Brief regering : Toezeggingen over keteneffecten meegenomen in de verdeling van de ondermijningsgelden, over het verkopen van drugs aan minderjarigen die dealen, over het breder toepassen van de aanpak onverklaarbaar verkregen vermogen (de ‘patseraanpak’) van de Rotterdamse politie en over ondergronds bankieren
33 173 Prestaties in de strafrechtketen
Nr. 22 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2021
Tijdens de begrotingsbehandeling Justitie & Veiligheid heb ik aan uw Kamer toegezegd
om nog voor het kerstreces in een brief terug te komen op een aantal onderwerpen:
hoe de keteneffecten zijn meegenomen in de verdeling van de ondermijningsgelden, het
verkopen van drugs aan minderjarigen die dealen en het breder toepassen van de aanpak
onverklaarbaar verkregen vermogen (de «patseraanpak») van de Rotterdamse politie.
Daarnaast doe ik een toezegging gestand uit het debat met de Vaste Kamercommissie
Justitie en Veiligheid van 16 juni jl. (Kamerstuk 33 173, nr. 20), om uw Kamer te informeren over ondergronds bankieren.
Keteneffecten ondermijningsgelden
In mijn brief van 4 oktober jl.1 heb ik uw Kamer geïnformeerd hoe de € 434 mln. die structureel beschikbaar is voor
de aanpak van ondermijning op grote lijnen wordt ingezet. De met deze middelen beoogde
effecten zijn onderverdeeld in drie pijlers: een weerbare samenleving en economie,
versterking van de (integrale) handhaving, en bescherming en veiligheid. Binnen die
pijlers vallen thema’s zoals, respectievelijk: preventie met gezag, forensische opsporing
en weerbaarheidsmaatregelen bij OM, de rechtspraak en DJI.
De beschikbaar gekomen gelden zijn uitdrukkelijk verbonden aan de maatschappelijke
opgave om ondermijnende criminaliteit tegen te gaan. Bij de verdeling van de gelden
staan daarom de beoogde maatschappelijke effecten voorop. Die effecten kunnen alleen
worden bereikt door steeds rekening te houden met de inzet die van alle betrokken partners gezamenlijk wordt gevraagd. We nemen de keteneffecten op drie
verschillende manieren mee.
Ten eerste kijken we binnen de pijler «weerbare samenleving en economie» naar samenhangende
pakketten van maatregelen van verschillende betrokken partners. Dat betekent dat het
geld niet verdeeld wordt onder individuele spelers die ieder op basis van een eigen
plan aan de slag gaan. We gaan in gesprek met de betrokken partners om te komen tot
gezamenlijke plannen en bijbehorende kaders om het gewenste maatschappelijke effect
te bereiken. Op basis van die plannen worden afspraken gemaakt over de beoogde resultaten
en de verdeling van taken en middelen over de betrokken partners. De aanpak logistieke
knooppunten wordt, bijvoorbeeld, vormgegeven in samenwerking met (onder andere) de
politie, de douane en de Koninklijke Marechaussee, maar ook met gemeenten en private
partners. De uitwerking van deze plannen met alle betrokken partners is nog in volle
gang. Samen met alle betrokkenen gaan we ervan uit dat we in het eerste kwartaal van
2022 goed onderbouwde plannen hebben. We gaan dan ook in op wat het betekent voor
partners buiten de strafrechtketen.2
Ten tweede houden we bij het maken van wetgeving voor de aanpak van ondermijning rekening
met de inzet die gevraagd wordt van verschillende uitvoeringspartners. Een voorbeeld
hiervan is het verbod op Nieuwe Psychoactieve Stoffen. Voor de uitvoering van dat
verbod hebben het OM, het NFI en de politie aangegeven dat ze extra financiering nodig
hebben, wat met deze gelden dus beschikbaar is.
Ten derde is versterking van de strafrechtketen als geheel al expliciet meegenomen
onder de pijler «versterking van de (integrale) handhaving». Onder deze pijler is
er (structureel) geld beschikbaar voor de politie (€ 60 mln.), voor bijzondere opsporingsdiensten
(in totaal € 40 mln., ook bestemd voor andere landelijke organisaties zoals de Belastingdienst
en Douane), voor forensische opsporing (€ 30 mln.) en voor de organisaties verderop
in de keten: OM (€ 8 mln.), rechtspraak (€ 8 mln.), DJI (€ 9 mln.) en reclassering
(€ 4 mln.).
Naast reguliere keteneffecten, kijken we overigens ook naar impact op andere vlakken,
zoals de veiligheid van de mensen die binnen de ketenorganisaties werken. Binnen de
pijler «bescherming en veiligheid» is voor weerbaarheidsmaatregelen voor togaberoepen
€ 12 mln. beschikbaar. Voor de verhoging van veiligheid in detentie en bij vervoer
van en naar detentie is € 15 mln. voor DJI beschikbaar. Voor bestuurlijke weerbaarheid
is € 10 mln. beschikbaar.
In mijn brief van 4 oktober jl. heb ik u laten weten dat ik uw Kamer op de hoogte
zal houden van de vorderingen in de verdeling van de ondermijningsgelden.
Uw Kamer zal in het voorjaar worden geïnformeerd over de definitieve verdeling.
Verkoop van drugs aan minderjarige drugsrunners
Tijdens de begrotingsbehandeling is mij door uw Kamer gevraagd om het Openbaar Ministerie
te verzoeken om verkoop van drugs aan minderjarigen als strafverzwarende omstandigheid
op te nemen in hun richtlijnen voor strafvordering van de Opiumwet, softdrugs en harddrugs.
De officier van justitie is verantwoordelijk voor het bepalen van een strafeis en
het College van procureurs-generaal beslist primair zelf over de inhoud van strafvorderingsrichtlijnen.
Ik behoor daar gepaste afstand van te houden. Ik kan het verzoek wel in overweging
geven aan het College. Dit heb ik op 15 december jl. gedaan.
In het debat werd gesteld dat de politie 7 unieke afnemers zou moeten identificeren
om een dossier voor drugshandel rond te krijgen. Navraag bij de politie en het OM
leert dat zij een dergelijke eis van bewijslast niet herkennen. Zoals het OM expliciet
stelt in de richtlijn voor strafvordering,3 kan iemand bijvoorbeeld ook al voor 1 of 2 deals een straf opgelegd krijgen. Daarnaast
werd in het debat gesteld dat daders vaker veroordeeld worden voor drugsbezit dan
drugshandel. Als het gaat om bezit met dealerindicatie (bij een grotere hoeveelheid
dan voor eigen gebruik) voorziet de richtlijn echter al in (de mogelijkheid van) een
hogere strafeis dan voor het «kaal» aanwezig hebben van drugs. Voor minderjarigen
die ingezet worden om te dealen geldt het jeugdstrafrecht en de inzet zou erop gericht
moeten zijn om hen weer op het rechte pad te brengen. Daarom zet ik ook in op preventie
met gezag en daarmee het voorkomen van jonge aanwas en doorbreken van criminele carrières.
Breder toepassen «patseraanpak»
Een beperkte groep jongeren vergaart met criminele activiteiten een substantieel vermogen.
Tegen deze achtergrond wordt in een aantal steden zoals Rotterdam en Amsterdam gewerkt
met het afpakken van onverklaarbaar verkregen vermogen. Deze aanpak wordt lokaal vormgegeven
en valt onder het lokale gezag. Het zijn goede initiatieven want misdaad mag ook voor
jongeren niet lonen.4 De politie deelt de goede voorbeelden van deze aanpak intern, zodat die kunnen worden
benut bij nieuw op te zetten aanpakken van onverklaarbaar verkregen vermogen.5
Het stellen van grenzen is een belangrijk element in het voorkomen van criminele carrières
van jongeren. Daarom zet ik samen met de Minister voor Rechtsbescherming bij de aanpak
van ondermijning in op preventie met gezag. Jongeren in kwetsbare wijken wordt niet
alleen meer perspectief geboden met behulp van o.a. sociale (gedrags-)interventies,
opleiding en toeleiding naar werk, maar er worden ook nadrukkelijk grenzen gesteld.
Door te investeren in meer zichtbaar formeel gezag in kwetsbare wijken en afspraken
met justitiële organisaties in de wijk, is er een duidelijke stok achter de deur die
leidt tot preventie met gezag. Binnen deze preventieve aanpak is er ook aandacht voor
het doorbreken van negatieve rolmodellen, bijvoorbeeld door het afpakken van zichtbaar
crimineel verdiend vermogen bij jongeren. De manier waarop deze aanpak wordt vormgegeven
is afhankelijk van de lokale problematiek en vraagt daarmee een combinatie van bewezen
effectieve interventies én maatwerk.
Ondergronds bankieren
In het commissiedebat met de vaste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid over
criminaliteitsbestrijding en georganiseerde criminaliteit/ondermijning van 16 juni
jl., heb ik toegezegd uw Kamer een brief te sturen over ondergronds bankieren. Hierbij
doe ik deze toezegging gestand.
«Ondergronds bankieren» is het verlenen van betaaltransacties buiten de wettelijk
gereguleerde financiële instellingen om, oftewel bankieren zonder vereiste vergunning.
Door onvergunde betaaldiensten te verlenen, worden geldstromen uit het zicht van onder
andere toezichthouders en andere overheidsdiensten gehouden. Ondergronds bankieren
is illegaal omdat het zonder vergunning gebeurt. Deze methode kan worden ingezet voor
niet-criminele doeleinden6, maar is ook vatbaar voor misbruik voor criminele doeleinden. Met name dit laatste
zie ik als groot risico in het licht van ondermijnende georganiseerde criminaliteit.
Dit beeld wordt breder gedeeld. In de Supranational Risk Assessments (SNRAs) van 2017
en 2019 van de Europese Commissie over witwassen en terrorismefinanciering wordt het
zogeheten hawala-bankieren genoemd als risico voor, specifiek, misbruik door criminele
netwerken en terrorismefinanciering alsook in het bredere kader van witwassen. Ook
op nationaal niveau, in de National Risk Assessments (NRAs) van 2017 en 2019, is ondergronds
bankieren onderkend als een van de grotere risico’s van witwassen en van terrorismefinanciering.
De Nederlandsche Bank (DNB) geeft aan in het afgelopen jaar meer meldingen te hebben
ontvangen over ondergronds bankieren. Bij de politie is het beeld dat ondergronds
bankieren is toegenomen.7
Gezien deze risico’s vindt de aanpak van ondergronds bankieren op meerdere fronten
plaats: nationaal en internationaal, en zowel in operationele als in kennis vergrotende
zin. Bij de aanpak van illegale betaaldienstverleners speelt DNB, als toezichthouder
op de meeste financiële ondernemingen, waaronder banken en betaaldienstverleners,
een signalerende, toezichthoudende en bestuursrechtelijk ook handhavende rol; zowel
tegen illegalen alsook bij vergunninghouders die zich niet aan de regels houden. Het
tegengaan van het gebruik van ondergronds bankieren voor criminele doeleinden, bijvoorbeeld
witwassen of het financieren van nieuwe criminele activiteiten, heeft de aandacht
van opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie. Bij met name de aanpak van drugscriminaliteit
is bij politie in de afgelopen jaren een omslag ingezet, waarbij steeds meer nadruk
komt te liggen op het volgen van criminele geldstromen, waaronder de stromen die lopen
via ondergronds bankieren. Daarnaast participeert de politie in het Multidisciplinair
Interventie Team (MIT) dat tot doel heeft criminele structuren, bedrijfsprocessen
en verdienmodellen bloot te leggen.
Op internationaal niveau vraagt Nederland aandacht voor dit onderwerp en is betrokken
bij internationale en Europese initiatieven die als doel hebben de kennis over en
het optreden tegen ondergronds bankieren te versterken. Zo participeert Nederland
in internationale organisaties als Europol, welke in de European Union
serious and organised crime threat assessment (EU SOCTA) van 2021 ondergronds bankieren als risico benoemt en analyseert. Verder
is Nederland aangesloten bij de Financial Action Task Force (FATF)8, welke in 2013 een studie heeft verricht naar de rol van hawala-bankieren in het
kader van witwassen en terrorismefinanciering. Ook is de aanpak van criminele geldstromen
waaronder het afpakken van crimineel vermogen, mede door Nederlandse inzet, opnieuw
geprioriteerd in de nieuwe vierjarige cyclus van het European Multidisciplinary Platform
Against Criminal Threats (EMPACT). Daarbij wordt onder meer gefocust op ondergronds
bankieren. Dit EMPACT draagt bij aan grootschalige Europese opsporingsonderzoeken
en het vergroten van expertise bij en tussen instanties.
Aanvullend wordt begin 2022 een WODC-onderzoek opgestart. In dit onderzoek wordt gekeken
naar de aard van het fenomeen ondergronds bankieren, en zal een actueel beeld worden
geschetst van de verschillende verschijningsvormen, modus operandi, betrokken actoren
en de rol die zij spelen, de facilitering en andere kenmerken. Ook zal worden bekeken
of er over de tijd een ontwikkeling te zien is. Deze inzichten kunnen een waardevolle
bijdrage leveren aan de reeds ingezette aanpak van ondergronds bankieren, als onderdeel
van het terugdringen van criminele geldstromen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid