Brief regering : Evaluatierapport onderzoek en wetenschapsbeleid
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 936 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2021
Graag bied ik u het evaluatierapport1 aan: Evalueren, leren en sturen, doorlichting van het onderzoek en wetenschapsbeleid over de periode 2014–2020, artikel 16 van de OCW-begroting. Het rapport is opgesteld
door onderzoeksbureau Dialogic, innovatie & interactie. Het onafhankelijke kwaliteitsoordeel door prof. dr. Sarah de Rijcke beschrijft dat
het evaluatierapport voldoet aan alle kwaliteitsstandaarden en daar volgens haar zelfs
boven uitstijgt, zoals te lezen is in de bijlage2 bij deze brief. Ik ben Dialogic erkentelijk voor het opstellen van het evaluatierapport
en prof. dr. De Rijcke voor haar analyse van het rapport.
De evaluatie bevat conclusies en aanbevelingen op het gebied van sturingsfilosofie,
monitoring en evaluatie van het onderzoek- en wetenschapsbeleid. De conclusies en
aanbevelingen licht ik hierna toe.
Sturingsfilosofie en monitoring
Volgens Dialogic is sturing in het wetenschapsbeleid complex, onder andere door de
spreiding van eerste en tweede geldstroom, de samenhang met beleidsvraagstukken van
andere ministeries en historische afspraken met het veld. Daarnaast zijn er veel spelers
actief. Dialogic introduceert in het kader van de systeemverantwoordelijkheid van
OCW vijf mogelijke sturingsmodellen voor het onderzoeks- en wetenschapsbeleid, met
een toenemende mate van sturing.3 Dialogic geeft daarbij geen voorkeur aan voor een bepaald model, maar stelt dat dit
afhangt van de gekozen sturingsfilosofie binnen het onderzoeks- en wetenschapsbeleid.
Dialogic concludeert dat OCW vooral systeemverantwoordelijkheid toepast met directieve
sturing (model 2) en daarnaast op afroep en op enkele prioritaire thema’s stuurt (model
3).
Uitgaande van de vijf sturingsmodellen van Dialogic, kan er ook worden gekozen voor
de meer intensieve sturingsmodellen waarbij OCW netwerksturing toepast en/of daarbij
de kennisagenda voor het Rijk en de samenleving actief vormgeeft en coördineert (model
4 of 5). In dat geval kan volgens Dialogic via inhoudelijke afstemming richting gegeven
worden aan wetenschapsgebieden die met voorrang ontwikkeld moeten worden (model 4).
In aanvulling hierop kan OCW volgens Dialogic binnen de rijksoverheid de belangen
op het gebied van onderzoek en wetenschap integreren en afwegen ten behoeve van een
Rijksbrede Kennisagenda (model 5). Op dit moment is er geen overkoepelende onderzoeksagenda.
In het veld is volgens Dialogic onvoldoende duidelijk hoe OCW haar systeemverantwoordelijkheid
invult. In het evaluatierapport wordt OCW geadviseerd om een meer overkoepelende onderzoek-
en wetenschapsvisie te formuleren die duidelijk maakt hoe zij haar systeemverantwoordelijkheid
– en dus sturingsfilosofie – wil invullen. Deze visie kan volgens Dialogic gevoed
worden door een strategische dialoog met het veld.
Verder geeft Dialogic aan dat de betrokkenheid van OCW essentieel is voor het Nationaal
Groeifonds en de verdeling van extra middelen die daar plaatsvindt, en adviseert zij
dat OCW nagaat wat deze tijdelijke investeringsimpuls betekent voor meer reguliere
financiering van onderzoek (1e en 2e geldstroom). OCW krijgt aanvullend de aanbeveling
de monitoring van (nieuw) beleid verder te professionaliseren en ervoor te zorgen
dat verzamelde gegevens de signaal- en antennefunctie in het onderzoek- en wetenschapsbeleid
ondersteunen. De strategic intelligence benodigd voor het vervullen van de systeemverantwoordelijkheid is volgens Dialogic
grotendeels buiten OCW belegd en wordt weinig benut.
Doeltreffendheid en doelmatigheid van het wetenschapsbeleid
Dialogic concludeert dat er weinig evaluaties beschikbaar zijn van instrumenten op
het terrein van onderzoeks- en wetenschapsbeleid. Daar waar de doeltreffendheid wel
is geëvalueerd, ontstaat een positief beeld over de doeltreffendheid van de bijdrage
van het instrument of de instelling. Echter, ook vanwege het beperkte aantal evaluaties
maken de afzonderlijke evaluaties samen het moeilijk om een conclusie te trekken over
de doeltreffendheid van de beleidsinstrumenten op totaalniveau.
Dialogic trekt de voorzichtige conclusie dat de doelmatigheid van het onderzoeks-
en wetenschapsbeleid als geheel de afgelopen jaren minimaal gelijk is gebleven. Bovendien
zijn er volgens Dialogic weinig signalen dat de beleidsinstrumenten als geheel niet
doeltreffend en doelmatig waren. Op basis van het rapport Balans van de Wetenschap4 en OESO-cijfers5 constateert Dialogic dat het Nederlandse wetenschapssysteem goed presteert. Volgens
Dialogic zou dus gesteld kunnen worden dat het onderzoek- en wetenschapsbeleid een
bijdrage levert aan het in stand houden van de randvoorwaarden van een goed presterend
wetenschapssysteem. Op basis van de beschikbare evaluaties kan Dialogic echter niet
vaststellen hoe doeltreffend en doelmatig de bijdrage van het onderzoek- en wetenschapsbeleid
hieraan is geweest. De indicatoren die OCW hanteert, leveren een geringe bijdrage
aan het inzicht hierin.
Fictieve bezuiniging
Vast onderdeel van een beleidsdoorlichting is de beschouwing op de effecten van een
fictieve bezuiniging van 20% op begrotingsartikel 16 (onderzoeks- en wetenschapsbeleid).
Dialogic geeft hierop aan dat een dergelijke bezuiniging eerdere versterkingen teniet
zou doen.
Vervolg
In de komende periode zal het kabinet op verschillende manieren het vervolg inzetten
van de aanbevelingen uit het evaluatierapport. De aanbevelingen op het gebied van
de onderdelen doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatiefunctie sluiten goed aan
bij het traject «Inzicht in kwaliteit». Door de beschikbare strategic intelligence beter te benutten, kunnen indicatoren verder worden uitgewerkt en kan de monitoring
worden verbeterd. Gelet op de demissionaire status van het kabinet, is het aan mijn
opvolger om aan de slag te gaan met de aanbevelingen uit het evaluatierapport op het
vlak van sturingsfilosofie en daarin keuzes te maken.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap