Brief regering : Stand van zaken hulp aan Afghanistan
34 952 Investeren in Perspectief – Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland
Nr. 151 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 januari 2022
In navolging van de brief over de toekomstige inzet en hulp aan Afghanistan van 16 november
jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 867) informeert het kabinet uw Kamer in deze brief over ontwikkelingen op het gebied
van humanitaire hulp en het voortzetten van steun aan het maatschappelijk middenveld
in Afghanistan. Ook gaat de brief in op het huidige denken van het Kabinet voor wat
betreft mogelijke steun aan basisdiensten, zoals toegezegd in de brief van 16 november.
Voor overige onderdelen blijft de inzet en hulp aan Afghanistan zoals uiteengezet
in de brief van 16 november leidend. Deze brief is mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken.
Update humanitaire situatie
Volgens de Global Humanitarian Overview1 van de VN zal de humanitaire crisis in Afghanistan in 2022 één van de grootste ter
wereld blijven, onder andere als gevolg van de aanhoudende droogte en grote economische
crisis. Naar verwachting zullen 24.4 miljoen Afghanen, bijna 60% van de bevolking,
in 2022 humanitaire hulp nodig hebben. Met de winter in aantocht, de aanhoudende droogte,
het geblokkeerde financiële systeem en de dreigende instorting van de infrastructuur
op gebied van basisvoorzieningen, zal dit aantal naar alle waarschijnlijkheid toenemen.
Naast de extra bijdrage die Nederland in 2021 deed (zie Kamerstuk 27 925, nr. 867) zal Nederland daarom ook in 2022 weer een bijdrage doen aan het lenigen van de humanitaire
noden in Afghanistan. Deze bijdrage zal worden bepaald met inachtneming van de wereldwijde
humanitaire noden en het kabinet zal u hierover apart informeren. Nederland blijft
zich daarnaast ook diplomatiek inzetten voor het mogelijk maken van humanitaire hulp
(zoals vermeld in Kamerstuk 27 925, nr. 867). Het is belangrijk op te merken dat daar waar deze noodhulp kan helpen om de ergste
gevolgen van de humanitaire crisis te mitigeren, deze op zichzelf geen oplossing biedt
voor de grote economische en sociale crisis waarin Afghanistan verkeert.
Steun aan het maatschappelijk middenveld en mensenrechten/rechtsorde
Zoals vermeld in mijn brief van 16 november 2021 (Kamerstuk 27 925, nr. 867) is de Nederlandse ontwikkelingsinzet na de machtsovername van de Taliban on hold geplaatst. Sindsdien heeft een uitgebreide consultatieronde plaatsgevonden met (lokale)
partnerorganisaties, om te kijken in hoeverre hun activiteiten, al dan niet in aangepaste
vorm, en onder nieuwe, stringente voorwaarden, doorgang zouden kunnen vinden in de
huidige context in Afghanistan. In de consultaties met de partnerorganisaties zijn
deze voorwaarden besproken om de haalbaarheid te toetsen. De voorwaarden zijn:
– toegang tot de geboden diensten is aantoonbaar zeker gesteld voor vrouwen en meisjes;
– salarissen van/steun aan betrokkenen kan direct en zonder tussenkomst van de Taliban
worden uitbetaald;
– er is geen sprake van inhoudelijke bemoeienis van de Taliban m.b.t. (aanname/wervings-)beleid,
uitvoering en management van projecten. Dit betekent ook dat vrouwelijke staf kan
blijven werken;
– er is blijvend sprake van conflictsensitief opereren;
– er bestaan geen onacceptabele veiligheidsrisico’s voor staf of begunstigden van projecten/programma’s,
en;
– monitoring is en blijft mogelijk.
Uit de consultaties is gebleken dat een deel van de lopende projecten nog steeds hun
doelstellingen, in bepaalde gevallen door uitvoering van activiteiten in aangepaste
vorm, kunnen bereiken op een veilige manier, die bovendien voldoet aan de voorwaarden
zoals hierboven beschreven. Dat betekent dat een deel van de projecten op het gebied
van stabiliteit en veiligheid en rechtsorde zoals de ontmijningsinzet, projecten op
het gebied van migratie en ontheemding, landbouwonderwijs (tot afronding van het lopende
Afghaanse schooljaar), projecten gericht op vrouwenrechten en steun aan de Afghaanse
onafhankelijke mensenrechtencommissie doorgang kunnen vinden. Die steun is ook passend
in het licht van de motie van het lid Kuzu (Kamerstuk 27 925, nr. 816) die de regering vraagt op het gebied van internationale rechtsorde scenario’s uit
te werken waarbij Nederland ngo’s die werken in Afghanistan en bijdragen aan het bevorderen
van de internationale rechtsorde kan blijven ondersteunen. Conform deze motie steunt
Nederland tevens een project van Frontline Defenders ter bescherming van Afghaanse
mensenrechtenverdedigers, waarbij specifieke aandacht is voor vrouwelijke mensenrechtenverdedigers.
Partnerorganisaties zijn op de hoogte gesteld van het akkoord om projecten doorgang
te laten vinden, met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals hierboven geschetst. Met
een enkele organisatie wier activiteiten geen doorgang meer kan vinden of mogelijk
nog een aangepaste vorm gevonden moet worden, zijn nog gesprekken gaande over de mogelijkheden.
Mocht voor deze programma’s het besluit genomen moeten worden om helemaal te stoppen,
zal het kabinet uiteraard zorgdragen voor een zorgvuldige afwikkeling van de subsidierelatie.
Inzet op steun voor basisdiensten
Zoals in de brief van 16 november reeds genoemd, wordt in internationaal verband gesproken
over de wenselijkheid en mogelijkheden om met een OS-bijdrage buiten de Taliban om
aan de verlening van basisdiensten in de onderwijs- en gezondheidssector bij te dragen,
teneinde een instorting van deze sectoren in Afghanistan te voorkomen. Internationale
organisaties zoals de VN blijven herhaaldelijk aangeven dat de infrastructuur voor
het verlenen van basisdiensten in Afghanistan onder grote druk staat en dreigt te
bezwijken. Dat scenario is niet in het belang van Nederland aangezien het kan leiden
tot verder toenemende humanitaire noden, irreguliere migratiestromen, instabiliteit
en meer speelruimte voor terroristen. De door Nederland en internationale partners
gestelde voorwaarden moeten uiteraard wel voorkomen dat de Taliban direct profiteert
van de geboden steun.
Nederland staat niet alleen in het denken over de mogelijkheden voor het bieden van
steun op het gebied van basisdiensten. Zoals aangegeven in het verslag van de Raad
Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 19 november jl. (Kamerstuk 21 501-04, nr. 245), heeft de Europese Commissie reeds 250 miljoen euro voor het tijdelijk ondersteunen
van basisdiensten in Afghanistan vrijgemaakt. De Commissie had een programmavoorstel
voor de besteding en invulling hiervan aan de lidstaten voorgelegd en gaat nu met
de uitvoering aan de slag. Het betreft een herprogrammering van 197 miljoen euro uit
stopgezette OS-projecten in Afghanistan en 53 miljoen euro uit nog niet gecommitteerde
nieuwe middelen. Op aandringen van Nederland zijn in het programmavoorstel expliciete
principes zoals hierboven beschreven opgenomen die in acht moeten worden genomen bij
uitvoering van de programmering. Het kabinet blijft nauw toezien op naleving van deze
principes.
Aanvullend is het kabinet in contact met multilaterale instellingen over de ontwikkeling
van of omvorming van een al bestaand, door een internationale organisatie beheerd,
fonds dat directe steun kan verlenen aan de Afghaanse bevolking. Dat zou wellicht
kunnen vanuit het reeds bestaande Afghan Reconstruction Trust Fund (ARTF) van de Wereldbank. Betalingen uit het ARTF zijn gepauzeerd sinds de machtsovername
door de Taliban. Een eerste stap richting besteding van de middelen uit het fonds
betrof het overhevelen van een beperkt deel van de middelen aan humanitaire organisaties.
De precieze inrichting van vervolgstappen wordt nog binnen de Wereldbank besproken.
Zodra hierover meer bekend is, zal uw Kamer worden geïnformeerd.
De VN richtte het Special Trust Fund for Afghanistan (STFA) op, waaruit al wel gerichte inzet op basisdiensten zoals de gezondheidszorg
kan plaats kan vinden. Meerdere gelijkgezinde donoren waaronder Duitsland, Zweden
en Noorwegen deden bijdragen aan dit fonds. Het kabinet zal bezien of in lijn met
bovenstaande argumentatie en de inzet van gelijkgezinde donoren een tijdelijke bijdrage
geleverd kan worden voor een periode van maximaal 12 maanden om basisdienstverlening
te ondersteunen. Die steun is dan gebonden aan strikte voorwaarden (zoals ook vermeld
in Kamerstuk 27 925, nr. 867): steun dient alleen via multilaterale organisaties of ngo’s te worden verstrekt,
niet (direct of indirect) via de Taliban; er mag geen inhoudelijke bemoeienis van
de Taliban plaatsvinden m.b.t. beleid, uitvoering en management; en gelijke toegang
dient zeker gesteld te zijn voor vrouwen en meisjes. Hierbij wordt gewerkt met een
gedifferentieerde aanpak van regio’s binnen Afghanistan, waarbij alleen steun wordt
verleend in provincies waar de principes worden nageleefd. Het is uiteindelijk aan
het nieuwe kabinet hierover een finaal besluit te nemen.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking