Brief regering : Verslag Eurogroep en Ecofinraad 6 en 7 december 2021
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 1804 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2021
Daarnaast informeer ik u dat Griekenland heeft aangegeven ongeveer 1,8 mld. euro aan
het IMF en 5,3 mld. euro bilaterale leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) vervroegd te willen aflossen, zonder ook het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) en de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) deels vervroegd af te
lossen. Aangezien bij een vervroegde aflossing aan het IMF en de GLF een proportionele
aflossingsverplichting aan het ESM en EFSF bestaat, is hiervoor een vrijstelling van
deze instellingen noodzakelijk. Het kabinet is voornemens in te stemmen met de vervroegde
aflossing van de GLF-leningen en met de vrijstellingen voor de vervroegde aflossingen
van zowel de IMF- als de GLF-leningen. U wordt hier in het verslag nader over geïnformeerd.
Verder wordt middels dit verslag voldaan, of wordt u geïnformeerd over, verschillende
toezeggingen die gedaan zijn tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december
jl. Het betreft de toezegging om:
• tijdens de Eurogroep/Ecofinraad met collega’s te spreken over rechtsstatelijkheid
Polen (in het kader van de RRF);
• aandacht te vragen voor het belang van transparantie in de monitoring van de RRF en
na te gaan of de Europese Commissie daar voldoende capaciteit voor heeft;
• de voortgangsrapportage over de bankenunie naar de Kamer te sturen (zie in het verslag
een verwijzing naar waar deze rapportage te vinden is);
• in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad wat uitgebreider in te gaan op de impasse
m.b.t. de bankenunie;
• bij de Ecofinraad aandacht te vragen voor transparantie bij de Gedragscodegroep;
• in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad in te gaan op de juridische positie van
de FIU in de AML-voorstellen.
Tevens wordt u middels dit verslag geïnformeerd over een technische aanpassing ten
aan zien van de implementatie van collective action clauses met ééntrapsaggregatie (single limb CAC’s) die voortvloeien uit de wijzigingsovereenkomst van het ESM-verdrag.
Ook stel ik u in het verslag op de hoogte van het mandaat voor onderhandelingen met
het Europees Parlement over de wijziging van de Verordening betreffende bij geldovermaking
te voegen informatie, waarover binnen de Raad overeenstemming is bereikt.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Verslag Eurogroep en Ecofinraad 6 en 7 december 2021
Eurogroep
Griekenland: Twaalfde enhanced surveillance-rapport
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de twaalfde missie in het kader
van enhanced surveillance (verscherpt toezicht) naar Griekenland. De missie, waaraan naast de Europese Commissie
ook de Europese Centrale Bank, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)1 en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) 2 deelnamen, heeft plaatsgevonden in Athene op 19 en 20 oktober jl. Het rapport van
de Europese Commissie is op 24 november jl. gepubliceerd en geschreven op basis van
regulier contact met de Griekse autoriteiten en de bevindingen van de missie.3
Elk kwartaal wordt de balans opgemaakt t.a.v. onder andere de macro-economische ontwikkelingen,
overheidsfinanciën, arbeidsmarktbeleid, openbaar bestuur en het rechtssysteem in Griekenland.
Daarnaast wordt elk halfjaar, op basis van een verscherpt-toezichtrapport en een terugkoppeling
door de Europese instellingen, door de Eurogroep beoordeeld of Griekenland in aanmerking
komt voor schuldmaatregelen, zoals afgesproken in juni 2018.4
De Europese Commissie (de Commissie) concludeert dat Griekenland goede voortgang heeft
geboekt met de overeengekomen hervormingen. Daarbij wijst de Commissie onder meer
op de voltooiing van de hervormingen van de energiesector met het afronden van de
anti-trustmaatregelen rondom het staatselektriciteitsbedrijf (Public Power Corporation
– PPC) en voortgang op gebied van privatiseringsprojecten waaronder de Egnetia snelweg
en de Public Gas Corporation of Greece (DEPA). Ook is voortgang geboekt op het gebied
van sociale zekerheid met nieuwe wetgeving voor het bepalen van arbeidsongeschiktheid.
Daarnaast is voortgang geboekt met verbetering van het HR-beleid en is een hervorming
afgerond bij de administratie van overheidsfinanciën op het gebied van de classificatie
van publieke investeringen. Ook zijn verdere stappen gezet op het gebied van anti-corruptiemaatregelen.
De Commissie constateert verder dat op een aantal vlakken de vooruitgang beperkt is.
Zo zijn de betalingsachterstanden van de overheid (aan bijvoorbeeld huishoudens, bedrijven
en lokale overheden) slechts marginaal afgenomen sinds het tiende rapport, toen de
Commissie ook kritisch over de voortgang was. De Griekse overheid heeft toegezegd
vanaf oktober dit scherper te zullen monitoren en de Griekse autoriteiten verwachten
de achterstanden eind december 2021 te hebben weggewerkt voor wat betreft niet-pensioengerelateerde
zaken, en voor pensioengerelateerde achterstanden dit medio 2022 te realiseren. Nederland
is van mening dat het belangrijk blijft dat Griekenland onverminderd doorgaat met
het doorvoeren van hervormingen. De monitoring van de betaalachterstanden zal daarbij
nadrukkelijke aandacht moeten krijgen.
De Eurogroep heeft, op basis van de gemaakte voortgang op de hervormingen, ingestemd
met het activeren van de zesde tranche van schuldmaatregelen voor Griekenland, met
een omvang van 767 mln. euro. Hierover heeft de Eurogroep een verklaring aangenomen.5 Het betreft een uitkering van SMP/ANFA-middelen en het annuleren van de renteopslag
van twee procentpunt op een deel van de EFSF-leningen. Na deze overeenstemming in
de Eurogroep is nog een formeel besluit t.a.v. de schuldmaatregelen nodig door de
Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) en de Eurogroup Working Group (EWG), waarbij Nederland net als in de Eurogroep voornemens is om in te stemmen.
De Eurogroep is verder geïnformeerd dat Griekenland heeft aangegeven 1,51 Bijzondere
Trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR; ongeveer 1,8 mld. euro) aan leningen van het IMF en 5,3 mld. euro bilaterale
leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) vervroegd te willen aflossen, zonder ook het Europees Stabiliteitsmechanisme
(ESM) en de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) deels vervroegd af te
lossen. Aangezien bij een vervroegde aflossing aan het IMF en de GLF een proportionele
aflossingsverplichting aan het ESM en EFSF bestaat, is hiervoor een vrijstelling van
deze instellingen noodzakelijk. Indien de vervroegde aflossing aan het IMF doorgang
vindt, heeft Griekenland geen uitstaande leningen bij het IMF meer. Dit zou formeel
betekenen dat de IMF-betrokkenheid bij de post programme surveillance (PPS) in Griekenland afloopt, hetgeen met het oorspronkelijke aflossingsschema pas
eind 2022 voorzien was. Griekenland heeft echter aangegeven het IMF uit te nodigen
om betrokken te blijven in het kader van PPS zolang er sprake is van verscherpt toezicht
(enhanced surveillance) in Griekenland, wat in ieder geval tot medio 2022 het geval zal zijn. Het ESM stelt
vast dat de vervroegde aflossing aan het IMF een marginaal financieel voordeel oplevert
voor Griekenland omdat het land tegen een lagere rente op de kapitaalmarkt kan lenen
dan de rente die op de IMF-leningen betaald wordt. Een vervroegde proportionele aflossing
aan het EFSF en ESM zou volgens het ESM negatief zijn voor de schuldhoudbaarheid,
gelet op de rentes en looptijden van die leningen. Het ESM is van mening dat het ESM
en het EFSF als crediteur niet benadeeld worden door vervroegde aflossing van het
IMF omdat de verplichtingen aan deze instellingen een veel langere looptijd hebben
dan de looptijd van de leningen aan het IMF. Om deze reden stelt het ESM dat het passend
is voor de EFSF-garantieverleners en de Raad van bewind van het ESM om de vrijstelling
te geven. In februari 2021 en november 2019 heeft Griekenland eerder een vervroegde
aflossing aan het IMF gedaan. Toen is er ook een vrijstelling door het ESM en EFSF
afgegeven, met instemming van Nederland. Ook Ierland, Portugal en Cyprus hebben eerder
dergelijke vrijstellingen gekregen van het EFSF en het ESM. Voor Nederland is de betrokkenheid
van het IMF bij de Griekse programma’s steeds belangrijk geweest. Dat geldt ook voor
de postprogrammamonitoring die het IMF uitvoert naast de postprogrammasurveillance
door de Europese instellingen. Om deze reden acht het kabinet het positief dat de
Griekse autoriteiten hebben aangegeven het IMF uit te nodigen betrokken te blijven
zolang er sprake is van verscherpt toezicht in Griekenland. Nederland vindt het verder
positief dat Griekenland ondanks de COVID-pandemie en de bosbranden in staat is om
op een financieel voordelige wijze het IMF en de GLF leningen vervroegd af te lossen.
Besluitvorming door het ESM en het EFSF over de mogelijke vervroegde aflossing aan
het IMF en de GLF vindt naar verwachting in januari plaats. Gelet op het bovenstaande
is het kabinet voornemens om in te stemmen met het verstrekken van de benodigde vrijstellingen.
Post-Programme Surveillance (PPS) rapporten Cyprus, Portugal, Ierland & Spanje
De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de (virtuele) missies naar Cyprus,
Portugal, Ierland en Spanje, die hebben plaatsgevonden in het kader van post-programmasurveillance
(PPS). De rapporten zijn gepubliceerd op 24 november jl.6 Aan de missies namen de Europese Commissie (de Commissie), de Europese Centrale Bank,
het Internationaal Monetair Fonds7 en het Europees Stabiliteitsmechanisme deel. Het doel van PPS is om de economische,
budgettaire en financiële ontwikkelingen van een land dat financiële steun heeft ontvangen
te monitoren, waarbij ook wordt gekeken naar de (terug)betaalcapaciteit. In alle vier
rapporten wijst de Commissie op de negatieve gevolgen van de pandemie en de onzekerheid
rondom het economisch herstel hierdoor. Ook kunnen knelpunten aan de aanbodzijde en
(tijdelijk) verhoogde energie- en transportprijzen de verwachte economische groei
beperken. Desalniettemin worden er geen problemen verwacht betreffende de betalingscapaciteit
van de landen.
Cyprus: Het (11e) rapport constateert dat, alhoewel de inkomsten uit toerisme achterblijven, de economie
een herstel heeft ingezet gesteund door toenemende binnenlandse vraag. De Commissie
verwacht voor 2021 een reële groei van het bbp van 5,4%, die iets afzwakt in 2022
en 2023 naar respectievelijk 4,2% en 3,5%. Wel blijft er een hoge mate van onzekerheid
bestaan door mogelijk aanhoudende gevolgen van de pandemie. De verwachting is dat
het merendeel van de begrotingsmaatregelen eind november zullen worden afgebouwd.
Dit zal er aan bijdragen dat het begrotingstekort van Cyprus in 2022 uitkomt op 1,4%
bbp en de staatsschuld ook daalt. Externe onevenwichtigheden, waaronder een aanzienlijk
tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans, blijven echter een aandachtspunt
voor de Cypriotische economie. In de zomer is het Cypriotische herstel- en veerkrachtplan
(Recovery and Resilience Plan, RRP) goedgekeurd en het land heeft reeds voorfinanciering
ontvangen. Het rapport spreekt de verwachting uit dat Cyprus in staat zal zijn om
aan de schuldbetalingen van het ESM te voldoen.
Portugal: Het (14e) rapport benoemt dat de Portugese economische prestaties zijn verbeterd ten opzichte
van het vorige rapport. Private consumptie nam sterk toe door het loslaten van contactbeperkende
maatregelen. Ook de inkomsten uit toerisme groeiden sterk in het tweede en derde kwartaal.
De Commissie verwacht een groei van het bbp-volume van 4,5% in 2021, gevolgd door
5,3% in 2022 en 2,4% in 2023. De Portugese overheidsfinanciën zijn door de pandemie
verslechterd, zo bedroeg het begrotingstekort in 2020 5,8%-bbp, maar in 2023 zal Portugal
volgens de verwachtingen weer een begrotingstekort van 2,8%-bbp hebben. Met de geleidelijke
afschaffing van overheidssteun vanaf oktober, zullen sommige economische sectoren,
met name diensten die verband houden met buitenlands toerisme, nog steeds de gevolgen
ondervinden van de pandemie. Bovendien zullen door het aflopen van de kredietmoratoria
eind september 2021 banken geconfronteerd worden met de risico's van bedrijven in
kwetsbare sectoren die aflossingsmoeilijkheden kunnen krijgen. De risico’s omtrent
de herfinancierings- en betalingscapaciteit van Portugal blijven volgens het rapport
laag. De verwachte afbouw van de staatsschuld, de Europese steunpakketten en ook de
hoge vaccinatiegraad versterken de economische vooruitzichten van het land.
Ierland: Het (15e) rapport verwacht dat de Ierse economie in 2021 zeer sterk zal groeien. In het eerste
kwartaal bestond deze groei voornamelijk uit de export van multinationals, maar in
het tweede kwartaal leverde ook het binnenlands herstel een bijdrage. In 2021 verwacht
de Commissie een economische groei van 14,6%. In 2022 zal de groei naar verwachting
5,1% bedragen en 4,1% in 2023. De sociaaleconomische impact van de pandemie is beperkt
gebleven door overheidssteun, maar de schulden en tekorten zijn hierdoor toegenomen.
Beide zullen in 2022 en 2023 afnemen. Wel zijn er neerwaartse risico’s voor de Ierse
overheidsfinanciën door de aanhoudende onzekerheid rondom de pandemie en mogelijke
aanpassingen aan het internationale belastingstelsel in 2023. De Ierse financiële
sector komt sterk uit de pandemie met kapitaal- en liquiditeitsposities boven de regelgevingsvereisten.
Door de blootstelling van Ierse banken aan het MKB kunnen de gevolgen van de pandemie
wel later nog zichtbaar worden nadat algemene steunmaatregelen zijn afgelopen. Hierdoor
kunnen de niet-presterende leningen toenemen. Het risico omtrent de Ierse schuldbetalingen
blijft laag.
Spanje: Het (16e) rapport constateert dat de Spaanse economie deels herstelt van de pandemie in 2021.
Na een krimp van het bbp-volume met 10,8% in 2020 verwacht de Commissie dat het herstel
in 2021 4,6% bedraagt. In 2022 wordt een sterker herstel verwacht (5,5%) maar pas
in begin 2023 zal het niveau van economische activiteit van voor de pandemie worden
gehaald. Over heel 2023 verwacht de Commissie een groei van 4,4%. Verwacht wordt dat
het Spaanse RRP een significante bijdrage zal leveren aan het herstel. Het Spaanse
overheidsbudget blijft kwetsbaar. Zo zal het begrotingstekort in 2023 naar verwachting
nog steeds 4,2%-bbp zijn en zal de staatsschuld (116,9%-bbp in 2023) ook hoger blijven
dan voor de pandemie. Bovendien erkent het rapport het gevaar dat de verwachting is
gewekt dat bepaalde pandemie-gerelateerde uitgavenmaatregelen structureel kunnen worden.
De Spaanse financiële sector bleef wel veerkrachtig gedurende de pandemie en het rapport
constateert ook dat Spanje het vermogen behoudt om de ESM-schuld af te lossen.
Werkprogramma Eurogroep voor eerste halfjaar van 2022
In de Eurogroep is het werkprogramma voor de Eurogroep van het eerste halfjaar van
2022 toegelicht en aangenomen.8 Voor de Eurogroep wordt gewoonlijk per halfjaar een werkprogramma opgesteld met de
onderwerpen die waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering. Dit draagt
bij aan meer langetermijnfocus en kan helpen bij het voorbereiden van de discussies.
Terugkerende onderwerpen in het werkprogramma zijn de terugkoppeling van post-programma
surveillancemissies (voor Ierland, Portugal, Cyprus, Spanje en Griekenland), discussies
rond het Europees semester en gesprekken over de toekomst van de Economische en Monetaire
Unie. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan herstel en duurzame groei van de economie
op de lange termijn, het versterken van de bankenunie, de digitale euro en de internationale
rol van de euro. De Eurogroep zal ook spreken over de voor het eurogebied relevante
aspecten van de consultaties over de toekomst van het Stabiliteits- en Groeipact en
de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden.
IMF Artikel IV Consultatie met de eurozone
Het IMF heeft tijdens de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de missie van de
Artikel IV consultatie met de Eurozone, die in november 2021 heeft plaatsgevonden.
Tijdens deze missie zijn gesprekken gevoerd met verschillende Europese instellingen
(bijvoorbeeld met de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank) over de macro-economische
verwachtingen. Managing Director Georgieva heeft de samenvattende verklaring gepresenteerd.9
Het IMF gaat in deze afsluitende verklaring onder meer in op het begrotingsbeleid
van de lidstaten van de eurozone, het monetair beleid van de ECB, de belangrijkste
noodzakelijke structurele hervormingen en het beleid gericht op de financiële sector.
Specifiek ten aanzien van het begrotingsbeleid geeft het IMF onder meer aan dat voor
de eurozone in 2022 nog verruimend beleid nodig is, maar dat dit meer en meer gericht
moet zijn op de meest geraakte sectoren en gezinnen. De sterke ontwikkeling van de
arbeidsmarkt en de private consumptie in de eurozone maken generieke programma’s om
banen te behouden minder nodig. Landen met hoge schulden hoeven in de ogen van het
IMF pas te beginnen met het opbouwen van buffers als het herstel duidelijk onderweg
is, maar het is wel nodig nu al geloofwaardige bezuinigingsplannen aan te kondigen,
aldus het IMF. Specifiek ten aanzien van het Europese herstelfonds merkt het IMF op
dat dit bij kan dragen aan het versnellen van het herstel en het doorbreken van het
patroon van toenemende verschillen tussen lidstaten, maar dat ambitieuze plannen en
een zorgvuldige balans vereist zijn tussen enerzijds snelle betalingen en anderzijds
zorgvuldige implementatie met inachtneming van de implementatiecapaciteit in landen.
Op basis van de missie zal het IMF een rapport opstellen met daarin de appreciatie
van de macro-economische vooruitzichten en het gevoerde beleid. Na een bespreking
van het rapport in de Raad van bewindvoerders van het IMF zal het rapport gepubliceerd
worden.
Presentatie van de Europese Commissie van de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone
De Europese Commissie heeft in de Eurogroep haar aanbeveling voor een Raadsaanbeveling
betreffende het economisch beleid in de eurozone gepresenteerd10, die op 24 november jl. gepubliceerd werd als onderdeel van het herfstpakket.11 Naar verwachting zal de Eurogroep de ontwerpaanbevelingen in januari inhoudelijk
bespreken.
Wat betreft de eurozone-aanbeveling doet de Europese Commissie dit jaar een voorstel
voor aanbevelingen om in 2022 expansief begrotingsbeleid te voeren waarbij de focus
geleidelijk verschuift naar investeringen. Daarbij wordt aanbevolen om gedifferentieerd
begrotingsbeleid te voeren waarbij onder andere de staat van het economisch herstel
en de overheidsfinanciën in acht worden genomen. Daarbij dient het begrotingsbeleid
gericht te zijn op het bereiken van houdbare overheidsfinanciën op de middellange
termijn. De tweede aanbeveling heeft onder andere betrekking op het waarborgen van
een eerlijk en efficiënt belastingsysteem. Ook dienen noodmaatregelen gericht op de
arbeidsmarkt geleidelijk te verschuiven naar herstelmaatregelen. In aanbeveling drie
wordt onder andere opgeroepen om de effectiviteit van steunmaatregelen te monitoren
en steun gerichter en tijdelijk te verlenen. Daarnaast is het van belang om de capaciteit
van de insolventieraamwerken te versterken de voortgang te maken met het verdiepen
van de kapitaalmarktunie. De vierde aanbeveling gaat in op het belang om institutionele raamwerken
verder te versterken. Ook wordt er aanbevolen om de kwaliteit van de overheidsfinanciën
te verbeteren. Tot slot wordt er in de laatste aanbeveling onder andere het belang
onderstreept om de macro-economische stabiliteit te waarborgen en de bankenunie af
te ronden.
Voorafgaand aan de bespreking in de Eurogroep in januari zal de Kamer een brief ontvangen
met een uitgebreide kabinetsappreciatie van het herfstpakket. In deze brief zal ook
worden stilgestaan bij de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone. Na bespreking van
de ontwerpaanbevelingen in de Eurogroep in januari zal de Raad van de Europese Unie
(de Raad) de (aangepaste) aanbeveling goedkeuren. Hierna zal Europese Raad deze aanbeveling
bekrachtigen, waarna de Raad de aanbevelingen formeel aanneemt.
Beoordeling ontwerpbegrotingen en de budgettaire situatie en vooruitzichten van de
Eurozone als geheel
In de Eurogroep is gesproken over de ontwerpbegrotingen voor 2022 die de eurolanden
medio oktober hebben ingediend bij de Europese Commissie (de Commissie) en de opinies
van de Commissie over deze ontwerpbegrotingen.12 Daarnaast is ook gesproken over de budgettaire situatie en vooruitzichten in de eurozone
als geheel. De Eurogroep heeft hierover een verklaring aangenomen.13
De opinies van de Commissie ten aanzien van de ontwerpbegrotingen zijn gepubliceerd
op 24 november 2021. Voor Portugal is geen opinie gepubliceerd omdat de ingestuurde
ontwerpbegroting door het Portugese parlement is afgekeurd.
De beoordeling van de ontwerpbegrotingen heeft dit jaar als gevolg van de COVID-19-crisis
een ander karakter dan in voorgaande jaren. De beoordeling is gebaseerd op de landspecifieke
aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie t.a.v. het begrotingsbeleid voor 2022
(vastgesteld in juli 2021). Deze aanbevelingen zijn net als de adviezen voor de begroting
van 2021 alleen kwalitatief van aard, zonder numerieke doelstellingen. Waar alle landen
vorig jaar echter nog precies dezelfde aanbeveling kregen, heeft de Europese Commissie
in de aanbevelingen voor de begroting van 2022 wel gedeeltelijk onderscheid gemaakt
in haar adviezen op basis van de schuldpositie van landen. Landen met lage en middelhoge
publieke schulden, waaronder Nederland, zijn opgeroepen door de Europese Commissie
om een verruimend begrotingsbeleid te voeren, terwijl landen met hoge schulden zijn
opgeroepen een prudent begrotingsbeleid na te streven en de middelen uit het herstelfonds
te benutten voor additionele investeringen. Alle landen zijn opgeroepen nationale
investeringen te handhaven en groei van lopende publieke uitgaven onder controle te
houden teneinde toekomstige begrotingen niet permanent te belasten, waarbij landen
met hoge schulden ook zijn geadviseerd laatstgenoemde groei te beperken.
Voor de eurozone als geheel adviseerde de Europese Commissie in juni 2021 om in 2022
een verruimend begrotingsbeleid te handhaven. Op basis van haar analyse van alle ontwerpbegrotingen
gezamenlijk verwacht de Europese Commissie voor 2022, als gevolg van het aflopen van
tijdelijke maatregelen om de pandemie op te vangen en aantrekkende groei, een aanzienlijke
daling van het begrotingstekort (7,5% in 2021 naar 4,1% in 2022 voor de eurozone als
geheel, grotendeels in lijn met de recent gepubliceerde herfstraming). Wanneer de
Europese Commissie het terugdraaien van dergelijke tijdelijke noodmaatregelen niet
meerekent en zich baseert op de reguliere uitgavenontwikkeling ten opzichte van de
langjarige ontwikkeling van de potentiële groei resteert over de eurozone als geheel
niettemin een verruimend begrotingsbeleid ter grootte van ongeveer 1% bbp in 2022.
De belangrijkste bijdrage aan dit verruimend begrotingsbeleid (ca. driekwart) is in
diverse lidstaten, inclusief in enkele lidstaten met hoge schulden, een toename van
lopende publieke uitgaven en belastingverlagingen zonder dekking, hetgeen in enkele
landen een forse impact kan hebben op de houdbaarheid van de openbare financiën. Met
de verhoging van lopende uitgaven boven het langjarige groeipotentieel wordt een ook
voor 2020 en 2021 geobserveerde trend doorgezet. Voor het resterende kwart wordt het
verruimende begrotingsbeleid gedreven door hogere nationale en door de EU via het
herstelfonds gefinancierde investeringen.
Er heeft alleen een kwalitatieve beoordeling van de ontwerpbegrotingen van de individuele
landen voor 2022 plaatsgevonden. Ten aanzien van landen met lage en middelhoge schulden
stelt de Commissie dat al deze landen met uitzondering van Slowakije en Malta verruimend
begrotingsbeleid voeren, nationale investeringen vrij goed beschermen en middelen
van het herstelfonds voor extra investeringen inzetten, waarbij dit voor Nederland
nog niet kan worden beoordeeld omdat nog geen plan is ingediend. Ten aanzien van de
landen met hoge schulden stelt de Commissie dat over het algemeen de ontwerpbegrotingen
voldoen aan de landspecifieke aanbevelingen, in de zin dat ze middelen uit het herstelplan
gebruiken voor aanvullende investeringen alsook nationale investeringen op peil houden.
België, Frankijk, Italië, Spanje en Griekenland wordt wel gewaarschuwd dat het, gezien
hun schuldniveaus en de grote uitdagingen t.a.v. de schuldhoudbaarheid op de middellange
termijn die al voor de uitbraak van de pandemie bestonden, belangrijk is om een prudent
begrotingsbeleid te voeren ten behoeve van gezonde overheidsfinanciën op middellange
termijn. Op basis van de bovenstaande observaties van de Europese Commissie ten aanzien
van zowel landen met hoge en middelhoge schulden alsook de landen met hoge schulden
ondersteunt de Eurogroep in haar verklaring het oordeel van de Europese Commissie
dat de 2022 ontwerpbegrotingen in het algemeen in overeenstemming zijn met de landenspecifieke
aanbevelingen. In het geval van Italië constateert de Europese Commissie dat de groei
van nationale lopende uitgaven onvoldoende wordt beperkt en deze groei een aanzienlijke
bijdrage levert aan verruimend begrotingsbeleid in Italië. Italië wordt uitgenodigd
maatregelen te nemen om de groei van de lopende uitgaven alsnog te beperken. De Eurogroep
heeft in haar verklaring de landen met hoge schulden die de groei van de lopende uitgaven
onvoldoende beperken opgeroepen om de noodzakelijke maatregelen in de begroting te
nemen.
Voorbereiding Eurotop
En marge van de Europese Raad van 16 en 17 december 2021 zal een Eurotop worden gehouden.
Tijdens de vorige Eurotop op 25 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1721) is gesproken over het economisch herstel in het kader van de COVID-19-crisis en
de voortgang op het gebied van versterking van de Economische en Monetaire Unie (EMU),
specifiek de bankenunie en de kapitaalmarktunie.14 Deze keer zal de Eurotop naar verwachting wederom stilstaan bij deze onderwerpen.
De Eurogroep heeft tijdens een diner over de voorbereiding voor de Eurotop gesproken,
waarbij lidstaten hebben aangegeven voorstander te zijn van versterking van de bankenunie
en de kapitaalmarktunie. De voorzitter van de Eurogroep zal de Europese Raad informeren
over de voortgang op deze dossiers en stuurt hierover een brief aan de voorzitter
van de Europese Raad.15
Bankenunie
Tijdens het diner van de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over de
voortgang op het werkplan om richting te geven aan de vervolgstappen op de vier werkstromen
binnen het bankenuniedossier: het Europees Depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening
van het crisisraamwerk voor falende banken, omgang met grensoverschrijdende banken
en de weging van staatsobligaties (RTSE). Op basis van een mandaat van de Eurotop
uit december 2020 is door de High Level Working Group (HLWG) het eerste half jaar
van 2021 gewerkt aan dit werkplan. Na de Eurogroep van 17 juni jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1762) is afgesproken om meer tijd te nemen om tot een werkplan te komen, waarbij werd
ingezet op eind 2021. Binnen de Eurogroep bestaat overeenstemming dat gelijktijdige
voortgang op de vier werkstromen wenselijk is. Lidstaten blijven hierbij hun prioriteiten
binnen de bankenunie benadrukken. Evenredige voortgang op alle vier de werkstromen
blijft daardoor ingewikkeld. In het Commissiedebat van 2 december jl. is door de Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een toezegging gedaan om in dit verslag
meer informatie te geven over de impasse rondom de bankenunie. Conform deze toezegging
wordt kort ingegaan op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier, in lijn met
het verslag Eurogroep en Ecofinraad van 16 april 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1752).
Crisismanagementraamwerk
Binnen de HLWG is veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor
alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG wordt
gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten,
waaronder Nederland, hebben een relatief geconcentreerde bankensector met enkele grotere
universele banken. In andere lidstaten bestaat de bankensector echter voor een groot
deel uit meer regionaal geënte spaarbanken met een beperkte omvang. Ook zijn er lidstaten
waar de bankensector grotendeels in eigendom is van buitenlandse banken. Het onderscheid
tussen deze sectoren maakt dat lidstaten anders in discussies over onder meer het
crisisraamwerk staan.
Het crisisraamwerk voor banken dient ertoe om het falen van banken op een goede wijze
op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende banken via faillissement,
of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van publieke middelen, ordentelijk
af te wikkelen en de financiële stabiliteit te waarborgen en gedekte deposito’s te
beschermen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen om het gebruik van publieke
middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie van de Bank Recovery
and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt
gebruikt. In veel gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is
in een aantal gevallen toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit juist
beoogt te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe
nationale depositogarantiestelsels (DGS) kunnen ingrijpen, waardoor er in lidstaten
verschillen ontstaan in de omgang met falende banken.
In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is in de toepassing van
de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via
het DGS). Ook wil de HLWG onderzoeken of de instrumenten geschikt zijn om alle soorten
banken te kunnen afwikkelen, of dat het wenselijk is om de bestaande instrumenten
aan te passen of de gereedschapskist uit te breiden. Sommige lidstaten vinden dat
er gekeken moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken
zelf gevulde DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht
van deposito’s en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als
na een faillissement. Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en
middelgrote banken een dergelijke overdracht wenselijker is dan een uitbetaling in
faillissement of afwikkeling via het resolutieraamwerk. De inzet van de door banken
gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale staatssteun minder
zal worden toegepast.
De Europese Commissie had tot 20 april jl. een gerichte (technische) consultatie lopen.
De Nederlandse reactie is aan de Tweede Kamer toegezonden.16 Nederland heeft aangegeven dat een herziening van het crisismanagementraamwerk vooral
zou moeten focussen op het weghalen van inconsistenties tussen de verschillende raamwerken.
Daarnaast is van belang dat bij aanpassing van het crisisraamwerk publieke middelen
zo veel als mogelijk worden beschermd. Hiervoor moeten de regels omtrent staatssteun
aangescherpt worden. Lidstaten wachten nu op een voorstel van de Commissie. Omdat
een voorstel op het crisisraamwerk verband houdt met depositogarantiestelsels, wordt
getracht om ook voortgang te bereiken op de andere werkstromen binnen het bankenuniedossier.
Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS)
Naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk lopen er ook nog besprekingen
over een EDIS. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel zorgt ervoor dat overheden
niet meer zelf hoeven bij te springen als het nationale garantiefonds niet volstaat.
Daarmee kan het de wisselwerking tussen banken en overheden verminderen. Ook zou een
EDIS eraan kunnen bijdragen dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming
genieten. Door de financieringskracht van de verschillende nationale fondsen te bundelen
kan een nog steviger vangnet worden gecreëerd om spaarders te beschermen.
Tegelijkertijd is de vormgeving nog ingewikkeld, mede door de hiervoor omschreven
verschillen die bestaan tussen de bankensectoren, alsmede door de rol die een (nationaal)
DGS in verschillende lidstaten kan spelen in geval van bankfalen. Zo zijn er lidstaten
die voortgang op een EDIS koppelen aan het stimuleren van Europese marktintegratie,
waar andere lidstaten juist het belang van lokale (kapitaal)eisen benadrukken. Ook
zijn er lidstaten die inzetten op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere
lidstaten voortgang op een EDIS hebben gekoppeld aan verdere risicoreductie in de
Europese bankensector. Onder andere Nederland heeft in deze gesprekken benadrukt dat
banken voorafgaand aan een EDIS aantoonbaar gezond dienen te zijn. Ook heeft Nederland
de discussie over een passende risicoweging voor staatsobligaties op bankbalansen
gekoppeld aan voortgang op een EDIS.
Weging van staatsobligaties (RTSE)
Naast de verwevenheid tussen banken en hun nationale economieën zijn banken ook sterk
verweven met hun nationale overheden, doordat banken in veel gevallen staatsobligaties
van de eigen overheid bezitten. Voor het bezit van staatsobligaties door banken zijn
veel verklaringen. Zo kennen staatsobligaties een relatieve veiligheid ten opzichte
van bijvoorbeeld leningen aan bedrijven of burgers. Ook zijn staatsobligaties zeer
liquide activa. Staatsobligaties krijgen daarnaast op dit moment een preferentiële
behandeling in het risicoraamwerk. Op basis van het raamwerk kunnen banken een nul-risicoweging
toekennen aan staatsobligaties die zijn uitgegeven in de eigen munteenheid, onafhankelijk
van de daadwerkelijke kredietwaardigheid van de betreffende overheid. Ook gelden er
geen concentratiebeperkingen die voor andere blootstellingen wel gelden.
Enkele lidstaten, waaronder Nederland, zetten zich in Europa in voor een aanpassing
van de prudentiële weging van staatsobligaties, zodat beter recht wordt gedaan aan
het daadwerkelijke risico van staatsobligaties en de verwevenheid met nationale overheden
wordt verminderd. Een substantiële groep van lidstaten heeft echter de voorkeur om
de huidige behandeling van staatsobligaties op bankbalansen niet aan te passen. Een
aanpassing van de risicoweging zou namelijk betekenen dat banken extra kapitaal moeten
aanhouden voor (overmatige) blootstellingen op overheden, hetgeen kan leiden tot minder
vraag naar staatsobligaties en daarom hogere rentetarieven. Enkele van deze lidstaten
maken een expliciete koppeling tussen de aanpassing van de prudentiële behandeling
van staatsobligaties en de noodzaak via gemeenschappelijke activa veilige financiering
te waarborgen. Het blijkt dan ook moeilijk om hierover in de Raad tot een compromis
te komen.17
Bevorderen van verdere marktintegratie
Naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE, wordt er in de HLWG ook gesproken over de
regels voor grensoverschrijdende bankengroepen. Ook hierover zijn lidstaten verdeeld.
Sommige lidstaten zijn van mening dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen worden
gehinderd door de inrichting van prudentiële vereisten. Het gaat hierbij om lidstaten
die grote internationale banken hebben met veel grensoverschrijdende activiteiten.
Verdere marktintegratie kan bijdragen aan de efficiëntie van de Europese bankensector.
Dit kan ten goede komen aan de weerbaarheid en winstgevendheid van de sector.
Andere lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende kapitaal en liquiditeit
op alle niveaus van de bank. Dit zijn met name lidstaten waarbij de sector grotendeels
in handen is van buitenlandse banken. Lokale prudentiële vereisten bieden namelijk
zekerheid dat in het geval van een faillissement de bank voldoende buffers heeft op
lokaal niveau. Indien dit niet gewaarborgd is kan dit leiden tot een onevenredige
last voor de nationale depositogarantiestelsels. Zodoende gaat de discussie over de
verschillende manieren om zekerheid te bieden dat de aanwezigheid van voldoende buffers
op lokaal niveau gewaarborgd blijft.
Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben het belang van een gebalanceerd en holistisch
werkplan onderstreept. De ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate
waarin voortgang kan worden bereikt op alle vier de werkstromen. Naar aanleiding van
het diner is nog geen nieuwe planning opgesteld voor het verder brengen van het werkplan.
Kapitaalmarktunie
Met het kapitaalmarktunie actieplan ligt er een ambitieus plan voor het verbeteren
van de Europese regelgeving ter versterking van de kapitaalmarkten. Die worden daarmee
beter in staat gesteld private financiering – noodzakelijk voor de ecologische en
digitale transities alsmede voor het mkb en start- en scale-ups – te faciliteren.
Dit najaar zijn de eerste wetgevende voorstellen door de Europese Commissie gepubliceerd,
te weten de herziening van Solvency II, implementatie van Bazel 3 in de richtlijn
en verordening kapitaalvereisten, herziening van de verordening markten voor financiële
instrumenten, richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en verordening
Europese lange-termijn beleggingsinstellingen, en een voorstel voor een Europees centraal
toegangspunt voor bedrijfsdata. Deze voorstellen hebben als doel marktfinanciering
beter te faciliteren, een doelstelling die in het licht van het herstel na de COVID-19-pandemie
als prioritair is bestempeld door de Europese Raad.18 Volgend jaar zullen naar verwachting meer voorstellen volgen, waaronder aanpassingen
van de regelgeving ter bevordering van beursgangen, een competentiekader ter verbetering
van de financiële geletterdheid en een strategie voor retail beleggen. Ook zal de
Europese Commissie een initiatief voor het verbeteren van insolventieraamwerken presenteren.
Ecofinraad
Voortgangsrapportage Fit for 55-pakket (CBAM, ETD en SCF)
Het Sloveense voorzitterschap heeft de Ecofinraad door middel van een voortgangsrapportage
schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen over de
onderdelen uit het Fit for 55-pakket die onder de Ecofinraad vallen.19 Dit betreft het voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), het voorstel voor een herziening van de Richtlijn energiebelastingen (ETD),
en de financiële paragrafen van het voorstel voor een Social Climate Fund (SCF). De voortgangsrapportage stond als hamerstuk geagendeerd, waardoor er geen
discussie in de Ecofinraad heeft plaatsgevonden.
Btw-tarieven
Tijdens de Ecofinraad is overeenstemming bereikt over het voorstel voor wijziging
van de btw-richtlijn wat de verlaagde btw-tarieven betreft.20 De rechtsbasis is artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. De besluitvorming ten aanzien van het voorstel is unanimiteit (met raadpleging
van het Europees Parlement).
De Europese Commissie heeft op 18 januari 2018 een voorstel gepubliceerd voor de wijziging
van de btw-richtlijn. Het voorstel beoogt een gelijk speelveld te creëren tussen lidstaten,
de lidstaten meer flexibiliteit te bieden bij de toepassing van verlaagde en nultarieven
en het stelsel te moderniseren. Oorspronkelijk vloeit dit voorstel voort uit het btw-actieplan
van de Europese Commissie van april 2016 over een gemeenschappelijke Europese btw-ruimte,
waarin de Commissie heeft aangekondigd met voorstellen te komen om het btw-systeem
aan te passen.
Nederland onderschrijft de doelstellingen die met dit voorstel worden beoogd, omdat
(1) op dit moment verschillen bestaan tussen de bevoegdheden van lidstaten bij het
gebruik van verlaagde en nultarieven, die voor gelijke kansen op de interne markt
zo veel mogelijk moeten worden weggenomen, (2) het huidige stelsel niet altijd voldoende
flexibiliteit biedt om in te spelen op maatschappelijk ontwikkelingen én (3) in het
huidige stelsel geen rekening wordt gehouden met de doelstellingen van de «Green Deal»,
en het daarom op sommige punten daarmee in strijd is.
Nederland heeft tijdens de gesprekken over de richtlijn steeds ingezet op (A) modernisering
van het btw-tarievenstelsel, (B) een level playing field (als een bepaalde lidstaat een derogatie mag toepassen dan zouden alle andere lidstaten
deze ook moeten kunnen toepassen) en (C) het onder verlaagd of nultarief kunnen brengen
van bepaalde producten en diensten, zoals bijvoorbeeld zonnepanelen. Ook is in lijn
met de toezegging aan de Tweede Kamer ingezet op het verkorten van de eerder tijdens
de onderhandelingen gestelde deadline van 2035, waarna geen verlaagd tarief meer mag
worden gehanteerd voor goederen en diensten die in strijd zijn met de Green Deal-doelstellingen.
In de uiteindelijke tekst is dit teruggebracht naar 2030 voor vrijwel alle goederen
en diensten (voor chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen is de deadline 2032
geworden).
Nederland is van mening dat dit voorstel een evenwichtig compromis21 is dat tegemoetkomt aan de uiteenlopende opvattingen van de verschillende lidstaten
en is tevreden over de manier waarop de Nederlandse inbreng in het voorstel is verwerkt.
Nu een akkoord is bereikt, wordt het Europees Parlement opnieuw geraadpleegd omdat
tijdens de onderhandelingen veel wijzigingen zijn doorgevoerd. Het richtlijnvoorstel
komt vervolgens in de Raad terug als hamerpunt. Kort daarna zal publicatie in Publicatieblad
van de Europese Unie volgen en zal de richtlijn 20 dagen na die publicatie in werking
treden. Of en in hoeverre Nederland de ontstane beleidsruimte, zoals bijvoorbeeld
voor zonnepanelen, gaat benutten is een vraag voor een volgend kabinet. Bij het beantwoorden
daarvan zullen onder meer de beoordeling van de effectiviteit, uitvoerbaarheid en
budgettaire haalbaarheid een rol spelen.
Voortgangsrapport Bankenunie
Het Sloveense Voorzitterschap heeft de Ecofinraad geïnformeerd over de ontwikkelingen
en voortgang rondom het vervolmaken van de Bankenunie, op basis van een progress report.22 Dit is een vast agendapunt op de laatste Ecofinraad van ieder voorzitterschap. Dit
rapport zal als input dienen voor het Franse Voorzitterschap. Het rapport geeft een
weergave van technische discussies die hebben plaatsgevonden over mogelijke benaderingen
om het crisisraamwerk beter toepasbaar te maken voor alle banken.
Kapitaalmarktunie wetgevingspakket
In de Ecofinraad is gesproken over een viertal wetgevende voorstellen die werden gepresenteerd
door de Europese Commissie.23 Het betreft de herzieningen van (i) de verordening markten voor financiële instrumenten
(MiFIR) en enkele daarmee samenhangende wijzigingen van de richtlijn markten voor
financiële instrumenten (MiFID II), (ii) de richtlijn beheerders van alternatieve
beleggingsinstellingen (AIFMD), en (iii) de verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen
(ELTIF). Daarnaast is de oprichting van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata
(ESAP) voorgesteld. Deze herzieningen en het voorstel zijn uitwerkingen van het eind
september 2020 door de Commissie gepubliceerde actieplan voor de verdieping van de
kapitaalmarktunie.24
Meerdere lidstaten gaven aan voorstander te zijn van verdere versterking van de kapitaalmarktunie
omdat marktfinanciering kan bijdragen aan de digitale en ecologische transities. Daarbij
verwelkomden zij het pakket van de gepubliceerde voorstellen voor herzieningen van
MiFIR, ELTIF en AIFMD en het voorstel voor ESAP. Verder gaven diverse lidstaten aan
uit te kijken naar de verwachte voorstellen van volgend jaar ter uitwerking van het
kapitaalmarktunie actieplan, waaronder ter bevordering van financiële competentie,
verbetering van insolventieraamwerken en facilitering van beursgangen.
Herziening verordening markten voor financiële instrumenten (MiFIR)
Om voor de hele EU een geïntegreerd beeld te geven van de handel in financiële instrumenten
en om concurrentie tussen platformen te verbeteren, wil de Commissie de regelgeving
aanpassen voor de creatie van een post-trade CT. Een CT-provider bundelt data over de handel (prijzen en volumes) van financiële
instrumenten op de verschillende Europese platformen. Met de CT wordt de prijsvorming
op Europese markten bevorderd. Verder wil de Commissie de transparantie op Europese
markten voor financiële instrumenten vergroten door enkele bepalingen te wijzigen
die het toestaan om in bepaalde gevallen minder transparant te handelen teneinde de
werking van die markten te bevorderen. Nederland hecht groot belang aan de versterking
van de Europese kapitaalmarktunie en is van mening dat de oprichting van een CT bijdraagt
aan betere prijsvorming op de effecten- en obligatiemarkten en daarmee marktfinanciering
wordt bevorderd. Ook is Nederland in beginsel positief over aanpassingen omdat de
beoogde doelen van MiFIR en MiFID II nog niet geheel zijn bereikt.
Herziening richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD)
Deze richtlijn heeft geharmoniseerde regels geïntroduceerd waaraan beheerders van
beleggingsinstellingen moeten voldoen. Een beheerder mag alleen met een vergunning
een beleggingsinstelling beheren of deelnemingsrechten aanbieden aan een belegger.
Nederland is in het algemeen tevreden over het functioneren van de huidige AIFM-richtlijn.
Er zijn echter wel verbeteringen mogelijk op het gebied van uitbesteding, rapportages
aan de toezichthouders en het gebruik van liquidity management tools. Tevens is Nederland er voorstander van dat nieuwe regels zoveel mogelijk gelijkluidend
zijn voor beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van icbe’s25.
Herziening verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen (ELTIF)
Het ELTIF is een investeringsvehikel dat is ontworpen voor beleggers die langetermijninvesteringen
willen doen in bedrijven en projecten. Het huidige regime stelt (niet-)professionele
beleggers in staat om voor een lange termijn te beleggen in Europese niet-beursgenoteerde
bedrijven en in lange termijn activa zoals onroerend goed en infrastructuurprojecten.
Met deze herziening wil de Commissie langetermijninvesteringen stimuleren ter ondersteuning
van een duurzaam, inclusief en veerkrachtig economisch herstel. Nederland is hier
voorstander van maar zal ook aandacht hebben voor een effectieve beleggersbescherming.
De energietransitie en ook andere verduurzamingstrajecten vragen om lange termijn
investeringen waaraan ELTIFs een bijdrage kunnen leveren.
Voorstel voor oprichting van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata
(ESAP)
De Commissie zal een wetgevend voorstel doen voor invoering van een centraal Europees
toegangspunt voor bedrijfsdata (European Single Access Point). Dit biedt een platform waar een breed scala aan bedrijfsinformatie wordt samengebracht.
De informatie is daarmee beter toegankelijk voor investeerders, waarmee de zichtbaarheid
van bedrijven voor investeerders wordt vergroot, wat leidt tot verbetering van financieringsmogelijkheden.
Nederland is voorstander van meer transparantie zodat bedrijven betere financieringsmogelijkheden
geboden wordt. Wel moet voorkomen worden dat bedrijven een dubbele inspanning moeten
gaan verrichten voor rapportage- en deponeringsverplichtingen door oprichting van
het centrale toegangspunt.
Het kabinet zal de voorstellen voorts nader bestuderen en de Kamers daarover op de
gebruikelijke wijze – middels een BNC-fiche – informeren.
Wetgevend pakket op het terrein van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering
De Europese Commissie heeft op 20 juli 2021 het wetgevend pakket op het terrein van
het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT) gepubliceerd. Kort
hierop zijn de besprekingen van het pakket gestart in de Raad onder het Sloveense
voorzitterschap. Het voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage26 opgesteld van de besprekingen in de Raad. In de Ecofinraad heeft het voorzitterschap
deze voortgangsrapportage toegelicht. De Raad heeft kennisgenomen van de voortgangsrapportage
en enkele lidstaten hebben het belang van AML/CFT onderstreept. De besprekingen over
het pakket zullen worden voortgezet onder het Franse voorzitterschap.
Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl. heeft de Staatssecretaris
de toezegging gedaan om in dit verslag in te gaan op de juridische positie van de
Financial Intelligence Unit (FIU) in het wetgevend pakket. De juridische positie van
de EU FIUs wordt niet gewijzigd met dit pakket. Conform de standaarden van de Financial
Action Task Force en de huidige Europese anti-witwasrichtlijn blijven FIUs operationeel
onafhankelijk en autonoom. De onafhankelijkheid en autonomie van FIUs is verankerd
in het voorgestelde artikel 17, vierde lid, van de anti-witwasrichtlijn uit het pakket.
De voorstellen beogen de samenwerking tussen de EU FIUs te versterken met de oprichting
van een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme voor EU FIUs binnen het raamwerk
van de op te richten AML Autoriteit.
Ten slotte wordt de Kamer middels dit verslag geïnformeerd over een van de hamerpunten
tijdens deze Ecofinraad: er is overeenstemming binnen de Raad voor een mandaat voor
onderhandelingen met het Europees Parlement over de wijziging van de Verordening betreffende
bij geldovermaking te voegen informatie.27 Dit voorstel maakt onderdeel uit van het wetgevend pakket en regelt dat crypto-activa
en cryptodienstverleners worden toegevoegd aan de reikwijdte van de verordening. Hiermee
wordt het verplicht voor in de verordening aangewezen instellingen om informatie over
de verzender en de begunstigde van een cryptotransactie met elkaar te delen. Met dit
voorstel wordt een onderdeel van de aanbevelingen van de Financial Action Task Force
ten aanzien van crypto’s op geharmoniseerde wijze ingevoerd in de EU. De Raad wenst
het voorstel te stroomlijnen en te verduidelijken door regels toe te voegen voor de
overmaking van cryptoactiva tussen aanbieders van crypto-activadiensten en «unhosted
wallets». Ook wenst de Raad dat alle informatie over de «initiator» bij de overmaking
van cryptoactiva wordt gevoegd, ongeacht het bedrag. Ten slotte wil de Raad dat de
toepassing van dit voorstel en de verordening betreffende markten in cryptoactiva
(MiCA) op elkaar worden afgestemd.
Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit
Tijdens de Ecofinraad is stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de herstel-
en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF). De Ecofinraad stemde reeds in met 22 uitvoeringsbesluiten, waarover de Tweede
Kamer is geïnformeerd in diverse brieven. Met een uitvoeringsbesluit wordt de beoordeling
van een herstelplan in het kader van de RRF goedgekeurd. Daarnaast worden in een uitvoeringsbesluit
de hervormingen en investeringen die een lidstaat zal ondernemen vastgelegd, inclusief
de bijbehorende mijlpalen en doelen, alsook de financiële bijdrage waarop de lidstaat
aanspraak kan maken. Er zijn deze Ecofinraad geen nieuwe uitvoeringsbesluiten besproken.
De Raad is nog in afwachting van Commissievoorstellen voor uitvoeringsbesluiten voor
Zweden, Polen, Hongarije en Bulgarije. Nederland heeft nog geen herstelplan ingediend.
De Commissie gaf aan de eerste verzoeken tot uitbetaling te hebben ontvangen, namelijk
van Spanje en Frankrijk. De Commissie beoordeelt of de mijlpalen en doelen die zijn
gekoppeld aan de uitbetaling zijn bereikt. Wanneer de Commissie tot een voorlopige
positieve beoordeling komt vraagt zij het Economisch en Financieel Comité (EFC) om
een opinie over de bereikte mijlpalen en doelen. De Commissie moet voor haar definitieve
beoordeling rekening houden met de opinie van het EFC. Indien de uiteindelijke beoordeling
door de Commissie positief is, zal de Commissie een besluit nemen tot uitbetaling
van middelen via de zogenoemde onderzoeksprocedure van de comitologie. Zoals aangegeven
in de kamerbrief van 17 september jl. is het kabinet voornemens om uw Kamer periodiek,
namelijk eens per kwartaal, een overzicht te sturen van de definitieve beoordeling
van ingediende betalingsverzoeken door de Europese Commissie.28 In afwijking hierop is het kabinet voornemens uw Kamer onverwijld te informeren indien
Nederland of een andere lidstaat noodzaak ziet tot het starten van de hierboven genoemde
noodremprocedure.
Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben, met het oog op de uitvoeringsbesluiten
die nog zullen volgen, wederom bijzondere aandacht gevraagd voor het belang van rechtsstatelijkheid,
die een fundamentele waarde van de Unie is. Naar aanleiding van het verzoek van de
Kamer in het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl. is aandacht gevraagd
voor transparantie in de monitoring van de RRF. In dit verband is vermeldenswaardig
dat de Europese Commissie op grond van de RRF-verordening jaarlijks een rapport moet
uitbrengen over de voortgang bij de implementatie van de RRF, inclusief informatie
over de mate waarin mijlpalen en doelen zijn behaald en uitbetalingen aan lidstaten
zijn gedaan. Ook moet de Europese Commissie een online scorebord bijhouden met informatie
over de voortgang, dat tweemaal per jaar wordt geactualiseerd. Gezien de omvangrijke
monitortaken, en naar aanleiding van een verzoek van de Kamer tijdens het Commissiedebat
Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl., heeft Nederland en marge van de Ecofinraad
nagevraagd of er voldoende monitoringscapaciteit is bij de Europese Commissie. Hieruit
kwam naar voren dat de Europese Commissie/DG ECFIN een substantieel aantal mensen
heeft aangenomen om hierin te voorzien.
Europees Semester: herfstpakket
De Europese Commissie heeft in de Ecofinraad het herfstpakket gepresenteerd dat op
24 november 2021 is gepubliceerd in het kader van het Europees Semester.29 Het pakket bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder: de jaarlijkse analyse
van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS),
het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en het
voorstel voor de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone
(eurozone-aanbeveling)30.
De Ecofinraad neemt waarschijnlijk in januari conclusies aan over het Annual Sustainable Growth Strategy en Alert Mechanism Report. De Eurogroep zal het voorstel voor de eurozone-aanbeveling naar verwachting in januari
bespreken, waarna de Raad van de Europese Unie (de Raad) de (aangepaste) aanbevelingen
goedkeurt. De Europese Raad bekrachtigt daarna deze aanbeveling, waarna de Raad deze
formeel aanneemt.
In de Annual Sustainable Growth Strategy blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen
voor het komende jaar. De prioriteiten zijn door de Commissie onderverdeeld in vier
gebieden: 1) klimaatbeleid, 2) productiviteit, 3) rechtvaardigheid en 4) macro-economische
stabiliteit, en hebben tot doel om de economie duurzamer, veerkrachtiger en inclusiever
te maken.
In het Alert Mechanism Report worden aan de hand van een scorebord met indicatoren mogelijke macro-economische
onevenwichtigheden opgespoord en bepaald welke lidstaten onderworpen worden aan nader
onderzoek. Deze onderzoeken moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende lidstaten
te kampen hebben met macro-economische onevenwichtigheden en in hoeverre deze een
risico vormen voor de lidstaten zelf, de Economische en Monetaire Unie, of de Europese
Unie als geheel.
De Commissie is voornemens om dit jaar in 12 lidstaten de ontwikkeling van onevenwichtigheden
nader te onderzoeken. Dit zijn Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland,
Portugal, Roemenië, Spanje, Zweden, Cyprus, Griekenland en Italië. Hiervan zijn er
in Cyprus, Griekenland en Italië ernstige onevenwichtigheden geconstateerd. De resultaten
van de diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2022 verwacht. Hiernaast signaleert
het AMR dat de ontwikkelingen in Slowakije en Hongarije goed gemonitord moeten worden.
Ook ziet het AMR potentieel hoge risico’s gerelateerd aan de huizenmarkt in enkele
lidstaten, namelijk in Denemarken, Luxemburg, Tsjechië en Malta. Op dit moment is
volgens de Europese Commissie echter nog geen diepteonderzoek noodzakelijk voor deze
zes lidstaten.
Wat betreft de eurozone-aanbeveling doet de Europese Commissie dit jaar een voorstel
voor aanbevelingen om in 2022 expansief begrotingsbeleid te voeren waarbij de focus
geleidelijk verschuift naar investeringen. Daarbij wordt aanbevolen om gedifferentieerd
begrotingsbeleid te voeren waarbij de staat van het economisch herstel en de overheidsfinanciën
in acht worden genomen. Daarbij dient het begrotingsbeleid gericht te zijn op het
bereiken van houdbare overheidsfinanciën op de middellange termijn, als de economische
omstandigheden dit toelaten. De tweede aanbeveling heeft onder andere betrekking op
het waarborgen van een eerlijk en efficiënt belastingsysteem. Ook dienen noodmaatregelen
gericht op de arbeidsmarkt geleidelijk te verschuiven naar herstelmaatregelen. In
aanbeveling drie wordt onder andere opgeroepen om de effectiviteit van steunmaatregelen
te monitoren en steun gerichter en tijdelijk te verlenen. Daarnaast is het van belang
om de capaciteit van de insolventieraamwerken te versterken de voortgang te maken
met het verdiepen van de kapitaalmarktunie. De vierde aanbeveling gaat in op het belang
om institutionele raamwerken verder te versterken. Ook wordt aanbevolen om de kwaliteit
van de overheidsfinanciën te verbeteren. Tot slot wordt in de laatste aanbeveling
onder andere het belang onderstreept om de macro-economische stabiliteit te waarborgen
en de bankenunie af te ronden.
Jaarrapport 2021 van de Europese Begrotingsraad
De Europese Begrotingsraad (EFB) heeft in de Ecofinraad haar jaarrapport over 2021
gepresenteerd.31 In dit rapport evalueert de EFB de toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact
(SGP) ten aanzien van de cyclus voor de begroting van 2020 en gaat daarbij in op de
rol van nationale onafhankelijke begrotingsinstanties (independent fiscal institutions, IFIs). Daarnaast analyseert de EFB de begrotingssituatie in lidstaten in verhouding
tot de economische omstandigheden en doet zij tenslotte voorstellen voor een herziening
van het SGP en de Economische en Monetaire Unie (EMU).
De EFB begint haar analyse van de 2020-begrotingscyclus met een terugblik op de voorbereiding
voor de nationale begrotingen voor 2020, middels de in 2019 opgestelde nationale Stabiliteitsplannen.
Er was toen nog geen sprake van een pandemie. Wat opviel is dat de landen van het
eurogebied, en met name die met hoge schulden, voor 2020 voornemens waren hun een
begrotingssaldi met gemiddeld genomen 0,8%-bbp te laten verslechteren32, zonder dat destijds verwachte economische groeicijfers daar aanleiding toe gaven.
In de begrotingsplannen voor 2020 werd hier, ondanks het advies van de Europese Commissie
om dit terug te brengen, maar zeer beperkt voor gecorrigeerd door lidstaten. Acht
landen liepen daarmee in de vooravond van de pandemie het risico op niet-naleven van
het SGP. Dit schetst volgens de EFB de terugkerende uitdaging bij de implementatie
van het SGP: de geloofwaardigheid van de middellangetermijnplannen wordt ondermijnd
doordat lidstaten stelselmatig bezuinigingen uitstellen en goede tijden niet benutten
om buffers op te bouwen.
Vervolgens kijkt de EFB hoe landen hebben geopereerd tijdens de pandemie. Lidstaten
die voor het uitbreken van de pandemie meer begrotingsruimte hadden hebben hier actief
gebruik van gemaakt en hun uitgaven sterk verhoogd. Ondanks de vroegtijdige interventie
van de Europese Centrale Bank (ECB) en nieuw opgezette Europese instrumenten, konden
landen met hoge schulden niet in vergelijkbare mate expansief beleid voeren. De EFB
benoemt tot slot dat de landen met hoge schulden ook relatief vaak permanente uitgavenverhogingen
zonder compensatie van additionele inkomsten hebben doorgevoerd.
Separaat van bovengenoemde analyse van de begrotingscijfers kijkt de EFB specifiek
terug op de inzet van de algemene ontsnappingsclausule (general escape clause; GEC) van het SGP. De EFB geeft aan dat grootte en exogene aard van de economische schok
als gevolg van de pandemie, de inzet van de GEC rechtvaardigden. De krachtige begrotingsimpuls
heeft de economische impact van de pandemie in de verschillende landen aanzienlijk
beperkt. De EFB plaatst wel enkele kanttekeningen bij de interpretatie van de GEC.
Zo is de flexibiliteitsclausule voor een zware economische schok ingebed in regels
die doorgaans worden toegepast met oog voor de specifieke situatie en zwaarte van
een crisis in individuele landen. De regel is echter als een generieke vrijstelling
geïnterpreteerd en op alle landen op precies dezelfde manier toegepast. Een andere
kanttekening die de EFB plaatst is dat geen buitensporige tekortprocedures zijn geopend
uit politieke overwegingen, in plaats van precedenten of gebruiken te volgen. Na de
financiële crisis bewezen de uit de geopende buitensporige tekortprocedures voortvloeiende
aanbevelingen volgens de EFB juist hun nut als ankers voor het begrotingsbeleid op
middellange termijn. Tot slot wijst de EFB op de ruimte die de Commissie heeft gelaten
in haar communicatie van maart 2021 ten aanzien van het deactiveren van de GEC. Het
gebrek aan een duidelijke indicatie wanneer en hoe de algemene ontsnappingsclausule
zal worden verlaten heeft de middellangetermijnsturing die van Europese begrotingsregels
uit zou moeten gaan, afgezwakt. De ruime interpretatie zoals in bovenstaande elementen
uiteengezet is volgens de EFB illustratief voor de noodzaak om de bestaande flexibiliteitsclausules
in het SGP te herzien.
De EFB verwelkomt de herstart van de consultaties over de toekomst van het SGP en
het streven om op tijd voor 2023 consensus te bereiken. Ten aanzien van de herziening
van het SGP brengt ze nogmaals haar voorstel uit 2018 onder de aandacht. Dit voorstel
is gebaseerd op een schuldnorm voor de middellange termijn, een uitgavenregel als
operationele doelstelling en slechts één enkele ontsnappingsclausule. De EFB ziet
ondanks de nadruk op de schulddoelstelling in haar voorstel nog ruimte voor de 3%
tekortnorm als waarborg tegen onhoudbare schuldopbouw. De EFB stelt ook dat vanwege
de grote uitdagingen ten aanzien van de groene en digitale transitie, een instrument
om overheidsinvesteringen te stimuleren nodig is. Een dergelijk instrument als onderdeel
van de reguliere EU-begroting vanaf 2027, eventueel uitgebreid met nationale enveloppen,
is volgens de EFB te verkiezen boven een variant van een golden rule binnen de begrotingsregels om investeringen beschermen. Het alternatief voor een
hervorming van het SGP, niets doen, is volgens de EFB niet wenselijk. Als een dergelijke
hervorming niet mogelijk is zal de Commissie snel duidelijkheid moeten geven over
hoe ze de bestaande regels na de pandemie zal toepassen.
Vernieuwd mandaat en transparantie van de Gedragscodegroep
De Raad werd gevraagd om het vernieuwde mandaat van de Gedragscodegroep en de begeleidende
Raadsconclusies over dit mandaat aan te nemen.
Belangrijke reden om het mandaat te moderniseren, is de beperkte reikwijdte van het
huidige mandaat van de Gedragscodegroep. Nederland steunt daarom de voorgestelde uitbreiding
van het mandaat waardoor vrijwel alle fiscale maatregelen op potentiële schadelijkheid
getoetst kunnen worden.
Nederland heeft gedurende de besprekingen gepleit voor de noodzaak van verbetering
van de transparantie van de Gedragscodegroep. Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer,
pleit Nederland waar mogelijk voor de verbetering van transparantie van deze Groep.33 Om dit pleidooi kracht bij te zetten, heeft Nederland het bijgevoegde non-paper gedeeld
met de andere lidstaten, met daarin de oproep voor verdergaande transparantie door
meer documenten vrij te geven, zoals zogenaamde steering en follow-up notes en verslagen
op hoofdlijnen34. Verder heeft Nederland gepleit voor het duidelijker opstellen van de uitleg van
de procedures van de Gedragscodegroep, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de «jurisprudentie»
over interpretatie van bepaalde regels, die de Gedragscodegroep in de loop der jaren
heeft vastgesteld. Vrijwel alle lidstaten steunden het principe dat de Gedragscodegroep
zo transparant mogelijk moet zijn. Echter, meerdere lidstaten hadden meer tijd nodig
om precies te bezien welke concrete maatregelen daaraan gekoppeld zouden moeten worden.
Tijdens de bespreking in de Ecofinraad gaven twee lidstaten aan dat zij de voorgestelde
aanpassing van het mandaat niet konden steunen en er is daarom, gezien de unanimiteit,
geen overeenstemming bereikt. De twee lidstaten gaven aan dat het vernieuwde mandaat
te weinig rekenschap gaf aan de samenloop met de door het Inclusive Framework goedgekeurde
minimumbelasting35. In hun ogen, is er daarom nu nog teveel onzekerheid om akkoord te gaan met het vernieuwde
mandaat.
Helaas kregen andere lidstaten, waaronder Nederland, geen mogelijkheid om hierop te
reageren en hun steun uit te spreken voor het vernieuwde mandaat. Daardoor ging helaas
ook het moment verloren om, zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens het Commissiedebat
Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl., in de Ecofinraad aandacht te vragen voor
de verbetering van de transparantie bij de Gedragscodegroep. Het is nu aan het aankomende
Franse Voorzitterschap om alsnog een akkoord te verkrijgen over het vernieuwde mandaat
en de verbetering van de transparantie van de Gedragscodegroep. Ook gedurende deze
toekomstige discussies, zal Nederland zich onverdroten blijven inzetten voor verbetering
van de transparantie van de Gedragscodegroep langs de hierboven geschetste lijnen.
Follow-up van de aanname van de EU-begroting 2022
Tijdens de Ecofinraad heeft het voorzitterschap informatie gegeven over de follow-up
van de aanname van de Europese begroting voor 2022. Op 15 november jl. is een akkoord
bereikt tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement (EP) over deze
begroting. Nederland heeft – net als alle andere lidstaten – ingestemd met het akkoord
voor de jaarbegroting. Op 23 november jl. is de begroting door de Raad formeel aangenomen
en het Europees Parlement heeft het voorstel op 24 november jl. aangenomen.
De Ecofinraad heeft daarbij een kritische verklaring aangenomen waarin zij haar teleurstelling
uit over het verzoek van het EP voor extra personeel waarvoor een uitgebreide motivering
ontbrak en stelt dat dit de toekomstige balans tussen de instellingen niet in gevaar
mag brengen.36
De Eerste en Tweede Kamer zijn op 30 november jl. middels een aparte brief nader geïnformeerd
over het proces en de uitkomst van de totstandkoming van de Europese begroting voor
2022.37
Overig
Technische aanpassing implementatiedatum single limb CAC’s
Als onderdeel van de wijzigingsovereenkomst voor het ESM-verdrag is afgesproken per
1 januari 2022 te beginnen met het opnemen van collective action clauses (CAC’s) met ééntrapsaggregatie (single limb CAC’s) in de door de individuele eurozonelanden uit te geven publieke schulden met
looptijd langer dan een jaar. De diverse individuele schuldagentschappen van de lidstaten
zijn al klaar om hiermee te beginnen maar omwille van de noodzaak identieke rechtsgevolgen
te waarborgen willen de agentschappen allen gelijktijdig beginnen met het opnemen
van single limb CAC’s. Bij gelijktijdig beginnen ligt het voor de hand dat de wijzigingsovereenkomst
voor het ESM-verdrag is geratificeerd. Het EFC, op voorstel van de schuldagentschappen
van de Eurogroep hebben daarom overeenstemming bereikt om, in plaats van 1 januari
2022, te beginnen op de eerste dag van de tweede maand na afronding van de ratificatie
door alle eurozonelidstaten. Deze wijziging is na de Eurogroep ook via de website
van het EFC subcomité voor markten in publieke schulden (ESDM) gepubliceerd.38 Voor de wijzigingsovereenkomst zelf of het ratificatieproces heeft dit geen gevolgen.
Naar verwachting zal de wijzigingsovereenkomst uiterlijk begin 2022 door alle lidstaten
zijn geratificeerd. In het verslag van de eurogroep van 8 november 2021 is aangegeven
dat in Duitsland het constitutionele hof is gevraagd naar een oordeel of het verdrag
met een juiste meerderheid door de Bundestag is goedgekeurd. Het tijdstip waarop het
hof een oordeel velt heeft invloed op het moment waarop de ratificatie kan worden
afgerond.
IMFC-voorzitter
Na het aftreden van Magdalena Andersson als voorzitter van het Internationaal Monetair
en Financieel Comité (IMFC) van het IMF, gaven de Ministers van Financiën en Economische
Zaken hun steun aan Spaans vicepremier Nadia Calviño als de nieuwe EU-kandidaat voor
het voorzitterschap. Zij zal zich nu via de toepasselijke IMF-procedures kandidaat
stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën