Kamer integraal over alle communicatie
activiteiten in het kader van COVID-19 wordt geïnformeerd.
10. Ventilatie
Om de scholen tijdens de huidige pandemie op een verantwoorde manier open te kunnen
houden, is het onder meer belangrijk dat de ventilatie in alle schoolgebouwen op orde
is. Zo worden aanwezigen minder blootgesteld aan voor de gezondheid nadelige binnenmilieufactoren.
Daarnaast verdienen leerlingen en onderwijspersoneel een gezonde en veilige omgeving
om optimaal in te leren en te werken, ook los van corona. Een goed binnenklimaat is
belangrijk voor ieders welbevinden. Het kabinet hecht hier groot belang aan.
De ventilatie is daarentegen nog niet in alle scholen op het gewenste niveau, ondanks
extra inspanningen op dit vlak. Zo heeft het vorige kabinet voor het verbeteren van
de ventilatie in oktober 2020 € 360 miljoen vrijgemaakt, waarvan € 200 miljoen reeds
beschikbaar is gesteld via de Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS).
Onder meer het het advies van het Platform Perspectief Jongeren van 16 december 202123 met de oproep aan het kabinet de ventilatieachterstand weg te werken, maar ook de
moties van de leden Van der Staaij en Paternotte24 en van het lid Pouw-Verweij25, vragen om een steviger aanpak van ventilatie vanuit het Rijk. Het Interdepartementaal
Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting heeft laten zien dat er een brede inzet
op onderwijshuisvesting nodig is om onder meer het ventilatieprobleem structureel
op te lossen. Er zijn structurele verbeteringen nodig in het huisvestingsbeleid om
schoolgebouwen in het funderend onderwijs op orde te krijgen als om klimaatdoelstellingen
te behalen. Echter voelt het kabinet door de huidige coronacrisis ook de urgentie
om op korte termijn met aanvullende maatregelen te komen gericht op de verbetering
van ventilatie.
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zal hiervoor op korte termijn de
volgende acties in gang zetten:
• De sluitingstermijn van de tweede SUVIS-tranche verlengen tot en met 30 april 2022.
De tweede tranche van de SUVIS zou aanvankelijk op 31 januari sluiten, maar omdat
het budget nog niet volledig is benut zal de looptijd met drie maanden worden verlengd.
Schoolbesturen kunnen daarom via hun gemeente nog tot en met 30 april via deze regeling
ventilatiesubsidie aanvragen bij RVO;
• De inzet bepalen van de resterende € 160 miljoen. Er wordt gekeken hoe dit bedrag
zo effectief mogelijk ingezet kan worden, rekening houdend met de ervaringen met de
SUVIS-regeling en de uitkomsten van het IBO Onderwijshuisvesting. Reële denkrichtingen
zijn:
– Het voortzetten van de SUVIS-regeling, al dan niet in aangepaste vorm. Zo wordt conform
de motie van de leden Van der Staaij en Paternotte bezien of de cofinanciering aanpassing
behoeft, hoewel onderwijshuisvesting primair decentraal belegd is bij gemeenten en
schoolbesturen.
– Het actualiseren en uitbreiden van data over ventilatie in schoolgebouwen;
– Het inzetten van experts die langs de scholen gaan om de ventilatieproblematiek in
kaart te brengen en op maat ventilatieadvies uit te brengen.
Om deze plannen concreet te kunnen maken en uiteindelijk te kunnen laten slagen is
een gedeeld verantwoordelijkheidsgevoel tussen Rijk, schoolbesturen en gemeenten van
essentieel belang.
Verder wordt in de gemeente Staphorst momenteel een pilot uitgevoerd met mobiele luchtreinigers
in scholen. De Technische Universiteit Eindhoven monitort de luchtkwaliteit op het
effect van deze luchtbehandeling. Conform de motie van het lid Pouw-Verweij van 21 december
jl. ondersteunt het kabinet deze pilot en voor een effectieve uitvoering stelt het
kabinet € 150.000 beschikbaar voor de aanschaf van luchtreinigingsapparaten. Zo is
er in elk klaslokaal van de tien basisscholen in Staphorst één apparaat beschikbaar.
Daarnaast is het RIVM gevraagd om mee te werken aan dit praktijkonderzoek, gezien
hun expertise op volksgezondheid en leefomgeving. Op deze manier kan zo adequaat mogelijk
getoetst worden of deze vorm van luchtreiniging van toegevoegde waarde is bovenop
goede luchtverversing (ventilatie).
De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zal uw Kamer op de hoogte houden
van bovengenoemde ontwikkelingen.»
11. Digitale ondersteuning
GGD Contact
De functionaliteit voor BCO uitgevoerd door landelijke partners is gereed in GGD Contact.
De GGD is voornemens dit eind januari bij alle landelijke partners in gebruik te nemen.
Dit is een grote stap richting de doelstelling van het uitfaseren van HPZone Lite.
CoronaCheck – Dataregistratie, techniek en uitzonderingsroutes
Zoals eerder aangegeven is voor personen die geen toegang hebben tot DigiD en geen
woonplaats hebben in Nederland, en andere uitzonderingsgroepen die bij de GGD zijn
gevaccineerd maar die het niet gelukt is een CTB of DCC te krijgen, gewerkt aan het
regionaal uitrollen van een webportaal oplossing waarmee zij dit bewijs alsnog kunnen
aanvragen.
Dit webportaal is technisch gereed en zal spoedig gefaseerd worden uitgerold, waarna
bredere ingebruikname gaandeweg zal volgen.
12. Toegankelijkheid van de zorg
We bevinden ons in een onzekere fase wat betreft de druk op de ziekenhuiszorg. Het
lijkt er op dat de situatie zich op een kantelpunt bevindt. Sinds begin december is
– na wekenlange stijging – een daling in de instroom en bezetting van COVID-patiënten
op de IC en in de kliniek te zien. Dat is op zichzelf goed nieuws. De situatie voor
de zorgverlening voor COVID-patiënten is nu in de ziekenhuizen beheersbaar. Echter
deze relatieve rust wordt vooral veroorzaakt doordat veel (kritiek) planbare zorg
is afgeschaald. Dit leidt opnieuw tot een verdere toename van uitgestelde zorg. Het
Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) merkt op dat de daling van
de instroom inmiddels afvlakt. Op de IC wordt de komende twee weken een dalende bezetting
verwacht, voor de kliniek geldt komende week de verwachting van een licht dalende
tot stabiele bezetting. Het LCPS verwacht dat wanneer het aantal besmettingen vanaf
de leeftijdsgroep 50+ zal stijgen, dit ook zal leiden tot een stijging in de ziekenhuisinstroom.
Het omslagpunt van (opnieuw) stijgende instroom in de kliniek wordt in week 3 of 4
verwacht. De laatste prognoses van het RIVM bevestigen dit beeld voor de verwachte
bezetting in de ziekenhuizen (zie ook het OMT-advies, hoofdstuk 1).
Op dit moment (stand 14 januari 2022) zijn volgens het LCPS in totaal 1.288 patiënten
met COVID-19 in de Nederlandse ziekenhuizen opgenomen. Hiervan liggen 334 COVID-patiënten
op de IC en 954 COVID-patiënten in de kliniek. Vorige week (7 januari) was dit aantal
nog 409 COVID-patiënten op de IC en 1.107 COVID-patiënten in de kliniek. De COVID-druk
wordt nog steeds gelijkmatig verdeeld tussen de regio’s (gewogen naar de afgesproken
fair share) dankzij de solidariteit rond het aanbieden van bedden voor spreiding.
Het blijven aanbieden van bedden volgens de fair share blijft belangrijk om de druk
landelijk gelijkmatig te kunnen verdelen.
Het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) heeft formeel vastgesteld dat er een dalende
trend is in het aantal COVID-patiënten in de ziekenhuizen. Volgens de huidige prognose
zal de bezetting op de IC en in de kliniek nog minstens één week dalen. Het LNAZ heeft
mij daarom op 13 januari jl. verzocht om het besluit tot afkondiging van fase 2d – door
mijn voorganger afgekondigd op 26 november 202126 – in te trekken. Ik geef daar nu gehoor aan. Bijgevoegd bij deze brief vindt u mijn
reactie aan het LNAZ met daarin de bevestiging van het intrekken van fase 2d27. Dit besluit betekent dat we ons per heden in fase 2c van het Opschalingsplan COVID-19
bevinden. Daarmee wordt ook het opschalingsniveau bijgesteld van 1.250 naar 1.150
IC-bedden. De ruimte die daardoor is ontstaan, wordt in eerste instantie benut voor
het herstarten van IC-afhankelijke kritiek planbare zorg (FMS-klasse 3). Omdat de
verwachting is dat deze periode van korte duur zal zijn, heeft het LNAZ aanvullende
afspraken gemaakt: binnen drie dagen moet er (weer) kunnen worden opgeschaald naar
1.200 IC-bedden; binnen zeven dagen naar 1.250 IC-bedden. De mogelijkheid blijft wel
bestaan om patiënten in fase 2c over te plaatsen naar ziekenhuizen in Duitsland. Op
dit moment ligt er nog slechts één Nederlandse IC-patiënt bij onze oosterburen.
Actueel beeld COVID-zorg in andere delen van de zorgketen
GGD GHOR Nederland houdt in de «Landelijke Ketenmonitor Zorg» bij hoe het staat met
de eerstelijnsverblijf-bedden die beschikbaar zijn voor (COVID-)patiënten die niet
naar het ziekenhuis hoeven, of die het ziekenhuis juist mogen verlaten, maar voor
wie het niet mogelijk is om (direct) thuis te worden verzorgd. Er zijn landelijk momenteel
voldoende eerstelijnsverblijf-bedden beschikbaar. Op dit moment is er een capaciteit
beschikbaar van 669 eerstelijnsverblijfbedden voor (COVID-) patiënten, waarvan 282
bedden bezet zijn (stand 12 januari). Van de 25 regio’s hebben 2 regio’s de voorbije
week extra tijdelijke bedden buiten het ziekenhuis opgeschaald. Er zijn relatief veel
vrije bedden: deze worden niet verder afgeschaald in afwachting op de dreigende omikron-besmettingsgolf.
De druk op het personeel zorgt ervoor dat in sommige regio’s de situatie ernstig blijft.
Zorginstellingen blijven moeite houden met het rondkrijgen van de personeelsroosters.
GGD GHOR denkt dat bij maximale afschaling van de reguliere zorg in de ziekenhuizen,
en mits de capaciteit van zorgmedewerkers niet verder afneemt, bij extra inspanningen
eventuele opschaling nog mogelijk is tot ca. 1.100 tijdelijke bedden.
Voorbereidingen in de zorg op omikron
De hogere besmettelijkheid van de Omikronvariant zorgt ervoor dat het aantal mensen
dat besmet is met COVID-19 hoog is en sterk stijgt. In welke mate deze hoge aantallen
besmettingen gaan leiden tot een sterk stijgende zorgvraag is niet zeker. Omikron
lijkt minder ziekmakend te zijn dat eerdere varianten van het virus, maar hoeveel
minder is niet bekend. De prognoses van het RIVM laten dus een grote onzekerheidsmarge
zien over bijvoorbeeld het aantal mensen dat IC-zorg nodig zal hebben. Ook is niet
duidelijk in welke mate mensen bijvoorbeeld extra zorg nodig zullen hebben van wijkverpleging,
hun huisarts of van de zorginstelling waar zij wonen.
Vanwege deze onzekerheid heeft mijn voorganger in december de opdracht gegeven om
scenario’s uit te werken over de zorgvraag die voort kan komen uit de verspreiding
van de omikronvariant.28 Daarbij zijn de mogelijke gevolgen zo zorgbreed mogelijk in beeld gebracht. Ook is
gevraagd om de eerder door zorgpartijen opgestelde plannen en voorbereidingen voor
fase 3 te toetsen aan deze mogelijke scenario’s en uit te werken welke mogelijkheden
er aanvullend op korte termijn zouden moeten worden gerealiseerd om, in het geval
van een zeer hoge zorgvraag als gevolg van de omikronvariant, de zorg toch met minimaal
acceptabele kwaliteit te blijven organiseren en verlenen. Een reeks van (vertegenwoordigingen
van) veldpartijen is betrokken bij dit traject alsook de toezichthouders IGJ en NZa.
De eerste uitkomsten van deze opdracht zijn opgenomen in de rapportage «Kortetermijnscenario’s
zorgcapaciteit in verband met de omikronvariant»29. In het rapport zijn ook twee specifieke thema’s nader uitgewerkt, namelijk «Uitbreiding
en versnelling uitrol thuismonitoring» en «Inzicht in zorgvraag aan huisartsen en
wijkverpleging». Ik stuur uw Kamer dit rapport bijgevoegd bij deze brief toe. Hiermee
voldoe ik aan de toezegging deze uitkomsten medio januari met uw Kamer te delen, alsmede
voldoe ik aan de motie van de leden Paternotte (D66) en Van den Berg (CDA) om voor
te bereiden op een scenario met een minder ziekmakende variant van het coronavirus.30
De rapportage schetst twee scenario’s voor de effecten van Omikron op de zorgvraag.
Het eerste scenario gaat er vanuit dat Omikron net zo ziekmakend is als Delta en het
tweede scenario gaat ervan uit dat Omikron minder ziekmakend is. In het eerste scenario
zullen knelpunten zich eerst voordoen in de ziekenhuizen en specifiek de IC, maar
zal daarna ook een «overloopeffect» plaatsvinden naar de eerste lijn en Verpleeg-
en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). In het tweede scenario doen de knelpunten
zich als eerste voor bij huisartsen en de wijkverpleging en blijft de druk op ziekenhuizen
hoog. Op basis van deze twee scenario’s zijn aanbevelingen gedaan om beter voorbereid
te zijn op een stijgende zorgvraag. In elke regio en in elke zorgsector zijn al voorbereidingen
getroffen voor het opvangen van een nog hogere zorgvraag door COVID. De aanbevelingen
uit de rapportage sluiten hierop aan en bouwen hierop voort.
Allereerst wordt geconcludeerd dat er veel goede plannen zijn voorbereid om een fase 3
zo lang mogelijk uit te stellen en te kunnen handelen op het moment dat we tóch een
fase 3 situatie bereiken. Zowel de ROAZ-regio’s, DPG’en, sectoren en individuele zorginstellingen
hebben afgelopen twee jaar enorm veel werk verricht om deze plannen op te stellen,
van elkaar te leren en de plannen bij te stellen waar nodig. Wat echter nog ontbreekt
is een transparant overzicht op landelijk niveau van de stand van zaken per regio.
Het rapport beveelt aan om dit overzicht te creëren middels een vragenlijst door de
toezichthouders NZa en IGJ. Deze aanbeveling is meteen opgepakt door de toezichthouders.
De uitvraag die de toezichthouders aan alle ROAZ-regio’s hebben gestuurd is bedoeld
om tot een compleet beeld tekomen van de mate waarin de regio’s plannen hebben ter
voorkoming van en ter voorbereiding op fase 3 en waar ruimte is voor verbetering.
De uitvraag zal ook fungeren bij wijze van checklist, waarbij regio’s kunnen kijken
of goede voorbeelden uit andere regio’s overgenomen kunnen worden. De uitvraag bevat
ook vragen over de aanbevelingen die in het rapport aan de ROAZ-regio’s zijn gedaan,
dus de resultaten zullen ook inzicht geven in de mate waarin de regio’s de aanbevelingen
overnemen. De toezichthouders zullen hun beeld op basis van de uitvraag in de loop
van januari opleveren.
Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan die specifiek ingaan op de verschillende
zorgsectoren (huisartsen, wijkverpleging, verpleeg- en verzorgingshuizen (V&V) en
ziekenhuizen), bijvoorbeeld om meer in te zetten op thuisarts.nl, om wijkverpleging
per wijk, buurt of gemeente te coördineren over de grenzen van zorginstellingen heen,
om kleinere V&V instellingen beter in beeld te brengen en om de inzet van thuismonitoring
van patiënten met zuurstofbehoefte te versnellen en uit te breiden. Ook zijn er aanbevelingen
om de samenwerking te verbeteren door in te zetten op zorgcoördinatie in de gehele
keten en de samenwerking met de ambulancezorg in alle regio’s op te nemen in de plannen
voor fase 3. Daarnaast zijn er nog aanbevelingen gedaan over de financiën, communicatie
en governance en het creeëren van inzicht in de (verwachte) zorgvraag bij huisartsen
en wijkverpleging door COVID-19.
De aanbevelingen zijn grotendeels gericht aan de ROAZ-regio’s, de toezichthouders
en het Ministerie van VWS. De aanbevelingen zien deels op de (hele) korte termijn
en deels zijn ze gericht op het lange termijn (crisis)beleid. Ook is er een verschil
tussen aanbevelingen die op dit moment – in fase 2c van het opschalingsplan van het
LNAZ – en aanbevelingen die alleen zouden moeten worden uitgevoerd als we in fase
3 van het opschalingsplan terecht komen.
De aanbevelingen zijn al tijdens de totstandkoming van het rapport besproken met alle
betrokken partijen en zij hebben een aantal aanbevelingen meteen ten uitvoering gebracht,
zoals de hierboven genoemde vragenlijst door de toezichthouders bij de ROAZ-regio’s.
Andere aanbevelingen verdienen een nadere weging of uitwerking, zoals bijvoorbeeld
het inzicht creëren in de zorgvraag bij wijkverpleging en huisartsen. Zowel de betrokken
partijen zelf als het Ministerie van VWS zullen deze weging of uitwerking de komende
tijd doen.
Stand van zaken toegankelijkheid reguliere zorg
De NZa publiceerde 24 december jl. de vijfde Monitor Toegankelijkheid van Zorg, die
ik als bijlage bij deze brief meestuur.31 De monitor geeft gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling in de wachttijden, productie
en verwijzingen, om daarmee de druk op de medisch specialistische zorg en vervolgzorg
en de mate waarin inhaalzorg wordt geleverd te monitoren. De monitor van 24 december
laat zien dat de druk op de zorg aanhoudend hoog is. De NZa meldt dat het aantal verwijzingen
op dat moment rond de 87% lag van het verwachte aantal in een normale situatie zonder
COVID-19. De meest recente informatiekaart «Druk op de zorg» van de NZa (versie 11 januari
2022) maakt inzichtelijk dat 38% van de ziekenhuizen de kritiek planbare zorg niet
volledig binnen de norm van 6 weken kan leveren.32 Dit beeld is nagenoeg gelijk aan dat van voorgaande week. Het gaat hier om zorg die
wel binnen zes weken moet plaatsvinden om gezondheidsschade te voorkomen. De aanhoudende
afschaling van de kritiek planbare zorg kan zorgen voor gezondheidsschade.33 De niet-kritiek planbare zorg (klasse 4 en 5 zorg) is in vrijwel alle ziekenhuizen
afgeschaald. 43% van de ziekenhuizen heeft de niet-kritiek planbare zorg momenteel
zelfs volledig geannuleerd. Afschaling van niet-kritieke planbare zorg is noodzakelijk
om de (semi-) acute en zoveel mogelijk de kritiek planbare zorg te waarborgen. De
gemiddelde landelijke OK-afschaling bedraagt momenteel 34%. Ten opzichte van voorgaande
week (45% afschaling) is er dus meer OK-capaciteit beschikbaar is. Tot slot wordt
duidelijk dat het verzuimcijfer onder zorgpersoneel aanhoudend hoog blijft. Op dit
moment is het verzuim (incl. afwezigheid door positief testen en quarantaine) voor
personeel op de IC zo’n 9,2%. In de kliniek bedraagt het verzuim zo’n 8,2%.
13. Bescherming van mensen met een kwetsbare gezondheid
Zelftesten opnemen in meerkostenregelingen Wet langdurige zorg en sociaal domein
De omikronvariant drijft in rap tempo het aantal besmettingen op. Zorgpersoneel loopt
daarbij een groot risico om besmet te worden, doordat zij vanwege hun werk in contact
zijn met relatief veel mensen. Een laagdrempelige beschikbaarheid van zelftesten voor
zorgpersoneel draagt eraan bij dat zij zichzelf vaker preventief kunnen testen. Daarmee
wordt beoogd dreigende uitval (en de daarmee samenhangende kosten van vervangend personeel)
zoveel mogelijk te voorkomen en het aantal besmettingen te beperken. Op dit moment
vallen zelftesten niet onder de criteria van de meerkostenregelingen in de Wet langdurige
zorg en het sociaal domein (Wmo en Jeugdwet). In de brief waarin o.a. de verlenging
van deze meerkostenregelingen is aangekondigd, is tevens aangegeven dat indien het
verloop van de pandemie om nadere maatregelen vraagt een nieuwe afweging zal worden
gemaakt.34 De snelle verspreiding van de omikronvariant en de impact daarvan op de zorgverlening
heeft mij doen besluiten om zelftesten als extra categorie op te laten nemen onder
de meerkostenregelingen in de Wet langdurige zorg en sociaal domein. Door zelftesten
toe te voegen aan de meerkostenregelingen, kunnen zorgaanbieders de kosten die zij
hiervoor maken gecompenseerd krijgen. Voor het beschikbaar stellen van zelftesten
voor de pgb-zorgverleners zal ik de huidige PBM-regeling voor mantelzorgers, pgb-zorgverleners
en cliënten die in zelfisolatie verkeren gebruiken.
14. Maatschappelijke ondersteuning
Aangescherpt advies groepsvervoer ouderen en mensen met een verstandelijke beperking
Het RIVM heeft op 15 december 2021 een aangescherpt advies over het groepsvervoer
van ouderen en mensen met een verstandelijke beperking uitgebracht. 35 Daarin geeft het RIVM aan dat er gezien het hoge aantal besmettingen en de kwetsbaarheid
van de doelgroepen (die samen in een taxi zitten), er in deze fase van de epidemie
extra voorzorgsmaatregelen nodig zijn bij het groepsvervoer van ouderen en mensen
met een verstandelijke beperking.
Het RIVM adviseert om (opnieuw) te werken met een bezetting van 2/3, waarbij het uitganspunt
is dat per bank 2 mensen kunnen plaatsnemen met een lege stoel tussen hen in. Hierbij
zit er geen passagier naast de chauffeur. De chauffeur en passagiers die tot deze
doelgroepen behoren dragen een medisch mondneusmasker. Voor personen die vanwege hun
beperking niet in staat zijn een mondneusmasker te dragen, blijven de geldende uitzonderingen
van toepassing.
Het eerdere advies (van september 2021) dat er geen beperking meer geldt voor de bezettingsgraad
wordt hiermee losgelaten. Wanneer de infectiedruk aanzienlijk verlaagd is, kunnen
de richtlijnen volgens het RIVM mogelijk weer gelijkgesteld worden aan het openbaar
vervoer. De situatie dient hiervoor opnieuw beoordeeld te worden. Als de huidige corona
maatregelen verder worden versoepeld zal ik het RIVM vragen om de situatie opnieuw
te beoordelen.
Het sectorprotocol zorgvervoer (vanaf 18 jaar en ouder) is naar aanleiding van dit
advies aangepast.36
Gebruik zelftesten door mensen in thuisisolatie
Vanaf de zomer 2021 zijn er zelftesten beschikbaar gesteld aan mensen die vanwege
hun kwetsbare gezondheid hebben gekozen voor thuisisolatie. Deze verstrekking van
zelftesten is ondergebracht in een bestaande regeling voor verstrekking van PBM via
de apotheken. De regeling voorzag in een duidelijke behoefte vanuit de doelgroep en
hiervoor zijn 1 miljoen zelftests uit voorraad beschikbaar gesteld door het ministerie.
Met de stijging van het aantal besmettingen en de zorgen rondom omikron, zien we dat
meer mensen uit voorzorg weer in thuisisolatie zijn gegaan. Ook het aangepaste testadvies,
waarmee zelftesten een belangrijkere rol hebben gekregen, heeft een effect gehad op
de vraag naar deze zelftests. Door apothekers werd bijvoorbeeld een duidelijke stijging
gezien in het gebruik vanaf begin november 2021.
In de laatste stand van zaken brief is gemeld dat er uitgezocht zou worden of een
verlenging van de regeling mogelijk is tot aan de zomer van 2022. Vooruitlopend op
een formeel besluit hierover zijn de medische groothandels in de laatste weken van
2021 ruim bevoorraad zodat er begin 2022 voldoende voorraad is apotheken/cliënten
binnen de bestaande afspraken te blijven voorzien van zelftesten. De nu aanwezige
voorraad mag verstrekt worden aan cliënten, voordat er een nieuw contract is.
De verlenging van deze tijdelijke regeling kent een aantal uitdagingen. Zo maakte
de regeling onder andere vanwege de logistieke voordelen gebruik van voorverpakte
zelftests in 25-stuks verpakkingen. Cliënten hadden de mogelijkheid 1 pakket per maand
af te halen bij de apotheek. Deze 25-stuks verpakkingen zijn in 2022 niet meer leverbaar,
omdat deze geleverd werden op basis van een tijdelijke ontheffing die inmiddels afgelopen
is. Met de koepel van apotheken wordt nu bezien of ook met een ander type test dezelfde
dienstverlening aan de cliënt geleverd kan (blijven) worden. Deze regeling dient te
voldoen aan een aantal strikte zorgvuldigheidseisen, dit betekent dat het enige tijd
kost de regeling te verlengen.
Ontwikkelingen m.b.t. COVID-19 strategie voor thuiswonende ouderen
Om zicht te hebben op de impact van het coronavirus en de maatregelen op thuiswonende
ouderen en te kunnen monitoren of ouderen thuis, net als iedereen, op een veilige
manier kunnen participeren in de maatschappij tijdens de COVID-19 pandemie, heeft
het Ministerie van VWS in 2020 met alle betrokken partijen een strategie met acht
ambities voor de kortere en langere termijn geformuleerd. Deze strategie is op 13 oktober
2020 naar uw Kamer toegestuurd.37 Aan het RIVM is vervolgens gevraagd om periodiek factsheets op te stellen waarin
zij op basis van bestaande databronnen rapporteert over hoe het gaat met thuiswonende
ouderen tijdens COVID-19 in het licht van de in de strategie geformuleerde ambities.
Inmiddels zijn twee factsheets (uit een reeks van drie) aan uw Kamer aangeboden. De
resultaten in de factsheets zijn grotendeels gebaseerd op kennis uit bestaande informatiebronnen.
Dit in opdracht van het Ministerie van VWS om het veld niet extra te belasten tijdens
de drukte door corona.
De eerste factsheet beschreef de periode maart–juni 202038. De tweede factsheet ging over de periode juni 2020–maart 202139.
Het was de bedoeling om in de derde factsheet in te gaan op de periode april 2021–december
2021 en daarin waar mogelijk een update te geven van de ambities in de eerste en tweede
factsheet en de resultaten voor de overige ambities te beschrijven. Echter, vanwege
gebrek aan nieuwe literatuur van voldoende kwaliteit voor een kennisintegratie is
in samenspraak met het RIVM besloten dat er – in tegenstelling tot hetgeen is toegezegd
aan uw Kamer – geen derde factsheet thuiswonende ouderen tijdens COVID zal worden
opgesteld. Het Ministerie van VWS blijft met seniorenorganisaties en andere relevante
organisaties in gesprek over hoe het gaat met thuiswonende ouderen tijdens de coronapandemie
om signalen op te halen en – waar nodig – maatregelen te treffen.
15. Persoonlijke beschermingsmiddelen
In het debat over de Najaarsnota op 14 december 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 26)
heeft de Minister van Financiën op vragen van het lid Hammelburg van D66 over «het
recente nieuws over de inkoop van mondkapjes door VWS» de toezegging gedaan dat het
kabinet terugkomt op de verkooprijs van de mondkapjes. Hiermee geef ik invulling aan
deze toezegging.
Zoals de toenmalige Staatssecretaris van VWS u in zijn brief van 10 december jl.40. heeft laten weten, wil het Ministerie van VWS de noodvoorraad beschermingsmiddelen
via de zogenaamde goederen-exit-strategie afbouwen tot voorlopig een niveau van zes
maanden piekverbruik. Daarbij is het van belang dat deze goederen een goede maatschappelijke
bestemming krijgen. Op dit moment wordt in dat kader aan zorgverleners eenmalig de
mogelijkheid geboden om via het LCH FFP2-maskers tegen sterk gereduceerd tarief te
bestellen. Zoals mijn voorganger u in zijn brief van 24 december jl.41 heeft gemeld is dit bedoeld om het gebruik van deze maskers een extra boost te geven
om zo de drempel om FFP2-maskers te gebruiken en beschikbaar te stellen aan zorgverleners
verder te verlagen.
Verkoop is één van de pijlers van de goederen-exit-strategie. De focus bij verkoop
ligt op de beschermingsmiddelen met de kortste houdbaarheid. Dit zijn de chirurgische
mondmaskers.
Voor verkoop geldt een aantal voorwaarden. Zo worden goederen alleen verkocht tot
aan het eerdergenoemde minimale niveau van de noodvoorraad. De voorkeur gaat uit naar
partijen die leveren binnen de zorg. Bovendien wordt bij elke koper een «due diligence» en «credit check» gedaan om te zorgen voor betrouwbaarheid.
Verkopen gebeuren tegen marktconforme prijzen.
Deze marktconforme prijs wordt op basis van een benchmark vastgesteld. Daarvoor worden
iedere maand verschillende handelaren en marktpartijen benaderd. Hieruit komt een
bandbreedte voor de verkoopprijs voort. Om de verkooppositie van het Bureau LCH niet
in het geding te brengen doe ik geen uitspraken over de hoogte van de verkoopprijzen
van mondmaskers. De media spraken eind vorig jaar ten onrechte over «dumpprijs».
Bij de prijsstelling van de mondmaskers dient verder rekening te worden gehouden met
verschillende factoren. De prijzen op de wereldmarkt zijn nog maar een fractie in
vergelijking met de prijzen aan het begin van de coronacrisis. Ook weegt de beperkte
houdbaarheid van de middelen mee in de vaststelling van de prijs. Een groot deel van
de mondmaskers die nu verkocht worden, zijn houdbaar tot mei/juni 2022. Omdat deze
houdbaarheid beperkt is, is de prijs lager dan een mondmasker met een langere houdbaarheid.
Ook zijn er ongunstige verkoopvoorwaarden voor de koper: deze moet alles vooruitbetalen
en mag geen goederen retourneren. Tot slot gaat het om verkopen van grote aantallen,
de prijs daarvoor ligt lager dan voor een order van bijvoorbeeld 1000 stuks.
Ik blijf mij inzetten om de noodvoorraad door verkoop, donatie en duurzame verwerking
verantwoord af te bouwen en de goederen een goede bestemming te geven. Actuele informatie
over het verdere verloop van de afbouw van de noodvoorraad zal binnenkort te vinden
zijn op de website van Bureau LCH42. De actuele voorraden voor de zorg zijn daar nu al te vinden.
16. Communicatie
Maatregelen
De huidige campagne-inzet wordt verlengd. Daarbij zal de aandacht steeds meer komen
te liggen op: «wat kan wel».
Vaccinatie
– Publiekscampagne boostervaccinatie
De boosteroperatie ondersteunen we met een uitgebreide publiekscampagne. In de eerste
fase van deze publiekscampagne richtten we ons op de oproep van de verschillende jaargangen
via (sociale) media. Nadat alle jaargangen op 4 januari jl. waren opgeroepen, hebben
we de focus verlegd naar mensen die nog geen gehoor hebben gegeven aan de oproep.
Onder andere door het uitlichten van de argumenten om voor de boostervaccinatie te
kiezen. Zoals de bescherming tegen omikron en alle risico’s en beperkingen die de
komst van deze nieuwe variant met zich meebrengt.
Doel van de publiekscampagne is mensen te informeren over de extra prik en te motiveren om deze zo snel mogelijk te halen. Op basis van adviezen en inzichten van gedragsexperts
hebben we een breed palet aan algemene én doelgroep specifieke middelen ontwikkeld
in verschillende talen. De middelen bieden praktische informatie, gaan in op het belang
van de boostervaccinatie en adresseren de vragen die leven over de extra prik.
Samenwerkingspartners als de GGD, het RIVM, de NHG, LHV, NVOG, KNOV, Vilans, Veiligheidsregio’s,
gemeenten, Inclusia, Pharos, LeerZelfOnline (Steffie) en Stichting Lezen en Schrijven
spelen een belangrijke rol in de verspreiding van de middelen. Zij gebruiken deze
om hun achterban te informeren. Bijvoorbeeld tijdens voorlichtingsbijeenkomsten, in
de wachtkamer van de huisarts, bij de apotheek, bij de verloskundige of gynaecoloog
en in de teststraten.
Om een zo breed mogelijk publiek te bereiken loopt er ook een massamediale campagne
met advertenties in dagbladen, huis-aan-huisbladen, online en op sociale media en
een radiospot. Buitenreclame is vanaf volgende week zichtbaar en daarna volgt ook
een tv-commercial. Alle middelen leiden mensen naar de website en het telefoonnummer
waar direct een afspraak gemaakt kan worden, de pagina coronavacciantie.nl/booster
voor meer informatie, of naar overvaccineren.nl voor het antwoord op vragen of zorgen
ten aanzien van vaccinatie.
Voor een zo hoog mogelijke opkomst is het belangrijk om de vaccinatie, ook voor de
eerste prikken, laagdrempelig aan te bieden. Mede hiervoor is een wijkgerichte aanpak
ontwikkeld waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd in de brief van 12 november 2021
en 14 december 2021. Voor de boostervaccinatie geldt dat naast de mogelijkheid om
online of telefonisch een afspraak te maken, deze ook op steeds meer locaties zonder
afspraak aangeboden wordt. Deze locaties wisselen soms van plek al naar gelang de
behoefte en zijn vindbaar op de website www.prikkenzonderafspraak.nl. Ook is er een pilot gestart waarbij mensen die wel de eerste prik(ken) hebben gehad
maar nog geen booster, proactief worden uitgenodigd. Zij krijgen een sms van de GGD
met een dag, tijdstip en locatie waarop de boostervaccinatie voor hen klaarligt. Deze
pilot is succesvol gebleken en wordt de komende tijd verder uitgebreid.
– Coronavaccinatie voor kinderen
Vanaf 18 januari ontvangen ook de ouders van kinderen van 5 tot en met 11 jaar zonder
medisch hoog risico een uitnodiging voor de coronavaccinatie. Ouders krijgen passende,
objectieve informatie op basis waarvan zij de keuze voor een vaccinatie voor hun kind
kunnen maken. Met de werkgroep waarin het Ministerie van VWS samenwerkt met vertegenwoordigers
van AJN Jeugdartsen Nederland, de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, ActiZ,
de Gezondheidsraad, GGD GHOR en het RIVM zijn hiervoor een aantal middelen ontwikkeld.
Deze middelen worden via het netwerk van de betrokken partijen verspreid. Enkele voorbeelden
zijn een praatplaat, Steffiemodule en visuele uitleg voor kinderen, de website coronavaccinatie.nl/kinderen
en een folder voor ouders en een artikel over het Multisystem Inflammatory Syndrome
Children» (MIS-C), een zeldzame aandoening waarbij het coronavirus een ontstekingsreactie
van de organen veroorzaakt. Daarnaast zullen ouders zoveel mogelijk antwoord krijgen
op de vragen die bij hen leven met behulp van overvaccineren.nl de inzet van (sociale)
media.
Desinformatie
Tijdens het debat met uw Kamer van 15 december 2021 heb ik toegezegd u in een volgende
brief opnieuw te informeren over onze inspanningen op het gebied van de bestrijding
van desinformatie. Desinformatie is een groeiend probleem in de samenleving. Onze
strategie is enerzijds om het herkennen van en de kennis over desinformatie te vergroten.
Anderzijds verspreiden we feitelijke en juiste informatie, zonder direct te reageren
op de afzender van desinformatie en zonder de informatie van deze afzender te classificeren
als desinformatie. Volgens deskundigen voegt dat niet veel toe. Op deze manier voorkomen
we bovendien discussie over waar en onwaar en krijgt desinformatie geen extra podium.
Het uiteindelijke doel van de desinformatie-aanpak is om de informatiepositie van
de burgers te verstevigen.
In de kamerbrief van 14 december 2021 hebben we vermeld dat we op dit moment 2 routes
volgen:
1. We verspreiden kennis over desinformatie om zo bewustwording te creëren
We hebben het afgelopen jaar mensen bewust gemaakt van (de hoeveelheid aan) desinformatie
over vaccineren en het belang van je goed laten informeren om je eigen mening te vormen.
Dat hebben we gedaan in de vorm van een animatie, filmpjes, sliders, teasers (onder
andere met een link naar overvaccineren.nl), diverse social media posts, het promoten
van de slechtnieuws.nl game, een algemene folder (die verspreid kan worden in regio’s
waar veel desinformatie in brievenbussen terecht komt), diverse blogartikelen, de
handreiking desinformatie voor professionals en een ingerichte «Laat je informeren
pagina» op coronavaccinatie.nl: www.coronavaccinatie.nl/feiten
Op deze pagina leggen we uit wat desinformatie is, hoe het werkt, waarom we in nepnieuws
geloven, hoe je desinformatie herkent en hoe je een bericht checkt. Deze middelen
breiden we uit met onder meer een Steffie-module voor minder talige mensen, diverse
nieuwe blogs en social posts. We onderzoeken of een publiekscampagne om de bewustwording
van mensen te vergroten een juiste toevoeging is.
2) We verspreiden middelen over specifieke onderwerpen waarover veel desinformatie
rond gaat
Via monitoring, webcare en onze samenwerkingspartners (zoals het RIVM, CBG, IGJ en
experts op tal van terreinen) weten we op welke onderwerpen aanvullende informatie
nodig is om mensen te informeren en daarmee de desinformatie te ontkrachten. Dit zijn
al lange tijd min of meer dezelfde thema’s, zoals:
– «Vaccinatie tegen corona is riskanter dan het virus zelf»,
– «Het vaccin is te snel ontwikkeld», «Het vaccin zit in experimentele fase»,
– «Het vaccin heeft gevolgen voor zwangerschap», «Het vaccin heeft gevolgen voor vruchtbaarheid»,
– «Alternatieve middelen innemen tegen corona in plaats van vaccinatie»,
– «Bijwerkingen lange termijn en bijwerkingen specifiek bij kinderen».
We werken samen met inhoudelijk experts om de juiste, feitelijke informatie te verspreiden.
De bovengenoemde thema’s brengen we onder de aandacht via de website www.coronavaccinatie.nl/feiten op social media, online campagnes, diverse sliders, filmpjes, diverse blogartikelen:
https://www.coronavaccinatie.nl/weblogs.
Op de website www.overvaccineren.nl, die is bedoeld voor mensen die nog twijfelen over vaccineren, worden ook veel onderwerpen
behandeld. Ook het webcareteam beantwoordt vele vragen die raken aan desinformatie.
Zo helpen we mensen op weg naar de juiste informatie (bronnen) zoals coronavaccinatie.nl,
maar ook naar informatie van partners zoals het RIVM, GGD, CBG en Lareb. Daarnaast
ontwikkelen we podcasts waarin steeds een onderwerp aan bod komt waar veel desinformatie
over rond gaat. Deze starten medio januari.
Quarantaine
In januari gaat de publiekscampagne voor quarantaine op TV en de online kanalen zoals
social media en display banners door. Doel is om de naleving van quarantaine/thuisblijven
te stimuleren. De Quarantainecheck – quarantainecheck.rijksoverheid.nl – staat hierbij centraal. Deze week vindt een gebruikersonderzoek plaats om mogelijke
optimalisaties te verkennen en door te voeren.
De campagne voor de quarantaineplicht loopt ook de hele maand januari en wordt specifiek
ingezet op relevante plekken voor reizigers uit zeer hoog risicogebieden, zoals het
Verenigd Koninkrijk. De Quarantaine Reischeck – reizentijdenscorona.rijksoverheid.nl – speelt een prominente rol om reizigers die (terug) komen naar Nederland te voorzien
van de juiste en persoonlijke informatie. Ook zijn er flyers ontwikkeld om de reizigers
onder andere op Schiphol te voorzien van informatie, onder andere over het testadvies
na terugkomst in Nederland en de quarantaineplicht. Ook voor deze tool wordt een gebruikersonderzoek
uitgevoerd, dat vindt volgende week plaats.
Ventilatie
In de afgelopen periode werd onverminderd aandacht gevraagd voor de maatregel ventilatie.
Het was een van de onderwerpen in de radio en televisiespotjes rond de feestdagen
die de basisregels onder de aandacht brachten. Daarnaast is een animatie met uitleg
over ventilatie en het belang van frisse lucht herhaald op Instagram, Facebook, LinkedIn
en Twitter. Binnenkort verschijnt een video die het «waarom» van ventilatie als maatregel
nogmaals toelicht.
Beschermingsmiddelen
De komende periode zal het mondneusmasker (ook wel: mondkapje) weer meegenomen worden
in de (online) radiocampagne over de corona maatregelen. Daarnaast start per 15 januari
een online campagne met verwijzing naar rijksoverheid.nl voor meer informatie over
de huidige regels en adviezen over mondneusmaskers. Op onze sociale media kanalen
ligt de focus de komende tijd op de uitleg van het correcte gebruik van het mondneusmasker
en de verschillende typen (medische) mondneusmaskers.
Coronatoegangsbewijs (CTB)
De communicatie over het ter beschikking stellen van een tijdelijk CTB voor bezoekers
aan Nederland wordt voorbereid. Het gaat om een bewijs voor personen die in een derde
land gevaccineerd zijn dat geen aansluiting heeft op het Europese DCC en die niet
in Nederland woonachtig zijn. Deze personen kunnen – indien ze zijn gevaccineerd en
beschikken over een geldige negatieve uitslag van een antigeen test – een tijdelijk
CTB krijgen dat twee weken geldig is. Er worden vooralsnog vier balies ingericht op
enkele grote treinstations. Hier kunnen zij hun vaccinatiebewijs laten toetsen om
zo het CTB te krijgen. De verwachte startdatum is 1 februari, maar dit is mede afhankelijk
van de duur van de huidige lockdown.
Zelftesten
Tijdens het debat met uw Kamer van 15 december heb ik aan het lid Bikker toegezegd
te bekijken of het doen van een zelftest nog extra kan worden gepromoot. In de zomerperiode
is dit al eens actief gedaan via een communicatiecampagne. Ook is toen, als kennismaking
met de zelftest, actief aan huishoudens de mogelijkheid geboden om eenmalig zelftesten
te bestellen die vervolgens bij hen thuis bezorgd zijn.
Inmiddels is het voor steeds meer mensen normaal om een zelftest te doen als je (lichte)
klachten hebt of voordat je bij iemand op bezoek gaat. De meerwaarde hiervan kan niet
genoeg benadrukt worden. Met het oog op de feestdagen is het onder de aandacht brengen
hiervan geïntensiveerd. In de decembermaand is via de campagne «Alleen samen» het
gebruik van zelftesten tijdens de feestdagen aangemoedigd via onder andere radio en
tv-commercials. Daarnaast is via social media kanalen een speciaal ontwikkelde kerstanimatie
over zelftesten verspreid.
Het regelmatig gebruiken van zelftesten is echter niet alleen rond de feestdagen van
belang, ik blijf deze boodschap dan ook in verschillende vormen herhalen. Van 13 december
tot eind januari loopt daarom een online campagne waarin het gebruik van zelftesten
in verschillende situaties gepromoot wordt. Uitingen hiervan zijn te zien op social
media en via display advertising op websites.
Voor leerlingen van de groepen 6, 7 en 8 in het primair onderwijs en het speciaal
(basis)onderwijs, alle leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs, studenten
in het mbo en hoger onderwijs en al het onderwijspersoneel op scholen en instellingen
geldt het dringende advies om twee keer per week thuis een preventieve zelftest te
doen. Om personeel, studenten, leerlingen en ouders hierover te informeren, zijn er
handreikingen, instructievideo’s, voorbeeldbrieven voor ouders of verzorgers en flyers
beschikbaar. Deze informatie is terug te vinden op zelftesteninhetonderwijs.nl (basis
en voortgezet onderwijs) en zelftestonderwijs.nl (mbo en hoger onderwijs).
Dashboard
Sinds 23 december jl. tonen we op Coronadashboard | COVID-19 | Rijksoverheid.nl de boostervaccinatiegraad. Dit betreft het deel van de gehele volwassen bevolking
dat een boostervaccinatie heeft gehad. Net als de absolute aantallen gezette boosterprikken
en derde prikken wordt dit cijfer twee keer per week bijgewerkt. Op dit moment wordt,
onder andere met behulp van gebruikersonderzoeken, besproken hoe we de vaccinatiepagina
beter aan kunnen laten sluiten bij de informatiebehoefte van bezoekers. Aan de hand
hiervan worden stapsgewijs wijzigingen doorgevoerd.
17. Arbeidsmarkt, ondersteuning personeel
Nationale Zorgklas
In 2021 hebben 3280 mensen een korte training of cursus gevolgd bij de Nationale Zorgklas
(NZK). 2041 mensen begonnen een opleiding bij de NZK voor een MBO-deelcertificaat
niveau 2 en 3. Hiervan hebben 746 deelnemers hun mbo-certificaat behaald, 21 deelnemers
zijn gezakt voor het examen en 711 deelnemers zijn nog in opleiding43. In verband met de aanhoudende druk op de zorg en de behoefte aan mensen in zorgondersteunende
functies, is de NZK verlengd tot eind 2022. Het lesmateriaal wordt continu aangepast
aan de laatste kennis en inzichten over COVID. De vrijwilligers van het Rode Kruis
die worden ingezet bij een aantal ziekenhuizen en VVT-instellingen in de regio Rotterdam
zijn de eerste mensen die via de NZK een korte opleiding krijgen. Ook de opleidingen
gericht op mbo-certificaten worden opnieuw opengesteld. Om aanspraak te maken op de
subsidie van VWS dienen de opleidingen uiterlijk op 1 mei 2022 te zijn gestart.
Coronabanen
Vanwege de aanhoudende druk op de zorg besloot het kabinet tot verlenging van de subsidieregeling
Coronabanen in de Zorg (COZO). Hiermee kunnen zorgorganisaties mensen in ondersteunende
functies blijven inzetten, waarmee zorgprofessionals worden ontlast. Voor 2022 is
€ 45 miljoen beschikbaar, de nieuwe subsidieperiode loopt van 1 januari tot en met
30 juni 2022. De voorwaarden en verplichtingen van de COZO blijven grotendeels dezelfde
als vorig jaar. Zorgorganisaties worden op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen
via www.dus-i.nl/cozo, opdat zij zo snel mogelijk mensen kunnen aannemen voor Coronabanen of contracten
kunnen verlengen. Het streven is om het aanvraagloket in de tweede helft van maart
te openen.
Nationale Zorgreserve en Defensie
Defensie kan gedurende een korte periode bijstand verlenen om piekbelasting bij zorgorganisaties
te ondervangen. Voorwaarde voor inzet is dat zorgorganisaties eerst alle mogelijkheden
hebben benut, zoals een interne en externe flexibele schil, het inschakelen van uitzendbureaus
en samenwerking in de regio’s met andere zorgorganisaties. Ook dient er een beroep
te zijn gedaan op Nationale Zorgreserve, die inmiddels bestaat uit 1385 actieve zorgreservisten.
Als deze mogelijkheden onvoldoende solaas bieden kan Defensie als last resort worden ingezet, nadat een fact finding mission de noodzaak daarvan heeft bevestigd. In dit kader is Defensie ook ingezet bij het
Universitair Medisch Centrum Utrecht om landelijke patiëntenspreiding mogelijk te
maken. Ook is Defensie in december ingezet bij twee ziekenhuizen in Limburg, namelijk
het Zuyderland Ziekenhuis en het Viecuri MC. In lijn met het dalende aantal ziekenhuisopnames
is de crisisinzet in het Zuyderland Ziekenhuis eind 2021 beëindigd. De inzet in het
VieCuri MC is op 24 december afgeschaald en wordt beëindigd op 15 januari 2022.
Evaluatie Extra Handen voor de Zorg
Het crisisinitiatief Extra Handen voor de zorg heeft ervoor gezorgd dat gedurende
de eerste golven van de pandemie circa 6.300 mensen tijdelijk zijn ingezet bij zorgorganisaties
in nood. Per 31 december 2021 is dit initiatief definitief beëindigd. De Erasmus School
of Economics heeft in opdracht van Extra Handen voor de Zorg een evaluatieonderzoek
uitgevoerd naar dit crisisinitiatief. Via deze weg doe ik uw Kamer dit rapport toekomen44. De aanbevelingen zijn, net als de bevindingen en aanbevelingen uit de rapportages
van de Commissie Werken in de Zorg45, meegegeven aan de taskforce «Ondersteuning Optimale Inzet Zorgverleners». Uw Kamer
wordt separaat geïnformeerd over de uitkomsten van deze Taskforce.
Signalen over fraude met de zorgbonus
Bij het Ministerie van VWS zijn de afgelopen periode signalen binnengekomen over fraude
met de zorgbonus. Het is staand beleid dat alle signalen over fraude zorgvuldig worden
onderzocht. Indien wordt geconstateerd dat sprake is van misbruik of oneigenlijk gebruik,
wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Onterecht ontvangen subsidie
wordt teruggevorderd. Indien reeds bij de aanvraag misbruik werd geconstateerd, is
de aanvraag afgewezen. Tot nu toe is bij vier aanvragen voor de zorgbonus 2020 aangifte
gedaan van fraude.
Indien de aanvraag aan de subsidievoorwaarden voldeed, werd de subsidie 100% bevoorschot.
Dit met het oog op een spoedige uitbetaling van de bonus aan de zorgprofessionals.
Subsidieontvangers dienen zich te verantwoorden over de correcte besteding van de
subsidie. Het Ministerie van VWS controleert of is voldaan aan de voorwaarden van
de subsidieregeling. Hierop volgt de definitieve toekenning van de subsidie. Indien
dat aan de orde is, wordt het bij voorschot verleende subsidiebedrag omlaag bijgesteld
en het teveel betaalde voorschot teruggevorderd.
De enkele constatering dat een zorgaanbieder een lager aantal bonussen heeft uitgekeerd
dan op basis van de gepubliceerde overzichten met (verleende) aanvragen46 mocht worden verwacht, is nog geen reden om te concluderen dat sprake is van fraude.
Zolang de zorgaanbieder voldoet aan zijn meldingsplicht om afwijkende aantallen ontvangers
door te geven, is er op dit punt geen sprake van oneigenlijk gebruik van de subsidieregeling.
In de signalen die VWS bereikte, werd gesproken over fraude omdat het aantal bonussen
waarvoor subsidie is aangevraagd, hoger is dan het aantal werknemers dat volgens het
jaarverslag van de zorgaanbieder in dienst is. De subsidieregeling is op uitdrukkelijk
verzoek van de Tweede Kamer ook opengesteld voor ZZP’ers, tijdelijk ingehuurde medewerkers
en uitzendkrachten: professionals die niet bij een zorgaanbieder op de loonlijst staan,
maar via inhuur of detachering voor een zorgaanbieder werken. Daardoor kan het aantal
aangevraagde bonussen afwijken van het aantal professionals dat bij een zorgaanbieder
in loondienst is. Ook dit gegeven is nog geen grond voor de conclusie dat in deze
situaties sprake is van fraude.
Instellingen die voor de bonus 2020 een bonussubsidie van ten hoogste € 125.000 hebben
ontvangen moesten deze subsidie verantwoorden in het jaar na de uitbetaling van de
zorgbonus: 2021 of 2022. De afhandeling van deze verantwoording is nog niet voor alle
subsidies afgerond. De zorgaanbieders die meer dan € 125.000 bonussubsidie hebben
ontvangen, verantwoorden zich hierover in 2022.
18. Caribisch Nederland
De laatste gegevens van 13 januari 2022 van het Caribisch deel van het Koninkrijk
laten het volgende besmettingsbeeld zien:
Bonaire
St. Eustatius
Saba
Curaçao
Aruba
Sint Maarten
Aantal actieve COVID patiënten
(cumulatief)
4.747
(+125)
226
(+8)
180
(+4)
31.929
(+1.065)
29.694
(+517)
8.250
(+351)
Aantal actuele ziekenhuisopnamen verpleegafdeling
(op de IC)
828
(+13)
117
(+7)
82
10.801
(+822)
2.825
2.597
(+277)
Aantal patiënten onder behandeling in het buitenland
6
[66]
0
[0]
0
[1]
25
[761]
35
[1.078]
0
[2.052]
Aantal patiënten overleden
0
[11]
0
[3]
0
[0]
15
[48]
4
[215]
7
[735]
Percentage totale bevolking volledig gevaccineerd
0
0
0
0
3
(Colombia)
0
Het aantal Covid-19 besmettingen in het Caribische deel van het Nederlandse Koninkrijk
lopen sinds eind 2021 erg snel op, met een incidentie variërend van 3533/100.000/14
dagen (Sint Eustatius) tot 8686/100.000/14 dagen (Aruba) in week 1. Het is voor het
eerst dat ook Saba en Sint Eustatius met een Covid-uitbraak kampen. Op grond van analyses
wordt duidelijk dat op alle eilanden de huidige verheffing te herleiden is tot de
feestdagen. Het samenkomen van een nieuw, snel verspreidende variant met terugkerende
bewoners en toegenomen toerisme hebben geleid tot de introductie van de omikronvariant
en vervolgens tot een snelle verspreiding van het virus onder de bevolking. Patiënten
die opgenomen worden liggen voornamelijk op de verpleegafdelingen en minder op de
IC. Gezien de ziekenhuizen kampen met hoge aantal besmettingen onder personeelsleden
is de druk op de zorg toch groot. Curaçao heeft daarom via een bijstandsverzoek verzocht
om extra medisch personeel. Dit personeel is 8 januari gearriveerd op Curaçao. VWS
heeft tevens extra medisch personeel naar Sint Eustatius gestuurd in verband met uitval
lokaal zorgpersoneel. Dit extra personeel is inmiddels gearriveerd en aan het werk.
Ook de laboratoria en de openbare gezondheidsdiensten kampen door de hoge aantallen
met problemen. Bron- en contactonderzoek is niet meer optimaal en de laboratoria dreigen
overlopen te worden door de hoge aantallen personen die getest worden. Op Sint Maarten
is bijvoorbeeld vanwege de hoge druk overgestapt op antigeentesten i.p.v. PCR, hiervoor
heeft VWS extra materiaal geleverd. Op Saba en Sint Eustatius was een groot tekort
aan PCR-testen wegens de acute grootschalige inzet. VWS heeft daarom extra testcapaciteit
naar de twee eilanden verzonden. De testproblematiek is hiermee voor dit moment opgelost.
Alle eilanden hebben na de feestdagen een aantal maatregelen genomen met als doel
de uitbraken in te dammen. Saba en Sint Eustatius zijn opgeschaald naar risiconiveau
2. In publieke ruimtes zijn mondkapjes nu verplicht; openingstijden en groepsgroottes
worden beperkt en op St. Eustatius is de horeca alleen nog open voor afhaal. Ook de
andere eilanden hebben deze week de maatregelen iets aangescherpt, zo heeft Sint Maarten
maatregelen ingesteld die het nachtleven beperken (sluitingstijd 23:00). Het RIVM
en VWS blijven met de eilanden in gesprek over de te nemen maatregelen, de beschikbaarheid
van zorg en testen en de voortgang ten aanzien van de vaccinatie- en boostercampagne.
Vaccinatiecampagnes Caribisch deel van het Koninkrijk
Sinds de vaccinatieprogramma’s in het Caribisch deel van het Koninkrijk in februari
2021 van start zijn gegaan, zijn er meer dan 480.000 vaccins toegediend aan de inwoners
van de eilanden. Van de totale bevolking is op Curaçao, Aruba en Sint Maarten respectievelijk
59%, 56% en 40% volledig gevaccineerd. Op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is respectievelijk
64%, 46% en 82% van de totale bevolking volledig gevaccineerd.
Om de verspreiding van de omikronvariant af te remmen en het aantal ziekenhuisopnames
laag te houden, maken de afdelingen publieke gezondheid van de (ei)landen boostervaccinatie
zo toegankelijk mogelijk voor de bevolking en blijven zij het belang van de booster
benadrukken. Van het aantal 18-plussers met een volledig afgeronde basisserie heeft
momenteel een boosterprik ontvangen: 32% op Curaçao, 15% op Aruba, 24% op Sint Maarten,
33% op Bonaire, 31% op Sint Eustatius en 63% op Saba. Curaçao en Aruba hebben VWS
om bijstand gevraagd bij de uitvoering van de boostercampagnes. VWS verleent deze
bijstand in samenspraak met de gezondheidsautoriteiten op de landen.
19. Afdoen moties/toezeggingen/verzoeken
Motie van het lid Omtzigt over redenen en oorzaken van oversterfte
Op 2 december jl. heeft uw Kamer de motie Omtzigt47 aangenomen die de regering verzoekt om een academisch onderzoek uit te voeren naar
de redenen en oorzaken van oversterfte tot en met november 2021. In het debat van
21 december jl. is gevraagd naar de uitvoering van deze motie. Ik onderschrijf het
belang van dit onderzoek. In deze brief zet ik uiteen hoe ik uitvoering geef aan deze
motie en de toezegging aan Kamerlid Omtzigt waarbij aan het CBS gevraagd zal worden
om een duiding te geven over de oversterfte.
Om inzicht te krijgen in de oorzaken van de hoger dan verwachte sterftecijfers, ben
ik twee trajecten gestart:
– Traject 1: onderzoek op basis van reeds beschikbare data van het CBS en het RIVM. De eerste
en voorlopige uitkomsten van dit onderzoek zullen begin februari 2022 beschikbaar
zijn en met uw Kamer gedeeld worden. De op dit moment beschikbare data bevatten nog
geen informatie over de tweede helft van 2021. Waar mogelijk zullen daarom modelmatige
inschattingen gemaakt worden.
– Traject 2: onderzoek op basis van alle relevante data. Dit onderzoek zal plaatsvinden in de
periode januari tot en met mei 2022. De data over doodsoorzaken in de tweede helft
van 2021 zal naar verwachting in mei 2022 beschikbaar zijn. In traject 2 zal daarvan
gebruik gemaakt worden.
Hieronder zal ik eerst een beschrijving geven van de in Nederland beschikbare cijfers
over sterfte en doodsoorzaken. Daarna zal ik de onderzoeksopzet van de beide trajecten
verder toelichten.
Beschikbare cijfers over sterfte en doodsoorzaken
De onderzoeken zullen tenminste gebruikmaken van drie bronnen:
1. Cijfers van het RIVM over het aantal mensen dat dagelijks overleden is aan COVID-19.
Het gaat hier om het aantal meldingen aan de GGD van overleden personen met een door
een laboratoriumtest vastgestelde SARS-CoV-2 besmetting. Deze cijfers zijn zeer incompleet,
aangezien het aan de GGD melden van een overlijden na een positieve SARS-CoV-2 test
niet wettelijk verplicht is. Bovendien worden besmettingen die niet in door een laboratoriumtest
– maar bijvoorbeeld door een zelftest – zijn vastgesteld niet meegerekend.
2. De CBS sterftemonitor. Deze modellering geeft weer of in een bepaalde periode meer
of minder mensen overleden zijn dan kon worden verwacht. Het CBS maakt hiervoor een
schatting. De monitor zegt daarom niets over doodsoorzaken.
3. Het doodsoorzakenregister van het CBS. Gemeenten sturen digitale of papieren doodsoorzakenverklaringen,
ingevuld door een arts, naar het CBS. Het register wordt maandelijks geactualiseerd,
maar door het uitgebreide en deels handmatige proces dat aan dit register ten grondslag
ligt kunnen de doodsoorzakenstatistieken tot vier maanden later pas worden gepubliceerd.
Op basis van het register kunnen zowel de vastgestelde als vermoedelijke gevallen
waar COVID-19 de doodsoorzaak was worden gerapporteerd. Dit is dan ook de meest betrouwbare
bron voor onderzoek naar doodsoorzaken in Nederland. Helaas bevat het doodsoorzakenregister
van het CBS omstreeks 6 maanden na dato alle data.
De drie bronnen komen per maand op een verschillend sterftecijfer uit. Ter illustratie
hieronder de cijfers van de maand januari 2021. Het CBS doodsoorzakenregister – de
meest precieze van de drie – geeft in die maand een aantal weer dat ongeveer twee
keer zo hoog is als de andere twee cijfers.48
Sterftecijfers op basis van
Meldingen aan GGD
CBS oversterfte
CBS doodsoorzaak
Januari 2021
2139
1824
3934
Samengevat verschillen de drie bronnen als volgt van elkaar:
Bevat informatie over COVID-19 als doodsoorzaak
Actueel
Complete registratie
Meldingen aan GGD (RIVM)
Ja
Ja
Nee (en compleetheid mogelijk variërend over de tijd)
Oversterfte model – CBS
Nee
Ja
N.v.t.
Doodsoorzaken register – CBS
Ja
Nee
Ja
Onderzoeksopzet
In het debat van 21 december heeft het lid Omtzigt voorgesteld om het onderzoek naar
oversterfte te laten uitvoeren door onafhankelijke deskundigen met een grote hoeveelheid
aan databronnen. En om verschillende mogelijke oorzaken te onderzoeken, zoals COVID-19,
maar ook uitgestelde zorg en vaccinatie. Ook zouden de onderzoeksresultaten zo snel
mogelijk beschikbaar moeten zijn. Ik ondersteun deze voorstellen. Verschillende hypotheses
zullen worden geformuleerd en onderzocht. De onderzoeken worden uitgevoerd door het
CBS en het RIVM. Beide instituten werken onafhankelijk van het kabinet, en de onderzoeken
worden geleid door onafhankelijke wetenschappers. Daarnaast zal aanvullende academische
expertise worden ingezet. Om snel met de eerste inzichten aan de slag te kunnen, zal
traject 1 gebruikmaken van op dit moment al beschikbare data. Voor uitgebreider onderzoek
start tegelijkertijd traject 2.
Traject 1: Eerste analyse door CBS en RIVM met beschikbare data
Voor de uitvoering van traject 1 worden databronnen binnen het CBS (demografische
informatie) en RIVM (vaccinatieregister) gecombineerd. Dit dient veilig en verantwoord
te gebeuren, maar wel op individueel niveau, zodat er nieuwe inzichten kunnen opgedaan
met betrekking tot de analyse van de oversterfte. Er wordt onderzocht welke groepskenmerken
en vaccinatiegedrag mensen hebben die zijn overleden aan het eind van 2021. Hiervoor
gebruiken de onderzoekers het vaccinatieregister, de beschikbare en niet complete
data uit het doodsoorzakenregister en andere bronnen beschikbaar binnen het CBS. Deze
informatie is gepseudonimiseerd in de remote access omgeving van het CBS. Er is hiervoor
een DPIA uitgevoerd. Indien juridisch mogelijk zullen ook andere bronnen worden toegevoegd,
zoals corona testresultaten zoals geregistreerd door de GGD’en. De eerste en voorlopige
uitkomsten van dit onderzoek zullen begin februari worden gepubliceerd. Omdat niet
alle gegevens tot en met december 2021 nu beschikbaar zijn zal een modelmatige inschatting
worden gemaakt, die onherroepelijk leidt tot vertekening van de uitkomsten t.o.v.
de daadwerkelijke registraties. De eerste resultaten van dit onderzoek verwacht ik
half februari. Het plan van aanpak en de resultaten zullen worden besproken met een
onafhankelijke wetenschappelijke commissie, met onder andere demografische, statistische
en epidemiologische experts en gezondheidsdeskundigen.
Traject 2: Verdieping analyse CBS en RIVM, betere meer toegankelijke data en academisch
onderzoek stimuleren
In traject 2 wordt bovenstaand onderzoek van het CBS met het RIVM verdiept en afgerond,
gewerkt aan additionele data om de oversterfte en doodsoorzaken preciezer te kunnen
monitoren, en academisch onderzoek gestimuleerd. Begin februari zal het plan van aanpak
gereed zijn en zal ik deze met uw Kamer delen. In dit plan van aanpak zal aandacht
zijn voor de benodigde bronnen, de onderzoeksmethodologie, de samenstelling van het
onderzoeksteam, de planning, de juridische haalbaarheid en de hypotheses o.b.v. empirie
en theorie. In de uitwerking zal worden samengewerkt met verschillende academici zoals
statistici, demografen, zowel als bronhouders zoals Lareb en ziekenhuizen. Het doodsoorzakenregister
van het CBS zal pas in april 2022 de gegevens van november 2021 bevatten. Op basis
hiervan zal de gedetailleerde onderzoek van de duiding van de doodsoorzaken in Q4
van 2021 in het 2de kwartaal van 2022 worden afgerond.
Daarnaast zal worden gewerkt aan het veilig en verantwoord delen van data die nog
niet beschikbaar zijn bij het CBS ten behoeve van dit onderzoek. Hierbij streven we
onder andere ernaar ziekenhuisinformatie (afkomstig van stichting NICE) en informatie
over positieve testuitslagen (afkomstig uit CoronIT en Osiris) op een veilige manier
beschikbaar te krijgen voor analyse. Het gaat hierbij om zeer gevoelige persoonsgegevens.
Ten slotte zal ik ook academische onderzoeken stimuleren in samenwerking met ZonMW.
Datatoegang op een verantwoorde wijze is een cruciale voorwaarde. We streven ernaar
dat deze informatie toegankelijk wordt voor academici, indien dit op een veilige en
juridisch verantwoorde manier kan. Aan het einde van traject 2 ligt er ook een voorstel
of en hoe het mogelijk is om informatie over doodsoorzaken sneller te kunnen rapporteren,
analyseren en monitoren in de komende jaren. Traject 2 wordt aan het einde van Q2
afgerond.
Over de uitkomsten en het verloop van beide trajecten zal ik uw Kamer tijdig informeren.
20. Catshuisstukken
In de brief van 8 december 2020 heeft het kabinet aangegeven de presentaties die voorliggen
in de informele overleggen over de coronacrisis in het Catshuis openbaar te maken49. De stukken worden op de website50 van de rijksoverheid gedeeld voor zover daar geen zwaarwegende belangen51 in de weg staan. Hier zijn vanaf heden ook de stukken die besproken zijn in het Catshuis
dd. 13 januari 2022 raadpleegbaar.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.