Brief regering : Reactie op de jaarverslagen 2020 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman
35 743 Jaarverslag van de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2020
Nr. 3 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2021
Middels deze kabinetsreactie reageer ik op het Jaarverslag 2020 van de Nationale ombudsman
en van de Kinderombudsman. Dit doe ik mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. De Minister van Defensie heeft op het Jaarverslag 2020 van de Veteranenombudsman
gereageerd in de Veteranennota 2020–2021 op 7 juni 20211.
In het voorwoord van het jaarverslag wordt ingegaan op de impact van de coronacrisis
op de persoonlijke levens van burgers, op de economie en op de relatie tussen burger
en overheid. De ombudsmannen stellen vast dat de overheid aanvankelijk grote delen
van de samenleving heeft geholpen met snelle en eenvoudige steunmaatregelen en de
overheidssteun simpel en doeltreffend begon, maar geleidelijk aan complex en ingewikkeld
werd. Door de coronacrisis is de relatie tussen overheid en burger verder onder druk
gezet en daarom pleiten de ombudsmannen voor een overheid die eerlijk, simpel en begripvol
is, zeker voor kwetsbare groepen. In een reflectie op het eigen functioneren geven
de ombudsmannen aan scherper aan de wind te zullen zeilen in hun adviezen en eerder
en vaker met Uw Kamer van gedachten te willen wisselen over hun aanbevelingen.
Ik deel de zorgen van de ombudsmannen over de relatie tussen overheid en burger. Het
jaarrapport biedt concrete aanbevelingen wat we als overheid kunnen doen om burgers
beter van dienst te zijn en zo het vertrouwen in de overheid te vergroten.
In deze brief wordt eerst ingegaan op het jaarverslag van de Nationale ombudsman en
dan op het jaarverslag van de Kinderombudsman.
Jaarverslag 2020 Nationale ombudsman
Ook in 2020 hebben weer veel mensen de Nationale ombudsman gevonden voor hulp. De
Nationale ombudsman intervenieert, bemiddelt, doet onderzoek, biedt een luisterend
oor, helpt op weg en verwijst door. Het is zeer waardevol dat de Nationale ombudsman
er is voor mensen die vast (dreigen te) lopen in hun contact met een overheidsorganisatie,
en dat deze burgers de Nationale ombudsman weten te vinden. Ik bedank de Nationale
ombudsman voor zijn niet aflatende inzet en toewijding.
Armoede, toegang tot voorzieningen, fundamentele rechten, participatie en invloed,
leefbaarheid, Caribisch Nederland en internationaal zijn de zeven thema’s die in het
jaarverslag 2020 van de Nationale ombudsman worden besproken. Per thema zet de Nationale
ombudsman uiteen met welke kwesties burgers zich bij hem hebben gemeld, hoe dit zich
volgens hem verhoudt tot een behoorlijke behandeling van burgers en welke interventie
hij heeft gepleegd. Ik zal hieronder per thema reageren op het jaarverslag.
Thema 1: armoede
Uitbetaling compensatie Kinderopvangtoeslag
De Kinderopvangtoeslagaffaire heeft grote financiële en immateriële schade toegebracht
aan een grote groep burgers. De inbreng van de Nationale ombudsman is van grote toegevoegde
waarde voor de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT). De Nationale ombudsman
signaleert zaken bij UHT die beter moeten en geeft hierover adviezen. Daarnaast monitort
de Nationale ombudsman de klachtbehandeling door UHT en brengt hier rapportages over
uit. De eerste rapportage is uitgekomen op 25 mei 2021, de tweede rapportage op 11 oktober
2021. In deze laatste rapportage uit de Nationale ombudsman zijn zorgen over de voortgang
bij UHT.
UHT stelt alles in het werk om te herstellen wat in het verleden fout is gegaan en
het helpen van de gedupeerde ouders. Het is van groot belang dat gedupeerden zo snel
en goed mogelijk recht wordt gedaan en dat zij helderheid hebben over de stappen en
uitkomsten in het hersteltraject. Hierbij wordt door UHT, zoals ook door de Nationale
ombudsman is geadviseerd, geïnvesteerd in een actieve benadering en frequent persoonlijk
contact met de burgers. De persoonlijk zaakbehandelaar belt actief met de burger,
bijvoorbeeld voorafgaand aan het versturen van een brief met een te verwachten impact,
en er wordt actief informatie verstrekt over de reparatie- en herstelmogelijkheden.
Deze investering past in het versterken van de kwaliteit van dienstverlening aan de
burger en is essentieel om het vertrouwen van de burger in Toeslagen te herstellen.
Ouders in acute nood (niet-financieel en financieel) kunnen zich wenden tot UHT om
een beroep te doen op versnelde hulp. Er zijn aanvullende regelingen ontwikkeld, die
nodig bleken om ouders (financieel) op weg te kunnen helpen. Inmiddels is aan grote
groepen ouders tenminste een eerste stap in het herstel geboden. Er is echter nog
veel werk te doen om alle ouders uiteindelijk volledig te helpen. Dit is een complexe
opgave, waarbij in de praktijk continu afwegingen gemaakt moeten worden tussen botsende
principes zoals snelheid, zorgvuldigheid, dienstverlening en ruimhartigheid. Mede
hierom vraagt de herstelorganisatie om een andere aanpak. Op dit moment vindt de herijking
van deze aanpak plaats. De herijking is bedoeld om te onderzoeken of en hoe het herstelproces
versneld en verbeterd kan worden voor gedupeerden en of en hoe hen sneller duidelijkheid
kan worden geboden over het verloop van het traject. Tweemaandelijks wordt de Tweede
Kamer over de voortgang van de herstelorganisatie geïnformeerd in de voortgangsrapportage
Kinderopvangtoeslag. De laatste voortgangsrapportage betrof de achtste voortgangsrapportage
van 30 september 2021.2
De adviezen en bevindingen die de Nationale ombudsman in zijn beide rapportages over
de klachtenmonitor UHT heeft gedaan zijn zeer waardevol en worden in de praktijk gebracht.
In de brieven aan de Nationale ombudsman van 27 mei 2021 en 11 oktober 2021, als mede
in de tweemaandelijkse voortgangsrapportages, staat opgenomen op welke wijze daar
invulling aan wordt gegeven. Op ambtelijk niveau vindt er maandelijks overleg plaats
met de Nationale ombudsman zodat zijn signalen en adviezen snel worden ontvangen en
adequaat kunnen worden opgepakt.
Kinderopvangtoeslagaffaire: de kwalificatie «opzet of grove schuld» uit systemen
De opzet of grove schuld (O/GS) kwalificatie zal, zoals Staatssecretaris Van Huffelen
in juli 2020 aan de Nationale ombudsman heeft laten weten3, na afronding van de hersteloperatie worden verwijderd uit de systemen waarin dit
is vastgelegd. Om te kunnen beoordelen of ouders ten onrechte met deze kwalificatie
te maken hebben of hebben gehad, zal de vastlegging hiervan gedurende de hersteloperatie
niet kunnen worden verwijderd. De informatie is namelijk verwerkt in de systemen die
geraadpleegd moeten worden voor de beoordeling of een ouder recht heeft op de Opzet
of Grove Schuld-tegemoetkomingsregeling. Het is goed om te benadrukken dat de kwalificatie
OG/S vanaf november 2019 op geen enkele wijze meer betrokken wordt bij een beoordeling
voor een (persoonlijke) betalingsregeling of een schuldsaneringstraject, met uitzondering
van een kleine groep waarbij misbruik is vastgesteld middels het opleggen van een
vergrijpboete of een strafrechtelijke veroordeling.
Onredelijke inkomensafhankelijke regelingen
Voor een aantal groepen waar de Nationale ombudsman in 2020 aandacht voor heeft gevraagd
zijn de knelpunten in de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget weggenomen.
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is met de Nationale ombudsman
in gesprek gebleven over de resterende gesignaleerde knelpunten. Naar aanleiding van
de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg4 heeft er onder leiding van het Ministerie van Financiën een brede inventarisatie
plaatsgevonden van knelpunten in het huidige toeslagenstelsel en mogelijke oplossingen.
Medewerkers van de Nationale ombudsman zijn hiervoor als stakeholders bevraagd en
de door hen genoemde knelpunten zijn in de uitwerking meegenomen. Het is aan het nieuwe
kabinet en de Kamer om het totaal aan geïnventariseerde knelpunten en mogelijke oplossingen
te wegen en te bezien welke verder uitgewerkt gaan worden.
Minnelijke en wettelijke schuldsanering
In 2020 heeft de Nationale ombudsman het rapport Hindernisbaan zonder finish uitgebracht. Hierin signaleert de Nationale ombudsman een aantal mogelijke problemen
tussen de minnelijke en de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen en wordt
opgeroepen om de toegang tot de schuldhulpverlening en de Wet schuldsanering natuurlijke
personen (Wsnp) te verbeteren. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV), dat
gaat over de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen, en het Ministerie van
SZW, dat gaat over de minnelijke schuldhulpverlening, hebben dit gezamenlijk opgepakt.
De Staatssecretaris van SZW heeft, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
gereageerd op het schrijven van de Nationale ombudsman over de aansluiting tussen
de minnelijke schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering5. In deze brief wordt ingegaan op de diverse acties die ondernomen worden en aangegeven
dat dit onderwerp de aandacht zal houden, onder andere bij de uitvoering van de motie
van het lid Van Beukering-Huijbregts.6
Op 1 januari 2021 is de Wet adviesrecht voor gemeenten bij schuldenbewind in werking
getreden. Deze wet beoogt gemeenten in staat te stellen hun regierol bij schuldhulpverlening
beter te vervullen en bij te dragen aan de samenwerking tussen gemeenten, bewindvoerders
en rechtbanken. Gemeenten hebben het recht om advies uit te brengen over de voortzetting
van schuldenbewind. Langs deze weg kan de gemeente bijvoorbeeld aanbieden op een andere
(minder ingrijpende) manier ondersteuning te geven. Op deze manier draagt het adviesrecht
eraan bij dat voor mensen met problematische schulden de meest passende vorm van ondersteuning
wordt gevonden. Daarnaast regelt de wet dat schuldenbewinden uitsluitend nog voor
bepaalde tijd kunnen worden ingesteld. Dit draagt eraan bij dat schuldenbewinden niet
langer duren dan nodig.
Eind 2020 is het landelijk platform schuldenbewind van start gegaan, gefaciliteerd
door het Ministerie van SZW. De Rechtspraak, gemeenten/VNG, Divosa, de Nederlandse
Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) en brancheverenigingen voor beschermingsbewindvoerders
komen hierin op regelmatige basis bij elkaar met als doel om de samenwerking te verbeteren
en kennis uit te wisselen. De doorstroming van beschermingsbewind naar de schuldhulpverlening
staat hier op de agenda. Daarnaast heeft het NVVK-project «Minder regeldruk, klant
voorop» tot doel om samenwerking tussen beschermingsbewindvoerders en gemeentelijke
schuldhulpverlening te bevorderen t.b.v. versnelling van het proces van schuldhulpverlening.
Thema 2: toegang tot voorzieningen
Onzekerheid over hulpmiddelen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Bij brief van 25 oktober 2021 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van het uitgevoerde actieplan hulpmiddelen
en de implementatie van het landelijk normenkader.7 De ontwikkelde convenanten en handreikingen bevinden zich nu in de implementatiefase
en moeten door de uitvoeringspraktijk gebruikt gaan worden. Ook zijn de uitkomsten
van de eerste meting van de monitor hulpmiddelen met de brief meegestuurd. Eind 2022
volgt de effectmeting op basis waarvan geconcludeerd kan worden of er merkbare verbeteringen
zijn gerealiseerd. Het is positief om te lezen dat het aantal klachten en signalen
bij de Nationale ombudsman over problemen met Wmo-hulpmiddelen inmiddels sterk is
gedaald.
Blijvende zorg
Rond de jaarwisseling waren er zorgen rondom de uitvoering van het persoonsgebonden
budget (pgb) van cliënten met een psychische stoornis die de overstap maakten naar
de Wet langdurige zorg (Wlz). Dit kwam door de onverwacht grote aanvraagstroom en
de vertraging die daardoor ontstond bij de indicatiestelling door het Centrum indicatiestelling
zorg (CIZ) en vervolgens bij de zorgtoewijzing en afhandeling van pgb-aanvragen bij
zorgkantoren. Met onder andere de pgb-verstrekkers (gemeenten en zorgkantoren) en
de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de uitvoerder van de pgb-betalingen, is veel inzet
gepleegd om de zorgcontinuïteit van cliënten te borgen. Dit leidde tot afspraken waarbij
Wmo-beschikkingen tijdelijk werden verlengd, zodat er geen cliënten zonder zorg komen
te zitten. Zowel bij het Ministerie van VWS als bij de SVB en andere ketenpartijen
zijn geen signalen ontvangen dat er betalingsproblemen zijn ontstaan bij pgb-houders.
Er is nog een vertraging in de afhandeling van de aanvragen door het CIZ. Met partijen
zijn daarom opnieuw afspraken gemaakt waarbij de continuïteit van zorg het uitgangspunt
blijft.
Maatwerk door het Centraal Administratie Kantoor (CAK)
De goede en intensieve contacten die het CAK met de Nationale ombudsman heeft, blijven
belangrijk voor het in beeld houden van de kwaliteit van de dienstverlening. Zowel
het Ministerie van VWS als het CAK hebben geconstateerd dat er knelpunten in de processen
en dienstverlening van het CAK zijn waar de burger last van heeft. Deze processen
en dienstverlening moeten dus beter. Het Ministerie van VWS en het CAK hebben nauw
contact over de verbeteringen die nu en de komende jaren nodig zijn om de burger beter
te kunnen helpen. Het CAK heeft een meerjarige veranderopgave opgesteld die stapsgewijs
tot een brede verbetering leidt van zowel de interne organisatie als de dienstverlening
aan de burger. Tegelijkertijd werkt het CAK aan een dienstverleningsstrategie. Hierin
is ook veel aandacht voor meer gebruik van digitale mogelijkheden waar dat kan en
het meer en beter toepassen van maatwerk waar dat nodig is. Het CAK betrekt daarbij
nadrukkelijk de aanbevelingen vanuit de diverse onderzoeken naar het functioneren
van de overheid.
Wat betreft de knelpunten bij de invoering van het abonnementstarief bij de Wmo loopt
de uitvoering steeds beter; op dit moment wordt aan meer dan 95% van de betrokken
burgers elke maand automatisch een correcte factuur toegezonden. Verder is dit jaar
voor de Wmo-facturen het salderingsproces verbeterd en wordt onderzocht hoe dit nog
beter kan. Bij de Wlz is een belangrijk knelpunt aangepakt door implementatie van
de nabestaandendesk in de reguliere dienstverlening, waardoor de klanten gericht worden
geholpen bij de afwikkeling van een overlijden van een nabestaande. Ook voor de eigen
bijdrageregeling Wlz staan aanpassingen gepland die leiden tot een betere dienstverlening.
Daarnaast is er veel aandacht voor verbetering van de uitvoering van de keten door
met de ketenpartners te werken aan betere gegevensuitwisseling en meer samenwerking,
zodat er minder fouten worden gemaakt in de keten waar burgers last van hebben.
De afhandelingsduur van klantreacties en klachten is in 2020 en 2021 onder druk komen
te staan. Inmiddels heeft het CAK hiervoor een aantal maatregelen genomen, denk hierbij
aan tijdelijke (forse) uitbreiding van de capaciteit en het verbeteren van de uitvoering
van de keten, samen met de ketenpartners. Deze inspanningen hebben geleid tot een
betere telefonische bereikbaarheid en snelle behandeling van schriftelijke (digitale)
klantverzoeken. De afhandeltijd van klantreacties en klachten blijft een belangrijk
aandachtspunt. Tot slot is dit jaar bij een deel van de regelingen (Buitenland en
Zorgverzekeringswet) een periodiek klanttevredenheidsonderzoek ingevoerd. Dit wordt
in 2022 uitgerold over alle regelingen.
De opgave waar het CAK voor staat vraagt tijd, aandacht, geduld en doorzettingsvermogen.
Momenteel worden stappen gezet om de dienstverlening aan burgers te verbeteren en
dit proces zal de komende jaren doorgaan. In de intensieve contacten tussen het CAK
en de Nationale ombudsman komen deze ontwikkelingen aan de orde.
Brede aanpak dak- en thuisloosheid
De brede aanpak van dak- en thuisloosheid Een (t)huis, een toekomst8 richt zich op het voorkomen van dak- en thuisloosheid, het vernieuwen van de maatschappelijke
opvang en het organiseren van een zo snel mogelijke doorstroom naar een zelfstandig
woonplek met begeleiding. In de voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd
wonen van 8 juli 20219 geeft het kabinet de stand van zaken op de voortgang van die aanpak, waaronder de
realisatie van het aantal extra woonplekken voor deze doelgroep. In navolging van
de regeling huisvesting kwetsbare groepen 2020, waar 50 miljoen beschikbaar was om
de realisatie van huisvesting voor aandachtsgroepen10 te versnellen11, is er ook in 2021 een regeling om de huisvesting van aandachtsgroepen te stimuleren.
In 2021 stel ik 50 miljoen euro beschikbaar, waarvan 31 miljoen euro voor gemeenten
om de huisvesting van aandachtsgroepen mee te versnellen12
De Nationale ombudsman geeft het kabinet als aandachtspunt mee dat het van belang
is dat gemeenten zo snel mogelijk in gesprek gaan met burgers die door verlies van
een woning in de knel zitten om helder te krijgen welke problemen er (verder) spelen.
Het moet snel helder worden welke bijdrage gemeente en burger elk aan een oplossing
kunnen leveren. Gemeenten kunnen binnen Een (t)huis, een toekomst een beroep doen op de Preventie Alliantie die ondersteuning biedt bij het ontwikkelen
en uitvoeren van gemeentelijk preventiebeleid rondom dak- en thuisloosheid. De Preventie
Alliantie deelt wetenschappelijke, professionele en ervaringskennis. Daarmee helpt
de alliantie gemeenten om goed onderbouwd beleid te ontwikkelen, uit te voeren en
te evalueren over preventie en vroeg-signalering van dakloosheid.
Verder benoemt de Nationale ombudsman dat tijdens de coronacrisis meer mogelijk bleek
te zijn dan gedacht ten aanzien van de opvang en preventie van dak- en thuisloosheid.
Hij roept op deze ontwikkelingen vast te houden, ook als corona geen rol meer speelt.
De noodopvang tijdens de lockdown voor alle dak- en thuisloze mensen, ook de mensen
die daar normaal gesproken geen recht op hebben vanuit de Wmo, heeft nogmaals inzichtelijk
gemaakt dat de problematiek met name rondom dakloze EU-migranten groot is. De Ministeries
van VWS, SZW, BZK en JenV zijn een werkgroep gestart met gemeenten om gemeenten handvatten
te kunnen bieden voor deze doelgroep. De Staatssecretaris van VWS ziet dat de doelstellingen
in Een (t)huis, een toekomst13 ten aanzien van het kleinschalig opvangen van dak- en thuisloze mensen in veel gemeenten
versneld zijn toegepast om veilige opvang tijdens de coronacrisis te kunnen waarborgen.
Deze inzet vormt een goede basis voor toekomstbestendig beleid. De Minister van BZK
verkent in hoeverre betrokken verhuurdersorganisaties de inspanningen rondom het voorkomen
van huisuitzettingen ten tijde van de coronacrisis willen voortzetten. De per 1 januari
2021 in werking getreden gewijzigde Wet gemeentelijke schuldhulpverlening regelt dat
verhuurders signalen van huurachterstanden delen met gemeenten (net als signalen vanuit
energie- en drinkwaterleveranciers en zorgverzekeraars), waarna schuldhulpverleners
een intakegesprek aanbieden. De komende maanden wordt het crisisoverleg met alle partijen
uit het veld benut om te reflecteren op de geleerde lessen voor deze kwetsbare doelgroepen.
Per 1 januari 2022 vindt er een wijziging plaats in de Wet basisregistratie personen
(BRP) met als doel iedereen in te sluiten in de BRP en daarmee dakloosheid en/of verdere
escalatie van persoonlijke problematiek te voorkomen. Deze wijziging houdt in dat
de daarin genoemde bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (B&W)
om ambtshalve een briefadres op te nemen wordt vervangen door een expliciete wettelijke
verplichting. Deze wijziging heeft betekenis voor alle gemeenten in Nederland, en
niet alleen voor de afdelingen burgerzaken waar doorgaans de registratie in de BRP
plaatsvindt. Het voorkomen van dakloosheid en het voorkomen van (verdere) escalatie
vergt samenwerking tussen verschillende gemeentelijke afdelingen en maatschappelijke
partners. Dat zal soms maatwerk vragen. Door maatwerk toe te passen kunnen gemeenten
vaak een keten van besluiten en gebeurtenissen voorkomen, en daarmee het ontstaan
van dakloosheid verhinderen.
De Nationale ombudsman roept in zijn jaarverslag ertoe op de mogelijkheid om de kostendelersnorm
buiten beschouwing te laten en om een hogere bijstand te verstrekken aan jongeren
van 18 tot 21 jaar die niet terug kunnen vallen op hun ouders. De kostendelersnorm
bestaat sinds de invoering van de Participatiewet in 2015. De bijstand is een vangnetregeling
en is bedoeld om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Uitgangspunt
van de kostendelersnorm is dat stapeling van inkomens moet worden voorkomen en dat
kosten gedeeld kunnen worden. De kostendelersnorm geldt voor bijstandsgerechtigden
van 21 jaar en ouder. De kostendelersnorm ontvangt sinds de invoering ervan veel aandacht.
Volgens gemeenten en maatschappelijk middenveld (Divosa, VNG, Valente) is de toename
van het aantal dak- en thuisloze jongeren onder meer te wijten aan de kostendelersnorm.
Divosa heeft op verzoek van de Staatssecretarissen van VWS en SZW samen met de 14
pilotgemeenten van het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren (Kamerstuk 29 325, nr. 97) een handreiking opgesteld met een uitgebreide beschrijving van de maatwerkmogelijkheden
die de Participatiewet biedt. Ook verschenen er een factsheet en praktische handvatten
om maatwerk toe te kunnen passen en zo dakloosheid onder jongeren terug te dringen.
Voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar geldt de jongerennorm. Het kabinet vindt het van
belang dat jongeren niet door middel van een uitkering voorzien in hun bestaanskosten,
maar werken aan hun perspectief op de arbeidsmarkt door het volgen van scholing of
het opdoen van werkervaring. Op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben
ouders een onderhoudsplicht jegens hun kinderen jonger dan 21 jaar. Om deze reden
hoeft de bijstandsnorm voor personen van 18 tot 21 jaar niet volledig de noodzakelijke
kosten van bestaan te dekken. Indien ouders niet in beeld zijn dan moeten gemeenten
de jongerennorm, na een individuele beoordeling, aanvullen via de bijzondere bijstand.
Wanneer zij de volwassenennorm (vanaf 21 jaar) zouden krijgen, zou dit betekenen dat
een bijstandsuitkering van iemand van 18, 19 en 20 jaar een norm van € 1.075 bedraagt.
Dat is wat betreft 18- en 19-jarigen dan hoger dan het wettelijk minimumjeugdloon.
Dat is gelet op de genoemde redenen onwenselijk.
Onderzoeksbureau Significant APE heeft in opdracht van het Ministerie van SZW onderzocht
welke belemmeringen bijstandsgerechtigden ervaren om woonruimte te delen. Uit dit
onderzoek blijkt dat complexiteit en veelheid van regels en regelingen belemmeringen
vormen. Het leidt voor bijstandsgerechtigden tot onduidelijkheid en onzekerheid over
de financiële gevolgen, ook voor bijvoorbeeld toeslagen indien zij een woning delen.
Eén van deze financiële belemmeringen die bijstandsgerechtigden kunnen ervaren voor
woningdelen is de kostendelersnorm uit de Participatiewet. Naast de kostendelersnorm
kunnen ook andere inkomensafhankelijke regelingen, regelingen met betrekking tot werk,
inkomen en wonen en complexiteit van regelgeving hieraan in de weg staan. De bevindingen
van het onderzoek waren voor het kabinet reden om een verkenning uit te voeren naar
een andere vormgeving van de kostendelersnorm. Deze verkenning is 17 mei 202114 door de Minister van SZW aangeboden aan uw Kamer. Daarin geeft de Minister van SZW
aan dat voor een andere vormgeving van de kostendelersnorm een wetswijziging nodig
is met een zorgvuldige voorbereiding op basis van een brede afweging met oog voor
de uitvoerbaarheid en effecten voor de (rechts)positie van uitkeringsgerechtigden.
Daarbij is het aan een nieuw kabinet en het parlement om hierover een afweging te
maken. De verkenning is door uw Kamer controversieel verklaard.
Thema 3: fundamentele rechten
Rechten van nabestaanden onduidelijk
In april 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen medewerkers van de Nationale
ombudsman, het Ministerie van JenV en de politie waarin is verduidelijkt hoe binnen
de politie stappen zijn gezet voor de verbetering van de zorg aan slachtoffers en
nabestaanden. Er zijn de laatste jaren veel rechten voor slachtoffers bijgekomen.
Er is meer aandacht voor goede communicatie en begeleiding, voor het geven van duidelijkheid
over wat nabestaanden kunnen verwachten van de politie en over de rolverdeling tussen
de verschillende instanties die voor slachtoffers van belang zijn: politie, Openbaar
Ministerie (OM) en Slachtofferhulp Nederland.
Naar aanleiding van het onderzoek van de Nationale ombudsman naar de klachtenafhandeling
van het OM heeft er contact plaatsgevonden tussen het OM en het Ministerie van JenV.
Daarin heeft het OM verzekerd dat in elke zaak maatwerk wordt geleverd en dat in vergelijkbare
zaken, wanneer dat nodig of gewenst is, persoonlijk contact plaatsvindt met de indiener
van een klacht. Meer in algemene zin heeft het OM bevestigd aandacht te houden voor
een verbetering van de informatieverstrekking aan en omgang met nabestaanden van geweldsmisdrijven.
Als onderdeel daarvan is de werving van slachtoffercoördinatoren die in 2020 is gestart,
in 2021 voortgezet. Dit heeft geresulteerd in de aanstelling van in totaal 41 slachtoffercoördinatoren.
Het Ministerie van JenV zal de voortgang op dit dossier blijven volgen en waar nodig
hierover met de betrokken partijen het gesprek aangaan.
Toegang tot recht onder druk
In zijn jaarverslag geeft de Nationale ombudsman aan dat de toegang van de burger
tot recht onder druk staat. De Minister voor Rechtsbescherming onderschrijft het standpunt
van de Nationale ombudsman dat de overheid ervoor moet zorgen dat iedereen toegang
heeft tot recht. Het afgelopen jaar liepen diverse pilots rechtsbijstand die erop
gericht zijn om problemen van mensen, op het gebied van bijvoorbeeld schulden en ontslag,
beter en sneller op te lossen door een intensievere samenwerking tussen gemeentelijke
wijkteams, sociaal raadslieden, het Juridisch loket en sociaal advocaten.15 Verder is de proef met de buurtrechter om recht toegankelijker te maken uitgebreid.
Op basis van de experimentenwet die volgend jaar ingaat, worden mensen die een zaak
aanmelden een steuntje in de rug gegeven door de tegenpartij te verplichten mee te
werken16. Tot slot is op Prinsjesdag aangekondigd dat vanaf 1 januari 2022 een bedrag van
154 miljoen euro (inclusief BTW) geïnvesteerd wordt in de gesubsidieerde rechtsbijstand,
om daarmee uitvoering te kunnen geven aan scenario 1 van het rapport van de commissie
Van der Meer17 en de vergoedingen voor sociale advocaten bij de tijd te brengen.
De Nationale ombudsman benoemt dat het voor burgers vaak onduidelijk is wat een strafbeschikking
of sepotbeslissing inhoudt. Sinds 1 april 2021 is het daarom mogelijk om een gratis
consult te krijgen met een advocaat na een oproep van het OM voor een hoorzitting.
In het gesprek legt de advocaat uit wat de mogelijke gevolgen zijn van een OM-strafbeschikking.
Daarnaast heeft de strafbeschikking vanaf 1 maart 2021 een nieuw uiterlijk. De vormgeving
is overzichtelijker, de tekst is eenvoudiger en de hoeveelheid informatie is aangepast.
Inzet stroomstootwapens
De Nationale ombudsman heeft in 2020 een rapport uitgebracht op basis van zijn onderzoek
naar twee klachten over de inzet van het stroomstootwapen binnen respectievelijk een
instelling of afdeling voor geestelijke gezondheidszorg (ggz). Mede naar aanleiding
van een van de twee casussen die de Nationale ombudsman ook heeft onderzocht, heeft
de Minister van JenV in november 201818 aan uw Kamer laten weten dat de Ambtsinstructie op dit punt wordt aangepast. Dat
is inmiddels gebeurd bij Besluit van 26 januari 202119. In het Besluit is onderscheid gemaakt in de inzetcriteria van het stroomstootwapen
in de schietmodus en in de schokmodus. Het stroomstootwapen mag niet langer worden
gebruikt dan strikt noodzakelijk, maar dit blijft een casuïstische overweging. Verder
mag het stroomstootwapen niet worden gebruikt indien met het gebruik van een minder
ingrijpend geweldsmiddel kan worden volstaan of omdat het beoogde doel dit niet rechtvaardigt.
Het gebruik van het stroomstootwapen is gelet op de proportionaliteitsregel nimmer
geoorloofd tegen betrokkenen die door te zijn geboeid of anderszins reeds onder controle
zijn van ambtenaren.
Vreemdelingenbewaring is geen straf
De Nationale ombudsman geeft aan dat vreemdelingenbewaring geen strafmaatregel is,
maar een bestuursrechtelijke maatregel die alleen in het uiterste geval mag worden
opgelegd. Zowel in de beleidsreactie van 11 september 202020 als in de brief van 18 februari 202121 heeft de Staatssecretaris van JenV aangegeven deze visie te delen, met dien verstande
dat er verschillend wordt aangekeken tegen de tenuitvoerlegging van vreemdelingenbewaring.
Vreemdelingenbewaring is het uiterste middel om de vreemdeling zonder verblijfsrecht
beschikbaar te houden voor terugkeer naar het land van herkomst dan wel een Dublin-overdracht.
Daarnaast kan vreemdelingenbewaring gedurende de asielprocedure worden ingezet in
het kader van vreemdelingenrechtelijke procedures en de openbare orde. Met het voorstel
Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring, dat is aangehouden door de Eerste Kamer in
afwachting van de behandeling van het aanpassingsvoorstel van 20 juni 2021 door uw
Kamer, wordt beoogd het bestuursrechtelijke karakter van vreemdelingenbewaring wettelijk
te verankeren. Tot die tijd wordt aan ingeslotenen zo veel mogelijk bewegingsvrijheid
en autonomie verleend binnen de kaders van de Penitentiaire beginselenwet. Deze vrijheden
worden begrensd wanneer de orde, rust en veiligheid van ingeslotenen en medewerkers
binnen detentiecentra in het gedrang komen. Overlastgevend gedrag (individueel en
in groepsverband) leidt tot beperkingen. Hiervoor is een passend palet aan mogelijkheden
om actie te ondernemen tegen overlastgevend gedrag.
De Nationale ombudsman en de Staatssecretaris van JenV kijken verschillend aan tegen
beleidsonderdelen die zien op vreemdelingenbewaring. Binnen de bestaande wet- en regelgeving
wordt ingezet op zinvolle dagbesteding en terughoudendheid bij het opleggen van een
afzonderingsmaatregel. Met de huidige inzet wordt de leefbaarheid en veiligheid van
ingeslotenen en medewerkers gemaximaliseerd en gewaarborgd, wat aansluit op hetgeen
de Nationale ombudsman aanbeveelt.
Gedetineerd in coronatijd
Voor gedetineerden en de mensen die met hen werken, hebben de coronamaatregelen grote
impact gehad. De Nationale ombudsman schetst in zijn jaarverslag uitgangspunten bij
de coronamaatregelen in justitiële inrichtingen. Ook heeft de Nationale ombudsman
gewezen op de waarde van klachten, omdat deze een perspectief van de ingeslotenen
en hun naasten weerspiegelen. Voor de inrichtingsdirecteuren is de gedetineerdencommissie
een belangrijke gesprekspartner voor het informeren over de coronamaatregelen en het
uitleggen van de noodzaak van deze maatregelen en van de toepassing in een specifieke
inrichting. In deze gesprekken komen ook de zorgen en aandachtspunten vanuit de gedetineerden
aan de orde. Het beschermen van de gezondheid van de ingeslotenen speelt daarbij steeds
een belangrijke rol. De Dienst Justitiële Inrichtingen houdt de situatie in de inrichtingen
en in de maatschappij in de gaten om lokaal maatregelen op of af te schalen indien
de situatie daarom vraagt. Waar dit aan de orde is wordt in de desbetreffende inrichting
naar ingeslotenen gecommuniceerd.
Thema 4: participatie en invloed
Meldingen overlast vliegverkeer
Een goed functionerend klachtenloket is voor elke luchthaven van belang. De Minister
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) erkent de uitkomsten van het onderzoek van
de Nationale ombudsman. Er wordt, mede aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek,
actief gewerkt aan de verbetering van de wijze van klachtenbehandeling. Klachtenbehandeling
door meldpunten is een activiteit dat door de luchthaven en/of regionale belanghebbenden
ondernomen moet worden vanuit de eigen en/of maatschappelijke belangen op regionaal
niveau. De visie van deze partijen bij verbeteringen in de klachtenafhandeling vraagt
dus nadrukkelijk om medewerking van deze partijen. Voor Schiphol kan de Omgevingsraad
Schiphol worden betrokken totdat het volgende kabinet een besluit heeft genomen over
de inrichting van dit overleg met de omgeving van Schiphol.
De Commissies Regionaal Overleg (CRO) bij de grote regionale burgerluchthavens zijn
het platform om de ambities van die luchthavens te bespreken en afspraken te maken
over bijvoorbeeld klachtenafhandeling. Daar worden periodiek klachtenrapportages ook
besproken. Om deze rol in te vullen, investeert de Minister van IenW onder meer in
het verder professionaliseren van de CRO’s. In de Luchtvaartnota22 heeft het kabinet aangegeven dat hinderbeperking een belangrijk uitgangspunt is in
het beleid en daarmee voor de toekomstige ontwikkeling van Schiphol en de regionale
burgerluchthavens. Onderkend wordt dat een goede klachtenbehandeling en klachtenanalyse
belangrijke instrumenten zijn om hier invulling aan te kunnen geven, omdat het inzicht
geeft in de ervaren hinder, mogelijke oorzaken en mede op basis hiervan hinderbeperkende
maatregelen kunnen worden bezien. Om per luchthaven goed inzicht te hebben in de ervaren
hinder zijn vanaf 2016 in de vierjaarlijkse GGD-monitoring ook vragen over de ervaren
overlast van luchtvaart opgenomen23. Verder wordt in de Programmatische aanpak meten en berekenen vliegtuiggeluid ook gekeken naar aanvullende onderzoeken naar hinder onder bijvoorbeeld geluidsgevoeligen
en hinder dichtbij luchthavens.
Thema 5: leefbaarheid
Gevolgen van de gaswinning in Groningen
De Nationale ombudsman vraagt in het jaarverslag 2020 specifiek aandacht voor de situatie
in Groningen. Hij brengt daarbij een aantal aandachtspunten naar voren en heeft die
destijds ook onder mijn aandacht gebracht. Ik ben de Nationale ombudsman erkentelijk
voor zijn betrokkenheid bij dit dossier en de signalen die de Nationale ombudsman
over zijn bevindingen aan mijn ministerie heeft overgebracht zodat wij die kunnen
betrekken bij het vervolg van de versterkingsopgave. Zijn betrokkenheid met Groningen
is langjarig en onlangs heeft hij een apart rapport «Verscheurd vertrouwen» uitgebracht
waarin hij verslag doet van zijn meest recente bevindingen. Voor een uitgebreide reactie
van het kabinet op dit laatste rapport en de opvolging die wordt gegeven aan de aanbevelingen
verwijs ik naar de brief die de Minister van EZK en ik op 19 november jl. aan uw Kamer
stuurden.
Thema 6: Caribisch Nederland
Coronavirus en de gevolgen voor de eilanden
Het kabinet deelt de zorgen van de Nationale ombudsman over de situatie in Caribisch
Nederland als gevolg van Covid-19. Dit is ook de reden waarom het steun- en herstelpakket,
zoals dat geldt in Europees Nederland, is vertaald naar Caribisch Nederland. Hiermee
zijn veel banen en inkomens behouden gebleven en ondernemingen overeind gebleven.
De loonsubsidieregeling geldt overeenkomstig de Wet Ziekteverzekering BES ook voor
werknemers met een nul-urencontract. Verder is er een subsidie voor gewezen werknemers
en kunnen zelfstandig ondernemers aanspraak maken op een maximale tegemoetkoming van
80% van het wettelijk minimumloon. Naast generieke maatregelen is voor noodsteunmaatregelen
ook extra budget ter beschikking gesteld aan de openbare lichamen om aanvullend vanuit
het eilandelijk beleid een bijdrage te leveren aan de doelgroepen die het hardste
getroffen worden.
Het kabinet herkent het door de Nationale ombudsman geschetste beeld dat niet alle
inwoners de weg naar de regelingen weten te vinden en dat onder meer een gevoel van
schaamte de drempel verhoogt om steun te vragen. Zowel de Rijksdienst Caribisch Nederland
unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (RCN-unit SZW) als de openbare lichamen zetten
daarom in op communicatie van alle openstaande regelingen in verschillende talen en
via verschillende stakeholders en media-kanalen zoals radio, krant, tv en sociale
media. De RCN-unit SZW heeft het afgelopen anderhalf jaar hard gewerkt om alle uitkeringen
(reguliere uitkeringen én het steun- en herstelpakket) op tijd te verwerken en uit
te betalen. Daarbij is onder hoge tijdsdruk gewerkt en is met meer klanten dan ooit
contact geweest via telefoon, e-mail en spreekuren. De ervaringen die hiermee zijn
opgedaan helpen de communicatie en de dienstverlening van de RCN-unit SZW verder te
verbeteren. Hiervoor is nadrukkelijk aandacht.
Lopend onderzoek armoedebestrijding
In 2020 hebben de Nationale ombudsman en Kinderombudsman een tweede onderzoek naar
armoede in Caribisch Nederland gepubliceerd. Met het onderzoek Het maakt uit waar je wiegt heeft gestaan hebben de Nationale ombudsman en Kinderombudsman armoede onder jongvolwassenen in
beeld gebracht. Op 6 oktober 202024 is de Staatssecretaris van SZW, mede namens de Staatssecretaris van BZK en de Staatssecretaris
van VWS, in de antwoorden op vragen van de Kamer over de voortgangsrapportage bestaanszekerheid
Caribisch Nederland 202025 ingegaan op het rapport. Het rapport bevestigt de noodzaak van de inzet van het kabinet
om bestaanszekerheid over de volle breedte aan te pakken, de inkomenspositie van inwoners
in Caribisch Nederland te verbeteren en de kosten van levensonderhoud te verlagen.
Het kabinet heeft zich in 2019 gecommitteerd aan de opgave om toe te werken naar een
sociaal minimum voor Caribisch Nederland. Over de laatste stand van zaken hiervan
verwijs ik uw Kamer naar de voortgangsrapportage verstuurd door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid op 14 juni 202126.
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het kabinet en de eilandbesturen om
de armoedeproblematiek onder jongeren in Caribisch Nederland aan te pakken en ervoor
te zorgen dat de vicieuze cirkel waar jongeren in armoede vaak in belanden, te doorbreken.
De Ministeries van VWS, SZW, JenV, OCW en BZK en de openbare lichamen werken samen
aan een integrale aanpak voor jongvolwassenen waarbij beleid en wetgeving op het gebied
van aansluiting onderwijs en werk, vrije tijd, huisvesting en jongerenparticipatie
worden opgepakt. Dit zal resulteren in een door het Rijk en de openbare lichamen gezamenlijk
opgesteld samenwerkingsconvenant 13+ met een bijbehorende samenwerkingsagenda. De samenwerking heeft als doel meer samenhang aan te brengen op het jeugddomein,
zodat jongeren en jongvolwassenen kansen en talenten optimaal kunnen benutten en de
ontwikkeling naar volwassenheid wordt bevorderd.
Onderzoek over studeren in Nederland
De Nationale ombudsman wijst in zijn onderzoeksrapport Kopzorgen van Caribische studenten op belemmeringen die Caribische studenten ervaren in de voorbereiding op de studie
in Nederland, tijdens de studie in Nederland en na afloop van hun studie. De Nationale
ombudsman dringt erop aan dat de landen hier gezamenlijk afspraken over maken teneinde
fundamentele verbeteringen in de keten te bewerkstelligen. De Minister van OCW heeft
op 30 juli 2021, mede namens de Staatssecretaris van BZK, de Nationale ombudsman per
brief beantwoord. Deze brief is als bijlage gevoegd bij de brief van 7 september 202127 van de Minister van OCW aan uw Kamer over studiesucces en studie-aansluiting van
studenten met een vooropleiding in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Thema 7: Internationaal
Gezamenlijke brief over problemen in het Caribisch deel van het Koninkrijk
In juli 2020 heeft het kabinet een gezamenlijke brief ontvangen van de ombudsmannen
van Curaçao, Sint Maarten en de Nationale ombudsman over enkele ontwikkelingen en
problemen die spelen binnen het Koninkrijk. Hierbij werd er onder andere ingegaan
op de destijds spelende onderhandelingen over liquiditeitssteun en de gevolgen daarvan
voor de landen binnen het Koninkrijk. Ook de vreemdelingensituatie, de drinkwatervoorziening
in Curaçao en het herstel van Sint Maarten na orkaan Irma werden genoemd. In juli
2021 heeft het Ministerie van BZK met de ombudsmannen van het Koninkrijk de onderwerpen
in de brief besproken en is over de samenwerking tussen het Ministerie van BZK en
de ombudsmaninstituten gesproken. Het eerste aanspreekpunt voor de Ombudsmannen van
Curaçao en Sint Maarten zijn de regeringen van Curaçao en Sint Maarten.
Jaarverslag 2020 Kinderombudsman
Mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reageer ik op
het jaarverslag van de Kinderombudsman.
Ik heb het jaarverslag met veel interesse gelezen. Ik waardeer het werk van de Kinderombudsman
en de rol die zij vervult zeer. Ook in 2020 heeft de Kinderombudsman met onder meer
haar ombudswerk en publicaties kinderrechten op de kaart gezet en de overheid belangrijke
adviezen gegeven die bijdragen aan een betere naleving van kinderrechten in Nederland.
In haar jaarverslag gaat de Kinderombudsman in op haar inzet voor kinderen ten tijde
van de coronapandemie. Zo heeft de Kinderombudsman de brochure Stappenplan afweging contact tijdens ouders en kinderen tijdens corona gepubliceerd, de Corona Quickscan uitgebracht en het rapport Als je het ons vraagt. Thuis in 2020. geschreven. Uit deze publicaties blijkt dat de impact van corona op kinderen en jongeren
groot is. Ik erken dat deze groep hard is geraakt door de crisis.
Het kabinet ziet veerkracht onder het merendeel van jongeren, maar ziet tegelijkertijd
dat een belangrijke groep jongeren, vooral in kwetsbare posities, ook na de crisis
nog nadelen kan ondervinden. Het kabinet heeft daarom een aanpak gepresenteerd voor
herstel en perspectief voor de jeugd. Het doel hiervan is het zoveel mogelijk wegnemen
of verzachten van de negatieve effecten voor jongeren van de coronacrisis op korte
termijn en het versterken van de uitgangspositie van jongeren in de samenleving op
de langere termijn. De aanpak, die bestaat uit diverse steunpakketten en een agenda
voor de toekomst, is op 5 juli 2021 aan uw Kamer aangeboden28.
In 2020 heeft de Kinderombudsman ook aandacht gevraagd voor de sluiting van De Hoenderloo
Groep in het rapport Belangen van kinderen voorop?. Hierin roept de Kinderombudsman op om de belangen van kinderen voorop te laten staan
rondom deze sluiting. Daarnaast doet zij aanbevelingen voor jeugdzorgaanbieders en
andere betrokken partijen die voor vergelijkbare beslissingen staan. De Staatssecretaris
van VWS onderschrijft deze aanbevelingen en heeft hierover het gesprek gevoerd met
de Kinderombudsman. Over de laatste stand van zaken rondom De Hoenderloo Groep is
uw Kamer geïnformeerd 1 oktober 202129.
Het rapport Van passend naar inclusief: kinderen over hun perspectief op passend onderwijs beschrijft de uitkomsten van het onderzoek van de Kinderombudsman naar de ervaringen
van kinderen met een meervoudige of complexe ondersteuningsbehoefte met passend onderwijs.
Dit rapport concludeert dat de ondervraagde kinderen over het algemeen tevreden zijn,
maar dat de meest kwetsbare kinderen nu het minst goed worden ondersteund. Als kabinet
willen we nog meer leerlingen zo passend mogelijke ondersteuning geven. Om dit te
realiseren, heeft de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (BVO) in
november 2020 25 voorstellen gepresenteerd om passend onderwijs nog verder te verbeteren30. In deze brief heeft de Minister voor BVO ook de inzet op inclusiever onderwijs uiteengezet:
het doel is dat leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften vaker samen dicht
bij huis naar dezelfde school kunnen, als het kan in dezelfde klas zitten en elkaar
ontmoeten op het schoolplein. Voor die leerlingen voor wie dit nodig is, blijft er
een (tijdelijke) plek in een specialistische setting. Het speciaal onderwijs moet
hiernaast een specialistisch netwerk worden, dat zijn expertise binnen inclusievere
scholen inzet. Hiernaast is uw Kamer in november 2020 met de derde onderwijs en zorgbrief31 geïnformeerd over de voortgang van de landelijke maatregelen om zorg en onderwijs
beter met elkaar te verbinden. Met deze maatregelen kunnen professionals passende
combinaties van onderwijs en zorg bieden aan kinderen die daar behoefte aan hebben.
Tot slot heeft de Kinderombudsman in 2020 aandacht gevraagd voor huisvestingsproblematiek
in het rapport Ongehoord! De onzichtbaarheid van kinderen met huisvestingsproblemen. De Kinderombudsman doet hierin de aanbevelingen om het belang van kinderen structureel
te betrekken bij beslissingen rondom huisvestingsproblemen en om huisvesting te betrekken
in de ontwikkeling van het integrale armoedebeleid. Mijn ministerie en dat van SZW
en VWS hebben eerste gesprekken gevoerd met de Kinderombudsman over dit rapport. Ik
werk momenteel aan een gezamenlijke reactie op dit rapport.
In de jaarverslagen is te lezen dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman zich
inzetten op een breed palet aan onderwerpen. De veelheid aan onderwerpen waarop in
deze brief wordt ingegaan, accentueert dan ook het belang van de ombudsinstituten
in de samenleving.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties