Brief regering : Wereldwijde COVID-19 aanpak
33 625 Hulp, handel en investeringen
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 332 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2021
Met deze brief reageer ik op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer schriftelijk te informeren over de wereldwijde
aanpak van de COVID-19 pandemie, mede ter voorbereiding van het commissiedebat hierover,
dat geagendeerd staat voor 9 december a.s.
De COVID-19 pandemie heeft grote gevolgen voor wereldwijde gezondheid, maar ook voor
economische ontwikkeling en armoedebestrijding. Een gecoördineerde internationale
respons op de pandemie is zowel essentieel voor de bestrijding van de pandemie als
voor de blijvende toegang tot reguliere zorg.
Wereldwijd hebben volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) 265.9 miljoen mensen
een coronabesmetting opgelopen, waarvan ruim 5,26 miljoen mensen zijn overleden.1 Door beperkte tracing en testing in veel landen zijn werkelijke cijfers waarschijnlijk veel hoger. In het afgelopen
jaar is vooral ingezet op snelle wereldwijde vaccinatie. In totaal zijn wereldwijd
7,8 miljard vaccindoses toegediend. Daarmee zijn 3,3 miljard mensen volledig gevaccineerd
en 0,9 miljard mensen gedeeltelijk.2
Er is echter sprake van grote ongelijkheid tussen landen met een lage vaccinatiegraad,
veelal in Afrika, en de rest van de wereld. Nu de productiecapaciteit van vaccins
snel wordt opgeschroefd, is de grote uitdaging vooral een eerlijke verdeling van vaccins
tot stand te brengen, alsmede de capaciteit van landen te verzekeren om vaccinatiecampagnes
uit te voeren en tegelijkertijd reguliere zorg overeind te houden. Daarom is het zaak
om, naast de aankoop van vaccins, te investeren in country readiness, dat wil zeggen het gereedmaken van landen voor effectieve vaccinatieprogramma’s,
en in versterking van gezondheidssystemen.
Het voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal van de VN (SGVN) van dit jaar toont
aan dat de COVID-19 pandemie de jarenlange vooruitgang op het behalen van SDG’s heeft
stopgezet, of erger nog, heeft teruggedraaid.3 Door de sociaaleconomische gevolgen van COVID-19 kunnen 500 miljoen mensen extra
in armoede (SDG1) terecht komen volgens Oxfam Novib.4 Ook de Wereldbank schat in dat in 2021 tussen de 143 en 163 miljoen mensen opnieuw
in armoede zijn vervallen en verwacht dat ongeveer vier van de vijf «nieuwe armen»
in middeninkomenslanden zal wonen. Dit als gevolg van teruglopende economische activiteiten,
lockdowns en het ontbreken van sociale vangnetten.
Daarnaast heeft het sluiten van de scholen een dramatisch effect op de kennisontwikkeling
in landen en bestaat de zorg dat veel kinderen, met name meisjes, niet meer terug
naar school zullen gaan. Sinds het begin van de pandemie zijn meer dan twee keer zoveel
vrouwen en kinderen overleden aan de indirecte gevolgen als aan de directe gevolgen
van COVID-19.5 Dit komt vooral door onderbroken vaccinatiecampagnes voor kinderen en onderbroken
reguliere gezondheidszorg, waaronder die rondom zwangerschap en bevalling. Daarom
is het van groot belang, naast de directe respons op COVID-19, onveranderd te blijven
investeren in basisgezondheid inclusief Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
(SRGR).
In deze brief ga ik nader in op de wereldwijde aanpak van COVID-19:
• De internationale respons op de COVID-19 pandemie.
• Uitdaging bij bereiken vaccinatiegraad: vaccinongelijkheid en patenten.
• Het belang van country readiness en de versterking van gezondheidssystemen.
• Bereiken van mensen in humanitaire crises.
• Voorbereiding op en preventie van pandemieën.
• De Nederlandse inzet.
• De indirecte gevolgen van COVID-19 op armoedebestrijding en SRGR.
De internationale respons op de COVID-19 pandemie
Zoals aangegeven in de Kamerbrief6 van 18 december 2020 heeft een aantal belangrijke internationale gezondheidsorganisaties7 in respons op de pandemie de krachten gebundeld in de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) om zorg te dragen voor eerlijke en wereldwijde toegang tot COVID-vaccins,
geneesmiddelen en diagnostiek. Dit initiatief wordt gecoördineerd door de WHO. ACT-A
kent vier inhoudelijke pijlers en richt zich op de beschikbaarheid van vaccins, diagnostiek
en geneesmiddelen, maar ook op het versterken van gezondheidssystemen en country readiness. COVAX, de vaccinpijler van ACT-A, valt onder de verantwoordelijkheid van GAVI (the
Vaccine Alliance), de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) en de
WHO. Doelstelling van ACT-A was om voor het einde van 2021 30% van de bevolking in
elk land te vaccineren tegen COVID-19. De verwachting is dat dit in het eerste kwartaal
van 2022 gehaald wordt. De looptijd van ACT-A is gezien de voortdurende pandemie verlengd
tot eind 2022.
Om de pandemie in te dammen beoogt de WHO medio 2022 70% van de wereldbevolking ingeënt
te hebben, waarbij voorrang wordt gegeven aan de meest kwetsbaren: gezondheidswerkers,
ouderen en mensen met onderliggend lijden.
Spoedige wereldwijde vaccinatie is ook in het belang van het mondiaal economisch herstel
van de COVID-19-crisis, omdat economische stagnatie in andere landen ook de internationale
handel belemmert. Het IMF heeft berekend dat het potentiële economische voordeel van
een mondiale aanpak van de pandemie meer dan 9 biljoen USD kan opleveren. Dit is vele
malen hoger dan de financiële kosten van wereldwijde vaccinatie.
Bovendien vergroot wijdverspreide circulatie van het virus de kans op (mogelijk meer
resistente) mutaties, met gevolgen voor alle landen, ongeacht hun vaccinatiegraad.
In de eerste oproep van ACT-A werd 38 miljard USD gevraagd voor financiering van de
vier pijlers. Hiervan is inmiddels 18,8 miljard USD bijeen gebracht. De vaccinpijler
COVAX is voor 2021 met USD 10,2 miljard aan gecommitteerde bijdragen volledig gedekt.
Daar bovenop hebben landen 1,4 miljard vaccindoses in natura toegezegd. Wel geldt
dat lang niet alle toezeggingen zijn geconcretiseerd. Inmiddels heeft COVAX 536 miljoen
vaccindoses geleverd aan 144 deelnemers aan het programma.8 De andere pijlers van ACT-A zijn minder goed gedekt. Vooral de financiering van de
pijler gericht op de versterking van gezondheidssystemen blijft achter bij de doelstelling
van ACT-A.
In een nieuwe internationale oproep voor fondsen, gelanceerd eind oktober 2021, wordt
23,4 miljard USD extra gevraagd voor ACT-A. Hier binnen is 7 miljard USD nodig voor
vaccins, 7 miljard USD voor testen, 3,5 miljard USD voor medicijnen en 5,9 miljard
USD voor versterking van gezondheidszorg.
Uitdagingen bij bereiken vaccinatiegraad van 70% medio 2022
a) Vaccinongelijkheid
Om de ongelijke toegang tot vaccins te verminderen, is het niet alleen nodig de productie
van vaccins verder te vergroten, maar ook om zorg te dragen dat de beschikbare vaccins
eerlijk verdeeld worden. Zo is de vaccinatiegraad in veel ontwikkelde landen boven
de 70%, terwijl deze in sommige COVAX AMC landen9 (o.a. DRC, Haïti en Zuid-Sudan) lager is dan 1%. Ook de testcapaciteit is beperkt.
Een nieuw onderzoek van de WHO laat zien dat slechts 14,2% van de COVID-19 infecties
in Afrika gedetecteerd wordt. Verder schat de organisatie dat het cumulatief aantal
sterftegevallen aan COVID-19 in Afrika 59 miljoen is, oftewel 7 keer meer dan gerapporteerd.10
COVAX heeft te maken met grote uitdagingen om de gestelde doelstellingen te behalen.
Dit komt mede doordat veel landen die vaccins hebben toegezegd, deze in de praktijk
nog niet hebben aangeleverd. COVAX staat hierdoor voor de uitdaging de komende maanden
de benodigde 1 miljard vaccindoses daadwerkelijk af te leveren in de ontvangende landen.
Problemen die zich voordoen bij donatie van vaccins in natura zijn de vaak korte aankondigingstijd
van te leveren vaccins, ontvangende landen hebben soms te weinig absorptiecapaciteit
om grote hoeveelheden vaccins in korte tijd te distribueren. Ook zijn de noodzakelijke
randvoorwaarden niet altijd gedekt, zoals beschikbaarheid van naalden, spuiten en
verdunningsvloeistof.
b) Verhogen productiecapaciteit
Vaccinfabrikanten werken binnen het bestaande stelsel van intellectueel eigendom op
grote schaal samen om de productiecapaciteit wereldwijd te vergroten. Dit werpt vruchten
af, zoals ook blijkt uit de meest recente productiecijfers. De WHO verwacht dat er,
met de huidige wereldwijde productie van 1,5 miljard doses per maand, voldoende doses
zullen zijn om de vaccinatiedoelen te bereiken, mits deze doses eerlijk verdeeld worden.11
Om het delen van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te bevorderen,
zal Nederland het eerstvolgende World Local Production Forum12 organiseren. Met het oog op mogelijke toekomstige pandemieën en het verminderen van
de afhankelijkheid van Afrikaanse landen van westerse landen en vaccinproducenten
werkt de Europese Commissie samen met verschillende lidstaten en ontwikkelingsbanken
aan een initiatief om de productie van en toegang tot vaccins, geneesmiddelen en gezondheidstechnologie
in Afrika te vergroten. Hiervoor heeft de Europese Commissie EUR 1 miljard vrijgemaakt.
Momenteel worden onder meer programma’s in Senegal en Rwanda ontwikkeld.
c) Intellectueel eigendom en patenten
Om de uitwisseling van kennis en technologie tussen farmaceuten en producenten te
stimuleren, blijft de Europese Unie zich inspannen om ervoor te zorgen dat het stelsel
van intellectuele eigendom geen blokkerende, maar een faciliterende rol speelt bij
het inzetten van de bestaande capaciteit of bij het creëren van nieuwe capaciteit
voor de productie van COVID-19 vaccins.
Nu de 12e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is uitgesteld
vanwege de instelling van nieuwe reisrestricties als gevolg van de opkomst van de
Omikron-variant, is het essentieel dat het momentum behouden blijft en discussies
over de handelspolitieke aspecten van de aanpak van COVID-19 worden voortgezet in
de WTO, waaronder over intellectueel eigendom. Doel blijft concrete en pragmatische
oplossingen op korte en middellange termijn te vinden om de universele toegang tot
COVID-19-vaccins tegen betaalbare prijzen te verbeteren. Uw Kamer zal, zoals toegezegd
in het Commissiedebat van 17 november jl., voorafgaand aan het debat op 9 december
a.s. nog een separate brief ontvangen over de uitkomst van het gesprek met handelscommissaris
Dombrovskis en de ontwikkelingen in de WTO, in het bijzonder ten aanzien van intellectueel
eigendomsrechten. Ook ontvangt uw Kamer nog een brief over het uitstel van MC12 waarin
wordt toegelicht wat het uitstel betekent voor de geagendeerde onderwerpen.
Belang van «country readiness» en versterking gezondheidssystemen
Een effectieve COVID-19 respons gaat verder dan alleen de ontwikkeling, aanschaf en
distributie van vaccins. Daarom kent ACT-A ook drie andere pijlers die zich richten
op het vervullen van randvoorwaarden voor een effectieve vaccinatiecampagne, waaronder
ook de versterking van gezondheidssystemen. Een belangrijk onderdeel van deze geïntegreerde
aanpak op landenniveau is een nationaal vaccinatieplan, waarin alle voorwaarden voor
het gereedmaken van landen voor een effectief vaccinatieprogramma zijn opgenomen.
Daarbij kan worden gedacht aan gekoeld transport, training van medisch personeel,
een solide testinfrastructuur, beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen,
een heldere en betrouwbare communicatiestrategie, heldere prioritering van kwetsbare
groepen en registratie van gevaccineerden.
COVAX vraagt als voorwaarde voor levering van vaccins een dergelijk plan. De WHO biedt
overheden technische ondersteuning bij het opstellen van zo’n plan. Ook andere internationale
organisaties die binnen ACT-A samenwerken, vervullen een belangrijke rol bij het versterken
van country readiness en van gezondheidssystemen. Zo geeft UNICEF op landenniveau uitvoering aan de distributie
van vaccins. Het Global Fund steunt lage- en middeninkomenslanden met testen, behandelingen
(o.a. zuurstof), persoonlijke beschermingsmiddelen en versterking van gezondheidssystemen,
waaronder laboratoria. De Global Financing Facility ondersteunt landen met eerstelijns
gezondheidszorg en het trainen van gezondheidspersoneel om COVID-19 zorg bij de meest
gemarginaliseerde mensen te brengen en om de zorg voor vrouwen en meisjes, waaronder
SRGR, in stand te houden. Daarbij ligt de focus op dataverzameling, monitoring, technische
en financiële steun, bijvoorbeeld voor persoonlijke beschermingsmaterialen.
De COVID-19 pandemie heeft niet alleen veel directe slachtoffers gemaakt. Het zorgt
ook voor extra druk op de toch al beperkte toegang tot reguliere basisgezondheidszorg
inclusief SRGR en geestelijke gezondheid in ontwikkelingslanden. De resultaten van
de bestrijding van chronische pandemieën zoals hiv, tuberculose en malaria zijn zeker
10 jaar teruggezet door reallocatie van middelen voor andere infectieziektes aan COVID-19
bestrijding, maar ook door overbelasting van laboratoriumcapaciteit voor testen. Zo
zijn er alleen al in 2020 1,5 miljoen mensen aan tuberculose gestorven als gevolg
van gemiste diagnoses en behandelingen door het geheel of gedeeltelijk wegvallen van
reguliere gezondheidszorg. Door lockdowns en andere Covid-19 gerelateerde restricties zijn er minder mensen getest op hiv/aids
en is de behandeling met aidsremmers onderbroken of stilgelegd. Dit leidt wereldwijd
tot meer nieuwe hiv-infecties en meer mensen die onnodig overlijden aan de gevolgen
van Aids.
COVID heeft tegelijkertijd laten zien dat een sterke en veerkrachtige gezondheidssector,
die het vertrouwen van de bevolking geniet, de basis is voor een goede respons op
onvoorziene gezondheidscrises. Investeren in deze systemen draagt dus niet alleen
bij aan het tegengaan van de huidige pandemie en het in stand houden van bestaande
reguliere zorg, maar ook aan gereedheid voor toekomstige pandemieën.
Vaccinatie van mensen in humanitaire crises
Inmiddels is ook in 90% van de landen die volgens de criteria van de VN kampen met
een humanitaire crisis de vaccinatiecampagne op gang gekomen. Uitdagingen zijn onder
andere de houdbaarheidsdatum van vaccins en het lage priktempo. Dit komt niet alleen
door onvoldoende vaccinatiepunten, beperkte mobiele vaccinatiestrategieën en ontoereikende
financiering voor de levering van vaccins, maar ook door beperkte vaccinatiebereidheid.
Het bereiken van mensen in een humanitaire context is een specifieke uitdaging om
de vaccinatiedoelstelling van de WHO te bereiken. Nationale overheden zijn in principe
verplicht hun hele bevolking in vaccinatieplannen op te nemen ongeacht hun status.
Vluchtelingen of ontheemden vallen daar in de praktijk echter vaak buiten. Bevolkingsgroepen
in moeilijk bereikbare of onveilige gebieden zijn veelal slecht geïnformeerd en de
coördinatie met niet-statelijke gewapende groepen en/of oppositiebewegingen is een
uitdaging. Slechts een paar landen controleren specifiek op de toegang tot vaccinatie
voor alle verschillende bevolkingsgroepen.
Binnen COVAX is daarom 5% van de vaccins gereserveerd als humanitaire buffer. Voor
2021 zijn dat 100 miljoen vaccindoses. Deze buffer is uitsluitend bestemd om gaten
in de nationale vaccindistributieplannen te dichten. Naar schatting 167 miljoen mensen
(vluchtelingen en ontheemden) moeten met deze humanitaire buffer worden bereikt.13 De eerste leveringen hebben inmiddels plaatsgevonden. Verdere inzet van de buffer
is voorzien in o.a. Noordoost Syrië, Myanmar, de Centraal Afrikaanse Republiek en
Pakistan.
Voorbereiding op en preventie van pandemieën
Naast het bestrijden van de huidige pandemie en het mitigeren van de indirecte effecten
van COVID-19, zet het kabinet in op het voorkomen van en beter voorbereid zijn op
toekomstige pandemieën door lessen te trekken uit de COVID-19 pandemie, maar ook uit
eerdere pandemieën zoals hiv/aids. Op basis van aanbevelingen van het Independent Panel for Pandemic Preparedness and Response, the Review Committee on the functioning of the International Health Regulations (2005)
during the COVID-19 response and the Independent Oversight and Advisory Committee for the WHO Health Emergencies Programme wordt in multilateraal verband de voorbereiding op en de preventie van toekomstige
pandemiëen besproken. Het kabinet hecht in dat kader belang aan het verbeteren van
de internationale gezondheidsarchitectuur, o.a. met het oog op betere wereldwijde
surveillance, mogelijkheden voor het delen van data en pathogenen, cross-sectorale samenwerking en het tegengaan van fragmentatie. Een versterkte WHO speelt
een centrale rol in deze discussie.
De verschillende evaluatierapporten wijzen op het belang van een juridisch bindend
internationaal instrument als aanvulling op en versterking van de gezondheidsregelingen
(IHR) uit 2005. Op initiatief van een brede groep landen, waaronder Nederland, is
tijdens de speciale zitting van de World Health Assembly van eind november jl. het
besluit genomen een internationaal instrument te ontwikkelen om de preventie, paraatheid
en respons op pandemieën te versterken.
Voor de preventie van en respons op potentiële toekomstige pandemieën is het belangrijk
ook lokale gemeenschappen te betrekken. Van eerdere pandemieën is geleerd dat het
essentieel is gebruik te maken van de aanwezige kennis, sociale netwerken en autoriteiten
in een samenleving om begrip en steun voor de maatregelen te bevorderen en om daarmee
therapietrouw en vaccinatiebereidheid te vergroten, maar ook om te voorkomen dat samenlevingen
uit elkaar vallen.
Nederlandse inzet
Nederland heeft sinds het begin van de pandemie bijgedragen aan de internationale
respons, waarbij de inzet van het kabinet was financieel bij te dragen aan het voorkomen,
bestrijden en mitigeren van de coronacrisis in de armste landen (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 293). De eerste internationale respons op de effecten van de pandemie was gericht op
het bieden van humanitaire hulp, medische en sociaaleconomische steun. Zo ook de Nederlandse
inzet, waarover het kabinet uw Kamer eerder informeerde (Kamerstukken 33 652 en 25 295, nr. 320).
Na verloop van tijd is de COVID-19 respons meer toegespitst op ACT-A. Daarbij investeert
Nederland zowel in de aankoop van vaccins (COVAX), testen (FIND), onderzoek en ontwikkeling
van nieuwe vaccins en medicijnen (CEPI) als in noodzakelijke randvoorwaarden voor
effectieve vaccinatiecampagnes en het versterken van gezondheidssystemen (WHO, de
Global Financing Facility van de Wereldbank, het GFATM). Hiertoe is in 2020 en 2021
in totaal 172 miljoen EUR aan ACT-A bijgedragen, waarvan 122 mln. EUR aan ODA middelen
uit de BHOS begroting en 50 mln. EUR aan non ODA middelen uit de VWS begroting.14 Voor 2022 is binnen de BHOS-begroting (Kamerstuk 35 925 XVII) nog eens 70 miljoen EUR gereserveerd. Daarbij zet Nederland opnieuw in op financiering
van vaccins, het vervullen van randvoorwaarden voor respons en het versterken van
gezondheidssystemen. Dit brengt de totale Nederlandse bijdrage aan ACT-A op 242 miljoen
EUR. Van de totale bijdrage van 192 mln EUR uit BHOS middelen gaat 90 mln. EUR naar
vaccins via COVAX en 102 mln. EUR naar country readiness en versterking van gezondheidssystemen.
In aanvulling op de financiële bijdragen aan ACT-A heeft Nederland zich gecommitteerd
aan een donatie van tenminste 27 miljoen vaccins in natura. Het uitgangspunt is minstens
evenveel vaccins te doneren als we in Nederland gebruiken, onder het motto «Get one – Give one». Dit betreft reeds uit de VWS-begroting gefinancierde vaccins. Zoals gemeld in de
kamerbrief over het versnellen van boostervaccinaties van de Minister van Volksgezondheid15, heeft het kabinet inmiddels 22 miljoen vaccins aan COVAX gecommitteerd. Het tempo
van de leveringen aan COVAX is afhankelijk van de productie en leveringen vanuit de
fabriek en zal de komende weken oplopen. Daarnaast heeft Nederland vanuit al geleverde
voorraad tot nog toe bijna 4 miljoen vaccins bilateraal gedoneerd aan Indonesië, Suriname,
Kaapverdië en Namibië. De combinatie van hoge nood in de betreffende landen, toereikende
absorptiecapaciteit en bestaande historische relaties waren hiervoor de belangrijkste
motivatie. De boostercampagne in Nederland staat de donatie niet in de weg. Nederland
roept andere landen op om hun aandeel te leveren. Nederland komt in de buurt van de
door ACT-A gehanteerde verdeelsleutel voor donorbijdragen wanneer zowel de waarde
van de financiële bijdrage aan ACT-A als de donatie in natura worden opgeteld.
Secundaire impact van COVID-19 op armoedebestrijding en SRGR
De COVID-19 pandemie heeft de wereld over de volle breedte geraakt. Het heeft niet
alleen tot veel directe gezondheids- en economische schade geleid, maar ook tot veel
secundaire effecten, zoals een toename van armoede, ondervoeding, kinderarbeid, huiselijk
geweld, geestelijke en psychosociale problemen, verlies van werk en inkomen. Hierbij
zijn met name jongeren en vrouwen hard geraakt.
Juist de meest kwetsbaren in de wereld voelen de impact van de crisis het meest. Bestaande
ongelijkheden zijn vergroot, in het bijzonder voor vrouwen en meisjes. Er is een toename
van gender-gerelateerd geweld, het aantal kindhuwelijken neemt toe en er zijn minder
anticonceptiemiddelen beschikbaar. Er is een forse toename van ongeplande (tiener-)
zwangerschappen, hiv en andere SOA en moeder- en kindsterfte. De cijfers laten duidelijk
zien dat de respons op COVID-19 niet ten koste mag gaan van de inzet op reguliere
zorg inclusief seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en bestrijding van
andere infectieziektes.
In veel lage-inkomenslanden staat vooral basisgezondheidszorg als gevolg van COVID-19
onder druk. Nederland blijft dan ook onveranderd investeren in basisgezondheidszorg,
SRGR en MHPSS16 in ontwikkelingslanden. Via het reguliere ontwikkelingsprogramma gericht op SRGR
draagt Nederland ook bij aan de versterking van gezondheidssystemen. Zo steunt Nederland
de versterking van distributiekanalen voor medische producten, die zowel voor reguliere
zorg als voor vaccindistributie van groot belang zijn. De extra financiële inzet op
de respons op COVID gaat niet ten koste van onze reguliere inzet. De 70 mln. EUR die
hiervoor binnen de BHOS-begroting voor 2022 is begroot lastens artikel 3.1 betreffen
dan ook additionele middelen.
De respons op COVID-19 vereist een brede aanpak en wordt daarom uit zowel ODA als
non-ODA middelen gefinancierd. Het uitdoven van de pandemie, het tegengaan van mutaties
en een spoedig herstel van de wereldeconomie is immers ook in het belang van Nederland
(en de westerse wereld) zelf.
In de internationale discussie over de financiering ten behoeve van de voorbereiding
en respons op pandemieën zijn vanuit Nederland ook de Ministeries van Financiën en
VWS nauw betrokken. Nederland steunt de oprichting van de G20 Joint Finance Health Task Force met de visie om tot sterkere samenwerking te komen tussen Ministeries van Financiën
en Volksgezondheid, met een centrale rol voor de WHO.17 De Task Force zal in kaart brengen wat de bestaande financieringsstromen zijn en hoe eventuele
tekorten kunnen worden geadresseerd door bestaande en nieuwe financieringsmechanismen.
Nederland ziet daarbij een belangrijke rol weggelegd voor multilaterale ontwikkelingsbanken.
Vanwege de brede impact van de COVID 19 pandemie heeft Nederland ook bij de Wereldbank
een internationale aanpak bepleit. De Bank had op 1 oktober jl. een bedrag van 157 miljard
USD gecommitteerd voor preventie van de ergste noden en voor een aanpak voor economisch
herstel. De Bank heeft USD 20 miljard beschikbaar gesteld voor de aankoop en distributie
van vaccins.
Voor 2022 zet Nederland daarom verder in op duurzaam, inclusief en groen herstel na
de COVID-19 crisis in 2022, waarbij nadruk ligt op het tegengaan van toename in ongelijkheid
door het versterken van de positie van jongeren, meisjes en vrouwen. Daarnaast blijft
Nederland klimaatprojecten financieren in de armste en meest kwetsbare landen, onder
andere via internationale fondsen zoals het Groene Klimaatfonds (GCF) en via het nationale
klimaatfonds (DFCD).
De huidige wereldwijde beleidsinzet en investeringen zijn op dit moment onvoldoende
om de SDG-doelen in 2030 te behalen. Daarom is het noodzakelijk de acties ten behoeve
van de SDG’s en het Leave No One Behind principe te versnellen en te versterken. De aanzienlijke negatieve effecten van de
pandemie onderstrepen bovendien het belang van een inclusief en groen herstel. De
SDG’s geven hier – samen met de doelen van Parijs – concrete invulling aan. Investeren
in weerbaarheid wereldwijd helpt om de stabiliteit en gezamenlijke welvaart ook in
de toekomst te bewaken.
De urgentie ten aanzien van het bereiken van de SDG’s geeft aanleiding het Plan van
Aanpak uit 2016 voor de nationale implementatie van de SDG’s te actualiseren en zo
nodig om te vormen tot een breed gedragen nationale SDG-strategie. Het is uiteraard
aan een nieuw kabinet om hier zo nodig nadere invulling aan te geven.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Th.J.A.M. de Bruijn
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking