Brief regering : Kabinetsreactie beleidsdoorlichting Btw-compensatiefonds
31 935 Beleidsdoorlichting Financiën
Nr. 74 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2021
Hierbij zend ik u het rapport van de beleidsdoorlichting van artikel 6 Btw-compensatiefonds
(BCF) op de begroting Financiën en Nationale Schuld (IX)1. De beleidsdoorlichting is tot stand gekomen onder de begeleiding van een werkgroep
met vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal
Overleg (IPO), het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het
Ministerie van Financiën. Een vertegenwoordiger van het Centraal Planbureau heeft
opgetreden als onafhankelijke deskundige bij deze beleidsdoorlichting. Zijn oordeel
over de beleidsdoorlichting is opgenomen in bijlage 6 van het rapport. In deze kabinetsreactie
bespreek ik de hoofdpunten van de beleidsdoorlichting en geef ik mijn reactie hierop.
Het BCF is een fonds dat in 2003 is ingevoerd, waaruit gemeenten en provincies (verderop
medeoverheden) betaalde belasting over de toegevoegde waarde (btw) onder voorwaarden
kunnen terugvragen. Met de oprichting van het BCF beoogt het Rijk de verstoringen,
veroorzaakt door btw, tussen het uitbesteden en het zelf uitvoeren van taken door
medeoverheden te verhelpen. De btw verhoogt namelijk de kostprijs van uitbesteding
en kan daarmee de afweging van de gemeente of provincie beïnvloeden. Het BCF is destijds
budgettair neutraal ingevoerd. Dit is gedaan door het bedrag aan btw die gemeenten
en provincies betaalden over overheidstaken over te hevelen van het Gemeentefonds
en Provinciefonds (GF en PF) naar het BCF.
De centrale vraag die is onderzocht, luidt als volgt: «voorkomt het Btw-compensatiefonds dat de btw verstorend werkt bij de keuze tussen
in- of uitbesteden van gemeentelijke en provinciale taken en diensten?» Het antwoord daarop is bevestigend. Het BCF is doeltreffend als het gaat om het opheffen
van de verstorende keuze tussen in- of uitbesteden van medeoverheden. Daarnaast is
het aannemelijk dat het BCF heeft geleid tot meer uitbestedingen en meer samenwerking
tussen medeoverheden. Tegelijkertijd blijft het lastig om iets te zeggen over de doelmatigheid
en eventuele doelmatigheidswinst als gevolg van de invoering van het BCF.
De eerdere beleidsdoorlichtingen uit 2010 en 2016 maakten inzichtelijk dat de invoering
van het BCF ervoor zorgde dat er niet werd gestuurd op eventuele fiscale constructies.2 Het voorkomen hiervan is een belangrijke doelmatigheidswinst. Tegelijkertijd vergen
de uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en de administratieve lasten nader onderzoek.
Het onderzoeken van de uitvoeringskosten van het BCF is dan ook één van de twee hoofdaanbevelingen
van het rapport. De tweede aanbeveling is het onderzoeken van de doelmatigheid van
de uitsluitingsgronden om in aanmerking te komen voor het BCF.3 Daarnaast geeft het CPB als onafhankelijk deskundige aan om de effecten van het plafond
nader te onderzoeken. Het zou volgens het CPB bij overschrijding mogelijk kunnen leiden
tot een onvoorziene herverdeling.
Tot slot geeft het rapport drie verbeterpunten voor de uitvoering en vormgeving van
het BCF: (i) het versterken van de kennisdeling over het afdrachtsproces met betrekking
tot het BCF binnen het Rijk, (ii) het onderzoeken van de werking van Wetsartikel 4
(uitbesteden van een gemeentelijke taak aan een provincie of vice versa) en (iii) het
in kaart brengen van de gevolgen van pragmatische verbeterpunten in de uitvoering.
Om dit stapsgewijs op te pakken, biedt de beleidsdoorlichting vervolgens zeven praktische
verbeteringsvoorstellen namelijk: meer duidelijkheid rondom het afdrachtsproces met
behulp van een informatieve «blauwe kaart» (1); onderzoeken van de voor- en nadelen
van het invoeren van een doelmatigheidsdrempel voor BCF-overboekingen (2); het schriftelijk
verduidelijken van de beleidslijn over ex-ante ramingen en ondersteuning bieden aan
departementen om tot goede ramingen te komen (3); gevolgen in kaart brengen van een
wijziging van het onderscheid tussen gemeenten en provincies in artikel 4 (4); gevolgen
in kaart brengen van een verlenging van de termijn voor het indienen van de opgaven (5);
het automatiseren en digitaliseren van de opgaven van medeoverheden (6) en het organiseren
van een periodiek BCF-overleg met alle betrokken partijen (7).
Kabinetsreactie
Het demissionaire kabinet spreekt dank uit voor de beleidsdoorlichting en ziet naar
aanleiding van de beleidsdoorlichting vooralsnog geen reden voor fundamentele aanpassingen
van het BCF. Daarnaast geeft het demissionaire kabinet mee om aan de slag te gaan
met de aanbevelingen en verbeterpunten. Ten aanzien van de aanbeveling van de onafhankelijk
deskundige geeft het demissionaire kabinet mee om het effect van het plafond op mogelijke
herverdeling mee te nemen bij het vervolgonderzoek over de doelmatigheid van de uitsluitingsgronden
om in aanmerking te komen voor het BCF.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.