Brief regering : Stand van zaken over de uitvoering van de inburgering
32 824 Integratiebeleid
Nr. 351 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw Kamer per brief1 toegezegd in december van dit jaar een stand van zaken te schetsen over de uitvoering
van de inburgering. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.
Opzet
De huidige ontwikkelingen ten aanzien van Corona geven aanleiding om opnieuw een aantal
maatregelen te nemen. Hierover informeer ik uw Kamer eerst.
Vervolgens ga ik in op de voortgang van de inburgering onder de huidige wet (Wi2013),
waaronder de stand van zaken van de leningen, de ontwikkeling van de groep inburgeraars
die aan het eind van de lening is gekomen maar nog steeds inburgeringsplichtig is
(ELIP) en misbruik en oneigenlijk gebruik. Tevens informeer ik uw Kamer, in aanloop
naar de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 per 1 januari 2022, over schoolgaande
jongeren en de informatievoorziening aan professionals in het onderwijs. Tenslotte
informeer ik u over de stand van zaken ten aanzien van de leerbaarheidstoets (LBT).
Aan het slot van deze brief blik ik kort terug op de totstandkoming van het nieuwe
stelsel en kijk ik vooruit naar de implementatie en uitvoering.
Corona
In de verzamelbrief inburgering van oktober jl.2 heb ik u gemeld dat de verlengingen van de inburgeringstermijn in verband met Corona
op 13 januari 2021 beëindigd zouden worden. In het licht van de huidige situatie van
Covid-19 en de weer aangescherpte maatregelen tref ik hierop een lichte bijstelling
aan.
Gegeven de nog onzekere situatie over de ontwikkeling van het virus en de te treffen
maatregelen wordt nu een beperkte termijnverlenging verleend. Deze verlenging bedraagt
één maand en wordt verleend aan iedere inburgeraar die zes maanden voor het einde
van de inburgeringstermijn zit. De leentermijn van vrijwillige inburgeraars wordt
eveneens met een maand verlengd. Het gaat hierbij hooguit om enkele tientallen vrijwillige
inburgeraars waardoor het budgettaire effect beperkt zal zijn tot een verschuiving
van het opgenomen leenbedrag van 2021 naar 2022 van ten hoogste enige duizenden euro’s.
De examenlocaties worden niet gesloten. Wel wordt ervoor gezorgd dat met de bijgestelde
capaciteit kan worden voldaan aan de anderhalve meter maatregel. Daarnaast moeten
alle kandidaten een mondkapje dragen, zowel bij het wachten en verplaatsen als ook
tijdens het examen zelf. Alleen voor het examenonderdeel «Spreken» mogen de mondkapjes
af tijdens het examen.
Bij het inburgeringsonderwijs zijn met ingang van 22 juni 2021 de mogelijkheden van
fysiek onderwijs geleidelijk uitgebreid. In eerste instantie werd één dag fysiek onderwijs
toegestaan terwijl er onder voorwaarden 100% afstandsonderwijs kon worden gegeven.
Met ingang van 27 september is gelijk met de opheffing van de anderhalve meter maatregel,
de omvang van afstandsonderwijs beperkt tot maximaal 50%; althans voor zover deze
uren in aanmerking komen om mee te tellen voor ontheffingen of verlengingen van de
inburgeringsplicht.
Doordat het overheidsbeleid vanaf 28 november jl. er weer op gericht is dat iedereen
zo veel mogelijk thuisblijft om verdere verspreiding van het virus te voorkomen, wordt
nu een verruiming toegestaan van de mogelijkheden van afstandsonderwijs. Deze mogelijkheid
wordt verruimd van maximaal 50% naar 100%.
Hierbij blijven wel de voorwaarden voor afstandsonderwijs gelden zoals die eerder
gesteld zijn: de inburgeraar heeft aantoonbaar ingestemd met het volgen van deze lessen
en de inburgeraar heeft eerst fysieke lessen gevolgd. Minimaal 12 uur voor een niet
analfabete inburgeraar en minimaal 48 uur voor een analfabete inburgeraar, voordat
er met afstandsonderwijs mag worden begonnen.
Voortgang inburgeringsplicht
Tabel 1 toont hoeveel inburgeraars per 1 november 2021 hebben voldaan aan de inburgeringsplicht,3 daarvan ontheven zijn of nog bezig zijn met de inburgering. Hierbij is een uitsplitsing
gemaakt naar het jaar waarin zij inburgeringsplichtig werden. Daarnaast is een onderscheid
gemaakt naar «asielmigranten», «gezinsmigranten en overige migranten».4
Van het totale bestand inburgeraars (cohort 2013 tot en met cohort 2019) zijn nog
ongeveer 33.000 inburgeraars bezig met inburgeren. Dat is ongeveer 24 procent. Het
ligt voor de hand dat dit vooral inburgeraars zijn uit de cohorten 2017 tot en met
2019, zoals ook tabel 1 laat zien. In totaal zijn (inclusief de cohorten 2020 en 2021)
per 1 november circa 72.000 personen nog inburgeringsplichtig onder de Wet Inburgering
2013.
Tabel 1 Slagingspercentages inburgeraars per cohort
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Totaal
9.325
17.062
24.430
31.877
21.430
18.063
17.452
Voldaan
7.125
77%
12.883
75%
17.672
72%
21.108
66%
11.952
56%
7.189
40%
3.713
21%
Ontheven
1.896
20%
3.558
21%
5.548
23%
8.319
26%
4.606
21%
1.174
6%
158
1%
Nog plichtig
304
3%
621
4%
1.210
5%
2.450
8%
4.872
23%
9.700
54%
13.581
78%
Asiel
4.711
10.283
18.619
25.392
15.351
9.906
8.825
Voldaan
3.095
66%
6.928
67%
12.661
68%
15.791
62%
7.502
49%
2.902
29%
1.494
17%
Ontheven
1.521
32%
3.128
31%
5.269
28%
7.993
32%
4.381
29%
1.052
11%
97
1%
Nog plichtig
95
2%
227
2%
689
4%
1.608
6%
3.468
22%
5.952
60%
7.234
82%
Gezin+overig
4.614
6.779
5.811
6.485
6.079
8.157
8.627
Voldaan
4.030
87%
5.955
88%
5.011
86%
5.317
82%
4.450
73%
4.287
53%
2.219
26%
Ontheven
375
8%
430
6%
279
5%
326
5%
225
4%
122
1%
61
1%
Nog plichtig
209
5%
394
6%
521
9%
842
13%
1.404
23%
3.748
46%
6.347
73%
Bron: DUO-peildatum 1 november 2021
Leningen
Tabel 2 laat zien dat aan iets meer dan 113.000 inburgeraars een lening is toegekend
en uitbetaald voor het volgen van inburgeringscursussen en voor het doen van het inburgeringsexamen.
Deze leningen zijn verstrekt aan asielmigranten en aan gezinsmigranten die inburgeringsplichtig
zijn. Van dit aantal zijn circa 64.000 leningen kwijtgescholden. De lening wordt kwijtgescholden
als een asielmigrant zonder verwijtbare termijnoverschrijding voldoet aan de inburgeringsplicht.
Tabel 2 Overzicht uitputting leningen Wet inburgering 2013
Leningen DUO inburgeringsplichtigen WI2013 (bron DUO inburgering)
Per 1 september 2021
Aantal *1)
Bedrag totaal in €
Bedrag (gemiddeld) in €
Toegekende leningen /
113.334
772.849.236
6.819
opgenomen bedrag
Kwijtgescholden leningen
64.223
517.840.304
8.063
Te niet gegane leningen
997
1.702.625
1.708
Leningen in terugbetalingsfase
10.481
46.224.668
4.410
Volledig terugbetaalde leningen
460
920.010
2.000
Bron: DUO peildatum 1 september 2021
Bij het aantal toegekende leningen zijn de leningen niet meegeteld waarbij wel een
lening beschikking is verstrekt, maar waarop geen geld is opgenomen. In de vorige
rapportage waren deze wel meegenomen in de telling van de toegekende leningen. Daarnaast
is een correctie in de DUO-gegevenshuishouding doorgevoerd waardoor een beperkte verschuiving
heeft plaatsgevonden tussen de categorieën «kwijtgescholden leningen» en «volledig
terugbetaalde leningen».
Einde Lening Inburgeringsplichtig (ELIP)
Zoals gebruikelijk informeer ik u in deze brief over de ontwikkeling van de inburgeraars
die hun lening vrijwel volledig hebben besteed, maar nog steeds inburgeringsplichtig
zijn. Het aantal inburgeringsplichtige asielmigranten dat € 9.500 of meer van de lening
heeft besteed, is met 628 gedaald. Dit is een daling van 18 procent in de totale populatie.
Tabel 3 toont de ontwikkeling per cohort tussen de peilmomenten 1 mei 2021 en 1 november
2021.
Ondanks deze daling, blijft zeker in deze tijd de ELIP-groep mijn aandacht houden.
Het is nog onduidelijk wat de gevolgen van de Coronacrisis zijn voor de ELIP-groep.
Deze groep is minder zelfredzaam gebleken en voor inburgeraars die een tijdlang geen
inburgeringsonderwijs hebben gevolgd of waren aangewezen op afstandsonderwijs, kan
extra ondersteuning noodzakelijk zijn. Ik blijf de ontwikkeling daarom nauwgezet monitoren.
Tabel 3: ELIP minstens € 9.500 geleend, per cohort (asielmigranten)
Cohort
Peildatum
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Totaal
01-05-2021
39
114
367
980
1.433
514
43
10
0
3.500
01-11-2021
39
95
271
645
1.006
689
110
16
1
2.872
Verschil
0%
– 16%
– 26%
– 34%
-30%
+ 34%
+ 155%
+ 60%
+ 100%
– 18%
Bron: DUO peildatum 1 november 2021
In de voorgaande uitvoeringsbrief heb ik u voor het eerst geïnformeerd over de aantallen
inburgeraars die minstens € 7.500 hebben geleend én in laatste 12 maanden van hun
inburgeringstermijn zitten. In Tabel 4 vindt u het huidige overzicht van deze groep,
in vergelijking met het vorige peilmoment. Ook deze groep is kleiner geworden in de
afgelopen periode. Dat in de cohorten 2018 en 2019 sprake is van een toename, is te
verklaren door het naderende einde van de inburgeringstermijn van deze groep.
Tabel 4: ELIP minstens € 7.500 geleend én in laatste 12 maanden inburgeringstermijn,
per cohort (asielmigranten)
Cohort
Peildatum
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Totaal
01-05-2021
46
118
391
861
2.157
1.021
10
8
0
4.612
01-11-2021
54
134
413
861
1.476
1.515
56
10
0
4.519
Verschil
+ 17%
+ 14%
+ 6%
0%
– 32%
+ 48%
+ 460%
+ 20%
0%
– 2%
Bron: DUO peildatum 1 november 2021
Bij de hierboven gerapporteerde groepen is sprake van een bepaalde dubbeling. Een
deel van de ene groep valt ook onder de definitie van de andere groep. Wanneer dit
in ogenschouw genomen wordt, beslaat de totale populatie die in aanmerking komt voor
ELIP-begeleiding door gemeenten 5.449 inburgeraars. Dit cijfer rapporteer ik in deze
brief voor de eerste maal. De ontwikkeling van dit cijfer zal in de volgende uitvoeringsbrieven
worden meegenomen. Deze potentiële doelgroep is hoger dan de eerder gebruikte definitie.
Dit komt door het verruimen van het selectiecriterium. Het is van groot belang de
ELIP-groep vroegtijdig in beeld te krijgen en te begeleiden.
Met het verruimen van het selectiecriterium eerder dit jaar zijn meer ELIP gevallen
in beeld. Uit eerdere analyses was al gebleken dat het aantal inburgeraars dat daadwerkelijk
in de problemen zit en hulp nodig heeft kleiner is dan het aantal ELIP’s. Soms gaat
het alleen om een laatste examen dat nodig is om te voldoen aan de inburgeringsplicht
en is begeleiding door de gemeente niet noodzakelijk.
Door de verruiming van het selectiecriterium kunnen enerzijds mogelijke probleemsituaties
eerder worden gesignaleerd en betrokkenen effectiever worden ondersteund. Anderzijds
betekent dit ook dat er relatief meer inburgeraars in de groep zitten die geen hulp
nodig hebben en dat gemeenten beter moeten uitzoeken wie ze moeten ondersteunen.
Motie Van Meenen/Paternotte inzake ELIP
Op basis van bestuurlijke afspraken met de VNG heb ik een budget beschikbaar gesteld
waarmee gemeenten de «ondertussen»-groep kunnen ondersteunen. De motie van de leden
Van Meenen en Paternotte5 verzoekt de regering om de afspraken over de toewijzing van ELIP-budgetten aan gemeenten
te vernieuwen en om samen met gemeenten te kijken hoe dit budget ingezet kan worden
om ELIP gevallen te ondersteunen. Op onderstaande wijze geef ik uitvoering aan deze
motie.
Zoals eerder gemeld is reeds een ELIP-aanpak opgezet, waarbij gemeenten deze groep
extra ondersteuning kunnen aanbieden. Hiervoor wordt verdeeld over de periode 2021–2026
een bedrag van circa 9 miljoen euro beschikbaar gesteld aan gemeenten. In overleg
met de VNG is voor de verdeling van deze budgetten een verdeelsleutel opgesteld. Deze
verdeelsleutel is gebaseerd op het aantal ELIP gevallen per gemeente. De eerste tranche
van het budget wordt in december 2021 uitgekeerd aan gemeenten.
In het afgelopen jaar is geïnvesteerd in het verspreiden van de kennis over de ELIP-groep
richting gemeenten. Divosa heeft, in samenwerking met verschillende gemeenten, afgelopen
jaar kennissessies georganiseerd om gemeenten te ondersteunen bij de ELIP-aanpak.
Goede voorbeelden van gemeenten die een succesvolle aanpak hebben opgezet, zijn tijdens
deze sessies gedeeld. Ook zijn deze voorbeelden digitaal ter beschikking gesteld aan
gemeenten die niet bij de sessies aanwezig waren.
Verdere verankering van de begeleiding voor de ELIP-groep vraagt een wetswijziging.
Een voorstel daartoe loopt mee in het wetsvoorstel wijziging Wi2021. In dit wetsvoorstel
wordt de ELIP-begeleiding opgenomen als taak van de gemeenten. De omvang en invulling
van de begeleiding is maatwerk en zal per gemeente ingevuld kunnen worden. Met de
verankering in de wet van deze begeleiding wordt ook een mogelijkheid gecreëerd om
de voor deze taak benodigde gegevens tussen DUO en gemeenten uit te wisselen.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Sinds de vorige uitvoeringsbrief hebben zich op het gebied van mogelijk misbruik en
oneigenlijk gebruik de volgende ontwikkelingen voorgedaan.
Door Blik op Werk is het keurmerk bij zes taalscholen geschorst. Bij acht taalscholen
is het keurmerk ingetrokken. Deze aantallen zijn relatief hoog ten opzichte van de
voorgaande periode. Dat komt onder meer doordat in de nu opgenomen periode de coronamaatregelen
versoepeld zijn en er daardoor meer lessen zijn gegeven en er zodoende ook meer mogelijkheden
waren tot controle. Veel van de intrekkingen van het keurmerk zijn het gevolg van
toezicht in de klas bij aspirant-keurmerkhouders.
Bij DUO zijn er in de periode van 1 mei 2021–1 november 2021 twee vermoedens van onregelmatigheden
rond examens op de toetslocaties gemeld.
Bij de Inspectie SZW zijn in de periode 1 mei 2021 tot 1 november 21 meldingen van
verdenkingen van misbruik of oneigenlijk gebruik binnengekomen. Dit zijn op twee zaken
na allemaal meldingen die door Blik op Werk en DUO zijn gedaan.
In de afgelopen jaren zijn er veel maatregelen getroffen om misbruik terug te dringen.
Hierdoor is het aantal meldingen van misbruik bij de Inspectie SZW ook fors teruggelopen.
Extra toezicht wordt uitgeoefend bij de nieuwe toetreders als cursusaanbieder inburgering.
Er kunnen echter ook nieuwe vormen van misbruik ontstaan. Alertheid blijft daarom
geboden.
Schoolgaande jongeren in de Wet inburgering 2021
Om een overzicht te geven van de veranderingen in de Wet inburgering 2021 voor schoolgaande
jongeren, is in december 2021 een handreiking voor onderwijsinstellingen en gemeenten
gemaakt door SZW, OCW, Divosa en VNG.
Met behulp van de handreiking kunnen professionals in onder andere het voortgezet
onderwijs – in het bijzonder praktijkonderwijs, Internationale Schakelklassen en entreeopleiding
– schoolgaande jongeren die vanaf 2022 inburgeringsplichtig worden, goed informeren.
De handreiking is specifiek gericht op schoolgaande jongeren en vormt een aanvulling
op bestaande factsheets, handreikingen en vragen en antwoorden die eerder zijn gepubliceerd
over de WI2021. Per niet-vrijstellende opleiding wordt daarnaast een overzicht gegeven
van veelgestelde vragen, zodat een docent in één oogopslag specifieke informatie kan
vinden. Aanvullend hierop zijn er verschillende webinars en bijeenkomsten georganiseerd
per niet-vrijstellende opleiding, waarbij scholen en vertegenwoordigers van betrokken
verenigingen aansloten.
De handreiking bestaat uit vragen en antwoorden op basis van gesprekken met vertegenwoordigers
van scholen, verenigingen in het onderwijs, docenten en gemeenten, die ook meeschreven
aan de handreiking. Een belangrijk uitgangspunt in de communicatie richting schoolgaande
jongeren is dat de gemeente samen met de jongere in de brede intake meer ruimte heeft
voor maatwerk. Tijdens de brede intake kan de gemeente samen met de jongere kiezen
om eerst de opleiding af te maken, alvorens de jongere in de praktijk begint met inburgeren.
Bijvoorbeeld als de inschatting is dat de jongere profijt heeft van het afronden van
een opleiding en vervolgens naar verwachting instroomt in een opleiding die vrijstelt
van de inburgeringsplicht. Dit kan worden opgenomen in het Plan Inburgering en Participatie
(PIP).
De keuze om eerst een niet-vrijstellende opleiding af te ronden, zoals een Internationale
Schakelklas of entreeopleiding, kan leiden tot zorgen bij jongeren. Zeker in gevallen
waarbij een inburgeringsplichtige bijvoorbeeld eerst een jaar ISK (op vmbo kader-
of basisniveau) afrondt en vervolgens een entreeopleiding begint. In dat geval zou
de inburgeringsplichtige bij afronding van de entreeopleiding één jaar «over» hebben
om te voldoen aan de inburgeringstermijn. Op dit moment is het volgen van een opleiding
die niet tot vrijstelling leidt volgens wet- en regelgeving geen reden tot verlenging.
Ik ben in gesprek met DUO en OCW over hoe we vorm kunnen geven aan een verlenging
voor deze groep, namelijk inburgeringsplichtigen die hun niet vrijstellende opleiding
eerst afmaken. Het is immers een gezamenlijke ambitie dat jongeren zo veel mogelijk
hun opleiding afronden én de kans krijgen om volledig in te burgeren. ISK scholen
hebben een brief ontvangen over de veranderingen in de Wet inburgering 2021 en wat
dit betekent voor hun leerlingen.
Omdat een jongere alsnog kan schrikken van een brief van DUO waaruit blijkt dat hij
of zij inburgeringsplichtig wordt, worden scholen ook geadviseerd om een halfjaar
voorafgaand aan de achttiende verjaardag van de (naar verwachting) betreffende leerlingen,
een gesprek aan te gaan over inburgering. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor
deze beslissing samen met de jongere, maar de verwachting is wel dat scholen en docenten
ook een rol willen spelen in het informeren van jongeren over hun mogelijkheden.
Leerbaarheidstoets van start bij inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021
Eerder informeerde ik u over de stand van zaken met betrekking tot de afname van de
leerbaarheidstoets.6 Ik heb toen aangegeven dat het tijdpad van voorbereidingen voor de afname van de
leerbaarheidstoets ambitieus is. Inmiddels kan ik melden dat er op dit moment geen
grote knelpunten zijn die de afname van de leerbaarheidstoets per 1 januari 2022 in
de weg staan. Hierbij informeer ik u over de huidige stand van zaken.
Actuele stand van zaken leerbaarheidstoets
Zoals ik u tijdens het WGO Integratie en maatschappelijke samenhang van 22 november
jl. heb toegelicht, krijgt DUO een centrale rol bij de afname van de leerbaarheidstoets.
Gemeenten krijgen een praktische rol bij de begeleiding van de afname van de toets.7 De planning is dat DUO op technisch vlak de minimaal benodigde inrichting voor de
afname van de toets per 1 januari 2022 gereed heeft. Tijdens het bestuurlijk overleg
met de VNG op 4 oktober jl. heb ik overeenstemming bereikt met gemeenten over de middelen
die zij zullen ontvangen voor hun taak bij de begeleiding bij de afname van de leerbaarheidstoets.
Daarnaast heeft Bureau ICE een leerbaarheidstoets ontwikkeld, die op het moment wordt
klaargezet in het afnameplatform van DUO. Tot slot zijn vanaf begin november jl. de
verplichte trainingen voor toetsbegeleiders bij Bureau ICE gestart.
Afname leerbaarheidstoets bij aanvang van het nieuwe stelsel
Met nog maar een paar weken in het vooruitzicht tot de inwerkingtreding van de nieuwe
Wet inburgering 2021, blijft het voor alle partijen hard werken om per 1 januari 2022
gereed te zijn voor de afname van de leerbaarheidstoets. Ik zie dat iedereen alles op alles zet om de noodzakelijke voorbereidingen te treffen. Het kan echter voorkomen dat
er zich bij aanvang van het stelsel nog wat opstartproblemen voordoen. Samen met de
VNG en DUO heb ik geconstateerd dat dit niet hoeft te leiden tot vertraging van de
afname van de leerbaarheidstoets. Gemeenten hebben tien weken de tijd om de brede
intake af te ronden en een PIP op te stellen. Dit geeft gemeenten en DUO de ruimte
om, indien van toepassing, de eerste periode te gebruiken om de werkprocessen nader
op orde te krijgen.
Via deze weg wil ik gemeenten daarom op het hart drukken dat ik er begrip voor heb
als bij aanvang van het nieuwe stelsel door deze omstandigheden de tien weken termijn
voor het opstellen van het PIP niet in alle gevallen kan worden gehaald.
Tenslotte
We staan aan de vooravond van de inwerkingtreding van de nieuwe inburgeringswet. Dit
nodigt uit tot een korte terugblik en reflectie op de afgelopen periode en vooruitblik.
Vier jaar geleden is de Minister van SZW gestart met de verbeteringen van het inburgeringsbeleid
op basis van de opdracht in het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». Dit heeft
geleid tot een hoofdlijnennotitie en in verdere uitwerking van en concretisering van
het beleid in een uitwerkingsagenda. Beide producten zijn tot stand gekomen in nauwe
samenwerking met gemeenten overige belangrijke stakeholders, een groot aantal maatschappelijke
partners en andere betrokkenen. Zij hebben, ieder vanuit de eigen expertise én in
de volle breedte meegedacht over de uitgangspunten en vertaalslag naar beleid. Het
beleid is vervolgens vastgelegd in wet- en regelgeving. Het is een flinke klus geweest,
waarbij door alle betrokkenen in goede sfeer hard is gewerkt en soms ook wel wat hordes
moesten worden genomen. Het draagvlak voor de voorgestelde wijzigingen van het inburgeringsbeleid
is groot. Ook uw Kamer heeft in overgrote meerderheid ingestemd met de nieuwe Wet
inburgering.
In het nieuwe stelsel is de regie in belangrijke mate terug bij gemeenten. Maatwerk
en participatie zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Het taalniveau wordt verhoogd
naar B1. Dat hogere taalniveau is een belangrijke voorwaarde voor participatie. Ik
ben er mij van bewust dat dit niet voor iedereen haalbaar is. Door de drie leerroutes
zijn er tegelijkertijd genoeg mogelijkheden voor elke inburgeraar om te participeren
naar vermogen.
De eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar is nog steeds de basis, maar dit
stelsel biedt voldoende elementen om de inburgeraar beter te ondersteunen bij de inburgering
en het verdere integratie- en participatieproces. Het gaat erom dat iedereen meedoet,
het liefst met betaald werk. Het combineren van participeren en het leren van de taal
moet hieraan bijdragen.
Nu is het moment aangebroken dat het nieuwe beleid zich in de praktijk moet gaan bewijzen.
De verwachtingen zijn hooggespannen. Dat is best spannend.
Het stelsel gaat per 1 januari 2022 van start. Mijn indruk is dat we daar in voorbereidende
zin klaar voor zijn en zelfs als een onderdeel nog niet helemaal af is, zal hiervoor
gezamenlijk met onze partners een oplossing worden gevonden. De praktijk is weerbarstig.
We zullen de ontwikkelingen in de uitvoering goed volgen en indien daarvoor aanleiding
is, bijsturen. Ik heb uw Kamer toegezegd8 voor de zomer van 2022 een stand van zaken te geven over de eerste ervaringen met
de implementatie en uitvoering van de nieuwe wet.
Om een beeld te krijgen van de werking, het doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid
is een monitor- en evaluatieplan opgesteld. Uw Kamer is hierover geïnformeerd9. De onderzoeken die in het kader van dit plan worden uitgevoerd zullen inzichten
en lessen opleveren voor enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uitvoering
van de wet. Alle onderzoeksrapporten zullen met uw Kamer worden gedeeld.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.