Brief regering : Onderzoeksrapport 'Eindevaluatie experiment flexstuderen'
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 934 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 december 2021
Via deze brief bied ik uw Kamer de eindevaluatie van het experiment flexstuderen aan
(zie bijlage)1. In deze brief informeer ik u eerst over de belangrijkste bevindingen van het betreffende
onderzoeksrapport. Vervolgens zal ik het vervolgproces schetsen.
Resultaten onderzoek
In september 2017 is het experiment flexstuderen gestart, waarbij studenten collegegeld
betalen naar rato van het aantal studiepunten dat zij (willen) volgen. Het doel van
deze pilot is om te onderzoeken of deze vorm van flexibiliteit leidt tot een toegankelijker
aanbod van hoger onderwijs dat beter aansluit bij de behoeften van studenten, en daardoor
zorgt voor meer tevredenheid, meer ontplooiingsmogelijkheden en minder uitval.
In de eindevaluatie hebben de onderzoekers onderzocht in hoeverre de beoogde doelstellingen
van het experiment zijn behaald en of dat op een doelmatige wijze is gebeurd. Hieronder
volgen de belangrijkste bevindingen:
• Toegankelijkheid: Flexstuderen draagt bij aan een toegankelijker hoger onderwijs voor deelnemende studenten
die om verschillende redenen hun opleiding willen of moeten combineren met andere
activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn studenten die mantelzorg verrichten, topsporters,
ondernemers, studenten met een kwetsbare gezondheid en studenten die nog enkele vakken
moeten behalen voor het afronden van hun studie. Deelnemende studenten zijn erg tevreden
over het experiment. Dat betreft zowel de hoogte van het te betalen collegegeld als
de begeleiding vanuit de instellingen. De toeslag van 15% per studiepunt lijkt daarbij
geen obstakel te zijn. Voor bijna alle studenten spelen financiële overwegingen een
belangrijke rol bij de keuze om te gaan flexstuderen. Een op de vijf van de deelnemende
studenten geeft aan dat zij zonder flexstuderen zouden zijn gestopt met de studie.
Ten slotte worden studenten aanmerkelijk enthousiaster over flexstuderen als ze het
een jaar hebben gedaan.
• Studeerbaarheid: Het experiment heeft een positief effect op het studie- en studentsucces. Zo geeft
20% van de studenten na een jaar flexstuderen aan dat ze zonder het experiment waarschijnlijk
zouden zijn gestopt met hun studie. Flexstuderen lijkt dus de uitval te verminderen.
Verder blijkt dat studenten dankzij flexstuderen beter in staat zijn om de studie
en nevenactiviteiten te combineren. Daarnaast draagt flexstuderen bij aan de studiemotivatie
van studenten en het planmatig studeren. Flexstuderen is een financieel hulpmiddel
voor studenten die om verschillende redenen langer over hun studie doen. Flexstuderen
leidt doorgaans niet tot meer studievertraging bij studenten.
• Doelmatigheid: Uit het experiment blijkt dat de extra inspanningen van de onderwijsinstellingen
(in de huidige vorm van flexstuderen) doelmatig zijn. De kosten en gederfde inkomsten
uit collegegeld voor de instellingen staan in verhouding tot wat het de student aan
opbrengsten biedt én het helpt de instelling meer inkomsten te genereren door minder
studieuitval.
Samenvattend concluderen de onderzoekers dat flexstuderen de toegankelijkheid van
het onderwijs bevordert en bijdraagt aan minder uitval en aan meer studie- en studentsucces.
In de eindevaluatie is ook verkend welke vorm van flexstuderen het meest wenselijk
is. De onderzoekers geven aan dat het lastig is om harde conclusies te trekken, omdat
de vijf deelnemende instellingen ieder hebben gekozen voor een eigen, smalle invoering
van flexstuderen. Hierdoor is het lastig om de resultaten van de eindevaluatie te
generaliseren. Uit het onderzoek van Berenschot2 bleek eerder dat een brede invoering van flexstuderen kan leiden tot grote financiële
en uitvoeringsrisico’s. De deelnemende instellingen geven aan dat de limiet voor de
uitvoerbaarheid van flexstuderen naar verwachting rond de 10% van de totale studentenpopulatie
ligt. De onderzoekers doen daarom de aanbeveling bij een wettelijke verankering van
flexstuderen de instellingen de ruimte te bieden om zelf de kaders van flexstuderen
(mee-) te bepalen. Indien er wordt gekozen voor een smalle invoering, zien de onderzoekers
geen aanleiding om het huidige studiefinancieringssysteem omwille van flexstuderen
aan te passen.
Vervolgstappen
De eindevaluatie van het experiment flexstuderen is het derde en afsluitende onderzoek
dat ik op het terrein van flexstuderen heb laten uitvoeren. In de tussenevaluatie
van december 20193 werd geconcludeerd dat er voldoende animo is onder studenten en dat de interesse
voor flexstuderen toeneemt. Ten aanzien van de uitvoerbaarheid zijn destijds geen
knelpunten geïdentificeerd, evenmin waren er financiële redenen om met het experiment
te stoppen. Het tweede onderzoek heeft u in maart jl. ontvangen en vloeit voort uit
de Strategische Agenda Hoger Onderwijs. Dit onderzoek richt zich op de samenhang tussen
de introductie van vormen van flexstuderen en de bekostigingssystematiek.4
Zoals aangegeven in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs5 en verzocht in de motie van de leden Wiersma en Van den Hul6, zal ik het flexstuderen wettelijk verankeren. Ik streef ernaar om het flexstuderen
voor alle instellingen mogelijk te maken vanaf het studiejaar 2023–2024. De indiening
van het wetsvoorstel flexstuderen is aan het nieuwe kabinet. Wel tref ik de nodige
voorbereidingen en voer ik gesprekken met het onderwijsveld over de vorm waarin we
flexstuderen wettelijk verankeren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.