Brief regering : Verslag Formele Energieraad 2 december 2021
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 902 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2021
Hierbij bied ik u het verslag aan van de formele Energieraad die op 2 december 2021
onder Sloveens voorzitterschap plaatsvond in Brussel.
Tevens stuur ik u hierbij ter kennisneming de geactualiseerde gezamenlijke verklaring
over de hoge energieprijzen die het kabinet met acht andere lidstaten naar de Europese
Commissie heeft gestuurd1.
Daarnaast wil ik hierbij reageren zoals toegezegd tijdens het tweeminutendebat Energieraad
op 30 november jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 28, tweeminutendebat Energieraad 2 december
2021) op de aangehouden motie van het lid Bontenbal c.s. over waterstof uit industriële
restgassen (Kamerstuk 21 501-33, nr. 893). Deze motie roept het kabinet op zich in te spannen deze waterstof niet mee te tellen
voor het bepalen van de hoogte van het voorgestelde bindende doel onder de hernieuwbare
energierichtlijn (RED) voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie.
Het kabinet moet de motie met de huidige formulering ontraden. De motie ontraadt het
kabinet om twee redenen.
Ten eerste, het niet meetellen van waterstof uit restgassen scheelt circa een kwart
op de benodigde hoeveelheid hernieuwbare waterstof voor de industrie, zoals uiteenzet
in de Kamerbrief over waterstof die uw Kamer recent heeft ontvangen. Dan lijkt het
efficiënter om te pleiten voor een doel dat beter aansluit op de Nederlandse ambities,
in plaats van te pleiten om het doel wel of niet met een kwart te verlagen. Zo interpreteert
het kabinet ook het achterliggende doel van de motie. Ten tweede, het niet meetellen
van waterstof uit restgassen kan ertoe leiden dat andere lidstaten pleiten voor een
hoger percentage dan de voorgestelde 50%, waardoor de gevolgen netto niet zouden veranderen.
Dat risico moet meegewogen worden. Het kabinet deelt hetgeen de initiatiefnemers beogen,
maar denkt dat deze formulering niet het beoogde doel ondersteunt.
Voor de volledigheid een toelichting hoe het Commissievoorstel voor het bindende doel
precies in elkaar zit. De Europese Commissie beoogt geen verplichting die geldt voor
individuele bedrijven, maar een verplichting voor lidstaten om een bepaald gebruik
van hernieuwbare waterstof in de industrie te realiseren per 2030. In het Commissievoorstel
zou de energie-inhoud van de waterstof in restgassen meetellen om de hoeveelheid te
bepalen van de hernieuwbare waterstof die industriële bedrijven samen in 2030 moeten
gebruiken. Of en hoe bedrijven, specifiek bedrijven die restgassen produceren en/of
uit deze restgassen waterstof maken, bij moeten dragen aan dit bindende doel is volledig
afhankelijk van de nationale keuzes. Deze keuzes zijn aan een volgend kabinet.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius
Verslag van de Energieraad d.d. 2 december 2021
Gedachtenwisseling hoge energieprijzen
In de Raad vond opnieuw een gedachtewisseling plaats tussen de lidstaten over de hoge
energieprijzen in vervolg op de Energieraad van 26 oktober jl. De gedachtewisseling
diende mede ter voorbereiding van de Europese Raad op 16 december a.s. en vond plaats
op basis van de eerste uitkomsten van twee onderzoeken, die medio november zijn gepresenteerd:
een onderzoek van het Europees Agentschap voor Samenwerking tussen Energieregulators
(ACER) naar de elektriciteits- en gasmarkten en een onderzoek van de Europese Autoriteit
van Effecten en Markten (ESMA) naar financiële speculatie op de markt van het emissiehandelssysteem
(ETS).
Een groep van negen lidstaten, waaronder Nederland, onderschreef in een gezamenlijke
verklaring de analyse van ACER dat een aanpassing van de regelgeving op de interne
elektriciteitsmarkt de verdere marktintegratie en leveringszekerheid in de EU kan
ondermijnen en kan leiden tot hogere kosten voor de energietransitie. Tevens onderschreef
deze groep de voorstellen van ACER voor nader onderzoek naar de verdere verbetering
van de elektriciteitsmarkt. Een aantal lidstaten die de gezamenlijke verklaring niet
hadden ondertekend, gaven aan deze inhoudelijk te steunen.
Een andere groep lidstaten deed in een gezamenlijke verklaring juist voorstellen tot
wijziging van de EU Elektriciteitsrichtlijn ten aanzien van de retailmarkt voor elektriciteit.2 Ook verwezen zij naar de noodzaak tot stappen op gebied van gasopslag en gezamenlijke
gasinkoop op vrijwillige basis. Daarnaast deden zij een algemene oproep aan ACER om
beter te kijken naar de negatieve effecten van prijsvolatiliteit op consumenten en
de bescherming van consumenten. Dit laatste punt werd ook door een aantal andere lidstaten
gesteund. Ook legden een paar lidstaten hiermee de link naar maatschappelijk draagvlak
voor de energietransitie.
Een paar lidstaten vonden dat de eerste analyses van ACER en ESMA geen volledig beeld
gaven van mogelijke marktmanipulatie op de interne markt. Zij pleitten daarom voor
aanvullend onderzoek door de Commissie.
De Commissie concludeerde na de gedachtewisseling dat er consensus is dat ingrijpen
op de groothandelsmarkt voor elektriciteit niet gerechtvaardigd is. Tegelijkertijd
gaf zij aan naar de voorstellen van de tweede groep lidstaten ten aanzien van de retailmarkt
te willen kijken. Volgens de Commissie hoeft dit niet de werking van de groothandelsmarkt
te beïnvloeden. De Commissie deed de suggestie dat ACER deze voorstellen kan onderzoeken
in haar definitieve analyse die naar verwachting in april 2022 uitgebracht zal worden.
Ten aanzien van gasopslag en gezamenlijke gasinkoop verwees de Commissie naar het
decarbonisatiepakket dat op 14 december a.s. gepubliceerd zal worden.3
Daarnaast riep een groot aantal lidstaten de Commissie op om snel over te gaan tot
publicatie van de gedelegeerde handeling voor kernenergie en aardgas van de taxonomie.
Een aantal lidstaten gaf aan tegenstander te zijn van zowel kernenergie als aardgas
onder de taxonomie. Eén enkele grote lidstaat sprak zich uit tegen kernenergie. Een
paar lidstaten, waaronder Nederland conform motie van de leden Thijsen en Kröger (Kamerstuk
21 501-33, nr. 887), spraken zich uit tegen de inclusie van aardgas onder de taxonomie. Daarnaast heeft
Nederland, ter uitvoering van motie van het lid Erkens (Kamerstuk 21 501-33, nr. 864), de Commissie opgeroepen tot snelle publicatie van de gedelegeerde handeling taxonomie
op wetenschappelijke basis en hierin kernenergie te overwegen.
Beleidsdebat Fit-for-55 pakket: hernieuwbare energie en energie-efficiëntie
De Raad hield een beleidsdebat over het Fit-for-55 pakket en specifiek de herzieningen
van de richtlijn hernieuwbare energie (RED) en de richtlijn energie-efficiëntie (EED).
Aan het begin van de discussie gaf de Commissie aan dat grote wijziging van deze voorstellen
negatief effect kan hebben op het algehele ambitieniveau van het Fit-for-55 pakket.
In het beleidsdebat gaven lidstaten aan dat zij in het algemeen onderschrijven dat
het aandeel hernieuwbare energie en het aandeel energiebesparing omhoog moeten om
een bijdrage te leveren aan het broeikasgasemissiereductiedoel van 55% in 2030. Tegelijk
gaf een aanzienlijke groep lidstaten aan dat de huidige voorstellen te weinig flexibiliteit
bieden om op een kosteneffectieve wijze bij te dragen aan de Europese doelen voor
hernieuwbare energie en energiebesparing.
Hernieuwbare energie
Zo benadrukte een groep lidstaten dat de voorgestelde subdoelen voor hernieuwbare
energie in specifieke sectoren (industrie, transport, gebouwen en warmte- en koudevoorziening)
indicatief moeten blijven op nationaal niveau. Daarnaast gaf een aantal (voornamelijk,
maar niet uitsluitend, Oost-Europese) lidstaten aan dat het bindende doel voor hernieuwbare
waterstof in de industrie te weinig ruimte biedt voor waterstof uit andere koolstofarme
energiebronnen. Bosrijke lidstaten benadrukten tegen de voorgestelde aanscherping
van de duurzaamheidscriteria voor biomassa te zijn aangezien dit volgens hen de investeringszekerheid
ondermijnt en de kans verkleint dat (sectorale) doelen voor hernieuwbare energie in
2030 gerealiseerd worden. Een paar andere lidstaten spreken juist steun uit voor de
voorgestelde aanscherping van deze criteria.
Energie-efficiëntie
Een brede groep lidstaten, waaronder Nederland, gaf aan twijfels te hebben bij de
verdubbeling van de nationale energiebesparingsplicht naar 1,5% per jaar richting
2030. Zij gaven aan dat deze mogelijk niet realistisch is ook gezien de beperkingen
in maatregelen die voor deze verplichting mogen worden meegeteld. Een aantal lidstaten,
waaronder Nederland, gaven aan in principe voorstander te zijn van een voorbeeldrol
voor publieke gebouwen voor energiebesparing en renovatie maar dat de voorgestelde
bepalingen de ruimte om hieraan te voldoen met een alternatieve aanpak te veel beperken.
Diversenpunten
Verder informeerde het Sloveens voorzitterschap de Raad over de voortgang in de trilogen
rondom de verordening Trans-Europese energienetwerken (TEN-E). Zij gaf daarbij aan
voor het eind van dit jaar een akkoord te willen bereiken.
Daarnaast gaf de Commissie een toelichting op het rapport over de State of the Energy Union.4 Ook gaf de Commissie een update over de ontwikkelingen op gebied van externe energiebetrekkingen.
Hiervoor verwees zij naar de uitkomsten van COP26, de Global Methane Pledge, de modernisering van het Energiehandvestverdrag en samenwerking met andere landen
en regio’s.
De Deense delegatie gaf een toelichting op haar position paper over het spanningsveld
tussen ecologie en verdere uitrol van windenergie op zee. Denemarken ziet hier knelpunten
voor de verdere opschaling van windenergie op zee en riep daarom de Commissie op om
met een EU-kader te komen hoe de ambities van windenergie op zee en biodiversiteit
beter in balans gebracht kunnen worden. Een aantal lidstaten steunde de Deense oproep.
De Commissie gaf in reactie hierop aan een community of best practice te willen oprichten met lidstaten en andere stakeholders.
De Litouwse delegatie riep de Commissie opnieuw op om druk te leggen op de naleving
van de veiligheidsnormen door Belarus rondom de Ostrovets kerncentrale. Deze oproep
werd gesteund door een aantal lidstaten. De Commissie gaf in reactie aan positief
verrast te zijn over de uitvoering van het veiligheidsplan maar dat nog niet hele
plan is uitgevoerd. Zij zegde toe om samen met de Europese toezichthouder op gebied
van nucleaire veiligheid (ENSREG) nauw toezicht te blijven houden.
De Belgische delegatie deed een oproep voor een uitzondering voor offshore hybride
projecten op de bepalingen uit de Elektriciteitsverordening die stellen dat er op
interconnectoren voor elektriciteit minimaal 70% van de capaciteit beschikbaar moet
zijn voor grensoverschrijdende handel. Een paar lidstaten steunden deze opriep waarbij
één van hen aangaf dat deze uitzondering alleen zou moeten gelden voor projecten die
al in de pijpleiding zitten. Een andere lidstaat gaf juist aan dat de marktregels
nodig zijn voor investeringszekerheid en dat er ingezet moet worden op zogeheten offshore
biedzones. De Commissie gaf aan dat de huidige marktregels de hoeksteen zijn van de
interne elektriciteitsmarkt en dat zij wel wil kijken naar een financiële tegemoetkoming
voor marktpartijen door compensatie via de congestie-inkomsten, zoals de Commissie
eerder in de Strategie voor Hernieuwbare Energie op Zee al heeft genoemd. Zij stelt
voor een discussiegroep op expertniveau hiervoor samen te stellen.
Tenslotte gaf inkomend EU-voorzitter Frankrijk aan dat op het terrein van energie
de herzieningen van de richtlijnen voor hernieuwbare energie voor energie-efficiëntie
prioriteit hebben. Op beide dossiers zou zij een Algemene Oriëntatie willen bereiken
onder het Franse voorzitterschap.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat