Brief regering : Verzamelbrief moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 607 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2021
Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van diverse aangenomen moties en
toezeggingen die betrekking hebben op het primair en voortgezet onderwijs. Daarnaast
informeer ik u over de voortgang op een aantal thema's.
1. Voorschoolse educatie
Aanbieding rapporten Tweede meting van het implementatie- en bestedingsonderzoek voorschoolse
educatie
Een consortium van Sardes, Oberon en Cebeon voert een meerjarig onderzoek (2019–2023)
uit om na te gaan hoe gemeenten de nieuwe eisen voor voorschoolse educatie (ve) invoeren
en hoe zij de onderwijsachterstandsmiddelen besteden. Daarin wordt ingegaan op de
invoering van de urenuitbreiding bij gemeenten en aanbieders van voorschoolse educatie
van 600 naar 960 uur, de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker en de besteding
van de middelen voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid/voorschoolse educatie
(ve).1 Cebeon heeft daarnaast onderzoek gedaan naar de besteding van de goab-middelen door
gemeenten aan ve en andere maatregelen en activiteiten die de kansen van (voor)schoolse
doelgroepkinderen vergroten.2 Hierbij zend ik u de rapporten toe.
De urenuitbreiding is een ingrijpende beleidsoperatie geweest voor gemeenten en ve-aanbieders.
Ik vind het dan ook positief dat uit het rapport van Sardes en Oberon blijkt dat de
beleidsintensivering (nagenoeg) is afgerond en volgens gemeenten en ve-aanbieders
vrij goed is verlopen. Wat betreft de invoering van de pedagogisch beleidsmedewerker
vanaf 1 januari 2022, blijkt dat een aanzienlijk deel van de gemeenten en ve-aanbieders
dit in juni nog moest inregelen, maar ook dat een even substantieel deel daarvan al
druk was bezig is met de juiste voorbereidingen daartoe. Ik verwacht dat we met het
ondersteuningstraject gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ervoor kunnen zorgen
dat alle gemeenten en ve-aanbieders op tijd klaar zijn met invoering van de pedagogisch
beleidsmedewerker in de ve.
Aanbieding eindrapport scenario-ontwikkeling structureel toezicht voorschoolse educatie
De bijgevoegde scenariostudie naar structureel toezicht op de proceskwaliteit en kwaliteitszorg
van voorschoolse educatie is tot stand gekomen op aanbeveling van de Inspectie van
het Onderwijs.3 Zie hiervoor ook mijn brief over onderwijsachterstandenbeleid van 19 mei 2020.4 Hierbij zend ik u het eindrapport dat vier scenario’s voor de vormgeving van het
toezicht bevat en een weging van de voor- en nadelen van elk scenario. Het is aan
een nieuw kabinet om het vervolgtraject verder vorm te geven.
Toezegging bereik voorschoolse educatie
Eind 2019 heeft Minister van Engelshoven in het debat over laaggeletterdheid toegezegd
om u in de volgende voortgangsrapportage laaggeletterdheid te informeren over de deelname
aan de voorschoolse educatie. Ik informeer u via deze brief over deze deelname omdat
er op korte termijn geen voortgangsrapportage laaggeletterdheid uit gaat. De Inspectie
van het Onderwijs bekijkt jaarlijks wat het bereik is van voorschoolse educatie. Het
totale bereik is volgens de inspectie al jaren stabiel en ligt tussen de 80 en 86
procent van het aantal doelgroeppeuters.5 Dit betekent dat 80 á 86 procent van de kinderen die door de gemeenten zijn verwezen
naar voorschoolse educatie, ook daadwerkelijk deelneemt.6
2. Stand van zaken herbezinning residentieel onderwijs
Naar aanleiding van de beleidsinventarisatie residentieel onderwijs heb ik uw Kamer
op 21 december 2020 geïnformeerd over een integrale herbezinning met het veld, departementen
en inspecties.7 Het doel van de herbezinning is het creëren van een toekomstbestendig stelsel waarbij
alle jongeren die tijdelijk in instellingen en inrichtingen verblijven een passend
onderwijsaanbod krijgen. In deze herbezinning zijn het afgelopen jaar flinke stappen
gezet. Zo zijn de knelpunten en ontwikkelingen in kaart gebracht, zijn uitgangspunten
geformuleerd waaraan het residentieel onderwijs moet voldoen mede gelet op de transitie
naar kleinschalige woonvoorzieningen in de jeugdzorg, en zijn verschillende scenario’s
uitgewerkt inclusief voor- en nadelen en eerste gevolgen hiervan. Hierover zijn daarnaast
gesprekken geweest met verschillende betrokkenen, zoals aanbieders van het residentieel
onderwijs, aanbieders in de jeugdzorg, andere betrokken ministeries etc. Op basis
hiervan zijn verdere stappen gezet om de scenario’s aan te scherpen.
Onderdeel van de herbezinning is ook het voeren van gesprekken met jongeren en ouders
die te maken hebben gehad met residentieel onderwijs. Ik hecht hier veel belang aan
om zo ook hun ervaringen bij de herbezinning te kunnen betrekken.8 Het kunnen bereiken van deze doelgroep en goed kunnen voeren van deze gesprekken
is de afgelopen periode moeilijker geweest, mede vanwege de coronamaatregelen. Deze
gesprekken zijn inmiddels gaande, maar nog niet afgerond. Om de gesprekken verder
te kunnen voeren en de inzichten goed te kunnen betrekken bij de herbezinning is daarom
wat extra tijd nodig en om die reden duurt de afronding van de herbezinning langer.
Daarom ontvangt u deze, in tegenstelling tot wat eerder is toegezegd, niet meer dit
jaar. Het is aan een volgend kabinet om u hierover voor de zomer volgend jaar nader
te informeren.
Zoals gemeld in beantwoording van het schriftelijk overleg van 9 juli 2020 worden
er op dit moment op basis van subsidie van OCW regioregisseurs aangesteld. Deze regioregisseurs
zullen op basis van feiten en cijfers over de regionale en landelijke ontwikkelingen
in de jeugdzorg gesprekken voeren met (coördinerende) gemeenten, jeugdzorginstellingen
en samenwerkingsverbanden over de impact daarvan op het onderwijs. Voor de zomer van
2022 zal dit leiden tot regionale plannen residentieel onderwijs waarbij wordt bezien
hoe in de regio de knelpunten worden opgelost die er in dit kader spelen. De belangrijkste
opbrengsten daarvan zullen ook op landelijk niveau worden besproken met betrokkenen
om te bezien wat hiervan geleerd kan worden.
3. Verlenging evaluatieperiode DAMU-regeling voor het primair onderwijs
In november 2020 is de beleidsregel «verstrekking DAMU-licentie po» gepubliceerd.
Voor het dans- en muziekonderwijs (DAMU) dat door een aantal scholen in het primair
onderwijs in samenwerking met hogescholen wordt gegeven, is daarin bepaald dat deze
scholen op een aantal aspecten beperkt mogen afwijken van de wet (onder andere onderwijstijd
en onbevoegde docenten). Scholen konden daar dit voorjaar een aanvraag voor doen en
drie scholen nemen vanaf dit schooljaar deel. Bij deze regeling is bepaald dat dit
experiment voor 1 januari 2023 wordt geëvalueerd. Om de ervaring van schoolleiders,
docenten en ouders langer te kunnen monitoren en mee te kunnen nemen bij de evaluatie
van de beleidsregel worden ook in 2023 gegevens verzameld. De evaluatie verschijnt
om die reden uiterlijk op 1 januari 2024.
4. Aanvraagregeling voor brede campus binnen beperkte afstand
Op 11 juni jl. heb ik u voor het laatst geïnformeerd over de stand van zaken van de
uitvoering van de motie van het lid Van Meenen die de regering verzoekt om brede scholengemeenschappen
met twee locaties binnen een beperkte straal gelijk te stellen aan brede scholengemeenschappen
op één locatie.9, 10 Dit alleen als zij in de praktijk als een campus fungeren. De aanvraagregeling wordt
op dit moment nader uitgewerkt. De inwerkingtreding van de regeling is voorzien in
het voorjaar van 2022 zodat betaling nog in 2022 mogelijk is.
5. Startdatum nieuwe ondersteuningsstructuur burgerschap
Met diverse partijen wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe ondersteuningsstructuur
voor burgerschapsvorming in het basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs. Deze nieuwe structuur was voorzien voor 1 januari 2022. Om die structuur
zorgvuldig in te richten en de kennis van de huidige, tijdelijke ondersteuning te
borgen, is dit voor het funderend onderwijs verschoven naar 1 juli 2022, waarbij het
middelbaar beroepsonderwijs mogelijk per 1 januari 2023 zal toetreden. De huidige
projectsubsidies aan de sectorraden in het funderend en middelbaar beroepsonderwijs
zullen daarom respectievelijk met een half jaar en een jaar worden verlengd, zodat
de ondersteuning aan scholen wordt gecontinueerd.
6. Brief van het Adviescollege toetsing regeldruk
In uw brief van 12 maart 2020vraagt u om een afschrift van ons antwoord op een brief
van het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) met betrekking tot de AMvB Monitoring
veiligheid op scholen.11 Het betreft een advies van de ATR over deze AMvB. De ATR verzoekt in de toelichting
niet alleen de regeldrukgevolgen voor scholen weer te geven maar ook voor andere actoren.
Die informatie is in de tekst van de toelichting bij de AMvB opgenomen. Daarnaast
adviseerde de ATR te overwegen de frequentie van de monitoring op sommige scholen
naar beneden te brengen. In de toelichting is nu opgenomen waarom daar niet voor is
gekozen. Voor een adequaat veiligheidsbeleid is het nodig jaarlijks de stand van zaken
na te gaan zodat er steeds actuele informatie is. De veiligheidssituatie op een school
kan tenslotte soms snel verslechteren. De AMvB en toelichting zijn op 17 juni 2020
gepubliceerd in het Staatsblad.12 Mijn ambtenaren hebben onze omgang met het advies indertijd mondeling teruggekoppeld
naar de ATR. Daarom kan ik u geen afschrift sturen van mijn reactie.
7. Reactie op de brief van Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB)
betreffende zorgen over continuïteit Nederlands onderwijs wereldwijd
Op 22 juli 2021 stuurde de stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland (NOB)
een brief waarin zij extra middelen verzocht voor het behoud van de onderwijsinfrastructuur
voor Nederlandse leerlingen in het buitenland.13 De vaste kamer commissie verzocht op 13 september 2021 om een afschrift van de reactie.14 Als gevolg van COVID-19 staat op meerdere plaatsen in de wereld de continuïteit van
onderwijsvoorzieningen voor Nederlands (moedertaal)onderwijs voor kinderen en jongeren
onder druk. Een deel van deze scholen kent negatieve effecten van de pandemie. Nederlandse
gezinnen keerden noodgedwongen tijdelijk terug naar Nederland of verloren hun baan
(bijvoorbeeld in de toeristenbranche) wat leidde tot (soms drastische) krimp van het
aantal leerlingen en daarmee ook het wegvallen van ouderbijdragen en van leerlinggebonden
subsidie van de Nederlandse overheid. In debat over dit onderwerpis dit aan de orde
geweest en inmiddels heb ik verkend welke incidentele tegemoetkoming in deze uitzonderlijke
situatie mogelijk is.15 Er wordt nu in overleg met de NOB gewerkt aan een financiële injectie binnen de
beschikbare middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs. Zodra de precieze uitwerking
rond is, zal uw Kamer geïnformeerd worden. Dat zal naar verwachting begin 2022 zijn.
8. Verdiepende studie Curriculumcommissie: Samenhang in het curriculum
Zoals aangekondigd in mijn brief van 1 november j.l. zou de wetenschappelijke Curriculumcommissie
(hierna: Curriculumcommissie) nog dit jaar de laatste verdiepende studie opleveren.16 Ditmaal over de manier waarop samenhang kan worden versterkt en met aanbevelingen
over de positie van verschillende typen vaardigheden in het curriculum. Deze studie
is nu opgeleverd en vindt u in de bijlage.17
In deze verdiepende studie constateert de Curriculumcommissie dat bijstellingen van
het curriculum te vaak ad-hoc en los van elkaar zijn gebeurd. Dit heeft de horizontale samenhang (in en tussen vakken/leergebieden) en verticale samenhang (doorlopende leerlijn, onder meer ter bevordering van de kansengelijkheid) geen goed
gedaan. De belangrijkste aanbevelingen om dit te verbeteren zijn:
• Het werken aan samenhang in het curriculum begint bij een samenhangende aanpak in
het proces van curriculumvernieuwing zelf.
• Stel het curriculum zoveel mogelijk in samenhang bij – dus sectoren en vakken/leergebieden tegelijk – om versnippering, overlap en
overladenheid te voorkomen.
• Werk vanuit een meer gemeenschappelijk architectuur, een richtinggevende rationale en met multidisciplinaire teams (leraren uit verschillende
schoolsoorten en sectoren).
• Scherp het model «brede vaardigheden» aan, en maak daarin onderscheid tussen vakspecifieke vaardigheden, verbindende vaardigheden
en conditionele vaardigheden.
• Samenhang in het curriculum wordt daadwerkelijk ingevuld in de schoolpraktijk en dient
ondersteunend te zijn aan het eigen schoolcurriculum. Faciliteer scholen hierin en zorg voor een goede curriculumbekwaamheid onder leraren en schoolleiders.
Ik ben de commissie erkentelijk voor de nadere duiding van de betekenis van samenhang
voor het curriculum. Dit biedt handvatten voor de nadere werkwijze van vakvernieuwingscommissies
die starten met het bijstellen van examenprogramma’s18 en straks voor teams die kerndoelen bijstellen. De werkopdrachten die u 1 november
j.l. heeft ontvangen, sluiten hier reeds bij aan.
9. Advies «Medezeggenschap bij holdings in het onderwijs»
De Landelijke Commissie voor Onderwijsgeschillen (LCG) heeft in 2020 een advies uitgebracht
ten aanzien van knelpunten bij medezeggenschap bij holdings in het onderwijs. Dit
advies is bijgevoegd bij deze brief.19 Uw vaste commissie voor onderwijs heeft mij bij brief van 18 december 2020om een
reactie verzocht.20
Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de voorstellen uit het rapport ben ik
met de betrokken (veld)partijen in gesprek. De uitkomsten van dat gesprek zal ik meenemen
bij de terugkoppeling van de stand van zaken rondom het wetstraject van de Wet medezeggenschap
op scholen (WMS) als gevolg van de uitwerking van het Regeerakkoord uit 2017.
10. Doorstroomprogramma’s
De gewijzigde motie van de leden Kuik en Rog verzocht mij om bij scholen onder de
aandacht te brengen dat leerlingen die na het behalen van hun diploma door willen
stromen naar havo of vwo een doorstroomprogramma kunnen volgen.21In de OCW-nieuwsbrief van 21 januari 2021 die onder vo-scholen wordt verspreid is
aandacht besteed aan de subsidieregeling voor doorstroomprogramma’s vmbo-havo en vmbo-mbo.
Deze subsidieregeling loopt door tot en met het schooljaar 2022–2023. Informatie hierover
is ook te vinden op de website van DUS-I. In de OCW-nieuwsbrief van juli 2020 en juli
2021 is aandacht besteed aan de nieuwe wet «Gelijke kans op doorstroom». Hiermee zijn
scholen geïnformeerd over de nieuwe landelijke toelatingseisen die aan doorstromende
leerlingen worden gesteld.
Daarmee hebben scholen zich tijdig kunnen voorbereiden op de verantwoordelijkheid
die voortvloeit uit de nieuwe wet, namelijk om leerlingen passend te begeleiden bij
de overstap, bijvoorbeeld met behulp van doorstroomprogramma’s. Scholen worden tevens
in de gelegenheid gesteld om onderling ervaringen en kennis uit te wisselen tijdens
de jaarlijkse inspiratiebijeenkomst die (online) voorzien is in december 2021.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media