Brief regering : Eerste analyse Commissie Werkelijke Schade
31 066 Belastingdienst
Nr. 951
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2021
Bij de negende Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag1 heb ik aangekondigd om, onder andere naar aanleiding van de motie van het lid Grinwis
c.s.,2 de analyse van de eerste 50 representatieve adviezen van de Commissie Werkelijke
Schade (CWS) met uw Kamer te delen. Die analyse heb ik inmiddels ontvangen en bied
ik uw Kamer hierbij aan3.
In onderstaande brief geef ik eerst een korte schets van de rol van de CWS in de hersteloperatie
en het belang van het delen van de adviezen. Daarna ga ik in op de uitkomsten van
de analyse uit de quickscan van de CWS. Tenslotte informeer ik uw Kamer over de tussenevaluatie
van de CWS die volgt in het begin van het nieuwe jaar.
Achtergrond
Gedupeerde ouders krijgen ten minste het forfaitaire bedrag van € 30.000 op basis
van een eerste toets. Tijdens de integrale beoordeling bekijkt UHT vervolgens samen
met de ouder voor welke toeslagjaren een ouder recht heeft op compensatie. Deze compensatie
is gebaseerd op de, naar huidige inzichten onterechte, terugvordering aangevuld met
een aantal forfaitaire componenten. Onderdeel van de compensatieregeling zijn forfaitaire
vergoedingen voor materiële schade (25% van de onterechte terugvorderingen) en immateriële
schade (€ 500,– per half jaar). Daarnaast zijn er een aantal additionele vergoedingen,
zoals rente, juridische kosten en 1% voor het wegnemen van het effect op vermogen.
Een ouder kan ook aanspraak maken op een opzet/grove schuld (O/GS) tegemoetkoming
wegens een afgewezen persoonlijke betalingsregeling. Mocht een ouder na de integrale
beoordeling recht hebben op een compensatie van minder dan € 30.000, dan vorderen
we het verschil niet terug. Het verschil wordt dan aangemerkt als een aanvullende
vergoeding van schade. Mocht een ouder na de integrale beoordeling recht hebben op
een compensatie van meer dan € 30.000, dan wordt dit bedrag nabetaald.
De herstelregelingen zijn ruimhartig maar bieden niet voor alle ouders afdoende compensatie.
Sommige ouders zijn in uitzonderlijk schrijnende situaties terechtgekomen en hebben
daarbij grotere schade geleden dan waar de schadecomponenten in de regelingen in voorzien.
Voor deze groep staat de gang naar CWS open. De afgelopen maanden deed 6% van de ouders
waarvan de integrale beoordeling is afgrond een beroep op de CWS.
De CWS bekleedt een belangrijke rol in de hersteloperatie, waaraan ik veel waarde
hecht. Met de CWS bieden wij gedupeerde ouders namelijk een toegang tot vergoeding
van werkelijke schade, hoger dan de forfaitaire compensatie, waar normaliter een gang
naar de civiele rechter noodzakelijk is.
Met de Instellingsregeling heeft CWS meegekregen ruimhartig toepassing te geven aan
het Nederlandse civiele schadevergoedingsrecht. Schade moet aannemelijk worden gemaakt
én verband houden met de gebeurtenissen in de kinderopvangtoeslag. De CWS heeft daarbij
eigen beoordelingsruimte, niet elk bonnetje behoeft te worden overgelegd, maar zij
worden wel geacht de aannemelijkheid en het verband te toetsen. Dit is anders dan
bij de integrale beoordeling, die in beginsel uitgaat van het verhaal van de ouder,
en dan bij de schuldenaanpak, waarbij geen verband hoeft te worden gelegd.
Voor ouders en andere belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld gemachtigden van ouders,
is het belangrijk om te kunnen beoordelen of zij in aanmerking komen voor een vergoeding
van aanvullende schade. Dan kunnen zij bepalen of het de juiste stap is om een beroep
te doen op de CWS. Daarvoor is transparantie over de werkwijze en de uitkomsten van
de beoordeling door CWS van groot belang. Ik wil dat ouders weten wat ze kunnen verwachten,
en de uitkomsten kunnen begrijpen.
Uitkomsten quickscan
Om meer inzicht te scheppen in de werkwijze en de uitkomsten bij de CWS, heb ik de
CWS voor de zomer gevraagd om een analyse van haar eerste 50 representatieve adviezen.
De CWS heeft deze analyse gedaan in de vorm van een quickscan van haar 59 eerste adviezen,
die ik u toestuur met deze brief.
• Bij 45 van de 59 aanvragen is ook (aanvullende) werkelijke schade vastgesteld. Bij
de overige aanvragen is schade niet voldoende aannemelijk gemaakt om voor een vergoeding
in aanmerking te komen.
• Bij 33 aanvragen heeft de vaststelling van aanvullende werkelijke schade ook geleid
tot een additionele uitbetaling, bovenop de compensatie ontvangen na integrale beoordeling.
Voor de overige 12 adviezen geldt dat de werkelijke schade niet meer was dan de reeds
ontvangen compensatie.
• In totaal werd er om vergoeding van € 5,4 miljoen euro verzocht; gemiddeld € 91.940
per aanvraag. In totaal heeft de CWS € 1,66 miljoen euro aan werkelijke schade vastgesteld;
gemiddeld € 37.703 per aanvraag.
Werkwijze
De CWS werkt met een verzoekformulier en dit vormt, naast de uitkomst van de integrale
beoordeling,4 de basis voor de beoordeling door CWS. Met dit formulier kan een ouder de schade
toelichten en bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen verschillende componenten
van materiële schade en immateriële schade. CWS kan vervolgens vragen stellen aan
een ouder, gemachtigde of UHT. Op verzoek van de ouder kan er ook een gesprek (hoorgesprek)
plaatsvinden, zodat de ouder zijn of haar verzoek kan toelichten. De behoefte van
de ouder is hierbij leidend. Het hoorgesprek dient dan ook voornamelijk om de ouder
in de gelegenheid te stellen zijn of haar verhaal te doen.
Materiële schade
Het overgrote deel (driekwart) van de door ouders verzochte vergoeding betrof een
vergoeding voor materiële schade. Uit de analyse blijkt welke componenten van materiele
schade de CWS onderscheidt. De analyse geeft voor een aantal daarvan (vervangende
opvangkosten, reiskosten, kosten van vrije dagen) bovendien een beeld van de wijze
van beoordeling van een verzoek door de CWS. Voor andere componenten (vermogensschade,
inkomensschade) geeft het rapport inzicht in de gevraagde en geadviseerde bedragen
en maakt het duidelijk dat dit complexe vraagstukken zijn waarbij causaliteit niet
altijd eenduidig is vast te stellen.
In totaal is ruim € 1 miljoen aan materiële schade vastgesteld. Ruim de helft hiervan
bedroeg inkomensschade. Dit is in de geanalyseerde adviezen 21 maal (van de 45) vastgesteld.
Dit betreft schade vanwege een dalend inkomen als gevolg van de problemen met de kinderopvangtoeslag.
Immateriële schade
Ten aanzien van immateriële schade geeft het rapport een inkijk in de gedachtenvorming
van de CWS en een eerste inzicht in de wijze van beoordeling van een verzoek om vergoeding
van immateriële schade. Zij hanteert een onderverdeling in drie hoofdcategorieën.
De eerste categorie heeft een ondergrens van € 5.000. De CWS heeft bewust niet gekozen
voor zogenoemde «letselschade- of smartengeldgidsen». Zij geven aan dat het gaat om
het totale beeld.
De forfaitaire immateriële schadevergoeding onder de compensatieregeling (€ 500/half
jaar) wordt door CWS niet verrekend met eventuele door CWS vastgestelde immateriële
schade. Dit forfait vergoedt volgens de CWS hoofdzakelijk het element «tijd» en is
niet toereikend voor ouders en gezinsleden waarvan het leed als (ten minste) «ernstig»
kwalificeert. De CWS betrekt daarnaast in haar beoordeling ook kinderen en (huwelijks)partners
die in het leed hebben gedeeld. Zo geeft de CWS aan dat kinderen vaak nare gevolgen
hebben ondervonden van de penibele situatie waarin hun ouder terechtgekomen waren.
Tenslotte geeft de CWS aan ernaar te streven om bedragen zoveel mogelijk naar boven
af te ronden.
Conclusies
Op dit moment heeft een beperkte groep ouders zich bij de CWS gemeld. Zij hebben verwachtingen
over de vergoeding van hun schade. De bedragen die de CWS aan UHT adviseert uit te
keren zijn substantieel lager. Immers, waar ouders gemiddeld circa € 97.000 aan aanvullende
schade aandragen, heeft de CWS gemiddeld circa € 37.000 geadviseerd. Ook wordt in
circa een kwart van de verzoeken van ouders geen aanvullende werkelijke schade door
de CWS vastgesteld.
Daarnaast geeft de CWS aan zich te beraden op de benadering van de immateriële schade.
Daarbij denkt de CWS aan een benadering met diverse factoren die de immateriële schade
bepalen. Daarmee zou de vergoeding fijnmaziger worden en de totstandkoming transparanter.
De CWS bekijkt of dit haalbaar en passend is.
Tussenevaluatie
Deze quickscan geeft een eerste inzicht in de werkwijze en de uitkomsten van de advisering
door de CWS. Voor deze inzichten, en hun adviezen, ben ik de CWS dankbaar. De CWS
heeft aangegeven voornemens te zijn deze inzichten te verdiepen en uit te breiden,
zodat ouders een duidelijker beeld krijgen van wat zij kunnen verwachten. De CWS gaat
dit doen middels een tussenevaluatie, die zij conform de instellingsregeling zal uitvoeren.
In deze tussenevaluatie wil de CWS de volgende vragen beantwoorden:
• Wat kan een ouder in een bepaalde situatie van de advisering van CWS verwachten; hoe
beoordeelt CWS materiële schadeposten en immateriële schade in verschillende situaties?
• Is de benadering van de CWS voor zowel materiële als immateriële schade ruimhartig;
hoe verhoudt deze benadering zich tot hetgeen in het Nederlandse civiele schadevergoedingsrecht
gebruikelijk is?
• Op welke manier draagt de werkwijze van de CWS bij aan het bieden van erkenning voor
de schade bij ouders?
De CWS heeft een externe partij (Barents Krans) gevraagd te analyseren hoe haar adviezen
zich verhouden tot hetgeen in Nederland gebruikelijk is. Dat vind ik verstandig. Ik
vraag CWS bij (de uitkomsten van) hun tussenevaluatie ook relevante stakeholders te
betrekken om te bezien of hiermee antwoord wordt gegeven op de bij deze partijen levende
vragen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan het Ouderpanel of de Orde van Advocaten.
Deze tussenevaluatie draagt bij aan transparantie over de CWS en biedt CWS handvatten
om haar advisering steeds te blijven verbeteren. Daarnaast kan de tussenevaluatie
worden meegenomen in het vervolg van de herijking en de ontwikkeling van de aanvullende
regelingen. Dit geldt onder meer bij het reeds aangekondigde onderzoek naar de mogelijkheid
van het integreren van de (werkelijke) schadeposten in de integrale beoordeling.
CWS heeft aangegeven mij deze tussenevaluatie op een zodanige termijn te zullen doen
toekomen dat ik deze in het eerste kwartaal van komend jaar met uw Kamer kan delen
en bespreken.
Ik ga ervan uit hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën