Brief regering : Invulling toezegging over openbaar beschikbaar stellen gespreksverslagen van gevangenenmonitoring door Nederland tijdens de ISAF-missie in Uruzgan
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 874
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2021
Per brief van 17 december 2019 informeerde de toenmalige Minister van Buitenlandse
Zaken, mede namens de toenmalige Minister van Defensie, de Kamer over de uitkomsten
van het onderzoek naar de door Nederland overgedragen gedetineerden in Afghanistan
tijdens de Nederlandse bijdrage aan de International Security Assistance Force (ISAF)
in Uruzgan tussen 2006 en 2010 (Kamerstuk 27 925, nr. 689). Daarin werd onder meer gemeld dat tijdens het onderzoek 207 bezoekverslagen waren
aangetroffen die bij de behandeling van eerdere WOB-verzoeken niet waren ontdekt en
vrijgegeven. In totaal waren reeds 76 bezoekverslagen in eerdere WOB-besluiten uit
2008, 2009 en 2016 vrijgegeven. Naar aanleiding van een toezegging tijdens het Algemeen
Overleg Voortgang/evaluatie missies en operaties van 5 oktober 2020 (Kamerstuk 29 521, nr. 415) is de Kamer op 9 november 2020 per brief geïnformeerd over de gespreksverslagen
en de namenlijsten in het kader van de omgang met gevangenen door Nederland gedurende
de genoemde periode (Kamerstuk 27 925, nr. 751). Daarin werd bevestigd dat het kabinet de 207 verslagen aanvullend openbaar beschikbaar
zou stellen aan de indieners van de eerdere WOB-verzoeken ter zake.
Bij deze stel ik de aanvullende verslagen, mede namens de Minister van Defensie, in
bijlage aan de Kamer beschikbaar1. Deze worden tevens beschikbaar gesteld aan de indieners van de eerdere WOB-verzoeken.
Hiermee doe ik de eerder gedane toezegging in de brief van 9 november 2020 gestand.
Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 9 november 2020, is de inhoud van de verslagen
zorgvuldig beoordeeld aan de hand van de uitzonderingsgronden zoals geformuleerd in
de Wet openbaarheid van bestuur. Gedurende het proces van beoordeling zijn in totaal
200 aanvullende verslagen aangetroffen, dat wil zeggen zeven minder dan in de Kamerbrief
van 17 december 2019 gemeld werd. De reden hiervoor is dat van de genoemde 207 verslagen
een aantal al eerder vrijgegeven bleek te zijn of in 2019 onbedoeld dubbel was meegeteld.
Opvolging van klachten
Zoals in 2019 aan de Kamer gemeld was het uitgangspunt van Nederland om zich in de
fragiele Afghaanse context en gegeven de kaders van het ISAF detentiebeleid maximaal
in te spannen voor de monitoring van de door Nederland aan de Afghaanse autoriteiten
overgedragen gevangenen (Kamerstuk 27 925, nr. 689). Middels monitoring trachtte Nederland onder andere te verifiëren of de Afghaanse
autoriteiten toezeggingen nakwamen over behandeling van gedetineerden in overeenstemming
met het internationaal recht.
In enkele verslagen van monitoringsbezoeken die tussen 2008 en 2016 in de eerdere
WOB-verzoeken zijn vrijgegeven werd door overgedragen gedetineerden melding gemaakt
van klachten over de wijze van behandeling door de Afghaanse autoriteiten of door
buitenlandse militairen. Ook een aantal van de 200 aanvullende openbaar gemaakte verslagen
bevatten dergelijke klachten. De wijze van opvolging van klachten gericht aan de Afghaanse
veiligheidsdienst NDS is in 2019 uitvoerig onderzocht en hierover is de Kamer destijds
geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 689). Klachten over behandeling door buitenlandse militairen dienden door het Ministerie
van Buitenlandse Zaken gemeld te worden bij het Ministerie van Defensie zodat deze
door de Koninklijke Marechaussee onderzocht konden worden. Deze aanpak blijkt onder
andere uit het in een eerder WOB-besluit in 2008 vrijgegeven onderzoeksrapport van
de Koninklijke Marechaussee naar 8 klachten over vermeende mishandeling van gevangenen
door de Task Force Uruzgan (TFU).
Het kabinet heeft middels een zoekslag in de archieven gepoogd na te gaan welke opvolging
is gegeven aan de klachten die in de 200 aanvullend vrijgegeven verslagen voorkomen.
Hieruit komt in algemene zin het beeld naar voren dat klachten serieus werden genomen
en dat er opvolging aan werd gegeven. Helaas is door het ontbreken van een totaaloverzicht
van de monitoringsactiviteiten per gevangene, waarover de Kamer in december 2019 werd
geïnformeerd, echter niet per klacht precies te herleiden welke opvolging er aan is
gegeven. Het valt daarom niet uit te sluiten dat sommige klachten geen opvolging hebben
gekregen.
Voor zover bekend heeft in ieder geval de klacht in bezoekverslag 69746 (p.2) geen
opvolging gekregen. Deze klacht is aanmerkelijk ernstiger van aard dan de overige
klachten. Uit de zoekslag kwam hierover naar voren dat betreffende gedetineerde in
de nacht van 3 op 4 augustus 2008 door Australische militairen was aangehouden en
op 4 augustus om 08:30 aan Nederland is overgedragen. Zoals destijds in meerdere brieven
aan de Kamer gemeld (Kamerstuk 27 925 nrs. 269, 295, 311 en 315), droeg Nederland ook zorg voor de overdracht van gevangenen die door Australische
militairen in Uruzgan waren aangehouden. Deze werden door Nederland gemonitord conform
de bepalingen in het bilaterale Nederlands-Afghaanse Memorandum of Understanding. Klachten die betrekking hadden op behandeling door Australische militairen dienden
door Nederland te worden gemeld en door de Australiërs zelf te worden onderzocht.
Zo werd in mei 2008 aan de Kamer gemeld dat Australië een onderzoek had gestart naar
een viertal klachten van gedetineerden waarbij Australische troepen in Uruzgan betrokken
zouden zijn geweest voorafgaand aan de overdracht van deze gevangenen aan Nederland
(Kamerstuk 27 925, nr. 311). Omdat uit de archiefstukken niet duidelijk was of de in bezoekverslag 69746 (p.2)
genoemde klacht destijds bij de Australiërs is gemeld, heeft het kabinet hierover
contact gezocht met de Australische autoriteiten. Die informeerden ons dat aan Australische
zijde geen gegevens zijn gevonden die overeenkomen met de door Nederland beschreven
klacht. De Australische autoriteiten hebben vervolgens aangekondigd alsnog een officieel
onderzoek in te stellen naar de klacht en het kabinet heeft hiertoe de aangetroffen
relevante informatie beschikbaar gesteld. Tevens heeft het kabinet verzocht om op
de hoogte te worden gehouden van de uitkomsten van dit onderzoek.
Het ontbreken van een totaaloverzicht van de klachtenopvolging per gevangene is het
gevolg van tekortkomingen in de verslaglegging en archivering ten aanzien van de gevangenenmonitoring,
zoals ook bleek uit het onderzoek in 2019. Dit onderstreept opnieuw het belang van
de geleerde lessen die destijds zijn opgetekend, waaronder het centraal bijhouden
van de administratie van gevangenen en de monitoringsbevindingen en de noodzaak om
bij aanvang duidelijke richtlijnen voor de uitvoering, verslaglegging en archivering
van de monitoring van gevangenen op te stellen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.